Rb: uitrit of gelijkwaardige kruising? Constructie van uitmonding weg doorslaggevend

Samenvatting:

De kantonrechter overweegt dat voor de beoordeling van de vraag of de uitmonding van de ene weg op een andere weg als uitrit kan worden aangemerkt, van belang is of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij die uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming en de constructie van de uitmonding een belangrijke rol. De kantonrechter oordeelt in dit geval dat de constructie niet zodanig is dat zij voor iedere weggebruiker onmiskenbaar als uitrit kenbaar is. De daarvoor noodzakelijke kenmerken als bijvoorbeeld een verkeersdrempel, verschil in hoogte tussen beide wegen of een doorlopend trottoir ontbreken. Hoewel de weg voornamelijk zal worden gebruikt om in één van de daaraan gelegen parkeerhavens te parkeren en aldus een beperkte bestemming heeft, is de kantonrechter van oordeel dat aan de constructie doorslaggevende betekenis toekomt. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een gelijkwaardige kruising.

ECLI:NL:RBROT:2021:9527, Rechtbank Rotterdam, 9095450 cv expl 21-10664 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:RBROT:2021:9527

Instantie

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak

24-09-2021

Datum publicatie

06-10-2021

Zaaknummer

9095450 cv expl 21-10664

Rechtsgebieden

Verbintenissenrecht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Is er sprake van een kruising van gelijkwaardige wegen of is er sprake van een uitrit?

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9095450 CV EXPL 21-10664

uitspraak: 24 september 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats eiser],

eiser,

gemachtigde: mr. R. van Weerd, werkzaam bij ARAG SE,

tegen

de naamloze vennootschap

Achmea Schadeverzekering N.V., mede handelend onder de naam Centraal Beheer,

gevestigd te Apeldoorn,

gedaagde,

gemachtigde: mr. A.J. Schoonen.

Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “Achmea”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:

– de dagvaarding van 12 maart 2021, met producties;

– de conclusie van antwoord, met één productie;

– de conclusie van repliek, met één productie;

– de conclusie van dupliek.

1.2.

De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.

2.1.

Op 16 oktober 2020 heeft op de Middenbaan Noord te Hoogvliet een aanrijding plaatsgevonden.

2.2.

Bij deze aanrijding waren betrokken de personenauto van [eiser], een BMW 3-serie met kenteken [kentekennummer 1] en de bij Achmea verzekerde Kia Picanto, met kenteken [kentekennummer 2].

2.3.

[eiser] en de bestuurder van de Kia Picanto hebben een schadeformulier ingevuld.

2.4.

De schade aan de auto van [eiser] is door [naam bedrijf] vastgesteld op € 2.073,88 inclusief btw.

2.5.

De gemachtigde van [eiser] heeft per e-mailbericht van 28 oktober 2020 Achmea aansprakelijk gesteld voor de schade.

2.6.

Achmea heeft bij brief van 29 oktober 2020 aan de gemachtigde van [eiser] te kennen gegeven dat de claim wordt afgewezen.

3.Het geschil

3.1.

[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Achmea te veroordelen tot betaling van € 2.073,88 aan hoofdsom en € 311,08 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening en voorts Achmea te veroordelen in de proceskosten en de nakosten en deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.

3.2.

Aan de vordering heeft [eiser] naast de vaststaande feiten, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Op grond van artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) ligt de aansprakelijkheid volledig bij Achmea. De bestuurder van de Kia Picanto reed weg van een parkeerplaats c.q. verliet een uitrit c.q. reed weg uit stilstand en verleende daarbij geen voorrang aan [eiser] die rechtdoor over de Middenbaan Noord reed. [eiser] heeft voorts op grond van de wet aanspraak op vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten.

3.3.

Achmea heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Achmea heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd.

De Middenbaan Noord is feitelijk gezien een parkeerterrein voor de klanten van de aldaar gelegen winkels en bedrijven. [eiser] had aan de van rechts komende verzekerde van Achmea voorrang moeten verlenen, omdat sprake is van een kruising van gelijkwaardige wegen. Achmea betwist dat haar verzekerde een bijzondere manoeuvre uitvoerde. De verzekerde van Achmea verliet geen uitrit op grond waarvan zij voorrang aan [eiser] had moeten verlenen. De verzekerde van Achmea verliet evenmin een parkeerterrein, er is immers sprake van een groot parkeerterrein ingericht met een stelsel van wegen waarvan de Middenbaan Noord onderdeel van uitmaakt. Achmea betwist voorts dat de aanrijding is ontstaan doordat haar verzekerde wegreed uit stilstand, de verzekerde nam al deel aan het verkeer en is de kruising opgereden waar de aanrijding plaatsvond. Indien wordt geoordeeld dat de verzekerde van Achmea wel een bijzondere manoeuvre uitvoerde en voorrang had moeten verlenen doet Achmea subsidiair een beroep op eigen schuld aan de zijde van [eiser]. Iedere bestuurder dient op grond van artikel 19 RVV 1990 in staat te zijn om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij is. Deze verplichting is [eiser] niet nagekomen.

4.De beoordeling

4.1.

Op grond van artikel 15 lid 1 RVV 1990 verlenen bestuurders op kruispunten voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.

4.2.

Op grond van artikel 54 RVV 1990 moeten bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren het overige verkeer voor laten gaan. Als bijzondere manoeuvre worden in dit artikel onder meer genoemd het wegrijden en het uit een uitrit de weg oprijden.

4.3.

Gelet op deze bepalingen in onderlinge samenhang bezien is het ter bepaling van de vraag wie aansprakelijk is voor de aanrijding allereerst van belang om vast te stellen of de betreffende kruising als een gelijkwaardige kruising is aan te merken of dat de bestuurder van de Kia Picanto uit een uitrit kwam.

4.4.

De vraag of de uitmonding van de weg waarover de bestuurder van de Kia Picanto kwam aangereden, als uitrit dient worden aangemerkt, moet worden beantwoord aan de hand van de jurisprudentie met betrekking tot artikel 54 RVV 1990, nu in het RVV geen nadere omschrijving van het begrip ‘uitrit’ is gegeven. Voor de beoordeling van de vraag of de uitmonding van de ene weg op een andere weg als uitrit kan worden aangemerkt, is van belang of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij die uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding en de constructie van de uitmonding een belangrijke rol.

4.5.

[eiser] heeft een tweetal foto’s in het geding gebracht van de situatie ter plaatse. Nu Achmea deze foto’s niet heeft betwist, zal de kantonrechter de foto’s betrekken bij de beoordeling van het geschil. Voorts heeft de kantonrechter via Google Street View kennis genomen van de situatie ter plaatse. De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van een uitrit. De constructie van de uitmonding van de weg waarover de Kia Picanto reed is niet zodanig dat zij voor iedere weggebruiker onmiskenbaar als uitrit kenbaar is. De daarvoor noodzakelijke kenmerken als bijvoorbeeld een verkeersdrempel dan wel een verschil in hoogte tussen beide wegen of een doorlopend trottoir ontbreken. Er is weliswaar een verschil in kleur van de bestrating van beide wegen waarneembaar, maar dit verschil is onvoldoende om de uitmonding van de weg waarover de Kia Picanto reed als uitrit te kunnen aanmerken. Hoewel de weg voornamelijk zal worden gebruikt om in één van de daaraan gelegen parkeerhavens te parkeren en aldus een beperkte bestemming heeft, is de kantonrechter van oordeel dat aan de constructie doorslaggevende betekenis toekomt. Zeker nu feitelijk sprake is van een groot parkeerterrein met een stelsel van wegen waarlangs geparkeerd kan worden, waarbij de Middenbaan Noord is aan te merken als circulatieweg, en geen sprake is van een parkeerterrein met slechts één ingang en één uitgang.

4.6.

Voorgaande leidt tot de slotsom dat de uitmonding van de weg waarover de bestuurder van de Kia Picanto reed niet als uitrit is te bestempelen en aldus sprake is van een gelijkwaardige kruising. Op grond van artikel 15 lid 1 RVV 1990 had [eiser] voorrang moeten verlenen aan de voor hem van rechts komende Kia Picanto. Dit brengt nog niet mee dat de vordering van [eiser] afgewezen moet worden. [eiser] heeft immers ook aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de bestuurder van de Kia Picanto stilstond voor de kruising en plotseling wegreed uit stilstand en aldus een bijzondere manoeuvre verrichtte. Tegenover de betwisting van Achmea rust op grond van artikel 150 Rv op [eiser] de bewijslast van zijn stelling dat de bestuurder van de Kia Picanto stilstond voor de kruising en plotseling wegreed uit stilstand nu hij zich op de rechtsgevolgen van deze stelling beroept.

4.7.

Vooralsnog heeft [eiser] dat bewijs niet geleverd. [eiser] zal worden toegelaten tot bewijs van zijn stelling. [eiser] zal zich bij akte mogen uitlaten of en zo ja op welke wijze hij dit bewijs wenst te leveren. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol.

4.8.

Na bewijslevering zal indien nodig nog worden ingegaan op de vraag of aan de zijde van [eiser] sprake is van eigen schuld.

4.9.

In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:

alvorens verder te beslissen:

laat [eiser] toe tot het bewijs van zijn stelling dat de bestuurder van de Kia Picanto stilstond voor de kruising en plotseling wegreed uit stilstand;

verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank, team kanton, op:

woensdag 20 oktober 2021 om 14.30 uur teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of hij dit bewijs wenst te leveren en;

indien hij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren, dit dadelijk bij deze akte te doen en;

indien hij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen dan dient hij bij deze akte op te geven de namen van de voor te brengen getuigen met opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden november, december 2021 en januari 2022, zodat onmiddellijk ter zitting een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;

bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw (gebouw B) aan het Wilhelminaplein 100 te Rotterdam ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;

wijst [eiser] erop dat hij voor te brengen getuigen zelf dient op te roepen;

voor zover [eiser] schriftelijk bewijs levert, zal Achmea in de gelegenheid worden gesteld daarop bij akte te reageren;

iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

754

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey