Rb: geen aanvaardbare verhouding tussen BGK en schade, BGK niet redelijk

Samenvatting:

Schade van kind is vastgesteld op € 5000. Gevorderde BGK: € 9.329, waarvan € 4.062 is betaald. De kantonrechter overweegt dat in zijn algemeenheid geldt dat tussen de BGK en de schade een aanvaardbare verhouding dient te bestaan. Die aanvaardbare verhouding zal er slechts nog in uitzonderingsgevallen zijn daar waar de kosten van rechtsbijstand het schadebedrag overstijgen. De dubbele redelijkheidstoets brengt namelijk met zich mee dat ook rekening gehouden dient te worden met de belangen van de aansprakelijke partij, in die zin dat van de benadeelde en diens professionele belangenbehartiger verwacht mag worden dat zij er voor zorgen dat de kosten niet te hoog oplopen. De kantonrechter wijst de vordering voor de resterende € 6.200 af.

LJN: BU6810,Sector kanton Rechtbank Breda , 674892 cv 11-6712

Datum uitspraak: 23-11-2011
Datum publicatie: 05-12-2011
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Immateriele schade van minderjarige vastgesteld op € 5.000,–. Verder geen materiële schade voor rekening minderjarige gebleven. Gevorderde kosten rechtsbijstand bedragen ruim € 9.000,– waarop ongeveer € 4.000 betaald is. Vordering gericht op nabetaling van het meerdere wordt afgewezen. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbare verhouding tussen schade en kosten en slechts in uitzonderingsgevallen zal daarvan sprake zijn als de kosten het bedrag van de schade overstijgen. Dubbele redelijkheidstoets maakt dat ook rekening gehouden moet worden met belang van de andere partij bij het maken van kosten. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Tilburg

zaak/rolnr.: 674892 CV ECPL 11-6712

vonnis d.d. 23 november 2011

inzake

[eiseres] als wettelijk vertegenwoordiger van [X],
Wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. A.T.V. Adriaenssen, advocaat te Tilburg,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon de Gemeente Tilburg,
zetelende te 5038 TC Tilburg, Stadhuisplein 130,
gedaagde,
gemachtigde: mr J.P. van der Sluis.

1. Het verdere verloop van de procedure

1.1 Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
– het tussenvonnis van 7 september 2011 met de daarin genoemde stukken waarin een comparitie is bepaald;
– de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 24 oktober 2011.

1.2 De bij voormeld tussenvonnis bepaalde comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op
24 oktober 2011. Eiseres (verder te noemen [eiseres]) is verschenen bij haar gemachtigde. Gedaagde (verder te noemen gemeente Tilburg is eveneens verschenen bij haar gemachtigde. Partijen hebben nadere inlichtingen verstrekt en de standpunten toegelicht en zijn over en weer in de gelegenheid gesteld om op elkaar te reageren. Tot een regeling in der minne is het niet gekomen, waarna vonnis is bepaald op heden.

2. Het geschil

2.1 [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van de gemeente Tilburg tot betaling van een bedrag van € 6.200,42, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van de gemeente Tilburg in de proceskosten.

2.2 De gemeente Tilburg voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vordering.

3. De beoordeling

3.1 De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
a) Op 7 augustus 2007 heeft [X], het toen zesjarige zoontje van [eiseres], een ongeval gehad op de Kapelmeesterlaan te Tilburg als gevolg waarvan [X] immateriële schade heeft geleden;
b) Bij schrijven van 9 oktober 2007 is de gemeente Tilburg voor deze schade aansprakelijk gesteld;
c) Bij schrijven van 7 december 2007 heeft de gemeente Tilburg via haar gemachtigde laten weten bereid te zijn de redelijk toerekenbare schade te vergoeden;
d) Na debat tussen partijen is de immateriële schade op 9 februari 2011 vastgesteld op € 5.000,– exclusief wettelijke rente;
e) Voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand heeft de gemachtigde van [eiseres] twee op naam van [eiseres] gestelde facturen ingediend met een totaal beloop van € 9.329,72;
f) Op de facturen voor de kosten van rechtsbijstand is door de gemeente Tilburg in totaal € 4.062,53 voldaan;
g) Bij brief van 16 september 2011 heeft [eiseres] aan de kantonrechter te Tilburg machtiging ex artikel 1:349 jo. 1:253k BW gevraagd om namens [X] in rechte tegen de gemeente Tilburg op te kunnen treden, welke machtiging op 28 september 2011 verleend is.

3.2 [eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij voor de belangenbehartiging van haar zoon [X] een advocaat in de arm heeft genomen. Zij is met haar toenmalige advocaat een uurtarief van € 190,– exclusief BTW en 6% bureaukosten overeengekomen op welke basis de werkzaamheden zijn gedeclareerd. De zaak heeft in totaal 3,5 jaar geduurd in welke periode in totaal ongeveer 40 uur aan de zaak is besteed, hetgeen niet onredelijk is. Uit de urenspecificaties volgt voorts welke werkzaamheden zijn verricht. De kosten rechtsbijstand voldoen derhalve aan de dubbele redelijkheidstoets, aldus [eiseres]

3.3. De gemeente Tilburg stelt dat niet ontvankelijkheid dient te volgen, omdat de vereiste machtiging om in rechte op te kunnen treden niet bij dagvaarding in het geding is gebracht. Voorts stelt de gemeente Tilburg dat de gevorderde kosten niet aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen, omdat de verhouding tussen gevorderde kosten en het schadebedrag onredelijk is. Gelet op de omschrijving van de werkzaamheden bij de urenspecificaties moet verder gesteld worden dat een deel van de gevorderde kosten onredelijk gemaakt zijn, omdat deze ook door bijvoorbeeld een secretaresse verricht hadden kunnen worden. Indien gekeken wordt naar hetgeen door het verbond van verzekeraars als een redelijke vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten gezien wordt, gerelateerd aan de vastgestelde schade, moet vastgesteld worden dat de gemeente Tilburg al meer dan dat bedrag betaald heeft. Ook dat toont aan dat het gevorderde bedrag niet langer als redelijk gezien kan worden, aldus de gemeente Tilburg.

3.4 Na het uitbrengen van de dagvaarding is door [eiseres] alsnog machtiging gevraagd om namens [X] in rechte op te kunnen treden, welke machtiging op 28 september 2011 is gegeven. De kantonrechter ziet geen aanleiding niet ontvankelijkheid uit te spreken, omdat volgens vaste jurisprudentie de vereiste machtiging ook tijdens de procedure kan worden verleend, zoals in dit geval ook is gebeurd.

3.5 De kantonrechter stelt voorop dat een advocaat in zijn algemeenheid een grote mate van vrijheid heeft als het gaat om de inrichting van zijn werkzaamheden en het voeren van de verdediging ten behoeve van zijn of haar cliënt. De cliënt en advocaat zijn verder vrij voor wat betreft het overeen te komen tarief. In beginsel zal op basis van het aantal gewerkte uren aan de cliënt gedeclareerd en door de cliënt betaald moeten worden, zoals zij ook in dit geval met elkaar zijn overeengekomen.

3.6 De kantonrechter neemt verder zondermeer aan dat de werkzaamheden zoals die aan [eiseres] gedeclareerd zijn ook daadwerkelijk zijn verricht. Door [eiseres] is verder met juistheid gesteld dat het niet aan de gemeente Tilburg is te bepalen op welke wijze haar advocaat dient te werken. Evenmin kan de gemeente Tilburg bepalen welk tarief [eiseres] met haar advocaat mocht afspreken en of dat een redelijk tarief is. De vraag die voorligt is echter niet of [eiseres] in beginsel gehouden is haar advocaat op die basis voor de verrichte werkzaamheden te betalen, maar of deze kosten in dit specifieke geval als buitengerechtelijke kosten volledig ten laste van de gemeente Tilburg gebracht kunnen worden, als de partij die aansprakelijk is voor de schade van [X], althans als de partij die heeft aangegeven die schade te willen vergoeden.

3.7 De gemaakte kosten voor rechtsbijstand komen alleen dan voor vergoeding in aanmerking indien zij voldoen aan de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets. De kosten moeten redelijk gemaakt zijn, hetgeen ziet op de noodzaak om een deskundige belangenbehartiger in te schakelen. Daarnaast moeten de gedeclareerde kosten, alle omstandigheden in aanmerking nemende, ook in omvang redelijk zijn. Daarbij speelt ook de hoogte van de schade zoals die wordt vastgesteld een rol.

3.8 [eiseres] heeft met recht een deskundige belangenbehartiger ingeschakeld om haar te assisteren bij het verhaal van de schade die door haar zoon [X] is geleden, hetgeen ook door de gemeente Tilburg niet wordt bestreden. Daarmee is aan de eerste redelijkheidstoets voldaan. De kosten van rechtbijstand die bij de gemeente Tilburg gedeclareerd worden overstijgen echter het bedrag dat op enig moment als schade van [X] is vastgesteld. In zijn algemeenheid geldt dat tussen de kosten van rechtsbijstand en de schade een aanvaardbare verhouding dient te bestaan. Die aanvaardbare verhouding zal er slechts nog in uitzonderingsgevallen zijn daar waar de kosten van rechtsbijstand het schadebedrag overstijgen, zoals in dit geval. De dubbele redelijkheidstoets brengt namelijk met zich mee dat ook rekening gehouden dient te worden met de belangen van de aansprakelijke partij, in die zin dat van de benadeelde en diens professionele belangenbehartiger verwacht mag worden dat zij er voor zorgen dat de kosten niet te hoog oplopen door de (rechts)hulp in tijd en omvang binnen de perken te houden, rekening houdend met de omvang van de schade. Gelet hierop ligt het op de weg van [eiseres] die feiten en omstandigheden te stellen die maken dat geoordeeld moet worden dat de gemaakte kosten in dit concrete geval toch redelijk zijn, waarbij bijvoorbeeld de stellingname van de gemeente Tilburg een rol zou kunnen spelen.

3.9 Uit de vastgestelde feiten volgt echter dat de gemeente Tilburg haar verantwoordelijkheid relatief snel heeft genomen en dat over de aansprakelijkheid niet of nauwelijks discussie heeft plaatsgevonden. Het enkele verloop van tijd, zoals [eiseres] heeft gesteld, is onvoldoende om de gevorderde kosten redelijk te laten zijn. Van andere bijzondere omstandigheden die maken dat de totale kosten nog als redelijk gezien kunnen worden is verder niet gebleken. Voor wat betreft de tijdsbesteding aan literatuur en jurisprudentie en bijzondere werkzaamheden, zoals het vergezellen van [X] bij doktersbezoek, geldt bij uitstek dat dit werkzaamheden zijn, waarbij [eiseres] en haar deskundige belangenbehartiger zich de vraag hadden moeten stellen of de daarmee gemoeide kosten in volle omvang ten laste van de gemeente gebracht konden worden. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Bij deze stand van zaken dient de vordering van [eiseres] afgewezen te worden. Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van omstandigheden die maken dat meer aan buitengerechtelijke betaald zou moeten worden dan door de gemeente Tilburg reeds vrijwillig is voldaan.

3.10 [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente Tilburg worden vastgesteld op € 500,– (twee punten volgens toepasselijk liquidatietarief).

4. De beslissing

De kantonrechter:

wijst de vordering af;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, aan de zijde van de gemeente Tilburg begroot op € 500,–.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter te Tilburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 november 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey