Rb: onderzoek naar toedracht ongeval door ongevallenanalist nodig, zaak niet geschikt voor deelgeschilprocedure

Samenvatting:

Ongeval tussen bestelbus van verzoeker en vrachtwagen op kruising met verkeerslichten. De rechtbank is van oordeel dat de aansprakelijkheid van de vrachtwagen in dit deelgeschil niet kan worden vastgesteld. Partijen verschillen van mening over de feitelijke toedracht van het ongeval. Zowel de vraag of de vrachtwagenchauffeur voldoende afstand heeft gehouden en tijdig geremd heeft als de vraag of hij naar rechts uitweek om uit te voegen is op basis van de dashcambeelden niet zonder meer vast te stellen. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank nader onderzoek nodig, bijvoorbeeld door een deskundige op het gebied van verkeersongevallen. Een dergelijk onderzoek leent zich niet voor behandeling in een deelgeschil. Verzoeken afgewezen.

ECLI:NL:RBNNE:2020:4076

Instantie

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak

25-11-2020

Datum publicatie

26-11-2020

Zaaknummer

C/19/131650 / HA RK 20-33

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Rekestprocedure

Inhoudsindicatie

Deelgeschil. Formele verweren afgewezen. Nader (deskundigen)onderzoek naar feitelijke toedracht nodig. Afwijzing verzoek. Voor begroting van de kosten is ook plaats in geval van afwijzing van het verzoek.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Assen

zaaknummer / rekestnummer: C/19/131650 / HA RK 20-33

Beschikking van 25 november 2020

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

advocaat mr. L.H. Poortman-de Boer te Groningen,

tegen

de naamloze vennootschap

TVM VERZEKERINGEN N.V.,

gevestigd te Hoogeveen,

verweerster,

advocaat mr. H.E. Schuurmans te Hoogeveen.

Partijen zullen hierna [verzoeker] en TVM genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift met producties (waaronder een video van dashcambeelden van de vrachtwagen) van 16 juni 2020;

een overzicht van de door mr. Poortman-de Boer verrichtte werkzaamheden van 12 oktober 2020;

het verweerschrift met producties van 15 oktober 2020;

de mondelinge behandeling van 22 oktober 2020;

de pleitaantekeningen van mr. Poortman-de Boer.

1.2.

De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] (geboren op 19 juli 1981) is op 15 juni 2019 omstreeks 7:46 uur betrokken geraakt bij een verkeersongeval, waarbij hij vlak voor een verkeerslicht van achteren door een vrachtwagen is aangereden. [verzoeker] reed in een bestelbus, een Fiat Doblo met kenteken [kenteken 1] . De vrachtwagen was een Daf CF 400 FT, met kenteken [kenteken 2] , met aanhanger, en werd bestuurd door de heer [naam] .

2.2.

Partijen reden op een driebaansweg richting een kruising met verkeerslichten. De linker rijbaan was voor links afslaand verkeer en de middelste en rechter rijbaan voor doorgaand verkeer. Aan de rechterzijde bevond zich een uitvoegstrook voor rechts afslaand verkeer. Het betrof een 80 km weg en op het moment van het ongeval regende het, waardoor het wegdek nat was.

2.3.

De houder van de vrachtwagen is verzekerd bij (WAM-verzekeraar) TVM.

2.4.

Na het ongeval zijn een ambulance en de politie ter plaatse gekomen. [verzoeker] is onderzocht door het ambulancepersoneel. De politie heeft een proces-verbaal van de toedracht van het ongeval opgemaakt.

2.5.

Door partijen is een aanrijdingsformulier ingevuld en getekend. TVM heeft het formulier van haar verzekerde deels in het verweerschrift opgenomen. [verzoeker] heeft een door hem gewijzigde versie in het geding gebracht (prod. 4 .)

De vrachtwagenchauffeur heeft bij 14. Mijn opmerkingen ingevuld:

“Y.B haalde mij links in en vlak voor stoplicht naar rechterbaan voor mij.” waaraan hij later nog heeft toegevoegd:

“veel te weinig ruimten”

[verzoeker] heeft op de achterkant van het formulier bij de vraag “Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” ingevuld:

“tegenpartij, ik stond stil voor ‘t stoplicht!

5 3 14 vulde tegenpartij in nadat ik mijn handtekening had gezet!”

2.6.

[verzoeker] is op 15 juni 2019 ‘s avond naar de huisartsenpost geweest. Bij een volgend bezoek aan de huisarts is hij doorverwezen naar de Resultcare kliniek voor fysiotherapie en chiropractie.

2.7.

[verzoeker] heeft bij brief van 7 augustus 2019 TVM aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval en om de dashcambeelden van de vrachtwagen en het proces-verbaal van de politie gevraagd.

2.8.

TVM heeft bij brief van 15 augustus 2019 het proces-verbaal van de politie en een video van de dashcambeelden gestuurd. TVM heeft de aansprakelijkheid van haar verzekerde betwist.

2.9.

[verzoeker] heeft hierna Pals Letselschade (hierna: Pals) ingeschakeld. Pals heeft op 20 augustus 2019 TVM aangeschreven met het verzoek alsnog de aansprakelijkheid te erkennen.

2.10.

TVM heeft daarop bij brief van 23 oktober 2019 gereageerd en haar standpunt gehandhaafd.

2.11.

Pals heeft op 1 november 2019 aan TVM bericht dat volgens haar TVM haar afwijzing onvoldoende heeft onderbouwd en om de tachograafgegevens van de verzekerde gevraagd.

2.12.

Bij brief van 5 december 2019 heeft TVM laten weten niet over de tachograafgegevens van haar verzekerde te beschikken.

2.13.

[verzoeker] heeft daarna bijstand gezocht van een advocaat. Mr. Poortman heeft op 6 februari 2020 TVM aangeschreven. Vervolgens heeft tussen partijen nog verdere correspondentie plaatsgevonden. Deze heeft echter niet geleid tot erkenning van de aansprakelijkheid en evenmin tot het verstrekken van de originele dashcambeelden en tachograafgegevens.

3 Het deelgeschil

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

  1. voor recht te verklaren dat TVM aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval d.d. 15 juni 2019;
  1. te beslissen dat TVM gehouden is binnen 14 dagen na de in deze te wijzen beschikking een voorschot te betalen op de schade van verzoeker groot € 12.000,00 dan wel elk ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht;

III. TVM te veroordelen in de kosten van deze procedure welke kosten door de rechtbank na opgaaf van de raadsvrouwe van verzoeker zullen worden begroot.

3.2.

[verzoeker] legt daaraan het volgende ten grondslag. Hij stelt dat hij de vrachtwagen inhaalde kort nadat het leek dat deze vrachtwagen naar rechts uitweek om de uitvoegstrook te nemen. Tijdens het inhalen leek de vrachtwagen ook nog naar de uitvoegstrook uit te wijken. Pas na het inhalen keerde de vrachtwagen terug naar de rechter rijbaan. [verzoeker] zag dat het verkeerslicht oranje kleurde, waarop hij flink vaart minderde, vervolgens kleurde het verkeerslicht rood, waarna hij langzaam terugkeerde naar de rechter rijbaan, dit omdat het verkeer zoveel mogelijk rechts moet houden. Vervolgens werd [verzoeker] van achteren aangereden door de vrachtwagen. De vrachtwagen minderde onvoldoende vaart. Een en ander is volgens [verzoeker] uit de overgelegde dashcambeelden af te leiden.

[verzoeker] stelt ten eerste dat de vrachtwagenchauffeur niet heeft voldaan aan de norm van art. 19 RVV. Hij heeft onvoldoende afstand gehouden en/of niet tijdig c.q. onvoldoende geremd. Ten tweede heeft de vrachtwagenchauffeur de indruk gewekt dat hij rechtsaf zou slaan, wat voor [verzoeker] de aanleiding was om van baan te wisselen. De vrachtwagenchauffeur wist kennelijk de eigen koers niet vast te houden. Een ander kan worden aangemerkt als gevaarzettend handelen ex art. 5 WVW. De vrachtwagenchauffeur heeft hiermee onrechtmatig gehandeld. [verzoeker] heeft op grond van art. 6 WAM jegens TVM een eigen zelfstandige vordering tot schadevergoeding.

Volgens [verzoeker] heeft de vrachtwagenchauffeur na ondertekening en scheiding van het aanrijdingsformulier wijzingen aangebracht, zodat dit niet bruikbaar is voor TVM als bewijs voor haar standpunt.

[verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval nekklachten en last van schouders, onderrug en kaak te hebben. Hij is in verband daarmee doorverwezen naar een kliniek voor fysiotherapie en chiropractie.

3.3.

TVM voert verweer. Zij voert aan dat de verzoeken van [verzoeker] ten onrechte zijn ingesteld en niet geschikt zijn voor een deelgeschil. Zij kan ook niet zelf aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de aanrijding. Een deelgeschil leent zich in beginsel niet voor nadere bewijslevering. TVM betwist dat de vrachtwagenchauffeur zich niet aan de norm van art. 19 RVV heeft gehouden. Ook betwist TVM dat hij onvoldoende afstand heeft gehouden en/of niet tijdig heeft geremd. Volgens (de verzekerde van) TVM is de aanrijding veroorzaakt doordat [verzoeker] de vrachtwagen op het allerlaatste moment met hoge snelheid heeft ingehaald, waarna [verzoeker] vervolgens vlak voor de vrachtwagen weer naar rechts van rijstrook wisselde (dit is een bijzondere manoeuvre en derhalve een overtreding van art. 54 RVV) en vervolgens op de rem ging staan. [verzoeker] heeft hierdoor de remweg voor de vrachtwagenchauffeur onnodig verkleind, waardoor deze niet meer tijdig tot stilstand kon komen. Er was bovendien sprake van een nat wegdek, waarmee [verzoeker] ook geen rekening heeft gehouden bij zijn inhaal- en remmanoeuvre. Hij heeft daarmee art. 54 RVV overtreden en gevaarzettend gehandeld. Er bestond geen noodzaak om zo kort voor de vrachtwagen weer naar rechts te gaan en te remmen. Als er al sprake zou zijn van aansprakelijkheid van de verzekerde van TVM, dan is er sprake van eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] .

Het verzoek tot het verstrekken van een voorschot dient ook afgewezen te worden, nu dit niet kan bijdragen aan het dichterbij brengen of bereiken van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek vertoont overeenkomsten met een geldvordering in kort geding. Het verzoek voldoet niet aan de eisen voor toewijzing daarvan.

TVM betwist naast de aansprakelijkheid ook de causaliteit. [verzoeker] heeft nauwelijks informatie overgelegd waaruit een medisch causaal verband blijkt. [verzoeker] is bovendien in november 2018 slachtoffer geworden van een zware mishandeling (die door [verzoeker] is verzwegen). Het ligt meer voor de hand dat de gestelde klachten daarmee verband houden. Daarnaast is [verzoeker] dakdekker en verhuizer. Deze beroepen brengen zware fysieke werkzaamheden met zich mee, die ook de oorzaak van de gestelde schouder-, nek- en rugklachten kunnen zijn.

TVM betwist dat een kostenveroordeling in een deelgeschil mogelijk is en voert aan dat het verzoek om begroting dient te worden afgewezen omdat het onnodig en ten onrechte is ingesteld.

TVM betwist ten slotte de omvang van de gevorderde schadeposten en de causaliteit tussen de gestelde schade en het ongeval.

4 De beoordeling

Behandeling in deelgeschil?

4.1.

Ter beoordeling staat in de eerste plaats de vraag of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure.

4.2.

Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat, zoals in de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is vermeld, ook vragen met betrekking tot de aansprakelijkheid en causaliteit in een deelgeschilprocedure aan de orde kunnen komen. Indien in dit deelgeschil de aansprakelijkheid zou worden vastgesteld kunnen partijen verder onderhandelen over de gevolgen van het ongeval en de geleden schade. TVM stelt zich op het standpunt, dat dit deelgeschil er niet toe kan leiden om vastgelopen onderhandelingen buiten rechte weer vlot te trekken, nu er geen onderhandelingen tussen partijen zijn geweest en er ook niet zullen komen, dit omdat [verzoeker] volgens TVM informatie verzwegen heeft. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat (nog) geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden, niet zonder meer in de weg staat aan het instellen van een deelgeschil. Zou dit wel het geval zijn, dan zou het weigeren van een partij om in onderhandeling te treden de mogelijkheid om ook de aansprakelijkheid in een deelgeschilprocedure aan de orde te stellen, illusoir maken (vgl. GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 1019w Rv, aant. 9). Zoals door [verzoeker] is aangevoerd komt de vraag of de klachten en daarmee verband houdende schade zijn veroorzaakt door een eerdere gebeurtenis pas aan de orde als de aansprakelijkheid vaststaat. De rechtbank is van oordeel dat een inhoudelijke beslissing van de rechtbank op het verzoek in beginsel voldoende perspectief biedt op een buitengerechtelijke beslechting van het geschil en dat het verzoek dus voldoet aan de criteria van art. 1019w juncto 1019z Rv.

4.3.

Het verweer van TVM dat zij niet zelf aansprakelijk kan zijn, zodat ook om die reden het verzoek onder I. moet worden afgewezen gaat evenmin op. Een verzoek als bedoeld in art 1019w lid 1 kan ook worden gedaan in het geval een benadeelde ingevolge art. 7:954 BW, dan wel uit hoofde van een aan hem door de wet toegekend eigen recht op schadevergoeding, rechtstreeks betaling van een verzekeraar verlangt (art. 1019w lid 3). De deelgeschilprocedure staat dan open voor de benadeelde en de verzekeraar. In de memorie van toelichting wordt als voorbeeld gegeven bij de zinsnede ‘uit hoofde van een aan hem door de wet toegekend eigen recht op schadevergoeding’ art. 6 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Art. 1019w Rv maakt geen onderscheid tussen een ‘directe’ aansprakelijkheid en een ‘indirecte’ aansprakelijkheid. Bij de beantwoording van de vraag wie mag worden beschouwd als ‘de ander die aansprakelijk wordt gehouden voor schade’ in de zin van art. 1019w lid 1 brengt een redelijke uitleg van deze bepaling mee dat een verzoek tot het beslissen op een deelgeschil ook (mede) rechtstreeks gericht moet kunnen worden tegen de verzekeraar bij wie de (vermeende) veroorzaker van een schade zijn of haar aansprakelijkheid daarvoor heeft verzekerd (vgl. de beschikking van de kantonrechter ‘s-Hertogenbosch van 17 oktober 2012, ECLI:NL:RBSHE:BY1145).

4.4.

De rechtbank is echter van oordeel dat de aansprakelijkheid van (de verzekerde van) TVM in dit deelgeschil niet kan worden vastgesteld. Partijen verschillen van mening over de feitelijke toedracht van het ongeval. Zowel de vraag of de vrachtwagenchauffeur voldoende afstand heeft gehouden en tijdig geremd heeft – en in hoeverre hij daartoe de mogelijkheid had – als de vraag of hij naar rechts uitweek om uit te voegen (dan wel die indruk heeft gewekt) is op basis van de videobeelden van de dashcambeelden door de rechtbank niet zonder meer vast te stellen. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank nader onderzoek nodig, bijvoorbeeld door een deskundige op het gebied van verkeersongevallen. Weliswaar is op de beelden te zien dat de vrachtwagen iets naar rechts uitweek, maar of dit zodanig is dat hierdoor de indruk kan zijn gewekt dat hij rechtsaf wilde slaan, kan de rechtbank niet zonder nader onderzoek vaststellen. Verder lijkt het er op de beelden niet op dat de vrachtwagenbestuurder direct remde op het moment dat het bestelbusje voor hem op zijn rijstrook voor het stoplicht stil kwam te staan, maar de rechtbank is niet in staat zonder nader onderzoek van een deskundige om zelf te beoordelen in hoeverre de vrachtwagenchauffeur daarvoor op dat moment nog de mogelijkheid had. Ook voor het beroep op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] is nader onderzoek nodig. Of dit beroep slaagt, hangt mede af van de vraag of de vrachtwagenchauffeur al dan niet de indruk heeft gewekt dat hij rechtsaf wilde slaan. Een dergelijk onderzoek leent zich niet voor behandeling in een deelgeschil. De conclusie is dan ook dat de verzoeken onder I. en II. niet toewijsbaar zijn.

Kosten deelgeschil

4.5.

Ingevolge artikel 1019aa lid 1 Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking worden genomen. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.

4.6.

Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat voor begroting van de kosten ook plaats is in geval van afwijzing van het verzoek. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat van deze laatste situatie in dit geval geen sprake is, nu het [verzoeker] niet al op voorhand duidelijk had moeten zijn dat het verzoek niet zou slagen. De rechtbank acht het derhalve redelijk dat met de onderhavige procedure gemoeide kosten zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.

4.7.

Mr. Poortman heeft een overzicht overgelegd van de kosten van de verrichte werkzaamheden tot en met 31 juli 2020. Deze kosten bedragen in totaal € 4.938,01 (15,40 uren ad € 265,00, vermeerderd met BTW), te vermeerderen met de kosten van de werkzaamheden ter voorbereiding van en het bijwonen van de zitting, begroot op 4 uren.

4.8.

TVM heeft verweer gevoerd tegen de (hoogte van de) verzochte kosten. Zij betwist dat alle werkzaamheden het hoge uurtarief van € 265,00 rechtvaardigen en meent dat er opvallend veel gecorrespondeerd wordt tussen cliënt en advocaat en dat de kosten van rappels aan cliënt voor zijn rekening moeten blijven. Ook vindt zij dat het aantal uren (8,5) voor het opstellen en aanpassen van deze zaak (de rechtbank veronderstelt dat bedoeld is het verzoekschrift in deze zaak) fors is. Tot slot stelt TVM dat eventuele eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] ‘doortikt’ in de verschuldigdheid van de BGK.

4.9.

De rechtbank acht het door mr. Poortman gehanteerde uurtarief en het aantal bestede uren redelijk. Over de periode voor de behandeling ter zitting houdt de rechtbank, conform de specificatie van mr. Poortman, rekening met een tijdsbesteding van 15,4 uur uur. Voorts gaat de rechtbank voor de aan de mondelinge behandeling bestede tijd (inclusief reistijd) in redelijkheid uit van 4 uur. De rechtbank stelt de totale tijdsbesteding op de door mr. Poortman berekende 19,4 uur.

4.10.

Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten begroten op een bedrag van € 6.220,61. Deze kosten zullen worden vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 304,00, zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 6.524,61.

4.11.

Nu de aansprakelijkheid van TVM voor de door [verzoeker] geleden schade als gevolg van het door hem gestelde ongeval niet vast staat, zal de verzochte veroordeling van TVM in de kosten van dit deelgeschil worden afgewezen. Het begrote bedrag is uitsluitend verschuldigd indien en voor zover de aansprakelijkheid van TVM alsnog (in rechte) komt vast te staan.

5 De beslissing

De rechtbank

  1. begroot de kosten van deze deelgeschilprocedure op een bedrag van € 6.524,61;
  1. wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2020.1

1 type: A.Wa coll:

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey