Rb: kop-staartbotsing: bewijslast op bestuurder voorste auto als eisende partij
Achterop-aanrijding. Eiser stelt gedaagde aansprakelijk, omdat hij – in strijd met art 19 RVV- onvoldoende afstand heeft gehouden. De kantonrechter overweegt dat volgens vaste rechtspraak in de situatie dat een auto achterop een andere auto botst, zoals hier het geval, niet zonder meer mag worden aangenomen dat dat de bestuurder van de achterste auto dus een verkeersfout heeft gemaakt (zie o.a. Hoge Raad 13 april 2001, NJ 2001, 572). Conform de hoofdregel van art. 150 Rv is het aan eiser om de door hem gestelde toedracht van de aanrijding te bewijzen.
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
10-06-2020
Datum publicatie
11-08-2020
Zaaknummer
7967099 \ CV EXPL 19-11739
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Op tegenspraak
Inhoudsindicatie
Kop-staartbotsing. Aansprakelijkheid. Bewijslastverdeling. Toedracht aanrijding niet komen vast te staan. Bewijsaanbod onvoldoende specifiek.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7967099 \ CV EXPL 19-11739
Uitspraakdatum: 10 juni 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1[eiser sub 1]
- [eiseres sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: [eiser sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. J.A.C. Bruin
tegen
de vereniging
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, kantoorhoudend te Rijswijk
gedaagde
verder te noemen: NBM
gemachtigde: mr. A.A.M. Zeeman
1Het procesverloop
1.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij dagvaarding van 5 augustus 2019 een vordering tegen NBM ingesteld. NBM heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser sub 1] c.s. heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna NBM een schriftelijke reactie heeft gegeven.
2De feiten
2.1.
Op 18 augustus 2016 heeft op de A200 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede , een aanrijding plaatsgevonden. Bij deze aanrijding waren drie voertuigen betrokken, te weten een Toyota Aygo, bestuurd door [eiser sub 1] , een Volkswagen Touareg, bestuurd door [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2] ) en een Volkswagen Touran, bestuurd door [bestuurder 3] (hierna: [bestuurder 3] ).
2.2.
Het betrof een kop-staartbotsing waarbij [bestuurder 2] met zijn voertuig achterop het voertuig van [eiser sub 1] is gereden. [bestuurder 3] is vervolgens achterop het voertuig van [bestuurder 2] gebotst. [eiseres sub 2] bevond zich als passagier in de auto van [eiser sub 1] . [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zaten bij [bestuurder 2] in de auto.
2.3.
De politie is na het ongeval ter plaatse geweest en heeft een politierapport opgemaakt waarin onder meer het volgende is opgenomen:
BE 1 ( [eiser sub 1] , kantonrechter) verklaarde in het kort: Ik stopte, omdat ik het verkeerslicht op oranje zag gaan. Ik voelde vervolgens dat er een andere auto achterop mij knalde.
De bijrijder van BE 1 had was last van haar nek en is nagekeken door de AMBU. (…)
BE 2 ( [bestuurder 2] , kantonrechter) verklaarde in het kort: Ik zag BE 1 opeens remmen terwijl het verkeerslicht op groen stond. Ik snapte helemaal niet waarom hij remde en dus was ik te laat. Ik heb gelukkig weinig schade aan mijn auto en de schade bij BE 1 valt ook erg mee. BE 2 heeft gegevens uitgewisseld met B 1. BE 2 is Duits en kon hun weg vervolgen. (bijrijder, Duitse politieagente verklaarde ook dat het verkeerslicht op groen stond)
BE 3 ( [bestuurder 3] , kantonrechter) verklaarde in het kort: Ik zag het verkeerslicht op groen staan en wilde gewoon doorrijden, totdat mijn voorganger opeens heel hard remde en ik te laat was. (…)
Alle BE verklaarde ongeveer rond de 30 en 40 km per uur te rijden.
2.4.
[bestuurder 2] heeft de Duitse nationaliteit. Hij heeft zijn auto met Duits kenteken verzekerd bij de Duitse verzekeringsmaatschappij AXA Versicherung AG (hierna: AXA). AXA wordt vertegenwoordigd door haar Nederlandse vertegenwoordiger Avus.
2.5.
[eiser sub 1] heeft Avus bij brief van 7 september 2016 aansprakelijk gesteld voor de voertuig- en letselschade die hij als gevolg van het ongeval heeft opgelopen. Avus heeft bij e-mail van 29 september 2016 de aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.
2.6.
Bij ongedateerde brief heeft [eiseres sub 2] aan DAS Rechtsbijstand onder meer het volgende geschreven:
Hierbij ontvangt u mijn verklaring, inzake het auto ongeluk die wij ( [eiser sub 1] en ik) hebben gehad op 18 augustus 2016.
Het was al eind van de middag en na een heerlijk middagje strand reden wij richting huis, hierbij gebruikte wij de tomtom en hielden ons keurig aan de snelheid.
We reden richting het verkeerslicht die op oranje sprong, de auto voor ons reed al door oranje, wij remden keurig af en stonden zo goed als stil. Op dat moment hoorden wij piepende banden en met een enorme knal werden wij van achteren aangereden. Een Duitser (man) zat achter het stuur. Op deze auto klapte een derde voertuig met een Nederlands gezin.
Door de klap kreeg ik meteen steken in mijn hoofd en had gelijk verschrikkelijke pijn in mijn nek. (…)
2.7.
Op 2 november 2016 heeft Avus aan DAS Rechtsbijstand een e-mail verstuurd met daarbij gevoegd verklaringen in de Duitse taal van [bestuurder 2] en de inzittenden [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . De verklaringen zijn door Duo vertaalbureau naar het Nederlands vertaald.
2.8.
De verklaring van [bestuurder 2] , gedateerd 24 september 2016 houdt onder meer in:
Op 18-08-2016 reed ik op de A200 richting het knooppunt Rottepolderplein, waar ik de autosnelweg A9 richting de A2 wilde nemen (het knooppunt werd geregeld door een grote rotonde met verkeerslichten; de linkerrijstrook voor rechtdoor, de middelste en rechterrijstrook voor rechtsaf).
Ik sorteerde voor op de rechterrijstrook en volgde het rijdende verkeer. Toen het voor mij rijdende voertuig (kenteken: [kenteken 1] ) plotseling remde, remde ik ook. Ik vroeg me af: ‘Wat doet hij?’ De verkeerslichtinstallatie (VLI) stond op groen. Ik vergrootte de afstand en keek nogmaals naar de VLI: het was groen! Toen ik weer naar voren keek, stond het voertuig voor mij. Door een noodstop uit te voeren, voorkwam ik een zware botsing. Toen ik stilstond, hoorde ik kort het geluid van piepende banden. Vervolgens was er een heel harde klap van achteren waardoor wij naar voren tegen de voorste auto werden geslingerd en ik deze ca. 3 m vooruitduwde. Het voertuig (kenteken: [kenteken 2] ) reed nagenoeg met onverminderde snelheid op ons in.
Toen mijn dochter [betrokkene 2] en ik uit onze auto stapten om te informeren hoe het met de bij het ongeval betrokken partijen ging, reden de auto’s op de linker- en middelste rijstrook langs ons heen. De VLI stond op groen.
Eerder had het voor mij rijdende voertuig (kenteken: [kenteken 1] ) mijn aandacht getrokken door zijn rijgedrag. De bestuurder reed over een doorgetrokken streep, drong voor mij, remde en zwenkte op de rijstrook naar links en rechts alsof hij niet wist waar hij heen moest.
2.9.
De verklaring van [betrokkene 2] houdt onder meer in:
(…) Wij naderden de rotonde. Ik keek tussen de stoelen voorin de personenauto door en kon zo het verloop van de wegen zien. Alles bij elkaar liepen er drie rijstroken naar de rotonde. De linkerrijstrook ging rechtdoor, beide rechterrijstroken gingen naar rechts en werden geregeld door middel van een apart geschakelde VLI (pijl voor rechtsaf). Het verkeer stroomde zonder onderbrekingen door en er deden zich geen vertragingen voor. De VLI stond voor alle rijstroken op groen. Een eerdere faseovergang van de VLI kan dus worden uitgesloten.
Terwijl ik nog op het verkeer om ons heen lette, voerde [bestuurder 2] plotseling een noodstop uit. Naar aanleiding hiervan keek ik naar voren en zag dat de donkerblauwe personenauto van het merk Toyota (kenteken: [kenteken 1] ) voor de stopstreek van de VLI tot stilstand was gekomen. Mijn oog viel op de VLI en het viel me op dat deze op groen stond. [bestuurder 2] kon onze personenauto zodanig afremmen dat een zware botsing met de personenauto van het merk Toyota kon worden voorkomen. Toen wij tot stilstand waren gekomen, reed een andere personenauto (VW Touran, kenteken: [kenteken 2] ) van achteren hard tegen onze personenauto. (…)
2.10.
De verklaring van [betrokkene 4] , gedateerd 20 september 2016, houdt onder meer in:
Ik, [betrokkene 4] , reed op 18-8-2016 omstreeks 17.30 uur als passagier in de auto van de familie [bestuurder 2] op een weg in Nederland richting Duitsland. [bestuurder 2] reed.
Toen het voor ons rijdende voertuig van [eiser sub 1] plotseling bij een groen verkeerslicht stopte, maakte [bestuurder 2] een noodstop waardoor hij een zware botsing met het voertuig van [eiser sub 1] kon voorkomen.
Op hetzelfde moment werden wij met een heel harde klap tegen de voor ons staande auto van [eiser sub 1] geduwd doordat een andere auto nagenoeg met onverminderde snelheid op de auto van de familie [bestuurder 2] in reed.
Deze botsing met het voertuig van [eiser sub 1] kon [bestuurder 2] op geen enkele wijze voorkomen.
2.11.
De verklaring van [betrokkene 3] , gedateerd 21 september 2016, houdt onder meer in:
Toen onze auto plotseling heel sterk afremde, zag ik tussen beide voorstoelen door dat de auto van [eiser sub 1] bij het groene verkeerslicht was blijven stilstaan. Door onze auto sterk af te remmen, kon een zware botsing met de voor ons staande auto van [eiser sub 1] worden voorkomen.
2.12.
Op een “vragenformulier getuige” van DAS, verklaart [bestuurder 3] op de vraag “Welke fouten zijn er naar uw mening gemaakt en door wie?” het volgende: De Ygo (het voorste voertuig) maakt een noodstop terwijl het stoplicht op groen staat. Hij dacht dat het oranje werd. en op de vraag “Aan welke oorzaken meent u de aanrijding te moeten toeschrijven?” verklaart hij: Onterecht remmen bij groen licht.
3De vordering
3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
– NBM veroordeelt tot betaling van € 1.847,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de algehele voldoening;
– voor recht verklaart dat NBM op grond van artikel 19 RVV/6:162 BW aansprakelijk is voor alle door [eiseres sub 2] geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, op te maken bij staat;
– NMB veroordeelt in de kosten en de nakosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan de vordering ten grondslag dat [bestuurder 2] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door zijn voertuig niet tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was (artikel 19 RVV). [eiser sub 1] c.s. stelt dat hij ten gevolge van het handelen van [bestuurder 2] schade geleden. De schade van [eiser sub 1] betreft € 1.847,00 aan materiële schade aan de Toyota Aygo. Bij [eiseres sub 2] is sprake van letselschade, bestaande uit rugklachten waarvoor zij nog steeds bij een fysiotherapeut onder behandeling is. NBM is als formele procespartij op grond van artikel 2 lid 6 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) gehouden deze schade te vergoeden, aldus [eiser sub 1] c.s.
4Het verweer
4.1.
NBM voert verweer. Zij betwist – kort gezegd – dat [bestuurder 2] onrechtmatig heeft gehandeld. Ook betwist NBM dat [eiseres sub 2] ten gevolge van de aanrijding letsel heeft opgelopen en dat de rugklachten die [eiseres sub 2] stelt te hebben het gevolg zijn van het ongeval.
5De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat zij bevoegd is van de vordering kennis te nemen en dat op de zaak Nederlands recht van toepassing is.
5.2.
Voor de beoordeling van de vraag of [bestuurder 2] onrechtmatig jegens [eiser sub 1] c.s. heeft gehandeld, is allereerst het bepaalde in artikel 19 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) van belang. Dit artikel bepaalt dat een bestuurder in staat moet zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Volgens vaste rechtspraak mag in de situatie dat een auto achterop een andere auto botst, zoals hier het geval, echter niet zonder meer worden aangenomen dat dat de bestuurder van de achterste auto dus een verkeersfout heeft gemaakt (zie Hoge Raad 13 april 2001, NJ 2001, 572 en voorts onder meer Gerechtshof Amsterdam 26 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1720 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 juni 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2118).
5.3.
Partijen verschillen van mening over de toedracht van het aanrijding. [eiser sub 1] c.s. stelt dat het verkeerslicht voor hem op oranje sprong, waarna hij op normale wijze heeft afgeremd en voor de verkeerslichten tot stilstand is gekomen. Vervolgens reed [bestuurder 2] bij hem achterop. NBM betwist dat het verkeerslicht op oranje sprong. Volgens haar was sprake van groen licht en is [eiser sub 1] plotseling en zonder noodzaak gaan remmen. [bestuurder 2] hoefde daar geen rekening mee te houden en heeft door hard te remmen een zwaardere botsing kunnen voorkomen. NBM heeft ter onderbouwing van haar verweer verwezen naar de verklaringen van [bestuurder 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en [bestuurder 3] , die allen hebben verklaard dat het verkeerslicht voorafgaand aan de aanrijding groen licht uitstraalde en dat [eiser sub 1] plotseling en zonder noodzaak remde.
5.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft betoogd dat aan deze verklaringen voorbij moet worden gegaan. Volgens [eiser sub 1] c.s. zijn deze verklaringen ongeloofwaardig en wijken zij ook onderling zodanig af dat zij geen juist beeld geven van wat daadwerkelijk is voorgevallen. De kantonrechter volgt [eiser sub 1] c.s. niet in zijn betoog. Naar het oordeel van de kantonrechter vormen deze verklaringen een voldoende betwisting van de door [eiser sub 1] c.s. gestelde toedracht van het ongeval. Vast staat slechts dat [bestuurder 2] achterop het voertuig van [eiser sub 1] c.s. is gereden. Uit de hiervoor aangehaalde vaste rechtspraak vloeit voort dat dit enkele feit onvoldoende is om voorshands aan te nemen dat [bestuurder 2] , behoudens tegenbewijs, een verkeersfout heeft gemaakt. Conform de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het aan [eiser sub 1] c.s. om de door hem gestelde toedracht van de aanrijding te bewijzen. Anders dan [eiser sub 1] c.s. heeft betoogd kan het verweer van NBM immers niet worden aangemerkt als een zelfstandig (bevrijdend) verweer waarvan NBM de bewijslast draagt. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om op grond van de redelijkheid en billijkheid tot een andere verdeling van de bewijslast te komen.
5.5.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij dagvaarding een algemeen bewijsaanbod gedaan. Bij repliek heeft [eiser sub 1] c.s. slechts getuigenbewijs aangeboden, maar [eiser sub 1] c.s. heeft nagelaten toe te lichten van welke stellingen deze (partij)getuigen bewijs zouden kunnen leveren. Gelet op de aard van de zaak en het gevoerde partijdebat had het op de weg van [eiser sub 1] c.s. gelegen het bewijsaanbod nader te specificeren. Nu zijn bewijsaanbod naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende specifiek is, zal [eiser sub 1] c.s. niet tot het leveren van bewijs worden toegelaten.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de door [eiser sub 1] c.s. gestelde toedracht van de aanrijding niet komen vast te staan. Daarmee staat evenmin vast dat [bestuurder 2] jegens [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. De conclusie is dat de vorderingen van [eiser sub 1] c.s., die alle op deze grondslag zijn gebaseerd, moeten worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser sub 1] c.s. omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [eiser sub 1] c.s. ook veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis en tot betaling van de nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt.
6De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor NBM worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van NBM, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele betaling;
6.3.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van € 90,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door NBM worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter