Rb: Paaltje op verhoging niet onrechtmatig voor inhalende fietser
Eiser rijdt met racefiets over smal fietspad haalt in over rijbaan voor auto’s en komt tegen een paaltje ten val. De verkeerssituatie vergt van een fietser dat hij slechts inhaalt wanneer dat kan. Van de wegbeheerder kan niet worden verlangd dat hij de situatie zo aanpast dat rekening wordt gehouden met fietsers die risico’s nemen. Eiser was bekend met de bestaande verhogingen. Het aanbrengen van waarschuwingsborden had eiser dan ook niet geholpen, nog afgezien van de vraag of in het algemeen verlangd kan worden van een wegbeheerder dat hij voor dwingers/verhoging met paaltjes, door middel van borden moet waarschuwen. Dat de gemeente de situatie ter plaatse een aantal malen heeft gewijzigd en ook de dwinger heeft weggehaald, maakt het oordeel niet anders. Dat de wegbeheerder een situatie veiliger tracht te maken rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat een eerdere situatie als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
LJN: BY9725,Sector kanton Rechtbank Alkmaar , 404692 CV EXPL 12-3009 Print uitspraak
Datum uitspraak: 05-12-2012
Datum publicatie: 28-01-2013
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Eiser is met zijn racefiets tegen een dwinger gereden en is gevallen. Eiser vordert van de gemeente materiële en immateriële schadevergoeding, nu eiser het ongeval wijt aan de wegsituatie ter plaatse.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton – locatie Alkmaar
Zaak/rolnr.: 404692 CV EXPL 12-3009 JJ
Uitspraakdatum: 5 december 2012
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
gemachtigde mr. H. van Lingen, advocaat te Alkmaar
eiser
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Heerhugowaard
zetelend Parelhof 1
1703 EZ Heerhugowaard
2. de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen NV
kantoorhoudende Handelsweg 2
3707 NH Zeist
gemachtigde mr. A.J. Schoonen, advocaat te Apeldoorn
gedaagden
1. Het procesverloop
Eiser heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 10 mei 2012.
Gedaagden hebben heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 7 november 2012, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 24 augustus 2010, omstreeks 14.45 uur is eiser met zijn racefiets tegen een zogeheten "dwinger" gereden die was aangelegd op de Middenweg te Heerhugowaard.
2.2. De Middenweg te Heerhugowaard is alleen toegankelijk voor stadsbussen, vergunninghouders en fietsverkeer. Het wegdek bestaat uit asfalt (bitumen) en aan weerskanten van de weg zijn rode fietsstroken aangebracht. Op bepaalde weggedeelten zijn er zogeheten dwingers aangebracht. Op deze dwingers staan drie rood-witte paaltjes.
2.3. Eiser reed op de fietsstrook en haalde een fietser in die voor hem reed.
2.4. Omdat een bus uit de tegenovergestelde richting aankwam moest eiser naar rechts uitwijken. Hierbij raakte eiser met de fiets de dwinger en is hij ten val gekomen.
2.5. Eiser heeft ten gevolge van de val een scheur in de 4e nekwervel, een lichte hersenschudding, ribkneuzing en gebitsletsel opgelopen. Eisers fiets is bij het ongeval zwaar beschadigd geraakt en eiser heeft een tweetal vakanties moeten annuleren.
2.6. Eiser was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse.
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert, samengevat, veroordeling van gedaagden tot betaling van € 7.510,71 ter zake van materiële en immateriële schade, vermeerderd met rente en de kosten van de procedure.
3.2.Gedaagden hebben verweer gevoerd.
3.3. Voor zover voor de beslissing van belang zullen de wederzijdse standpunten van partijen hierna worden besproken en beoordeeld.
4. De beoordeling
4.1. In de onderhavige zaak moet worden beoordeeld of de gemeente, en in het verlengde daarvan haar verzekeraar Achmea, aansprakelijk zijn voor de door eiser als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade.
4.2. Eiser wijt het ongeval aan de wegsituatie ter plaatse. Eiser heeft rijdend op de fietsstrook van de Middenweg een andere fietser die voor hem reed ingehaald. Doordat de fietsstrook van de Middenweg aanzienlijk smaller is dan deze hoort te zijn, heeft eiser een stukje op het weggedeelte voor het gemotoriseerde verkeer gereden. Eiser heeft zijn inhaalmanoeuvre zo spoedig mogelijk beëindigd en is, mede door een tegemoetkomende bus, zo snel mogelijk weer naar het fietspad gereden. Hierbij is eiser tegen een verhoogd obstakel aangereden en ten val gekomen. Dit alles aldus eiser.
4.3. In artikel 6:174 van het Burgerlijk wetboek is bepaald dat op de wegbeheerder, in dit geval de gemeente, de plicht rust om ervoor te zorgen dat de toestand van de weg veilig is. Dat moet ook gelden wanneer de gemeente ervoor kiest om obstakels te plaatsen op de weg. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat er eisen zijn die men in dat geval kan stellen aan de door de wegbeheerder geplaatste opstal. Hierbij is volgens de Hoge Raad van belang of de opstal deugdelijk is, wat de functie van de opstal is, welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen er redelijkerwijs mogelijk waren en de bezwaarlijkheid van deze te nemen veiligheidsmaatregelen.
4.4. Volgens eiser heeft de dwinger het toch al smalle fietspad nog eens danig versmald. De dwinger zelf bestaat uit een betonnen verhoging van ongeveer 25-30 cm hoog en 50 cm breed. De dwinger was wit en geplaatst op een witte markering. Op deze dwinger stond nog een drietal rood/witte paaltjes. Het was volgens eiser voor hem niet mogelijk om de verhoogde dwinger te onderscheiden van de witte markering.
4.5. De gemeente had er volgens eiser voor moeten kiezen om de weg anders in te richten. Het beoogde doel, namelijk het voorkomen dat fietsers die van de haaks op de weg uitkomende bruggetjes de weg op schieten, had volgens eiser ook kunnen worden bereikt met het plaatsen van slalomhekken op die bruggetjes. Voorts stelt eiser dat het bij de gemeente bekend is dat bussen ter plaatse vaak erg hard rijden, zodat een andere maatregel dan de dwingers effectiever had kunnen zijn.
4.6. Het fietspad was erg smal, zo heeft eiser aangevoerd. Bij een breder fietspad had de inhaalmanoeuvre niet deels op het weggedeelte voor gemotoriseerd verkeer behoeven plaats te vinden. De wegbeheerder dient obstakels zo te plaatsen dat er voor verkeersdeelnemers, ook zij die harder rijden of minder oplettend zijn, nog voldoende mogelijkheden zijn om te anticiperen op het mogelijke gevaar. Aangezien de dwinger niet goed zichtbaar was tegen de witte ondergrond is de kans op verwezenlijking van het gevaar aanzienlijk.
Daar komt volgens eiser bij dat de gemeente de weggebruikers niet heeft gewaarschuwd voor het naderende gevaar, bijvoorbeeld door middel van borden.
4.7. De gevorderde schade is ontstaan doordat eiser, met zijn racefiets tijdens een inhaalmanoeuvre, tegen een obstakel is gereden. Voorop staat dat een verkeersdeelnemer voordat hij gaat inhalen zich ervan dient te vergewissen of dit zonder gevaar mogelijk is. De weg was ter plaatse recht en overzichtelijk. Eiser heeft de op dat moment uit tegenovergestelde richting naderende stadsbus dan ook goed kunnen zien aankomen. Eiser heeft er kennelijk voor gekozen om vlak voor de dwinger met de paaltjes, terwijl een tegenligger naderde, het voor de fietsers bestemde gedeelte te verlaten, een stuk over de rijbaan te rijden om vervolgens te moeten constateren dat de ruimte die nog restte om terug te keren op het fietspad, vóór de dwinger, daarvoor onvoldoende was. Eiser heeft bij het inhalen dus een verkeerde inschatting gemaakt. Eiser heeft dit ter zitting ook erkend.
4.8. Eiser stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door het fietspad zo smal te maken dat inhalen eigenlijk alleen goed mogelijk is via het gedeelte dat bestemd is voor gemotoriseerd verkeer, door een dwinger te plaatsen die niet goed zichtbaar is terwijl voor die aanwezigheid bovendien niet wordt gewaarschuwd door middel van borden.
4.9. De kantonrechter verwerpt dat standpunt. Het fietspad is ter plaatse weliswaar smal, maar daaruit kan niet worden opgemaakt dat dit een onveilige situatie veroorzaakt. Er kan overal worden ingehaald, eventueel zelfs via een gedeelte van de rijbaan – dit is toegestaan, want er is een onderbroken lijn aangebracht – echter daar waar een dwinger met paaltjes staat, is inhalen alleen mogelijk als er geen gemotoriseerd verkeer uit de tegenovergestelde richting nadert. In dat laatste geval kan de fietser de dwinger met de paaltjes links passeren en daarna weer terugkeren op het fietsgedeelte. Dat deze verkeerssituatie van een fietser vergt dat hij op die plekken slechts inhaalt wanneer dat kan, is niet onaanvaardbaar. Van de wegbeheerder kan niet worden verlangd dat hij de situatie zo aanpast dat rekening wordt gehouden met fietsers die dergelijke risico’s nemen.
4.10. Als juist mag worden gekwalificeerd de stelling dat verkeerssituaties ook veilig moeten zijn voor "minder oplettende weggebruikers". Een dergelijk geval doet zich hier, zoals uit hetgeen hierboven is overwogen, echter niet voor.
4.11. Eiser heeft voorts nog gesteld dat hij de verhoogde dwinger niet goed heeft kunnen zien omdat deze tegen de witte ondergrond onzichtbaar was. Hier moet gelden dat eiser ter plaatse zeer goed bekend was en daarom ook bekend mag worden verondersteld met de aanwezigheid van de dwingers. Namens eiser is ter zitting nog betoogd dat eiser op zichzelf bekend was met de bestaande verhogingen, maar dat hij zich direct voorafgaand aan het ongeval niet realiseerde dat er ter plaatse een verhoging in het wegdek zat. Het aanbrengen van waarschuwingsborden had eiser dan ook niet geholpen, nog afgezien van de vraag of in het algemeen verlangd kan worden van een wegbeheerder dat hij voor dwingers door middel van borden moet waarschuwen.
4.12. Ook anderszins kan er niet van worden uitgegaan dat de gemeente onrechtmatig jegens eiser heeft gehandeld, hetgeen tot afwijzing van de vordering leidt.
4.13. De omstandigheid dat de gemeente de situatie ter plaatse een aantal malen heeft gewijzigd en onder meer ook de dwinger nadien heeft weggehaald, maakt het oordeel niet anders. Het enkele feit dat de gemeente als wegbeheerder een situatie veiliger tracht te maken rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat een eerdere situatie als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
4.14. De uitslag van de procedure brengt mee dat eiser de kosten van de procedure dient te dragen, uitvoerbaar bij voorraad zoals verzocht.
5. De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eiser in de proceskosten, die tot heden voor gedaagden worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00 voor salaris van de gemachtigde van gedaagden, waarover eiser geen btw verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 5 december 2012 in het openbaar uitgesproken.