Rb: supermarkt niet aansprakelijk voor overlijden slachtoffer op politiebureau

Samenvatting:

In verband met zijn gedrag in supermarkt is het slachtoffer door de politie meegenomen; hij is op het politiebureau overleden. De rechtbank oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de supermarkt aansprakelijk is voor de tragische dood van de broer van eiser op het politiebureau. De vordering tot vergoeding van de uitvaartkosten wordt daarom afgewezen. Verder heeft eiser thans onvoldoende belang bij de gevorderde beelden van de bewakingscamera’s van de supermarkt en in het verlengde daarvan thans ook onvoldoende belang bij de gevorderde persoonsgegeven van medewerkers en winkelend publiek van de supermarkt die betrokken waren bij of getuige van de voorvallen met betrekking tot de broer van eiser in en bij de supermarkt.

ECLI:NL:RBOVE:2020:1712

Instantie

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak

01-05-2020

Datum publicatie

11-05-2020

Zaaknummer

8408308 \ CV EXPL 20-1248

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Kort geding

Inhoudsindicatie

Het is niet aannemelijk dat Jumbo aansprakelijk is voor de tragische dood van de broer van eiser op het politiebureau. De vordering tot vergoeding van de uitvaartkosten is daarom afgewezen. Verder heeft eiser thans onvoldoende belang bij de gevorderde beelden van de bewakingscamera’s van de supermarkt en in het verlengde daarvan thans ook onvoldoende belang bij de gevorderde persoonsgegeven van medewerkers en winkelend publiek van de supermarkt die betrokken waren bij of getuige van de voorvallen met betrekking tot de broer van eiser in en bij de supermarkt.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer : 8408308 \ CV EXPL 20-1248

Vonnis in kort geding van 1 mei 2020

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [plaats] ,

eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,

gemachtigde: mr. H. Verstegen,

tegen

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SUPERMARKT KERSSIES HOGENKAMPSPASSAGE B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JUMBO GROEP HOLDING B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Veghel,

gedaagde partijen, hierna zowel gezamenlijk als afzonderlijk, in enkelvoud, te noem Jumbo,

gemachtigde: mr. D.M. Linders.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

– de dagvaardingen met producties,

– de vermeerdering van eis,

– de mondelinge behandeling (via Skype in verband met het coronavirus),

– de pleitnota van Jumbo.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is een broer van wijlen de heer [A] .

2.2.

[A] heeft op 14 maart 2020 omstreeks 17:15 uur de Jumbo-supermarkt bezocht aan de Hogenkampspassage te Zwolle (hierna: de supermarkt).

2.3.

In verband met het gedrag van [A] in de supermarkt en buiten bij de ingang van de supermarkt, heeft Jumbo de politie ingeschakeld. [A] is vervolgens omstreeks 17:30 uur op 14 maart 2020 bij de supermarkt door de politie meegenomen naar het politiebureau te Zwolle.

2.4.

[A] is op 14 maart 2020 op het politiebureau te Zwolle overleden. De Rijksrecherche doet onderzoek naar het overlijden van [A] .

3 Het geschil en de beoordeling

3.1.

[eiser] vordert na vermeerdering van eis – samengevat – veroordeling van Jumbo tot vergoeding van de uitvaartkosten van [A] en daarmee samenhangend afgifte van beeldopnames van de bewakingscamera’s van de supermarkt waar [A] op is te zien, alsmede de namen en woonplaatsen van de mannelijke medewerkers van de supermarkt die betrokken waren bij de voorvallen aangaande [A] op 14 maart 2020, en dezelfde persoonsgegevens van het winkelend publiek dat getuige was van de voorvallen.

3.2.

Jumbo heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering. Wel voert Jumbo inhoudelijk verweer tegen de vorderingen.

3.3.

De kantonrechter overweegt dat het spoedeisend belang met de aard van de vorderingen voldoende is gegeven.

3.4.

[eiser] stelt dat Jumbo onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld en daarmee ook jegens hemzelf, als nabestaande. [eiser] verwijt Jumbo in dit kader dat Jumbo op 14 maart 2020 een ambulance had moeten inschakelen en niet de politie, omdat het evident was dat [A] een ongevaarlijke zieke man was. Door de politie in te schakelen is de situatie onnodig geëscaleerd met de dood van [A] tot gevolg, aldus [eiser] .

3.5.

De kantonrechter overweegt als volgt. Niet in geschil is dat [A] op 14 maart 2020 verward moet zijn geweest, althans dat hij die indruk moet hebben gemaakt, onder meer door onrustig door de supermarkt te hollen, aan tassen van winkelend publiek te trekken, dicht over een kassa te buigen en door tegen een medewerker van de supermarkt te zeggen dat die medewerker hem maar moet doodschieten. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt hieruit dat [A] zeer afwijkend en verontrustend gedrag heeft vertoond ten opzichte van het gedrag dat winkelend publiek normaal vertoont. Dat geldt te meer omdat op 14 maart 2020 al afstandsmaatregelen golden tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19. Het is daarom heel begrijpelijk dat Jumbo de politie heeft ingeschakeld nadat – onweersproken – [A] niet wilde kalmeren of weggaan. Dat [A] (zeer waarschijnlijk) geen verkeerde intenties zal hebben gehad en onder invloed van een ziektebeeld handelde, doet aan het bovenstaande niet af. Het gaat erom dat Jumbo een potentieel gevaarlijke situatie voor de gezondheid van de aanwezigen in de supermarkt moest zien te beëindigen, in verband met het coronavirus. Omdat [A] zich niet liet wegsturen, was inschakeling van de politie de aangewezen weg. Dat [A] zelf zodanig duidelijk in gevaar was dat Jumbo onmiddellijk en specifiek naar een ambulance had moeten vragen, is niet gebleken.

3.6.

[eiser] heeft niet weersproken dat er toch ook een ambulance bij de supermarkt is gekomen op 14 maart 2020, nadat de politie [A] in bedwang had gekregen en dat [A] door het ambulancepersoneel bij de supermarkt is onderzocht. Op dat moment was [A] kennelijk voldoende gezond en was het niet nodig dat hij naar het ziekenhuis werd gebracht voor verder onderzoek en nadere observatie, immers [A] is na het onderzoek meegenomen naar het politiebureau en niet naar het ziekenhuis.

3.7.

Uit het bovenstaande volgt dat het thans onvoldoende aannemelijk is dat de handelwijze van Jumbo naar aanleiding van het gedrag van [A] in en bij de supermarkt onrechtmatig was jegens [A] , in die zin dat het de tragische dood van [A] moet hebben veroorzaakt. Wat mogelijk is voorgevallen met [A] nadat de politie met hem is weggereden bij de supermarkt, kan Jumbo niet worden aangerekend. Jumbo was daar immers niet meer bij betrokken.

3.8.

Tegen de achtergrond van het bovenstaande kan niet voorshands geoordeeld worden dat Jumbo aansprakelijk is voor de uitvaartkosten die [eiser] vordert. Die vordering zal daarom worden afgewezen.

3.9.

Om zijn vordering die verband houdt met het overlijden van [A] eventueel in een bodemprocedure verder te kunnen staven en mogelijk ook uit te kunnen breiden, vordert [eiser] tevens – samengevat – afgifte van beeldopnames en persoonsgegevens.

3.10.

De kantonrechter overweegt als volgt. Het overlijden van [A] wordt onderzocht door de Rijksrecherche. [eiser] heeft niet weersproken dat de politie in verband hiermee beeldopnames heeft gevorderd van Jumbo die op 14 maart 2020 zijn gemaakt door bewakingscamera’s van de supermarkt en dat Jumbo, die zelf ook nog over die beelden beschikt, daarbij het verbod heeft gekregen om de beelden verder te delen. Reeds dat staat aan toewijzing van de vordering tot vrijgave van beeldopnames door Jumbo in de weg.

3.11.

[eiser] heeft thans onvoldoende belang bij vrijgave van de beelden door Jumbo, tegenover het belang van Jumbo om het opgelegde verbod niet te overtreden. Jumbo heeft namelijk aangeboden de beeldopnames te zullen bewaren om door [eiser] bekeken te kunnen worden, met inachtneming van privacyregels, zodra het verbod op het delen van de beelden niet langer van kracht is. Verder heeft [eiser] niet weersproken dat hij zich ook tot de officier van justitie kan wenden voor het verkrijgen van inzage in de beeldopnames. Aldus zal [eiser] de beelden vroeger of later te zien kunnen krijgen. Dat [eiser] daar behoefte aan heeft, vooral ook in het kader van rouwverwerking door hemzelf en de overige nabestaanden van [A] , zoals [eiser] heeft verklaard, is goed invoelbaar, maar in het licht van het bovenstaande kan niet van Jumbo worden gevergd dat zij hiervoor thans, met het oog op de mogelijke strafrechtelijke gevolgen ervan, het opgelegde verbod overtreedt.

3.12.

In het verlengde van het vorenstaande zal ook de vordering tot afgifte van persoonsgegevens worden afgewezen. Niet alleen hangen de gevorderde persoonsgegevens nauw samen met de beeldopnames, maar [eiser] heeft ook niet, althans onvoldoende onderbouwd, gesteld dat de gevorderde persoonsgegevens niet meer beschikbaar of te achterhalen zullen zijn als het onderzoek van de Rijksrecherche is afgerond. Verder is het thans nog maar de vraag in hoeverre [eiser] de gevorderde persoonsgegevens nodig heeft. Dat zal mede afhangen van de uitkomsten van het onderzoek naar de oorzaak van het overlijden. Vooralsnog is er tegen de achtergrond van al het bovenstaande onvoldoende aanleiding om de uitkomsten van het onderzoek niet af te wachten. De kantonrechter laat dan nog daar dat afgifte van de gevraagde gegevens een inbreuk op de privacy van niet bij deze procedure betrokken derden oplevert.

3.13.

Voor zover [eiser] in zijn eis nog een aantal verklaringen voor recht heeft geformuleerd, zal de inhoudelijke beoordeling daarvan achterwege blijven. In kort geding kunnen slechts voorlopige voorzieningen worden gegeven. Aldus gaat het bindend vaststellen van een rechtsverhouding door een verklaring voor recht de kaders van dit kort geding te buiten.

3.14.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

4 De beslissing

De kantonrechter

4.1.

wijst de vorderingen af,

4.2.

veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Jumbo begroot op € 480,00 (salaris van de gemachtigde),

4.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2020. (mjd)

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey