Rb: SVI, alcoholuitsluiting, bevrijdend verweer dat alcoholpromillage is veroorzaakt door ná ongeval verworpen
Verzekeringszaak (SVI). Uitsluitingsclausule alcoholgebruik. Bevrijdend verweer dat gemeten alcoholpromillage is veroorzaakt door ná ongeval genuttigde drank wordt verworpen. De SVI-verzekeraar behoeft geen dekking te verlenen. Terugbetaling voorschotten.
ECLI:NL:RBGEL:2021:4212, Rechtbank Gelderland, C/05/384879 / HZ ZA 21-87 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBGEL:2021:4212
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
04-08-2021
Datum publicatie
06-08-2021
Zaaknummer
C/05/384879 / HZ ZA 21-87
Rechtsgebieden
Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Verzekeringszaak (SVI). Uitsluitingsclausule alcoholgebruik. Bevrijdend verweer dat gemeten alcoholpromillage is veroorzaakt door ná ongeval genuttigde drank wordt verworpen. Terugbetaling voorschotten, voor gevorderde kosten onvoldoende gesteld.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/384879 / HZ ZA 21-87
Vonnis in verzet van 4 augustus 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
A.S.R. SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. E.J.A.A. van Dal te Arnhem,
tegen
[ged/eis. verzet] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. A.A.D. Bloemsma te Deventer.
Partijen zullen hierna A.S.R. en [ged/eis. verzet] genoemd worden.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het tussenvonnis van 21 april 2021
–
de akte overlegging producties tevens inhoudende akte vermeerdering van eis van A.S.R.
–
de bij B8 formulier van 9 juni 2021 door [ged/eis. verzet] ingediende (ongenummerde) productie
–
het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
2.1.
Op 25 september 2017 is [ged/eis. verzet] een eenzijdig ongeval overkomen. Na een avond stappen op de [plaats] kermis is [ged/eis. verzet] met de auto rond 03:00 uur van de weg geraakt en tegen een boom tot stilstand gekomen.
2.2.
Ten tijde van het ongeval was [ged/eis. verzet] verzekerd bij A.S.R. onder de voorwaarden “Voorwaarden verzekering Schade Inzittenden VP SI 2015-01” (hierna: VPSI). In verband met die schadeverzekering voor inzittenden heeft A.S.R. onder voorbehoud van dekking voor wat betreft alcoholgebruik uitkeringen gedaan aan [ged/eis. verzet] .
2.3.
Artikel 3.3 lid 1 VPSI luidt, voor zover hier relevant:
“(…) U bent niet verzekerd:
– als de bestuurder van het motorrijtuig op het moment van de gebeurtenis zo onder invloed is van alcohol, geneesmiddelen of drugs dat hij niet meer in staat moet worden geacht het motorrijtuig behoorlijk te besturen;
(…)- bij overmatig alcoholgebruik van de bestuurder van het motorrijtuig.
Met overmatig alcoholgebruik bedoelen wij:
(…)
– de bestuurder heeft zijn rijbewijs korter dan 5 jaar of hij bestuurt het motorrijtuig onder wettelijk toezicht:
– een bloed-alcoholgehalte van 0,2 promille of hoger
– een adem-alcoholgehalte van 88 microgram of hoger
(…)”
2.4.
Artikel 6.1 e.v. VPSI luidt, voor zover hier relevant:
“Schade melden
(…)
U geeft ons alle informatie die wij nodig hebben om te beoordelen of u recht hebt op schadevergoeding (…).
U bent verplicht om bij het melden van de schade de juiste gegevens te verstrekken. (…)
Houdt u zich niet aan de verplichtingen en schaadt u onze belangen? Dan vergoeden wij uw schade niet. (…)”
2.5.
In het op 25 september 2017 om 06:16 uur door de politie naar aanleiding van het ongeval opgemaakte mutatie rapport staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…) De persoon die naast het voertuig lag gaf aan dat hij niet had gereden maar ene [betrokkene1] . Die had hij geregeld om te rijden. Hij was niet meer ter plaatse en hij kende die man ook niet. Die had hij betaald om te rijden. Hij had zelf wel alcoholhoudende drank gedronken. (…) In overleg met CVD (…) besloten om geen bloed af te nemen m.b.t. artikel 8. Geen echte bewijsvoering dat hij had gereden. (…)”
2.6.
In het door de Ambulance Oost ter zake opgemaakte ritformulier staat vermeld dat [ged/eis. verzet] tegenover het ambulancepersoneel heeft aangegeven “3 baco’s en 3 shotjes te hebben gehad”.
2.7.
Op 6 december 2017 is de schaderegelaar van A.S.R. bij [ged/eis. verzet] op huisbezoek geweest. In het Rapport Expert Personenschade a.s.r. van 7 december 2017 staat naar aanleiding van dat bezoek op de tweede pagina bij “Toedracht & aansprakelijkheid” vermeld dat [ged/eis. verzet] “(…) expliciet [bevestigt] dat hij niet had gedronken en evenmin onder invloed was van andere middelen. Naar verluid is in het ziekenhuis ook het bloed gecontroleerd, zonder bijzonderheden. (…)”
2.8.
In het medisch advies van 24 september 2018 van de medisch adviseur van A.S.R., mevrouw [betrokkene2] , staat op pagina 3, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
“(…) Met betrekking tot het alcoholgebruik staat, in de brief van 28-09-2017 van chirurg [betrokkene3] aan huisarts [betrokkene5] , bij het bloedonderzoek op 25-09-2017 05:08:00: Ethanol 0.6.
(…)
In de brief d.d. 26-09-2017 van intensivist [betrokkene4] aan huisarts [betrokkene5] staat:
(ethanolspiegel bij presentatie 0.6 gr /L )
(Met presentatie wordt gedoeld op de binnenkomst op de spoedeisende hulp RJ)
(…)”
2.9.
Bij e-mail van 17 september 2018 heeft [ged/eis. verzet] , voor zover hier van belang en met tussenkomst van zijn belangenbehartiger, het volgende aan A.S.R. geschreven:
“Hierbij de namen en gegevens.
- [betrokkene6] , de eerste die ter plaatse was na mijn ongeval en verklaard hoe het kon zijn dat er alcohol in mijn bloed zat. Waar ik zelf mij niks van weet te herinneren. Toen [betrokkene6] mij vond vroeg ik haar telkens om wat te drinken en dan ik pijn had. Naar aanleiding daarvan is [betrokkene6] gaan kijken in haar auto of ze wat te drinken kon vinden en zag daar alleen een fles sterke drank in liggen. Ze dacht misschien verzacht dat de pijn en ze was op dat moment zelf ook erg in shock door mij zo te zien liggen op de grond. (…)”
2.10.
A.S.R. heeft onderzoeksbureau I-TEK ingeschakeld om nader onderzoek te doen naar de toedracht van het ongeval. In dat kader heeft I-TEK op 22 januari 2019 gesproken met [betrokkene6] (hierna: [betrokkene6] ). Zij heeft ten overstaan van de onderzoekers van I-TEK en in aanwezigheid van de belangenbehartiger van [ged/eis. verzet] onder meer het volgende verklaard:
“(…) [ged/eis. verzet] was de BOB en hij was naar de kermis gereden. De afspraak was gemaakt dat hij die nacht eerst zijn vrienden naar huis zou brengen en dan naar mij toe zou komen rijden. (…)
[ged/eis. verzet] was wel verward maar aanspreekbaar. Hij had veel pijn, last van zijn hoofd en hij vertelde dat hij dorst had. (…)
Ik keek in mijn auto en ik zag daar een fles drinken liggen. Dat betrof een fles met doorzichtig glas en een doorzichtige vloeistof. Het was een bende in mijn auto en het kan zijn dat de fles van mij was of van mijn vrienden die ik op die avond had meegenomen naar [plaats] . (…) Ik wist niet wat er in die fles zat, ik was mij daar niet van bewust. Ik heb die fles bij hem neergelegd en ik ben toen gaan rennen naar een hectometerpaaltje. (…)
Ik weet tot op heden niet wat er in die fles heeft gezeten. Nu het onderzoek wordt gedaan ivm de geconstateerde aanwezigheid van alcohol in het bloed van [ged/eis. verzet] besef ik achteraf, dat er mogelijk Wodka of iets dergelijks in die fles heeft gezeten. Ik neem dit aan doordat het een glazen fles betrof; een doorzichtige vloeistof betrof, nadien alcohol is aangetroffen in het bloed van [ged/eis. verzet] terwijl hij geen alcohol had gedronken dat dit het geval was. Ik heb dit niet aan [ged/eis. verzet] gegeven en ik weet ook niet of hij er van gedronken heeft. Er zat maar een klein beetje vloeistof in die fles, een bodempje. (…) Het kan zijn dat ik die avond iets voor mijn vrienden heb meegenomen (…) dan wel dat mijn vrienden dit zelf hadden meegenomen. Ik koop zelf nooit alcoholhoudende drank. Ik drink zelf ook geen alcohol. (…)
Ik ga er vanuit dat het ambulancepersoneel en de politie met [ged/eis. verzet] heeft gesproken. Hij was wel enigszins aanspreekbaar. (…)
Ik weet niet of en zo ja hoeveel drank er uit de fles was.
Wanneer ik had geweten dat er alcohol in die fles zou hebben gezeten, zou ik dat zeker niet aan hem hebben gegeven omdat er dan vanuit zou kunnen worden gegaan dat hij alcohol zou hebben gedronken en daarnaast niet weet welke verwondingen hij had. (…)”
2.11.
I-TEK heeft op 22 januari 2019 tevens gesproken met [betrokkene7] (hierna: [betrokkene7] ) en [betrokkene8] (hierna: [betrokkene8] ), vrienden van [ged/eis. verzet] die de avond van het ongeval met hem op de kermis waren. Hun verklaringen houden, voor zover hier relevant, in dat [ged/eis. verzet] deze bewuste avond de BOB was en [betrokkene7] en [betrokkene8] zeker weten dat [ged/eis. verzet] die avond geen alcohol heeft gedronken.
2.12.
Op 27 september 2019 heeft A.S.R. aan de gemachtigde van [ged/eis. verzet] een brief gestuurd, waarin A.S.R. mededeelt dat zij geen dekking verleent voor de gevolgen van het eenzijdige ongeval dat [ged/eis. verzet] is overkomen. A.S.R. voert daartoe in die brief onder meer aan dat
“(…) (i) uw cliënt (…) als beginnend bestuurder met een te hoog promillage alcohol in zijn bloed met het betreffende voertuig een eenzijdig ongeval [heeft] veroorzaakt en (ii) uw cliënt (…) – kort gezegd – a.s.r. getracht [heeft] te misleiden ten einde een uitkering te verkrijgen, waarop hij geen recht heeft. (…)”
A.S.R. maakt in deze brief voorts aanspraak op terugbetaling van alle reeds betaalde voorschotten en gemaakte kosten van in totaal € 28.745,68 (€ 20.500,00 aan betaalde voorschotten, € 3.500,00 aan betaalde buitengerechtelijke kosten, € 4.213,68 aan kosten I-TEK en een standaardbedrag van € 532,00 aan schadevergoeding interne kosten).
2.13.
Op 3 september 2019 is [ged/eis. verzet] een tweede ongeval overkomen. Hij heeft in dat verband recht op schadevergoeding van de aansprakelijke partij, gedekt door Allianz Benelux N.V. (hierna: Allianz). A.S.R. heeft ter zekerstelling van haar vordering op [ged/eis. verzet] beslag gelegd onder Allianz.
3Het geschil
3.1.
A.S.R. heeft in de verstekprocedure (zaaknummer / rolnummer 381345 / HA ZA 20-472) gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [ged/eis. verzet] zal veroordelen:
om aan A.S.R. te betalen de som van € 32.135,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 30.745,68 vanaf 27 oktober 2019 althans een door de rechtbank te bepalen dag, tot aan de dag der algehele voldoening,
in de beslagkosten van € 869,53 en in de proceskosten inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Bij het op 20 januari 2021 gewezen verstekvonnis is de door A.S.R. gevorderde hoofdsom inclusief buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot een bedrag van € 26.482,47. [ged/eis. verzet] is daarnaast veroordeeld in de beslagkosten van € 908,53 en in de proceskosten, aan de zijde van A.S.R. tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 2.837,89.
3.3.
In de verzetprocedure heeft A.S.R. haar eis gewijzigd in zoverre dat zij een aanvullende betaling van € 270,74 aan beslagkosten vordert. De gewijzigde vordering is derhalve dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [ged/eis. verzet] zal veroordelen:
om aan A.S.R. te betalen de som van € 32.135,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 30.745,68 vanaf 27 oktober 2019 althans een door de rechtbank te bepalen dag, tot aan de dag der algehele voldoening,
in de beslagkosten van € 869,53 + € 270,74 (totaal: € 1.140,27) en in de proceskosten inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.4.
De vordering onder a. van A.S.R. is als volgt opgebouwd:
Betaalde voorschotten € 20.500,00
Buitengerechtelijke kosten € 5.500,00
Kosten onderzoeksbureau I-TEK € 4.213,68
Schadevergoeding interne kosten € 532,00
BIK volgens liquidatietarief € 1.390,00
Rente en kosten € p.m.
Totaal: € 32.135,68 + p.m.
3.5.
A.S.R. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [ged/eis. verzet] ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde, zodat hij op grond van artikel 3.3 VPSI geen recht heeft op dekking. Daarnaast heeft [ged/eis. verzet] onjuiste informatie verschaft aan A.S.R., zodat er ook gelet op artikel 6.1 e.v. en artikel 8.9 VPSI jo. artikel 7:941 BW geen dekking bestaat. [ged/eis. verzet] is daarnaast de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd vanwege de pogingen het openstaande bedrag buitengerechtelijk te incasseren. De interne kosten van A.S.R. zijn gebaseerd op de gemiddeld gemaakte interne kosten (14 uren), gematigd met 50%.
3.6.
[ged/eis. verzet] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van A.S.R. alsnog worden afgewezen, met veroordeling van A.S.R. in de proceskosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [ged/eis. verzet] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
De vraag is of A.S.R. terecht dekking onder de verzekering heeft geweigerd op grond van één van de twee in 2.12 genoemde gronden.
4.3.
Op grond van artikel 3.3 lid 1 VPSI is er onder meer geen dekking bij overmatig alcoholgebruik van de bestuurder van het motorrijtuig. In datzelfde artikellid is bepaald dat in het geval de bestuurder zijn rijbewijs korter heeft dan 5 jaar met overmatig alcoholgebruik bedoeld wordt een bloed-alcoholgehalte van 0,2 promille of hoger. De bewijslast en het bewijsrisico van de stelling dat ten tijde van het ongeval bij [ged/eis. verzet] sprake was van overmatig alcoholgebruik in vorenbedoelde zin rust in dit geval op A.S.R., aangezien A.S.R. zich beroept op het rechtsgevolg van die stelling, namelijk terugbetaling van de betaalde voorschotten en vergoeding van de door A.S.R. gemaakte kosten.
4.4.
Tussen partijen staat (inmiddels) vast dat [ged/eis. verzet] (en dus niet ene [betrokkene1] ) de bestuurder was van het motorrijtuig waarmee het ongeval is veroorzaakt, dat [ged/eis. verzet] ten tijde van dat ongeval een beginnend bestuurder was in de zin van de aangehaalde polisvoorwaarde en dat in het ziekenhuis, zo’n twee uur na het ongeval, bij hem een bloed-alcoholgehalte van 0,6 promille is gemeten.
4.5.
[ged/eis. verzet] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat desalniettemin niet is voldaan aan de uitsluiting van artikel 3.3 lid 1 VPSI, aangezien het gemeten alcoholpromillage zou zijn veroorzaakt door ná het ongeval door hem genuttigde alcoholhoudende drank, hem aangereikt door [betrokkene6] .
Dit heeft te gelden als een bevrijdend verweer, wat betekent dat op [ged/eis. verzet] de stelplicht rust van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed (0,6 promille) is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval, hem aangereikt door [betrokkene6] .
4.6.
[ged/eis. verzet] heeft in dit kader gesteld dat hij na het ongeval, toen [betrokkene6] ter plaatse kwam, van haar te drinken heeft gehad. [betrokkene6] had die avond vrienden van haar, die ook op de kermis waren, naar huis gebracht. Die vrienden hadden een fles meegenomen in de auto van [betrokkene6] en hadden daaruit onderweg gedronken. Die fles is in de auto van [betrokkene6] achtergelaten. [betrokkene6] wist weliswaar niet wat er in die fles zat, maar gezien de toestand van haar passagiers heeft [betrokkene6] (achteraf) niet de indruk dat er water in die fles zat (de rechtbank begrijpt dat [ged/eis. verzet] daarmee wil stellen: maar alcoholhoudende drank). [ged/eis. verzet] heeft uit die fles gedronken, na het ongeval. En de daarbij ingenomen alcohol verklaart zijn toestand zoals twee uur later gemeten in het ziekenhuis, aldus nog steeds [ged/eis. verzet] .
Ter onderbouwing van deze stellingen heeft [ged/eis. verzet] verwezen naar de door [betrokkene6] ten overstaan van I-TEK afgelegde verklaring, zoals weergegeven onder 2.10 en naar de verklaringen van [betrokkene7] en [betrokkene8] (2.11).
4.7.
A.S.R. heeft deze stellingen van [ged/eis. verzet] gemotiveerd betwist. A.S.R. heeft ten eerste gewezen op het uiterst ongeloofwaardig karakter van de door [ged/eis. verzet] gegeven verklaring voor het bij hem gemeten alcoholpromillage. Het ligt immers niet in de rede om aan een slachtoffer van een ongeval, dat verwond naast de auto ligt, alcohol te geven. Ten tweede heeft A.S.R. gewezen op de tegenstrijdigheid, op cruciale punten, van de verklaring van [ged/eis. verzet] (in zijn bericht van 17 september 2018, zie onder 2.9) en die van [betrokkene6] (2.10). Ten derde heeft A.S.R. gewezen op de verklaringen van [ged/eis. verzet] , vlak na het ongeval, ten overstaan van de politie (2.5) en het ambulancepersoneel (2.6): tegen de politie heeft [ged/eis. verzet] verklaard “zelf wel alcoholhoudende drank [te hebben] gedronken” en tegenover het ambulancepersoneel spreekt [ged/eis. verzet] over “3 baco’s en 3 shotjes”.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat [ged/eis. verzet] , in het licht van deze gemotiveerde en overtuigende betwisting door A.S.R., onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval. Voor dat oordeel is ten eerste van belang dat [ged/eis. verzet] zijn ter zake ingenomen stellingen enkel baseert op hetgeen hij van [betrokkene6] achteraf heeft begrepen. Zelf heeft [ged/eis. verzet] immers geen herinnering meer aan het ongeval en wat er kort daarna is gebeurd. [ged/eis. verzet] kan uit eigen waarneming dan ook niet verklaren over het al dan niet nuttigen van alcoholhoudende drank kort na het ongeval. Voor dat oordeel is ten tweede van belang dat hetgeen [ged/eis. verzet] heeft gesteld op cruciale punten níet wordt onderbouwd door de door hem daartoe aangedragen verklaring van [betrokkene6] . [betrokkene6] verklaart immers niet dat, zoals [ged/eis. verzet] in deze procedure wél heeft gesteld, zij hem een fles alcoholhoudende drank heeft aangereikt. [betrokkene6] verklaart niet te weten wat er in de fles zat die zij bij [ged/eis. verzet] heeft neergelegd. [betrokkene6] construeert in haar verklaring achteraf – gegeven het feit dat er een onderzoek loopt naar het alcoholpromillage in [ged/eis. verzet] bloed – dat er mogelijk wodka of iets dergelijks in de fles heeft gezeten. Dat deel van haar verklaring vormt echter geen onderbouwing van de stelling dát er alcohol in de fles zat die [betrokkene6] bij [ged/eis. verzet] heeft neergelegd. Dat de fles volgens [betrokkene6] van glas was en er een doorzichtige vloeistof in zat, maakt dat niet anders. [betrokkene6] heeft [ged/eis. verzet] bovendien niet zien drinken uit die fles. [betrokkene6] verklaart immers niet te weten of [ged/eis. verzet] ervan gedronken heeft. Het zij herhaald: ook [ged/eis. verzet] zelf kan hier niets over verklaren. Daar komt nog bij dat volgens [betrokkene6] er maar een bodempje in de fles zat, terwijl het later bij [ged/eis. verzet] gemeten alcoholpromillage drie keer de voor hem toegestane hoeveelheid betrof.
4.9.
De enkele stelling ter zitting van [ged/eis. verzet] dat [betrokkene6] een jaar na haar ten overstaan van I-TEK afgelegde verklaring een nieuwe verklaring heeft afgelegd, althans heeft willen afleggen, waarin zij zou hebben verklaard, althans zou hebben willen verklaren dat zij (ditmaal wel) wist dat er alcohol in de fles zat die zij [ged/eis. verzet] heeft aangereikt, omdat zij dat zou hebben gezien, is door [ged/eis. verzet] op geen enkele wijze van een onderbouwing voorzien. De genoemde tweede verklaring is door hem niet in het geding gebracht. Dit leidt ertoe dat deze stelling van [ged/eis. verzet] als onvoldoende onderbouwd terzijde zal worden geschoven. Ook de verklaringen van [betrokkene7] en [betrokkene8] vormen, voor zover zij uit eigen waarneming verklaren, geen (voldoende) onderbouwing van de door [ged/eis. verzet] ingenomen stellingen over de alternatieve verklaring voor het gemeten alcoholpromillage.
4.10.
Hetgeen A.S.R. bij wege van betwisting heeft aangevoerd, vormt voor de rechtbank daarnaast een veel plausibeler verklaring voor het gemeten alcoholpromillage in [ged/eis. verzet] bloed. Aan de door [ged/eis. verzet] zelf afgelegde verklaringen vlak na het ongeval ten overstaan van personen (politieambtenaren en ambulancepersoneel), die op geen enkele manier een belang hebben bij een anders dan waarheidsgetrouwe weergave van die verklaringen in respectievelijk het mutatie rapport en het ritformulier, kent de rechtbank een veel groter gewicht toe dan aan de achteraf – toen duidelijk was wat A.S.R. hem tegenwierp – door diezelfde [ged/eis. verzet] gegeven, hoogst curieuze en onvoldoende onderbouwde verklaring voor het te hoge alcoholpromillage. De rechtbank acht het onaannemelijk dat iemand die in de war was, zoals [ged/eis. verzet] heeft opgeworpen, zomaar zou zeggen drie shotjes en drie Bacardi-cola te hebben gedronken. Niet valt in te zien – [ged/eis. verzet] heeft een reden daarvoor ook niet genoemd – waarom hij, ook in verwarde staat, het betreffende ambulancepersoneel een dusdanig concrete leugen over zijn eigen alcoholinname zou opspelden. De enkele stelling namens [ged/eis. verzet] ter zitting dat het ritformulier van de ambulance onder het beroepsgeheim valt – zonder daaraan juridisch een gevolg te verbinden voor de onderhavige procedure – wordt als onvoldoende ter zake dienend terzijde geschoven.
4.11.
Het voorgaande betekent dat het (bevrijdend) verweer van [ged/eis. verzet] , inhoudende dat het in het ziekenhuis gemeten alcoholgehalte in zijn bloed is veroorzaakt door de inname van alcoholhoudende drank ná het ongeval, wordt verworpen. Dit leidt ertoe dat A.S.R. terecht aan [ged/eis. verzet] de uitsluitingsclausule van artikel 3.3 lid 1 VPSI heeft tegengeworpen.
4.12.
Het gevolg daarvan is dat A.S.R. niet gehouden is dekking te verlenen voor de gevolgen van het [ged/eis. verzet] overkomen ongeval. De door A.S.R. onder voorbehoud betaalde voorschotten – € 20.500,00 (waarvan € 1.000,00 op verzoek van zijn belangenbehartiger aan [ged/eis. verzet] moeder is betaald) en € 5.500,00 ten titel van buitengerechtelijke kosten (bgk), zoals door A.S.R. ter zitting toegelicht aan de hand van haar productie 11 – zijn door A.S.R. onverschuldigd aan [ged/eis. verzet] betaald. [ged/eis. verzet] zal worden veroordeeld deze bedragen terug te betalen.
4.13.
A.S.R. maakt voorts aanspraak op vergoeding door [ged/eis. verzet] van de onderzoekskosten ad € 4.213,68 die A.S.R. aan I-TEK heeft betaald. [ged/eis. verzet] heeft zich tegen dit deel van de vordering verweerd met de stelling dat het onderzoek is gedaan op initiatief van A.S.R. zonder dat [ged/eis. verzet] A.S.R. daarvoor enige aanleiding heeft gegeven. De kosten zij bovendien buitenproportioneel. Die kosten dienen volgens [ged/eis. verzet] dan ook voor rekening van A.S.R. te blijven.
4.14.
Ter zitting heeft A.S.R. – na aanvankelijk ook ten aanzien van deze kostenpost voor het anker van onverschuldigde betaling te zijn gaan liggen – desgevraagd aangevoerd dat als grondslag voor vergoeding van de gemaakte onderzoekskosten ook “fraude, wanprestatie, onrechtmatige daad” heeft te gelden.
4.15.
Daarmee voldoet A.S.R. naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan de, voor deze specifieke vordering, op haar rustende stelplicht. Voor zover A.S.R. haar vordering heeft willen baseren op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW, had het op haar weg gelegen stellingen in te nemen over, onder andere, de vereiste wettelijke verplichting tot schadevergoeding, het causaal tussen de (kaal gestelde) wanprestatie of onrechtmatige daad en (het maken van) de onderzoekskosten en tot slot de toepassing van de dubbele redelijkheidstoets. De stelling dat A.S.R. gezien de zeer merkwaardige verklaring voor de aangetroffen hoge hoeveelheid alcohol in het bloed van [ged/eis. verzet] I-TEK heeft ingeschakeld, is in dat kader onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de verder ongemotiveerde stelling ter zitting dat het onderzoek van I-TEK in overleg met de belangenbehartiger van [ged/eis. verzet] heeft plaatsgevonden. Dat de polisvoorwaarden een grondslag bieden voor vergoeding van deze kosten heeft A.S.R. evenmin gesteld. De vordering tot vergoeding van de onderzoekskosten zal worden afgewezen.
4.16.
De gevorderde interne kosten ad € 532,00 treffen eenzelfde lot. Ook deze kosten zijn door [ged/eis. verzet] gemotiveerd betwist. A.S.R. heeft nagelaten concreet te stellen op welke grondslag deze kosten voor toewijzing in aanmerking komen. Hoewel A.S.R. de omvang van deze interne kosten wel nader heeft onderbouwd, is dat, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende.
4.17.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. Dit zijn kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De brief van 27 september 2019 (2.12) is niet als zodanig aan te merken. In die brief is immers niet vermeld dat bij het uitblijven van betaling buitengerechtelijke incassokosten zullen worden gevorderd.
4.18.
De door A.S.R. gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal als niet afzonderlijk betwist worden toegewezen vanaf 27 oktober 2019.
4.19.
A.S.R. vordert voorts vergoeding van beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 484,27 voor verschotten en € 721,00 voor salaris advocaat (1 rekest × tarief € 721,00), totaal € 1.205,27. De beslagkosten zullen worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 1.140,27.
4.20.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. De vorderingen van A.S.R. zullen worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.21.
[ged/eis. verzet] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in zowel de verstek- als verzetprocedure worden veroordeeld. De kosten van de verstekprocedure worden begroot op de in het verstekvonnis begrote kosten. Van betekening van het verstekvonnis door A.S.R. is niets gesteld of gebleken, zodat het ervoor moet worden gehouden dat A.S.R. hiervoor geen kosten heeft gemaakt. De kosten van de verzetprocedure worden aan de zijde van A.S.R. begroot op € 721,00 aan salaris advocaat (1 punt × tarief € 721,00).
4.22.
Dat [ged/eis. verzet] “de noodzakelijkheid van de toewijzing van de nakosten” heeft betwist, staat gelet op artikel 237 lid 4 BW en hetgeen A.S.R. daarover gemotiveerd heeft gesteld aan toewijzing van die nakosten – op de wijze als hierna te melden – niet in de weg.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 20 januari 2021 onder zaaknummer / rolnummer 381345 / HA ZA 20-472 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt [ged/eis. verzet] om aan A.S.R. te betalen een bedrag van € 26.000,00 (zesentwintig duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 27 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [ged/eis. verzet] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.140,27,
5.4.
veroordeelt [ged/eis. verzet] in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van A.S.R. begroot op € 2.837,89, en in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van A.S.R. tot op heden begroot op € 721,00,
5.5.
veroordeelt [ged/eis. verzet] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged/eis. verzet] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.
es/mk