Rb (straf): letselschadebemiddelaar Bektas Kilinc veroordeeld tot 14 maanden celstraf
Letselschadebemiddelaar Bektas Kilinc uit Enschede wordt veroordeeld tot 14 maanden celstraf. De 41-jarige man gebruikte opzettelijk valse arbeidsovereenkomsten en salarisstroken om € 300.000 schadevergoeding te krijgen van een verzekeraar. Daarnaast verduisterde hij letselschadebedragen van zijn cliënten. Hij moet hen schadevergoedingen betalen van ruim € 276.000. Als bijkomende straf gelast de rechtbank de openbaarmaking van dit vonnis, ter waarschuwing van het publiek en ter voorkoming van verdere recidive. Dat betekent dat de naam van de man niet geanonimiseerd wordt.
Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
08-02-2021
Datum publicatie
08-02-2021
Zaaknummer
08-952947-16 en 08-910048-17 (gev.ttz) (P)
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
Een letselschadebemiddelaar uit Enschede is veroordeeld tot 14 maanden celstraf. De 41-jarige man gebruikte opzettelijk valse arbeidsovereenkomsten en salarisstroken om 300.000 euro schadevergoeding te krijgen van een verzekeraar. Daarnaast verduisterde hij letselschadebedragen van zijn cliënten. Hij moet hen schadevergoedingen betalen van ruim 276.000 euro.
Als bijkomende straf gelast de rechtbank de openbaarmaking van dit vonnis. Dat betekent dat de naam van de man niet geanonimiseerd wordt in de gepubliceerde uitspraak. Normaal gesproken worden namen in uitspraken altijd weggehaald in verband met de privacy. Zie ook ECLI:NL:RBOVE:2021:540
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-952947-16 en 08-910048-17 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 8 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
Bektas KILINÇ,
geboren op 3 april 1979 in Almelo,
wonende te [woonplaats] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
- C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Kant, advocaat te Goor, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging (in de zaak met parketnummer 08-910048-17) van 25 januari 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08-952947-16
al dan niet samen met een of meer anderen feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan diverse B.V.’s die samen met een of meer anderen opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse arbeidsovereenkomsten en valse salarisstroken, door deze in te dienen bij A.S.R. Nederland N.V., om een schadevergoeding van € 300.000,- betaald te krijgen.
Parketnummer 08-910048-17
feit 1: al dan niet samen met een of meer anderen feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan diverse B.V.’s die opzettelijk € 210.000,-, toebehorende aan [slachtoffer 1] hebben verduisterd;
feit 2: al dan niet samen met een of meer anderen feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan diverse B.V.’s die opzettelijk € 50.000,-, toebehorende aan [slachtoffer 2] hebben verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer: 08-952947-16
[bedrijf verdachte 1] B.V.(feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte]
) en/of [bedrijf verdachte 2] B.V.(feitelijk handelend onder de naam van [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 3] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4]
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 14 mei 2013 tot en met
10 december 2015 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of door anderen heeft doen gebruiken,
één of meerdere valse of vervalste arbeidsovereenkomst(en) en/of meerdere
valse of vervalste salarisstroken te weten:
- Een “arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd” (pagina 81 e.v. ) en/of
- Een “nul uren overeenkomst onbepaalde tijd” (pagina 40 e.v.) en/of
- Salarisstroken van het jaar 2012 van [letselschadezaak verdachte] (pagina 84 e.v.) en/of
D.Salarisstroken van de maanden januari 2013 tot en met mei 2013 van [bedrijf verdachte 1]
B.V. (pagina 101 e.v.)
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande die vervalsing en/of die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid,
Ad A. op die arbeidsovereenkomst, met ingangsdatum 1 mei 2011, is vermeld dat
[medeverdachte] , medeverdachte, in dienst treedt als werknemer bij [bedrijf verdachte 3] . Die arbeidsovereenkomst is ondertekend door de heer [naam 1] als manager van [bedrijf verdachte 5]
Ad B. op die arbeidsovereenkomst, met ingangsdatum 1 januari 2012, is vermeld
dat [medeverdachte] , medeverdachte, in dienst treedt als werknemer bij [bedrijf verdachte 1]
B.V.
Ad C.
-de cumulatieven iedere maand gelijk zijn en/of
-als loonheffingsnummer “851285302L01” staat vermeld en/of
Ad. D.
-als loonheffingsnummer “127838892L01” staat vermeld en/of
-als vestigingsadres van [bedrijf verdachte 1] B.V., [adres 1]
staat vermeld en/of
en bestaande dat gebruik maken en/of doen gebruiken hierin (onder meer) dat [bedrijf verdachte 1] B.V. (feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 2] B.V. (feitelijk handelend onder de naam van [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 3] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4] en/of zijn mededader(s) deze geschriften bij A.S.R. Nederland N.V. heeft ingediend ten behoeve van het verkrijgen van een loonregres vordering ter hoogte van 300.000 euro,
terwijl [bedrijf verdachte 1] B.V. (feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 2] B.V. (feitelijk handelend onder de naam van [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 3] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4] en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze arbeidsovereenkomst(en) en/of salarisstroken bestemd waren te gebruiken als waren deze echt en onvervalst
tot welke feit(en) hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven, en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Parketnummer: 08-910048-17
1.
[verdachte] [bedrijf verdachte 4] en/of [bedrijf verdachte 5] B.V. en/of [bedrijf verdachte 3]
B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2015 tot en met 11 oktober 2016 te Enschede, althans in Nederland, opzettelijk (een) geldbedrag(en), te weten een bedrag van 210.000 euro, zijnde een uitkering op grond van een vaststellingsovereenkomst tussen [slachtoffer 1] en Delta Lloyd N.V., althans een geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als schadebemiddelaar en/of belangenbehartiger van [slachtoffer 1] , zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf verdachte 2] B.V. (al dan niet feitelijk handelend onder de naam
[bedrijf verdachte 1] B.V.) en/of [bedrijf verdachte 1] B.V. en/of [bedrijf verdachte 3]
B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 23 oktober 2015 tot en met 1 juli 2016 te Enschede, althans in Nederland,
opzettelijk, (een) geldbedrag(en), te weten een bedrag van 50.000 euro, zijnde
een uitkering op grond van een vaststellingsovereenkomst tussen [slachtoffer 2] en
Aegon Schadeverzekering N.V., in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als schadebemiddelaar en/of belangenbehartiger van [slachtoffer 2] , zich wederrechtelijk heeft toegeëigend,
tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-952947-16 tenlastegelegde
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn broer, [medeverdachte] , valse documenten gebruikt heeft in de schadeprocedure tegen A.S.R. Nederland N.V. (hierna A.S.R.). Zij wisten dat het valse arbeidsovereenkomsten en valse salarisstroken waren en hebben door deze in te dienen, geprobeerd € 300.000,- van A.S.R. te verkrijgen.
Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar de arbeidsovereenkomsten van
1 mei 2011 en 1 januari 2012, de verklaring van boekhouder [naam 2] , diverse salarisstroken van 2012 en 2013 en de gegevens van de Kamer van Koophandel.
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde verduisteringen wettig en overtuigend bewezen. Het bedrag van € 210.000,- toebehorende aan [slachtoffer 1] is gestort op een bankrekening van [bedrijf verdachte 3] B.V.. Verdachte gaf feitelijk leiding aan deze B.V.. De verklaring van verdachte dat hij inmiddels € 200.000,- contant aan [slachtoffer 1] betaald zou hebben, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Het bedrag van € 50.000,-, toebehorende aan [slachtoffer 2] is eveneens gestort op een bankrekening van [bedrijf verdachte 3] B.V.. Verdachte gaf feitelijk leiding aan deze B.V. Aan de verklaring van verdachte, dat hij op het moment van storten geen beschikking meer had over de bankrekening, dient voorbij te worden gegaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-952947-16 tenlastegelegde
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het gebruiken van valse documenten en geen betrokkenheid heeft gehad bij het opstellen van de documenten.
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide feiten.
Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde verduistering heeft hij aangevoerd dat verdachte € 200.000,- in termijnen van € 112.500,- en € 87.500,- contant aan [slachtoffer 1] heeft betaald. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman twee betalingsbewijzen, alsmede een getuigenverklaring van een stagiaire van verdachte, ter zitting overgelegd aan de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde verduistering heeft de raadsman aangevoerd dat de verzekeringsmaatschappij het geld op een bankrekening heeft gestort waarover verdachte op het moment van storten geen beschikking meer had. Verdachte heeft zich dan ook niet schuldig gemaakt aan het zich wederrechtelijk toe-eigenen van € 50.000,- toebehorende aan [slachtoffer 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-952947-16 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen 1
Op 10 december 2015 doet [naam 6] namens A.S.R. aangifte. Hij verklaart dat A.S.R. naar aanleiding van onderzoeken naar een ingediende vordering tot loonregres van € 300.000,- voor [medeverdachte] diverse tegenstrijdigheden heeft opgemerkt.2 Op 5 maart 2013 ontvangt A.S.R. een brief waarin in opdracht van “Dhr. [verdachte] , Manager personenschade & Bewindvoering (Leermeester Juridische opleidingen)”, (zijnde verdachte), wordt aangegeven dat
[bedrijf verdachte 1] B.V. de belangenbehartiging in de letselschadezaak van [medeverdachte] overneemt van [bedrijf 2] Letselschade.3 Op 14 mei 2013 ontvangt A.S.R. een
”nul-urenovereenkomst onbepaalde tijd” tussen [bedrijf verdachte 1] B.V., vertegenwoordigd door [verdachte] en [medeverdachte] , waaruit naar voren komt dat [medeverdachte] per
1 januari 2012 in dienst treedt als manager letselschade & zorg. In deze overeenkomst is onder meer vastgesteld dat [medeverdachte] een bruto maandsalaris van € 6.401,80 en een vakantietoeslag van 8% zal ontvangen.4
A.S.R. schakelt mr. P. Zwijnepoel in als advocaat. Op 8 april 2013 voert hij een gesprek met verdachte, die aanwezig is als “manager Personenschade [bedrijf verdachte 1] B.V.” en [medeverdachte] . Tijdens dit gesprek geeft [medeverdachte] aan dat hij sinds november/december 2011 bij [bedrijf verdachte 5] B.V./ [bedrijf verdachte 3] (kantoor) werkte.5 Op 19 april 2013 keurt verdachte het door Zwijnepoel opgemaakte rapport middels een emailbericht goed en geeft hij aan dat [medeverdachte] de arbeidsovereenkomst en salarisstroken aan het verzamelen is.6
Op 1 juli 2015 vindt er in opdracht van A.S.R. een gesprek ter vaststelling van de letselschade plaats. Namens [bedrijf 1] Personenschade spreekt [naam 3] samen met een collega met verdachte en [medeverdachte] .7 Bij het rapport van [naam 3] is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [medeverdachte] en [bedrijf verdachte 3] te Enschede gevoegd. Deze arbeidsovereenkomst is ondertekend door [medeverdachte] en
dhr. [naam 1] , manager van [bedrijf verdachte 5] en houdt onder meer in dat [medeverdachte] per
1 mei 2011 in dienst treedt als klantmanager zorg en een bruto maandsalaris van € 3.611,54 en een vakantietoeslag van 8% zal ontvangen.8 Op 14 juli 2015 heeft [naam 4] van [bedrijf verdachte 4] stukken aan [bedrijf 1] Personenschade gestuurd.9
[naam 4] verklaart deze na goedkeuring en in opdracht van verdachte te hebben verstuurd. Volgens [naam 4] is verdachte eindverantwoordelijk voor het letselschadedossier van
[medeverdachte] .10
[medeverdachte] legt aan A.S.R. salarisstroken over met betrekking tot zijn dienstverband met
[letselschadezaak verdachte] , gevestigd aan de [adres 1] over de periode van januari 2012 tot en met december 2012. Op deze salarisstroken is onder andere vermeld:
– het loonheffingsnummer 851285302L01;
– een brutoloon van € 5.968,47;
– dezelfde bedragen bij de cumulatieven met betrekking tot loondagen, loonuren, brutoloon, overig bruto, loon sociale verzekeringen, loon ZvW, fiscaal loon, W.G.A., zorgverzekering, loonheffing, arbeidskorting, vakantiegeld en nettoloon.11
[medeverdachte] legt aan A.S.R. ook zijn salarisstroken over met betrekking tot zijn dienstverband met [bedrijf verdachte 1] B.V., gevestigd aan de [adres 1] over de periode van januari 2013 tot en met mei 2013. Op deze salarisstroken is onder meer het loonheffingsnummer 127838892L01 vermeld.12
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel komt naar voren dat:
– op 3 juli 2012 [bedrijf verdachte 1] B.V. in oprichting gevestigd te Enschede met de startdatum 3 juli 2012 wordt ingeschreven met als bevoegde functionaris [bedrijf verdachte 5] B.V. in oprichting gevestigd te Enschede13;
– op 31 oktober 2012 [bedrijf verdachte 5] B.V. gevestigd te Enschede wordt opgericht met als enig aandeelhouder en bestuurder [medeverdachte]14;
– op 5 november 2012 [bedrijf verdachte 1] B.V., gevestigd aan de [adres 2] wordt opgericht, met als enig aandeelhouder en bestuurder [bedrijf verdachte 5] B.V.15;
– op 13 augustus 2014 de naam van [bedrijf verdachte 1] B.V. bij akte wordt gewijzigd in de handelsnaam [bedrijf verdachte 2] B.V..
Per 21 maart 2014 is [medeverdachte] niet langer enig aandeelhouder en bestuurder van
[bedrijf verdachte 5] B.V.. Verdachte neemt die posities vanaf 21 maart 2014 over.
Op 16 juni 2014 wordt [bedrijf verdachte 3] B.V., ook handelend onder de naam [bedrijf verdachte 4] , ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als bestuurder [bedrijf verdachte 5] B.V..16
Getuige [naam 3] verklaart naar aanleiding van haar rapport onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende:
…(V)”Op blz. 8 van uw rapport staat vermeld dat u niet goed kunt plaatsen dat [medeverdachte] sinds 2011 vanuit [bedrijf verdachte 5] B.V. werkzaam is. Kunt u dat nader uitleggen?
(A) Dat kan ik, volgens het organigram bestond de holding toen niet. 17
…(V) Uit de organigram en KvK-uitdraai blijkt dat [letselschadezaak verdachte] zorgkantoor een eenmanszaak was. Wat vindt u van een dergelijke arbeidsovereenkomst?
(A) Een eigenaar van een eenmanszaak kan geen arbeidsovereenkomst met zichzelf sluiten.
(V) Uit genoemde organigram blijkt dat [bedrijf verdachte 5] B.V. is ingeschreven in het KvK op 31-10-2012, terwijl deze arbeidsovereenkomst is gedateerd 1 mei 2011. Wat is uw reactie hierop?
(A) Dit kan gewoon niet.
…(V) Bij deze aangifte zitten ook de salarisstroken van 2012. Hoe beoordeelt u deze stroken?
(A) Op 1-1-2012 bestond de onderneming nog niet. Ik zie geen verschil tussen de salarisstroken voor en na het ongeval. 18
(V) Wat vindt u van de cumulatieven?
(A) Dit kan helemaal niet. Dit lijkt knip en plakwerk.” 19
Uit een emailbericht van 2 november 2016 van de belastingdienst blijkt dat het loonheffingsnummer 851285302L01 niet bestaat en het loonheffingsnummer 851790604L01 voor het eerst is gebruikt op 17 mei 2013 met betrekking tot de aangifte loonbelasting.20
Getuige [naam 2] verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer, het navolgende:
…” Omstreeks eind 2013 in ieder geval de tweede helft van 2013 ben ik benaderd om de administratie op poten te zetten. De reguliere boekhouding, jaarcijfers en dergelijke. Ik ben benaderd door de heer [medeverdachte] zelf.
…(V): Op 1 mei 2011 was [bedrijf verdachte 3] een eenmanszaak. Wat vindt u ervan dat [medeverdachte] als eigenaar een arbeidsovereenkomst met zichzelf heeft afgesloten?
(A): Laat ik het simpelweg zeggen. Een eenmanszaak en een arbeidsovereenkomst met jezelf, het is juridisch gezien niet mogelijk.
…(V): Ten aanzien van de Nul-urenovereenkomst; heeft u deze overeenkomst opgemaakt en kunt u zich nog herinneren wanneer?
(A): Er ontbreken van gegevens die ik er standaard in zou zetten. Nul-urencontracten mogen wettelijk niet, dus dit heb ik sowieso niet gedaan. Met een nul-urencontract ben je niets, ik zou never nooit een nul-urenovereenkomst voor onbepaalde tijd opstellen.
…(V): Wij denken dat de getoonde loonstroken vals zijn en hebben een verklaring dat u ze heeft opgemaakt. Wat is uw reactie hierop?
(A): Ik ken deze loonstroken niet. Ik kan niet anders zeggen, dan dat de verschillen duidelijk zijn tussen de loonstroken met en zonder logo. Het door elkaar gooien van RSIN en BSN. Het ziet er voor mij heel amateuristisch uit. Deze heb ik niet opgesteld. Nog een simpel voorbeeld; de adresgegevens die zijn vermeld, betreffen de oude kantoorlocatie. Dergelijke grove fouten zou ik nooit maken. [adres 1] is het oude adres, het nieuwe adres is de [adres 2] .” 21
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 25 januari 2021, zakelijk weergeven, onder meer, het navolgende:
“Het klopt dat ik betrokken ben geraakt bij de letselschadezaak van mijn broer [medeverdachte] . Normaal gesproken stuur ik een aansprakelijkstelling binnen twee tot drie weken de deur uit. Ik ga er direct mee aan de slag. Ik was met mijn broer aanwezig bij de gesprekken die gevoerd zijn met Zwijnepoel en [naam 3] . Ik trad op als gemachtigde van [medeverdachte] . Het klopt dat ik het bedrijf [letselschadezaak verdachte] B.V. van mijn broer heb overgenomen. Dat dit op de datum van 21 maart 2014 was, zou kunnen. Ik heb meerdere arbeidsovereenkomsten en salarisstroken ter behandeling in mijn handen gehad. Deze stukken zijn door of namens mij ingediend. [naam 4] was een werknemer van mij, een stagiaire. Hij heeft in opdracht van mij een brief gestuurd naar [bedrijf 1] Personenschade.” 22
Bewijsoverwegingen
Valse documenten
Ad A
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de arbeidsovereenkomst, met ingangsdatum 1 mei 2011, waarbij [medeverdachte] in dienst trad bij
[bedrijf verdachte 3] , een vals document is. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij een overeenkomst heeft gesloten met zijn eigen eenmanszaak. Hij had destijds een eenmanszaak met een andere naam, namelijk [letselschadezaak verdachte] Zorgkantoor, die is voortgezet door
[letselschadezaak verdachte] C.V. waarvan [medeverdachte] de gevolmachtigde was. Los daarvan is het juridisch gezien niet mogelijk om een arbeidsovereenkomst aan te gaan met je eigen eenmanszaak. Dit verklaren zowel boekhouder [naam 2] als registerexpert [naam 3] . Bovendien heeft [medeverdachte] , in het bijzijn van verdachte, in het gesprek op 8 april 2013 met
- Zwijnepoel verklaard dat hij sinds november/december 2011 bij [bedrijf verdachte 5] B.V./ [bedrijf verdachte 3] (kantoor) werkte. De arbeidsovereenkomst is namens de werkgever ondertekend door de heer [naam 1] , manager van [bedrijf verdachte 5] B.V.. Deze B.V. bestond
– gelet op de gegevens van de Kamer van Koophandel – op 1 mei 2011 nog niet. Gelet op deze opeenstapeling van onjuistheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het een valse arbeidsovereenkomst betreft.
Ad B
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de
nul-urenovereenkomst onbepaalde tijd, met ingangsdatum 1 januari 2012, waarbij [medeverdachte] in dienst trad als werknemer bij [bedrijf verdachte 1] B.V. een vals document is. Deze conclusie volgt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat
[bedrijf verdachte 1] B.V. op 5 november 2012 is opgericht. Op het moment van het ingaan van de arbeidsovereenkomst bestond de desbetreffende B.V. dus nog niet, reden waarom de rechtbank oordeelt dat het een valse arbeidsovereenkomst betreft.
Ad C
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de salarisstroken van het jaar 2012 van [letselschadezaak verdachte] valse documenten zijn. Op elke salarisstrook is het loonheffingsnummer 8512853021L01 vermeld, terwijl uit informatie van de Belastingdienst blijkt dat dit loonheffingsnummer niet bestaat. Gelet hierop zijn de salarisstroken naar het oordeel van de rechtbank vals opgemaakt. Tevens zijn de cumulatieven op iedere salarisstrook gelijk. Hierover heeft registerexpert [naam 3] verklaard dat dit niet kan en dat het knip- en plakwerk lijkt te zijn.
Ad D
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de salarisstroken van de maanden januari 2013 tot en met mei 2013 van [bedrijf verdachte 1] B.V. valse documenten zijn. Op deze salarisstroken is immers het loonheffingsnummer 127838892L01 vermeld, terwijl uit informatie van de Belastingdienst blijkt dat dit loonheffingsnummer pas op 17 mei 2013 voor het eerst gebruikt is. Dit tezamen met het – blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel – onjuist vermelde vestigingsadres van de B.V. maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat het valse salarisstroken betreft.
Toerekening aan de rechtspersonen [bedrijf verdachte 1] B.V. en [bedrijf verdachte 3] B.V.
Op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon.
Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan
worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden
van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk
oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer
van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn
wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de
Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938):
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de hiervoor bedoelde gedragingen plaatsgevonden in de sfeer van de betreffende rechtspersonen, namelijk in het kader van het behandelen van de letselschadezaak van [medeverdachte] en het indienen en onderbouwen van een loonregres vordering.
Medeplegen opzettelijk gebruiken valse documenten door [bedrijf verdachte 1] B.V. en [bedrijf verdachte 3] B.V.
[medeverdachte] heeft in 2013 [bedrijf verdachte 1] B.V. ingeschakeld om zijn belangen te behartigen in zijn letselschadezaak. Op 5 maart 2013 heeft A.S.R. een brief van
[bedrijf verdachte 1] B.V. ontvangen waarin staat dat zij de belangenbehartiging van
[medeverdachte] overneemt van [bedrijf 2] Letselschade. Vervolgens heeft verdachte, als manager van [bedrijf verdachte 1] B.V., samen met [medeverdachte] op 8 april 2013 een gesprek gevoerd met P. Zwijnepoel. Op 1 juli 2015 heeft verdachte, toen als vertegenwoordiger van [bedrijf verdachte 4] , wat een handelsnaam was van [bedrijf verdachte 3] B.V., wederom samen met [medeverdachte] een gesprek gevoerd met [naam 3] . Ter onderbouwing van de bij A.S.R. ingediende vordering van € 300.000,- heeft [medeverdachte] arbeidsovereenkomsten en salarisstroken aangeleverd, die vervolgens door of namens [bedrijf verdachte 1] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4] (zijnde [bedrijf verdachte 3] B.V.) zijn verstuurd naar A.S.R.. Dergelijk handelen, getuigt van een nauwe en bewuste samenwerking die er in de kern op gericht was om A.S.R. opzettelijk te voorzien van valse arbeidsovereenkomsten en valse salarisstroken en A.S.R. te doen geloven dat deze echt en onvervalst waren om een schadevergoeding van € 300.000,- betaald te krijgen.
Feitelijk leidinggeven door verdachte
Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode van 14 mei 2013 tot en met 10 december 2015 feitelijk leiding gegeven aan [bedrijf verdachte 1] B.V. en [bedrijf verdachte 3] B.V. Bestuurder van deze B.V.’s was [bedrijf verdachte 5] B.V.
[bedrijf verdachte 5] B.V. werd tot 21 maart 2014 bestuurd door [medeverdachte] en daarna door verdachte. Ook in de periode voor 21 maart 2014 kan verdachte aangemerkt worden als feitelijk leidinggever, nu hij als manager van [bedrijf verdachte 1] B.V. en belangenbehartiger van [medeverdachte] bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om maatregelen te nemen ter voorkoming van het indienen van valse stukken bij verzekeringsmaatschappijen. Verdachte heeft erkend dat hij gevolmachtigd was door [medeverdachte] en ook getuige [naam 4] heeft verklaard dat verdachte eindverantwoordelijke was.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 14 mei 2013 tot en met 10 december 2015 feitelijk leiding heeft gegeven aan diverse B.V.’s die samen met [medeverdachte] opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse documenten als ware deze echt en onvervalst.
Uit de tenlastelegging volgt dat de officier van justitie heeft bedoeld ten laste te leggen
– kort gezegd – het gebruik maken van een vals/vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst. De rechtbank constateert dat de officier van justitie ten onrechte het bestanddeel “terwijl [bedrijf verdachte 1] B.V. (feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 2] B.V. (feitelijk handelend onder de naam van [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 3] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4] en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze arbeidsovereenkomst(en) en/of salarisstroken bestemd waren te gebruiken als waren deze echt en onvervalst” in de tenlastelegging heeft opgenomen nu dit bestanddeel hoort bij het afleveren of voorhanden hebben van zodanig geschrift. Dit bestanddeel zal om die reden bij de bewezenverklaring en kwalificatie van het strafbare feit buiten beschouwing blijven.
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen 23
Op 1 juli 2016 doet [slachtoffer 2] aangifte van verduistering. Hij verklaart dat hij op
21 mei 2013 verdachte als letselschadespecialist heeft ingeschakeld om naar aanleiding van een werkongeval schade te vorderen.24 Op 18 september 2015 wordt er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen aangever en Aegon Schadeverzekering N.V. (hierna: Aegon). In deze overeenkomst staat middels een stempel vermeld dat er een bedrag van € 50.000,- uitgekeerd zal worden op de derdenrekening NL05INGB0006720963 ten name van Letselschade en Zorg.25 Op 23 oktober 2015 is door [bedrijf 3] B.V. in naam van Aegon een bedrag van € 50.000,- overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf verdachte 3] B.V.26 Op
23 oktober 2015 wordt er van deze rekening € 50.000,- overgemaakt naar de zakelijke spaarrekening [rekeningnummer 1] van [bedrijf verdachte 3] B.V.27 De uitkering van € 50.000,- heeft aangever nooit ontvangen.28
Op 11 oktober 2016 doet [slachtoffer 1] aangifte. Hij verklaart dat hij verdachte als eigenaar van [bedrijf verdachte 4] heeft ingeschakeld als tussenpersoon bij het vorderen van letselschade. Omdat hij de Nederlandse taal niet zo goed machtig is en de communicatie tussen hem en een ander letselschadebureau daarom niet zo goed verliep, is hij op advies van vrienden overgestapt naar [bedrijf verdachte 4] waarvan [verdachte] de eigenaar is.29 Op
19 december 2014 wordt er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen aangever en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna: Delta Lloyd). In deze overeenkomst staat middels een stempel vermeld dat er een bedrag van € 210.000,- uitgekeerd zal worden op rekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf verdachte 3].30 Op 15 januari 2015 is er door Delta Lloyd een bedrag van € 210.000,- uitgekeerd aan [bedrijf verdachte 5] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 3] B.V., op rekening nummer [rekeningnummer 2] .31 De uitkering van € 210.000,- heeft aangever niet ontvangen.32
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel komt naar voren dat op 31 oktober 2012 [bedrijf verdachte 5] B.V. gevestigd te Enschede is opgericht met als enig aandeelhouder en bestuurder [medeverdachte] .33 Vanaf 21 maart 2014 is verdachte enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf verdachte 5] B.V.
Op 16 juni 2014 wordt [bedrijf verdachte 3] B.V.ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als bestuurder [bedrijf verdachte 5] B.V. Met ingang van 28 oktober 2015 is [bedrijf verdachte 3] B.V. opgeheven.34
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 januari 2021, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
…”Het klopt dat ik vanaf 21 maart 2014 enig aandeelhouder ben van [bedrijf verdachte 5] B.V.”
…”Het klopt dat ik als tussenpersoon heb gefungeerd bij de letselschade gevorderd door [slachtoffer 1] . In de overeenkomst staat een clausule dat het bedrag op een derdenrekening gestort moet worden. Ik zet de stempel met het rekeningnummer op de overeenkomst. Het klopt dat er € 210.000,- is gestort op één van mijn rekeningen.”
…”Het klopt dat mijn bedrijf een overeenkomst had met [slachtoffer 2] . De stempel die gezet is op de vaststellingsovereenkomst is mijn stempel. Als de klant op bezoek is, zet ik de stempel. Het klopt dat het geld van [slachtoffer 2] is overgemaakt op een derdenrekening van mijn B.V. Ik had deze rekening in mijn beheer.” 35
Bewijsoverwegingen
Toerekening verduisteringen aan de rechtspersoon [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V
Op grond van artikel 51 Sr kan een strafbaar feit worden begaan door een rechtspersoon.
De onder 1 en 2 tenlastegelegde verduisteringen kunnen in redelijkheid worden toegerekend aan de rechtspersoon [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. De verduisteringen hebben plaatsgevonden op het moment dat de schadevergoedingen van respectievelijk € 210.000,- en € 50.000,- gestort zijn op bankrekeningen van [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. en deze vervolgens niet zijn uitgekeerd aan [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] . De hiervoor genoemde bewijsmiddelen ondersteunen dat oordeel. De stortingen van de schadevergoedingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon, bestaande uit het behandelen van letselschadezaken als tussenpersoon c.q. schadebemiddelaar. Daarmee gaat het uitkeren van schadevergoedingen gepaard. Het was [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. die kon beschikken over deze bedragen.
Verduistering € 210.000,– van [slachtoffer 1]
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat er door Delta Lloyd op 15 januari 2015
€ 210.000,- is gestort ten behoeve van [slachtoffer 1] . Door verdachte is ter zitting betoogd dat er geen sprake is geweest van verduisteren, omdat er € 200.000,- contant betaald zou zijn aan [slachtoffer 1] . De overige € 10.000,- zou zijn ingehouden voor gemaakte buitengerechtelijke kosten. Daartoe heeft verdachte ter zitting twee betalingsbewijzen en een getuigenverklaring van zijn stagiaire overgelegd. De rechtbank hecht in het kader van de bewijsvraag geen waarde aan deze handgeschreven betalingsbewijzen. Uit het procesdossier volgt immers dat verdachte al in februari 2017 bij de politie heeft verklaard dat het volledige bedrag aan [slachtoffer 1] zou zijn betaald. De ‘betalingsbewijzen’ die verdachte ter zitting aan de rechtbank heeft overhandigd dateren van 2 mei 2016 en 1 maart 2017, zijn opgesteld in de Nederlandse taal en bevatten een handtekening en vingerafdruk van aangever (aldus verdachte). Op deze ‘betalingsbewijzen’ is vermeld dat er een contante betaling van respectievelijk € 112.500,- en € 87.500,- euro aan [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden. Als dit daadwerkelijk het geval was geweest, is dit niet in overeenstemming met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring. Immers zou dan in februari 2017 niet het hele bedrag, maar nog maar € 112.500,- zijn betaald. Dit is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Volstrekt onaannemelijk is bovendien dat een letselschadebemiddelaar dergelijke bedragen contant uitkeert aan een cliënt, zoals verdachte stelt, en ten bewijze daarvan een handgeschreven betaalbewijs opstelt welke niet alleen ondertekend wordt, maar voorts voorzien van (volstrekt ongebruikelijk) een vingerafdruk in inkt. Tenslotte merkt de rechtbank in dit verband op dat bij gelegenheid van toelichting van de vordering benadeelde partij mr. P.J. Verbeek heeft opgemerkt dat de benadeelde partij weerspreekt dat voornoemde betalingen door verdachte zijn gedaan. Wettig en overtuigend bewezen is dat [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. in de periode van 15 januari 2015 tot en met 11 oktober 2016 in Enschede € 210.000,- van
[slachtoffer 1] heeft verduisterd.
Verduistering € 50.000,- van [slachtoffer 2]
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat op 23 oktober 2015, € 50.000,- ten behoeve van
[slachtoffer 2] op bankrekening ING [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf verdachte 3] B.V. is gestort. Door verdachte is aangevoerd dat hij op het moment van het storten van het bedrag geen zeggenschap meer had over de bankrekening, wegens de verkoop van
[letselschadezaak verdachte] en Zorg B.V en er aldus geen verduistering heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Daartoe overweegt zij dat gelet op de gegevens van de Kamer van Koophandel de B.V. pas op 28 oktober 2015 is opgeheven. Op het moment van het storten van de € 50.000,- had verdachte, als (indirect) bestuurder van de rechtspersoon, nog zeggenschap over de bankrekening, wat wordt ondersteund door de constatering dat er op 23 oktober 2015 nog € 50.000,- is overgemaakt naar de zakelijke spaarrekening van
[bedrijf verdachte 3] B.V.. Wettig en overtuigend bewezen is dat [bedrijf verdachte 3] B.V. in de periode van 23 oktober 2015 tot en met 1 juli 2016 in Enschede € 50.000,- van [slachtoffer 2] heeft verduisterd.
Feitelijk leidinggeven door verdachte
Zoals uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt, heeft verdachte in de tenlastegelegde perioden feitelijk leiding gegeven aan [bedrijf verdachte 3] B.V. en [bedrijf verdachte 5] B.V.. Verdachte was van 21 maart 2014 tot 28 oktober 2015 indirect
(via [bedrijf verdachte 5] B.V.) bestuurder van [bedrijf verdachte 3] B.V.. Ook feitelijk was hij de leidinggevende. Hij was betrokken bij de vaststellingsovereenkomsten, voerde de correspondentie of gaf daar opdracht toe en in het geval van [slachtoffer 1] was verdachte degene die de stempel zette op de vaststellingsovereenkomst, waarmee hij aangaf op welk rekeningnummer het schadebedrag moest worden uitgekeerd. Daarnaast heeft hij ter terechtzitting erkend dat hij zeggenschap had over de bankrekeningen waarop de bedragen van € 210.000,- en € 50.000,- zijn gestort.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde perioden in Enschede feitelijk leiding heeft gegeven aan [bedrijf verdachte 3] B.V. en [bedrijf verdachte 5] B.V. die € 210.000,- van [slachtoffer 1] en
€ 50.000,- van [slachtoffer 2] verduisterd hebben.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer: 08-952947-16
[bedrijf verdachte 1] B.V.(feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte]
) en [bedrijf verdachte 3] B.V.
op tijdstippen in de periode 14 mei 2013 tot en met 10 december 2015 te Almelo en/of te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk gebruik hebben gemaakt, van één of meerdere valse of vervalste arbeidsovereenkomsten en meerdere valse of vervalste salarisstroken te weten:
- Een “arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd” en
- Een “nul uren overeenkomst onbepaalde tijd” en
- Salarisstroken van het jaar 2012 van [letselschadezaak verdachte] en
- Salarisstroken van de maanden januari 2013 tot en met mei 2013 van [bedrijf verdachte 1]
B.V.
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande die vervalsing en die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid,
Ad A. op die arbeidsovereenkomst, met ingangsdatum 1 mei 2011, is vermeld dat
[medeverdachte] , medeverdachte, in dienst treedt als werknemer bij [bedrijf verdachte 3] . Die arbeidsovereenkomst is ondertekend door de heer [naam 1] als manager van [bedrijf verdachte 5]
Ad B. op die arbeidsovereenkomst, met ingangsdatum 1 januari 2012, is vermeld
dat [medeverdachte] , medeverdachte, in dienst treedt als werknemer bij [bedrijf verdachte 1]
B.V.
Ad C.
-de cumulatieven iedere maand gelijk zijn en
-als loonheffingsnummer “851285302L01” staat vermeld en
Ad. D.
-als loonheffingsnummer “127838892L01” staat vermeld en
-als vestigingsadres van [bedrijf verdachte 1] B.V., [adres 1]
staat vermeld
en bestaande dat gebruik maken hierin dat [bedrijf verdachte 1] B.V. (feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte] ) en [bedrijf verdachte 3] B.V. en de mededader deze geschriften bij A.S.R. Nederland N.V. hebben ingediend ten behoeve van het verkrijgen van een loonregres vordering ter hoogte van 300.000 euro,
terwijl [bedrijf verdachte 1] B.V. (feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte] ) en [bedrijf verdachte 3] B.V. en zijn mededader telkens wisten, dat deze arbeidsovereenkomsten en salarisstroken bestemd waren om te gebruiken als waren deze echt en onvervalst
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
Parketnummer: 08-910048-17
1 .
[bedrijf verdachte 5] B.V. of [bedrijf verdachte 3] B.V. in de periode van 15 januari 2015 tot en met 11 oktober 2016 te Enschede, opzettelijk een geldbedrag, te weten in totaal 210.000 euro, zijnde een uitkering op grond van een vaststellingsovereenkomst tussen [slachtoffer 1] en Delta Lloyd N.V., geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] , anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als schadebemiddelaar, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend,
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf verdachte 3] B.V. in de periode van 23 oktober 2015 tot en met 1 juli 2016 te Enschede, opzettelijk een geldbedrag, te weten in totaal 50.000 euro, zijnde een uitkering op grond van een vaststellingsovereenkomst tussen [slachtoffer 2] en Aegon Schadeverzekering N.V., geheel toebehorende aan [slachtoffer 2] , anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als schadebemiddelaar, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend,
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 51, 225, lid 2 en 321 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 08-952947-16
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Parketnummer 08-910048-17
feit 1 en 2, telkens:
Verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
6 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7 De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van het voorarrest op te leggen. Daarnaast heeft zij als bijkomende straf gevorderd dat het vonnis van de rechtbank openbaar zal worden gemaakt. Dit in de vorm van het publiceren van een niet geanonimiseerd vonnis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een op te leggen straf wegens het aanmerkelijk overschrijden van de redelijke termijn te matigen. Met betrekking tot het openbaar maken van het vonnis heeft hij aangevoerd dat een dergelijke bijkomende straf zal betekenen dat verdachte zijn beroep niet meer kan uitoefenen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Aard van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich als feitelijk leidinggevende samen met zijn broer schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruiken van valse arbeidsovereenkomsten en valse salarisstroken om zo een schadevergoeding van € 300.000,- betaald te krijgen van verzekeraar A.S.R. Nederland N.V.. Op strafbare wijze hebben zij jarenlang geprobeerd om € 300.000,- te ontvangen van A.S.R. en dit weerhoudt verdachte er niet van om wederom een vordering te willen indienen bij A.S.R. namens zijn broer, maar dan van minstens € 600.000,-, zo verklaarde hij ter terechtzitting. Voor een werkbare samenleving is het van essentieel belang dat in het maatschappelijk verkeer vertrouwd kan worden op de juistheid van bepaalde schriftelijke stukken. Deze geschriften worden bovendien als controlemechanismen gebruikt door onder meer verzekeraars om tot een verantwoorde uitkering van gelden over te gaan. Door gebruik te maken van valse arbeidsovereenkomsten en valse salarisstroken om een zeer hoge regresvordering toegewezen te krijgen heeft verdachte zowel het vertrouwen van de maatschappij als dat van de verzekeraars beschadigd. Dit kan een ontwrichtende werking hebben op het economisch verkeer. Door fraude in deze vorm worden verzekeraars ernstig benadeeld en met hen ook andere verzekeringsnemers. Fraude met verzekeringsgeld leidt immers tot hogere verzekeringspremies, die door de verzekeringsnemers moet worden betaald.
Daarnaast heeft verdachte zich als feitelijk leidinggevende van een tweetal B.V.’s schuldig gemaakt aan het verduisteren van letselschadebedragen. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van letselschadebemiddelaar misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij genoot van zijn cliënten en latere slachtoffers. Zijn slachtoffers waren op dat moment afhankelijk van hem en mogelijk ook van de bedragen die zij vanwege geleden letselschade in 2015 hadden moeten ontvangen. Ruim vijf jaar later hebben zij deze bedragen nog steeds niet (volledig) ontvangen. [slachtoffer 2] heeft in 2016 al een civiele procedure tegen verdachte gevoerd, waarin verdachte veroordeeld is om € 50.000,- en (proces)kosten aan [slachtoffer 2] te betalen. Zelfs een eerder (kort geding) vonnis en daaropvolgende executiemaatregelen leiden er niet toe dat verdachte zijn verplichtingen nakomt. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 november 2020 betreffende verdachte blijkt dat verdachte in 2011 en 2012 is veroordeeld wegens oplichting. Door de politierechter in de rechtbank Overijssel is verdachte op 5 oktober 2018 veroordeeld tot een geldboete van € 290,- wegens handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Ter terechtzitting op 25 januari 2021 is gebleken dat verdachte nog altijd actief is als letselschadespecialist. Hij voert nog verschillende ondernemingen en leidt ook mensen op in deze branche.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening wat betreft de verduistering van gelden aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht met betrekking tot het plegen van fraude. Als het gaat om fraude met een benadelingsbedrag variërend tussen de € 250.000,- en € 500.000,- wordt als oriëntatiepunt genoemd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden. Er zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld met betrekking tot artikel 225 lid 2 Sr.
Redelijke termijn overschrijding
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Op 27 februari 2017 is verdachte in verzekering gesteld. Vanaf dit moment is de redelijke termijn gaan lopen. Dit betekent dat nu er op 8 februari 2021 vonnis wordt gewezen tegen verdachte, sprake is van ernstige overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Straf
Verdachte heeft ter terechtzitting geen inzicht in zijn handelen getoond. Sterker nog: hij schermt met het vele contante geld dat hij in zijn bezit zou hebben en de nog hogere claim die hij namens zijn broer wil indienen bij A.S.R.. Het baart de rechtbank grote zorgen dat hij nog actief is in de letselschadebranche en zelfs mensen daarin opleidt. De rechtbank acht, gelet op de ernst en de gevolgen van het strafbare feit, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Zij zal wegens het overschrijden van de redelijke termijn de duur van deze gevangenisstraf met enkele maanden beperken en tevens bepalen dat aftrek ingevolge artikel 27 Sr toegepast dient te worden. Een gevangenisstraf van 14 maanden is gelet op de omvang van de fraude passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het bepaalde in artikel 63 Sr in verband met voornoemde veroordeling van verdachte in 2018.
Openbaarmaking van het vonnis
Als bijkomende straf zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 339 lid 1 Sr wat betreft de verduisteringen de openbaarmaking van dit vonnis gelasten, ter waarschuwing van het publiek en ter voorkoming van verdere recidive. Zij is zich ervan bewust dat dit een inbreuk maakt op de privacy van de verdachte, maar acht deze inbreuk gerechtvaardigd in het licht van de met openbaarmaking te dienen doelen. Bij de openbaarmaking van het vonnis wordt volstaan met een publicatie op rechtspraak.nl, zonder anonimisering van de naam van verdachte, en een persbericht. De rechtbank schat ingevolge het bepaalde in artikel 36 Sr de kosten voor de publicatie op nihil.
8 De schade van benadeelden
8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-910048-17 ten laste gelegde
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft zich – bijgestaan door mr. P.J. Verbeek, advocaat te Ede – als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert, na correctie ter terechtzitting van 25 januari 2021, verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 215.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit het door Delta Lloyd gestorte bedrag van € 210.000,- minus de door verdachte aan hem betaalde € 1.000,-. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 6.000,- gevorderd. Daarnaast vordert [slachtoffer 1] een bedrag van € 1.922,- aan proceskosten.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft zich – bijgestaan door mr. M. Inan, advocaat te Enschede – als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 72.289,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
– hoofdsom € 51.542,75;
– rente tot en met 18 november 2020 € 5.288,64;
– proceskosten € 1.795,08;
– betekening € 92,48;
– executiekosten € 829,13;
– na-salaris € 100,00;
– afwikkelingstarief deurwaarder € 1.034,83;
– kosten mr. Inan 2017-2020 + BTW € 5.687,00;
Totale materiële schade: € 67.289,51.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,- gevorderd. Daarnaast vordert [slachtoffer 2] een bedrag van € 2.686,20 aan proceskosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , uitgezonderd de gevorderde immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente toewijsbaar zijn. Daarbij heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, betoogd dat beide benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de vordering ter zake de materiële schade van € 209.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2015 als niet (inhoudelijk) betwist toewijzen, nu deze haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
[slachtoffer 1] heeft tevens verzocht om een vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 1.922,-. Ook deze kosten zijn inhoudelijk niet betwist en acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
Waar het gaat om het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van immateriële schade heeft het volgende te gelden. Artikel 6:106, eerste lid aanhef en
onder a en b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien:
– het oogmerk bestond de benadeelde zodanig nadeel toe te brengen of;
– de benadeelde ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De benadeelde partij heeft niet gesteld dat er sprake is geweest van een oogmerk op het toebrengen van zodanig nadeel dan wel dat hij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Wel blijkt uit het voegingsformulier van de benadeelde partij dat hij een bedrag van € 1.000,- per verstreken jaar vordert. Het toekennen van een dergelijk bedrag valt niet onder het bereik van het hiervoor genoemde wetsartikel. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de vordering ter zake van de materiële schade van € 67.289,51 als niet betwist toewijzen, nu deze haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 19 november 2020, omdat de rente tot en met
18 november 2020 al in de vordering is meegenomen.
[slachtoffer 2] heeft tevens verzocht om een vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 2.686,20. Ook deze kosten zijn niet betwist en acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
Waar het gaat om het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van immateriële schade heeft het volgende te gelden. Artikel 6:106, eerste lid aanhef en
onder a en b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien:
– het oogmerk bestond de benadeelde zodanig nadeel toe te brengen of;
– de benadeelde ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De benadeelde partij heeft niet gesteld dat er sprake is geweest van een oogmerk op het toebrengen van zodanig nadeel dan wel dat hij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Wel blijkt uit het voegingsformulier van de benadeelde partij dat hij een bedrag van € 5.000,- vordert. Het toekennen van een dergelijk bedrag valt niet onder het bereik van het hiervoor genoemde wetsartikel. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
9 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36 en 57 Sr.
10 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
– verklaart bewezen dat verdachte het bij parketnummer 08-952947-16 ten laste gelegde en het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
– verklaart niet bewezen wat aan verdachte bij parketnummer 08-952947-16 ten laste gelegde en het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
– verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
– verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-952947-16
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
parketnummer 08-910048-17
feit 1 en 2, telkens:
verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
strafbaarheid verdachte
– verklaart verdachte strafbaar voor het onder bij parketnummer 08-952947-16 ten laste gelegde en het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen verklaarde;
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-952947-16 ten laste gelegde en het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde
straf
– veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
– bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde
– gelast de openbaarmaking van dit vonnis door middel van publicatie op
www.rechtspraak.nl, zonder de gebruikelijke anonimisering van de naam van de
verdachte;
schadevergoeding
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
– wijst de vordering toe tot een bedrag van € 209.000,-, (zegge: tweehonderd negenduizend
euro) bestaande uit materiële schade;
– veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2015 tot de dag van volledige betaling;
– veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.922,-, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
– legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 209.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2015 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 365 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
– bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
– bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , voor een deel van € 6.000,-, zijnde de gevorderde immateriële schade, niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
– wijst de vordering toe tot een bedrag van € 67.289,51,-, (zegge: zevenenzestig duizend
tweehonderdnegenentachtig euro en éénenvijftig eurocent) bestaande uit materiële schade;
– veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
– veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 2.686,20, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
– legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 67.289,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 342 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
– bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
– bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] , voor een deel van € 5.000,-, zijnde de gevorderde immateriële schade, niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2021.
Buiten staat
Mrs. M.A.H. Heijink en C.C.S. Bordenga-Koppes en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer 2016134117 (Bosuil). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2 A01.01, pagina 5.
3 A01.01-09, pagina 19.
4 A01.01-16-05-02, pagina 78, 79 en 80.
5 A01.01-10, pagina 29 en 33.
6 A01.01-11, pagina 38.
7 A01-01-16, pagina 51.
8 A01-01-16-05-02-01, pagina 81, 82 en 83.
9 A01.01-16-05, pagina 74 en 75.
10 G02.01, pagina 391.
11 A01-01-16-05-02-02, pagina 84 tot en met 95.
12 A01-01-16-05-02-05, pagina 101 tot en met 105.
13 A01-01-13, pagina 43.
14 A01-01-14, pagina 45.
15 A01-01-13, pagina 44.
16 Organigram, pagina 66.
17 G01.01, pagina 385.
18 G01.01, pagina 386.
19 G01.01, pagina 387.
20 AH010 en AH010-01, pagina 304 en 305.
21 V03-01, pagina 494, 497 en 501.
22 Zie de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 25 januari 2021.
23 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017268018.Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
24 Pagina 3 en 4.
25 Pagina 24, 25 en 26.
26 Het proces-verbaal met nummer PL0600-2016324355-8, opgemaakt op 30 maart 2018 door [naam 5] , blad 2.
27 Zie het bankafschrift van [bedrijf verdachte 3] B.V., opgenomen als bijlage bij het emailbericht van 24 maart 2018, gericht aan [naam 5] .
28 Pagina 3 en 4.
29 Pagina 33 en 34.
30 Pagina 44 en 45.
31 Het proces-verbaal met nummer PL0600-2016502220-5, opgemaakt op 29 maart 2018 door [naam 5] , blad 1.
32 Pagina 33 en 34.
33 A01-01-14, pagina 45 uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer 2016134117 (Bosuil)
34 Organigram, pagina 66 uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer 2016134117 (Bosuil)
35 Zie de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 25 januari 2021.