***Rb: geen aansprakelijkheid werkgever voor ongeval met orderpicktruck
Verzoeker stelt uitzendbureau en materiële werkgever aansprakelijk ex art 7:658 lid 1 en lid 4 BW voor ongeval met orderpicktruck. Tussen partijen heeft eerder deelgeschilprocedure plaatsgevonden, waarin aansprakelijkheid ex art 6:170 BW en 6:162 BW werd afgewezen. 1. Hoewel de deelgeschilprocedure gebaseerd is op een andere grondslag, kunnen de waarnemingen van de kantonrechter ter gelegenheid van de descente ook nu worden gebruikt. 2. De kantonrechter is, gelet op de constateringen in de deelgeschilprocedure is de kantonrechter van oordeel dat werkgever geen andere maatregelen had kunnen treffen om het door werknemer gestelde letsel te kunnen voorkomen.
Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
04-11-2020
Datum publicatie
11-11-2020
Zaaknummer
04 8445970/CV 20-1562
Rechtsgebieden
Arbeidsrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheid arbeidsongeval. Is kantonrechter gehouden aan de beslissing in de deelgeschilprocedure? In beginsel wel, echter is in de onderhavige zaak sprake van een andere grondslag. In de deelgeschilprocedure is de aansprakelijkheid gegrond op artikel 6:170 BW jo artikel 6:162 BW, terwijl de onderhavige procedure zijn grondslag vindt in artikel 7:658 BW. De door de kantonrechter geconstateerde feiten tijdens een descente in de deelgeschilprocedure worden wel overgenomen.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8445970 \ CV EXPL 20-1562
Vonnis van de kantonrechter van 4 november 2020
in de zaak van:
[eisende partij] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
verder te noemen [eisende partij] ,
gemachtigde mr. A. Quispel,
tegen:
1de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EURODETACH B.V.,
gevestigd te Echt,
gedaagde partij,
verder te noemen Eurodetach B.V.,
gemachtigde mr. J.L. Coenegracht,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HELLY – HANSEN DISTRIBUTIE B.V.,
gevestigd te Born,
gedaagde partij,
verder te noemen Helly-Hansen,
gemachtigde mr. S. de Lange.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
de dagvaarding;
–
de conclusie van antwoord;
–
de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
–
de mondelinge behandeling van 15 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
2.1.
[eisende partij] heeft de procedure tegen Eurodetach B.V. ingetrokken. Eurodetach B.V. heeft hiermee ingestemd.
2.2.
[eisende partij] is met Eurodetach B.V. een arbeidsovereenkomst aangegaan. Op grond van deze arbeidsovereenkomst is [eisende partij] uitgezonden naar Helly-Hansen.
2.3.
Op 8 maart 2017 was de heer [naam] als orderpicker werkzaam in het magazijn van Helly Hansen, bij een zogenaamd flowrack. Nadat hij handmatig dozen uit het flowrack op de pallets van de orderpicktruck had geladen, heeft [naam] bij het wegrijden met de pallets van de orderpicktruck het flowrack geraakt. [eisende partij] stond op dat moment aan de andere kant van het flowrack de lege dozen te labelen.
2.4.
Op 10 maart 2017 heeft [eisende partij] zich ziek gemeld met rugklachten.
2.5.
[eisende partij] heeft Helly-Hansen aansprakelijk gesteld. De aansprakelijkheid is door Helly-Hansen van de hand gewezen.
2.6.
Tussen [eisende partij] en Helly-Hansen is eerder een deelgeschilprocedure gevoerd waarin [eisende partij] Helly-Hansen aansprakelijk achtte op grond van artikel 6:170 BW jo artikel 6:162 BW. In die procedure heeft op 3 oktober 2019 een descente plaatsgevonden. Bij eindbeschikking van 7 november 2019 is het verzoek van [eisende partij] afgewezen.
3Het geschil
3.1.
[eisende partij] vordert om
te verklaren voor recht dat gedaagde partij aansprakelijk is voor de schade die [eisende partij] heeft geleden als gevolg van het arbeidsongeval dat zich op 8 maart 2017 heeft voorgedaan en wel op grond van de artikelen 7:658 lid 2 en 7:658 id 4 BW en (subsidiair) artikel 6:170 en (meer subsidiair) artikel 6:162 BW;
gedaagde partij te veroordelen tot betaling aan [eisende partij] van de door haar geleden schade als gevolg van het arbeidsongeval van 8 maart 2017, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet;
gedaagde partij te veroordelen tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 4.467,25;
gedaagde partij te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Helly-Hansen voert verweer en stelt zich primair op het standpunt dat nu in de deelgeschilprocedure is beslist over de aansprakelijkheidsvraag, de kantonrechter gebonden is aan die beslissing. Daarnaast is Helly-Hansen van mening dat geen sprake kan zijn van aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW, nu zij niet tekortgeschoten is in de op haar rustende zorgplicht.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
[eisende partij] heeft de procedure tegen Eurodetach B.V. ingetrokken, waarmee Eurodetach B.V. heeft ingestemd. Dit wordt gezien als een verzoek tot doorhaling op de rol van de procedure tegen Eurodetach B.V. De verzochte doorhaling zal worden verleend.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van Helly-Hansen is dat de kantonrechter gebonden is aan de beslissing in de deelgeschilprocedure, waardoor de vorderingen van [eisende partij] dienen te worden afgewezen. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.3.
Artikel 1019cc lid 1 Rv bepaalt dat voor zover in de beschikking in de deelgeschilprocedure uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist op een of meer geschilpunten tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding, de rechter daaraan in de procedure ten principale op dezelfde wijze gebonden is als wanneer de beslissing zou zijn opgenomen in een tussenvonnis in die procedure.
Uit de Memorie van Toelichting bij dit artikel (Tweede Kamer 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 22) blijkt dat de bedoeling van deze bepaling is dat een deelgeschilbeslissing omtrent de materiële rechtsverhouding tussen partijen (dat wil zeggen kwesties die betrekking hebben op de juridische verhouding tussen partijen) de status van een beslissing in een tussenvonnis heeft. De gedachte is aldus aan te knopen bij de leer van de bindende eindbeslissing, kortweg weergegeven inhoudende dat de rechter in een en dezelfde instantie in beginsel gebonden is aan een eerdere uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing over juridische en feitelijke geschilpunten, tenzij hem gebleken is dat deze eindbeslissing op een onjuiste grondslag berust (vgl. HR 25 april 2008, NJ 2009/553). De bodemrechter is dus in beginsel gebonden aan de beslissing betreffende de materiële rechtsverhouding genomen in de deelgeschilprocedure, maar als er sinds die beslissing nadere gegevens bekend zijn geworden op grond waarvan blijkt dat deze beslissing niet juist was, kan deze beslissing in een bodemprocedure terzijde worden gesteld.
4.4.
In de deelgeschilprocedure was tussen partijen in geschil of Helly-Hansen aansprakelijk was op grond van artikel 6:170 BW jo artikel 6:162 BW. Daarop is beslist en aan die beslissing is de kantonrechter nu gebonden. Gesteld noch gebleken is immers dat deze beslissing berust op een onjuiste grondslag, noch dat er nadien nadere gegevens bekend zijn geworden. Dit treft de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [eisende partij] . Die liggen, voor het geval daaraan wordt toegekomen, voor afwijzing gereed.
4.5.
In deze procedure baseert [eisende partij] haar vorderingen primair op artikel 7:658 lid 2 en 4 BW. Dit is een geheel andere grondslag. Naar het oordeel van de kantonrechter dient deze procedure dan ook als een op zichzelf staande procedure te worden beschouwd en niet als de procedure ten principale van de deelgeschilprocedure. De kantonrechter gaat daarom over tot inhoudelijke beoordeling van de primaire vordering van [eisende partij] .
4.6.
Artikel 7:658 BW bepaalt:
De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6 , bepaalt over de aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.
Op grond van dit artikel is een werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij voldaan heeft aan zijn zorgplicht uit lid 1 van dit artikel.
4.7.
[eisende partij] stelt dat
–
er ter plekke sprake was van een potentieel gevaarlijke werkomgeving zonder dat er duidelijke verkeersregels golden;
–
Helly-Hansen onvoldoende toezicht heeft gehouden op het ordelijk verloop van het truckverkeer;
–
bij het flowrack waar [naam] tegenaan is gereden geen sprake was van een beschermingsrand.
4.8.
Helly-Hansen stelt zich op het standpunt dat zij voldaan heeft aan haar zorgplicht en dat de aanrijding door de orderpicktruck met het flowrack niet voorkomen had kunnen worden door andere door Helly-Hansen te nemen maatregelen.
4.9.
Hoewel de deelgeschilprocedure gebaseerd is op een andere grondslag, kunnen de waarnemingen van de kantonrechter ter gelegenheid van de descente ook nu worden gebruikt. Tijdens de descente heeft de kantonrechter vastgesteld dat
– het betreffende flowrack zwaar is en manueel niet te verplaatsen is;
– het niet aannemelijk is dat het flowrack kan verbuigen, gelet op de zwaarte en de dwarsverbindingen van het flowrack;
– nadat er een aantal keer tegen het flowrack is aangereden op de wijze zoals het voorval volgens [eisende partij] zou zijn gebeurd, het slechts één keer is gelukt het flowrack te verschuiven, waarbij ook is geconstateerd dat het flowrack zodanig zwaar is dat dit slechts zeer langzaam enkele centimeters verschoven kan worden.
4.10.
Gelet op deze constateringen van de kantonrechter in de deelgeschilprocedure is de kantonrechter van oordeel dat Helly-Hansen geen andere maatregelen had kunnen treffen om het door [eisende partij] gestelde letsel te kunnen voorkomen.
Een verbod op keren zou niets hebben uitgemaakt, nu de orderpicktruck uit stilstand achteruit rijdt. Er is dan ook geen sprake van een hoge snelheid en veel kracht waarmee het flowrack geraakt wordt.
Verder is als onweersproken door Helly-Hansen gesteld dat de orderpicktrucks allemaal in een rij, parallel aan het flowrack in de ‘file’ staan om dozen te laden, waarbij het bewuste flowrack het eerste laadpunt van een ‘reeks’ is. Hoe (nog) meer ordelijkheid door Helly-Hansen kan worden aangebracht, met inachtneming van voorgaande alinea, is de kantonrechter niet duidelijk geworden.
Ook een beschermingsrand zou naar het oordeel van de kantonrechter geen verschil hebben gemaakt. Zoals uit de constateringen van de kantonrechter in de deelgeschilprocedure blijkt is het flowrack nauwelijks verplaatsbaar en niet op de wijze zoals [eisende partij] stelt dat het zou zijn gegaan.
4.11.
Wat de kantonrechter, naast het voorgaande, ook van belang vindt is dat [eisende partij] stelt dat zij niet tegen het flowrack aanleunde ten tijde van de aanrijding met de orderpicktruck. Nu vaststaat dat het flowrack niet (zomaar) vijf tot tien centimeter kan verschuiven door een aanrijding met een orderpicktruck, acht de kantonrechter het zeer onaannemelijk dat het flowrack dan [eisende partij] raakt terwijl zij niet tegen het flowrack aanleunt. Dit zeker nu als onweersproken kan worden vastgesteld dat het flowrack niet beschadigd is door de aanrijding, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter zeker iets zegt over de kracht waarmee de aanrijding heeft plaatsgevonden.
4.12.
Gelet op het voorgaande dient de vordering op de primaire grondslag te worden afgewezen. Zoals reeds onder r.o. 4.4. is overwogen kan de vordering op de subsidiaire en meer subsidiaire grondslag eveneens niet slagen.
4.13.
[eisende partij] vordert tevens veroordeling van Helly-Hansen tot vergoeding van de begrote kosten van de deelgeschilprocedure. Aansprakelijkheid van Helly-Hansen op grond van de in de deelgeschilprocedure aangevoerde gronden is afgewezen en kan ook, zoals reeds overwogen, hier niet aan de orde zijn. Deze vordering dient daarom te worden afgewezen.
4.14.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [eisende partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.15.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Helly-Hansen worden begroot op € 480,00 (2 x tarief € 240,00) ter zake salaris gemachtigde.
4.16.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5De beslissing
De kantonrechter
5.1.
verleent de gevraagde doorhaling op de rol van de procedure tegen Eurodetach B.V.
5.2.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van Helly-Hansen gevallen en tot op heden begroot op € 480,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: