Rb, Uitsluiting dekking onder WAM-verzekering wegens roekeloos rijgedrag verzekerde
Verzekerde rijdt met haar bedrijfsauto tegen de achterkant van een andere auto aan (benadeelde). Verzekeraar vergoed op grond van artikel 6 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) de schade van benadeelde, maar wil de uitgekeerde schade en de gemaakte kosten, waaronder de (buiten)gerechtelijke kosten, verhalen op verzekerde.
Partijen zijn in geschil over de vraag of verzekeraar dekking onder verzekering mocht weigeren. De verzekering biedt namelijk geen dekking in het geval van opzet of roekeloosheid. Volgens de rechtbank mocht de verzekeraar dekking weigeren, nu vast is komen te staan dat het ongeval is veroorzaakt door roekeloos rijgedrag van A. Zo reed A 120 km/uur op een weg waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt, waardoor A het voertuig niet tot stilstand kon brengen.
Vervolgens resteert de vraag welk bedrag verzekeraar op grond van het in de verzekering opgenomen verhaalsbeding mag verhalen op verzekerde. In het verhaalsbeding staat dat de verzekeraar het recht heeft om de door haar betaalde schadevergoeding ‘met inbegrip van de kosten’ te verhalen op verzekerde, indien verzekerde geen recht heeft op dekking, maar de verzekeraar op grond van de WAM toch schadevergoeding verschuldigd is.
Partijen zijn in geschil over de vraag of de (buiten)gerechtelijke kosten vallen onder het begrip ‘de kosten’ in het verhaalsbeding. Volgens de rechtbank is dit niet het geval, nu het onduidelijk is wat er in het verhaalsbeding onder: ‘met inbegrip van de kosten’ moet worden verstaan. Van de verzekeraar mocht worden verwacht dat zij de betekenis hiervan duidelijk in de voorwaarden zou hebben vermeld. Nu zij dit niet heeft gedaan dient te worden gekozen voor de minst bezwarende uitleg van het begrip: ‘de kosten’. Waardoor (buiten)gerechtelijke kosten daar volgens de rechtbank niet onder vallen. Verzekeraar kan op grond van het verhaalsbeding alleen de uitgekeerde schadevergoeding en de gemaakte kosten in het kader van de beoordeling van de schade verhalen op verzekerde.
ECLI:NL:RBROT:2023:2842
Instantie Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak 05-04-2023
Datum publicatie 21-04-2023
Zaaknummer C/ 10/642218/ HA ZA 22-597
Rechtsgebieden Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie WAM-verzekering Ongeval door roekeloos rijgedrag verzekerde. Uitsluiting dekking. Verhaalsrecht verzekeraar voor het aan de benadeelde verschuldigde met inbegrip van de kosten. Daaronder vallen geen (buiten)gerechtelijjke verhaalskosten van de verzekeraar
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/642218 / HA ZA 22-597
Vonnis van 5 april 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
tevens handelend onder de naam ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING,
te Brussel (België), kantoorhoudende te Rotterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Allianz,
advocaat: mr. R.J. Schellevis te Utrecht,
tegen
- de vennootschap onder firma [naam VOF] ,
te [vestingingsplaats] ,
2. [persoon A],
vennoot van gedaagde sub 1 tevens handelend namens zichzelf,
te [plaats] ,
3. [persoon B],
vennoot van gedaagde sub 1,
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [naam VOF] c.s.,
gedaagde in conventie, eiseres in conventie sub 1 hierna te noemen: [naam VOF] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2 hierna te noemen: [persoon A] ,
advocaat: mr. P.F. Wolbers te Hengelo.
- De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding met producties,
– de conclusie van antwoord, met producties,
– de brief van 9 december 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
– de conclusie van antwoord in reconventie, met een productie,
– de mondelinge behandeling van 8 maart 2023 en de daarbij door Allianz gehanteerde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
- De feiten
2.1.
[naam VOF] legt zich toe op vervoer van goederen over de weg en beschikt over een bedrijfsauto van het merk Dodge Ram met kenteken [kentekennummer 1] (verder: de Dodge).
2.2.
[naam VOF] heeft per 12 november 2020 de Dodge door tussenkomst van verzekeringsadviseur Bolk Assurantiën B.V. onder meer voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Allianz. De verzekering is aangegaan tot 1 januari 2021 met automatische verlenging voor telkens 12 maanden. Op de polis zijn o.a. de zogenoemde verzekeringsvoorwaarden BST16 van toepassing.
2.3.
De verzekeringsvoorwaarden BST16 bevatten onder meer Algemene voorwaarden en Bijzondere voorwaarden voor aansprakelijkheidsverzekering.
2.4.
De relevante artikelen van de Algemene voorwaarden luiden:
“Artikel 2 Gemeenschappelijke uitsluitingen
De volgende uitsluitingen zijn op alle Bijzondere voorwaarden van toepassing, voor zover daarin niet uitdrukkelijk wordt afgeweken.
De verzekering geeft geen dekking indien:
(…)
2.2
Opzet of roekeloosheid
een verzekerde of iemand die bij de uitkering belang heeft de schade met opzet of door roekeloosheid veroorzaakt;
(…)
Artikel 3 Verplichtingen in geval van schade en verval van rechten
Zodra de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde op de hoogte is of behoort te zijn van een gebeurtenis die voor de verzekeraar tot een uitkeringsplicht kan leiden, is hij verplicht:
(…)
3.2
Schade-informatieplicht
3.2.1
binnen redelijke termijn aan de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen, die voor de verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen;
(…)
3.3
Medewerkingplicht
3.3.1
zijn volle medewerking te verlenen en alles na te laten wat de belangen van de verzekeraar zou kunnen benadelen.
3.4
Verval van rechten
3.4.1
Aan deze verzekering kunnen geen rechten worden ontleend indien één of meer van genoemde verplichtingen in geval van schade niet is nagekomen en daardoor de belangen van de verzekeraar zijn geschaad.
3.4.2
In ieder geval vervalt elk recht uit hoofde van deze verzekering indien één of meer van genoemde verplichtingen in geval van schade niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, tenzij deze misleiding het verval van recht op uitkering niet rechtvaardigt.
(…)
Artikel 7 Begin en einde van de verzekering
(…)
7.4
Opzegging door de verzekeraar aan de verzekeringnemer.
De verzekeraar kan de verzekering schriftelijk opzeggen:
7.4.1
met ingang van de op het polisblad vermelde einddatum, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste twee maanden:
7.4.2
indien de verzekeringnemer naar aanleiding van een gebeurtenis met opzet een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 14 dagen. (…)”
2.5.
Artikel 5 van de Bijzondere voorwaarden voor aansprakelijkheidsverzekering (verder: het verhaalsbeding) luidt – voor zover hier van belang – :
“Verhaalsrecht van de verzekeraar
Voor zover een verzekerde krachtens deze verzekering of een wettelijke bepaling geen recht heeft op dekking, doch de maatschappij desondanks krachtens de WAM of een daarmede overeenkomende buitenlandse wet schadevergoeding verschuldigd is, heeft de maatschappij het recht het door haar verschuldigde, met inbegrip van de kosten, te verhalen op:
- –
de verzekerde, die jegens de benadeelde aansprakelijk is, of op
- –
de verzekeringnemer, (…)”
2.6.
Op 17 januari 2021 omstreeks 21:24 uur was de Dodge betrokken bij een verkeersongeval op de Zuiderval te Enschede (verder: het ongeval). Dit is een voorrangsweg binnen de bebouwde kom, waarop een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt.
2.7.
De Dodge werd op dat moment bestuurd door [persoon A] . Hij reed tegen de achterzijde van een Hyundai Matrix, kenteken [kentekennummer 2] (verder: de Hyundai). De Hyundai werd bestuurd door [persoon C] (verder: [persoon C] ) en was zonder verlichting vanaf het aan de Zuiderval gelegen tankstation de rijbaan opgereden.
2.8.
De politie is na het ongeval ter plaatse gekomen en heeft een proces-verbaal opgemaakt met registratienummer [nummer proces-verbaal] . Daarin is – voor zover hier van belang – het volgende genoteerd:
“(…)
Omstandigheden
(…)
Lichtgesteldheid : duisternis
(…)
Weersgesteldheid : regen
Wegdek : nat/vochtig
(…)
Wegverlichting : wel brandend
(…)
Toedracht
(…)
BE [persoon A] reed op de Zuiderval komend vanaf de kruising Varviksingel in de richting van de Wethouder Beverstraat. BE [persoon A] verklaarde dat hij vanaf de kruising moest optrekken en dat hij circa 60 km/u per uur reed. Bij de uitrit van het tankstation kwam er al rollend/lage snelheid een auto de Zuiderval op, dit voertuig voerde geen verlichting. Dit bleek voertuig van BE [persoon C] . BE [persoon A] kwam met zijn voertuig achterin het voertuig van BE [persoon C] .
Voertuig van BE [persoon C] is enkele meters mee gedrukt door voertuig BE [persoon A] .
Voertuig [persoon A] is op de invoegstrook linksaf tot stilstand gekomen. Voertuig BE [persoon C] is op de Wethouder Beverstraat (om de hoek) tot stilstand gekomen. BE [persoon C] verklaarde dat de remmen niet meer werkten na de aanrijding.
Voorzijde [kentekennummer 1] , behoorlijk in elkaar.
Achterzijde [kentekennummer 2] , behoorlijk in elkaar.
Getuigen van ongeval verklaren dat BE [persoon C] vanaf het tankstation zonder verlichting de weg op reed.
[naam verbalisant] heeft enkele metingen verricht, uitkomst komt overeen met verhaal betrokkenen. Bostpunt tot stilstand is 29,6 meter. Gloeidraden verlichting van voertuig BE [persoon C] nagekeken, bleek dat deze niet gebrand hadden.
Contact met VOA is geweest, geen inzet.”
2.9.
Het ongeval is namens [naam VOF] aan Allianz gemeld. Daarbij zond [naam VOF] een door [persoon A] ingevuld aanrijdingsformulier aan Allianz toe. Hierin is vermeld dat [persoon A] ten tijde van het ongeval 55 km per uur reed.
2.10.
In opdracht van Allianz heeft Ongevallen Analyse Nederland (verder: OAN) de Dodge geïnspecteerd. Daarbij heeft OAN de Event Data Recorder van de Dodge (verder: de EDR) uitgelezen.
2.11.
In het rapport van OAN van 29 januari 2021 staat – voor zover hier van belang–:
“(…)
In de EDR bleek één ‘event’ (registratie van een botsing) aanwezig en dat event heeft zonder enige twijfel betrekking op onderhavig ongeval. Bij dit event zijn vele parameters opgeslagen. Uit onderstaande gegevens blijkt onder andere (…) dat de impact c.q. delta v van de RAM 19 km/uur heeft bedragen. Deze delta v duidt – gelet op de massaverhouding tussen de voertuigen – op een snelheidsverschil van minimaal ongeveer 54 km/uur.
(…)
System Status at Event (Most Recent Event – Non Deployment)
(…) | (…) |
Maximum Delta-V, Longitudinal (MPH [km/h]) | -11.8 [-19] |
(…) | (…) |
Onderstaande figuur toont de zogeheten ‘5 seconden pre-crash data’. De linker kolom geeft de tijd weer, deze loopt van -5 seconde (dus voor de botsing) tot het moment van triggering.
Hieruit volgt het bewegingsverloop van de RAM voorafgaand aan de botsing en daaruit blijkt:
– dat de bestuurder tot ongeveer 2,7 seconde voor de botsing ‘volgas’ heeft geaccelereerd;
– dat daarbij een snelheid van ongeveer 120 km/uur (74,6 MPH) is bereikt;
– dat er vanuit die snelheid vervolgens een noodremming is ingezet, waarbij ook het ABS in werking is getreden;
– dat de snelheid op het moment van de botsing nog ongeveer 76 km/uur (47,2 MPH) bedroeg.
Pre-Crash Data -5 to 0 Sec (Part I- 100 msec) (Most Recent Event -Non-Deployment) – (…)
Time (sec) | (…) | Vehicle Indicated
(MPH[km/h]) |
Accelerator
Pedal,% Full (%) |
Throttle, % Full
(%) |
Service
Brake |
(…) | ABS
Activity |
(…) |
-5,0 | (…) | 64,0 [103] | 100 | 100 | Off | (…) | No | (…) |
(…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) |
-4,0 | (…) | 69,0 [111] | 100 | 100 | Off | (…) | No | (…) |
(…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) |
-3,0 | (…) | 72,7 [117] | 100 | 100 | Off | (…) | No | (…) |
(…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) |
-2,7 | (…) | 73,9 [119] | 100 | 100 | Off | (…) | No | (…) |
-2,6 | (…) | 74,6 [120] | 51 | 100 | Off | (…) | No | (…) |
-2,5 | (…) | 74,6 [120] | 0 | 55 | Off | (…) | No | (…) |
(…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) |
-2,2 | (…) | 74,6 [120] | 0 | 18 | Off | (…) | No | (…) |
-2,1 | (…) | 74,6 [120] | 0 | 15 | On | (…) | No | (…) |
(…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) |
-1,7 | (…) | 69,6 [112] | 0 | 14 | On | (…) | Yes | (…) |
(…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) |
-1,0 | (…) | 59,7 [93] | 0 | 11 | On | (…) | Yes | (…) |
(…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) | (…) |
-0,1 | (…) | 47,2 [76] | 0 | 8 | On | (…) | Yes | (…) |
(…)
Uit het vorenstaande blijkt dat uw verzekerde de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/uur met zo’n 70 km/uur heeft overschreden en dat het ongeval daardoor niet meer te vermijden was. Uw verzekerde is ondanks een ingezette noodremming met een snelheid van ongeveer 76 km/uur achterop de voor hem rijdende/invoegende Hyundai gebotst.
De snelheid van de Hyundai op het moment van de botsing zal maximaal ongeveer 22 km/uur hebben bedragen. (…)”
2.12.
[persoon C] heeft Allianz aangesproken tot vergoeding van de door hem als gevolg van het ongeval geleden schade. Hierop heeft Allianz een minnelijke regeling met [persoon C] getroffen. In het kader daarvan heeft zij in totaal een bedrag van € 11.500,00 aan [persoon C] uitgekeerd en ter zake van buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 3.409,80 voldaan aan zijn belangenbehartiger.
2.13.
Allianz heeft de verzekeringsovereenkomst met [naam VOF] per 1 januari 2022 opgezegd.
- Het geschil
in conventie
3.1.
Allianz vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [naam VOF] c.s. (hoofdelijk) zal veroordelen aan Allianz te betalen een bedrag van € 34.205,34, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, ingaande per 10 december 2021 althans 19 januari 2021, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [naam VOF] c.s. zal veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover wanneer de betaling niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2.
[naam VOF] c.s. heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van Allianz in haar vorderingen dan wel tot afwijzing daarvan, met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Allianz in de kosten van deze procedure met de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na de dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.3.
Op de stellingen die partijen hebben ingenomen, wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
[naam VOF] c.s. vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- zal verklaren voor recht dat de tussen Allianz en [naam VOF] afgesloten verzekeringsovereenkomst op onjuiste gronden, aldus ten onrechte, door Allianz is opgezegd en op onjuiste gronden, aldus ten onrechte, is opgehouden te bestaan per 1 januari 2022; nu er door Allianz volstrekt ten onrechte een beroep is gedaan op de artikelen 2 en 3 van de Algemene voorwaarden, hetgeen betekent dat er door Allianz ten onrechte wordt gesteld dat er geen dekking hoeft te worden verleend nu de schade is veroorzaakt met opzet of door roekeloosheid en dat Allianz ten onrechte stelt dat [persoon A] niet heeft voldaan aan de informatie en medewerkingsplicht, waardoor alle rechten voortvloeiend uit de verzekeringsovereenkomst komen te vervallen;
- zal verklaren voor recht dat de tussen Allianz en [naam VOF] c.s. afgesloten verzekeringsovereenkomst wederom herleeft en wel zodanig dat zulks tot gevolg heeft dat de schade van de schadelijdende partij [persoon C] (inclusief alle gemaakte kosten) onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst vallen;
III. zal verklaren voor recht dat de door [naam VOF] c.s. geleden schade (nog te vermeerderen met alle gemaakte en nog te maken kosten) onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst valt, waarbij Allianz wordt veroordeeld tot betaling aan [naam VOF] c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis, een bedrag ad € 28.519,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2021 tot en met de dag van de algehele voldoening;
- Allianz zal veroordelen in de kosten van de procedure, die van tenuitvoerlegging daaronder begrepen, alsook in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.4.
Allianz heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [naam VOF] c.s. in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Allianz in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover wanneer betaling niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
- De beoordeling
in conventie en reconventie
4.1.
De centrale vraag in dit geding is of Allianz onder de WAM-verzekering die [naam VOF] bij haar heeft afgesloten, dekking moet verlenen voor de schade die door het ongeval bij [naam VOF] c.s. zelf en de bestuurder van de aangereden auto, [persoon C] , is ontstaan.
4.2.
Allianz stelt dat de dekking van de WAM-verzekering op grond van de artikelen 2.2, 3.2 en 3.4 van de Algemene voorwaarden is uitgesloten of komen te vervallen. De redenen daarvoor zijn dat het ongeval door roekeloos rijgedrag van [persoon A] is veroorzaakt en dat [naam VOF] , althans [persoon A] , aan Allianz bewust onjuiste informatie over de toedracht van het ongeval heeft verstrekt in een poging om daarmee dekking onder de verzekering te krijgen. Allianz heeft als WAM-verzekeraar met [persoon C] een regeling getroffen ter vergoeding van diens schade, op basis waarvan zij in totaal (€ 11.500 + € 3.409,80 =) € 14.909,80 aan hem heeft uitgekeerd. Op grond van het verhaalsbeding vordert Allianz dat [naam VOF] c.s. aan haar in totaal € 34.205,34 zal betalen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- –
schadevergoeding [persoon C] € 1.4909,80
- –
factuur OAN € 788,92
- –
kosten schade expertise Dekra Automotive € 78,53
- –
buitengerechtelijke kosten Allianz € 3.491,09
- –
advocaatkosten procedure € 12.100,00
- –
griffierecht € 2.837,00
totaal € 34.205,34
4.3.
[naam VOF] c.s. betwist dat Allianz een verhaalsrecht op haar kan uitoefenen. Voor zover zij enig bedrag aan Allianz verschuldigd zou zijn, betwist [naam VOF] c.s. dat Allianz de aan [persoon C] uitgekeerde schade en kosten verschuldigd was en meer specifiek dat de gevorderde (buiten)gerechtelijke kosten van Allianz onder het verhaalsbeding vallen.
4.4.
De kern van de vorderingen van [naam VOF] c.s. is dat de rechtbank zal vast stellen: a) dat Allianz op onjuiste gronden de verzekering heeft opgezegd en dat de verzekering herleeft en b) dat de door [persoon C] en door [naam VOF] c.s. als gevolg van het ongeval geleden schade onder de dekking van de verzekering valt. Allianz betwist een en ander onder verwijzing naar haar stellingen die zij heeft ingenomen ter onderbouwing van haar vorderingen in conventie. Daarnaast voert zij aan dat zij de verzekering op grond van artikel 7.4.1. van de Algemene voorwaarden met ingang van de op het polisblad vermelde einddatum mocht opzeggen.
4.5.
De rechtbank beoordeelt de tussen partijen bestaande geschilpunten als volgt.
Roekeloos rijden
4.6.
Allianz stelt dat [persoon A] tot 2,7 seconden voor het ongeval vol gas accelereerde, daarmee een snelheid van ongeveer 120 km per uur bereikte en vanuit die snelheid de noodremming inzette. Dit terwijl ter plaatse een maximum snelheid van 50 km per uur was toegestaan en [persoon A] in de tussentijd vier zijwegen passeerde. Dit rijgedrag is volgens Allianz gelet op de daaraan verbonden risico’s onaanvaardbaar.
4.7.
[naam VOF] c.s. betwist dat [persoon A] met een grotere snelheid dan 60 km per uur heeft gereden en verwijst naar de in het proces-verbaal van de politie vermelde bevindingen van rapporteur [naam verbalisant] .
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat [persoon A] voorafgaand aan het ongeval met een veel te hoge snelheid heeft gereden.
4.9.
De door OAN uitgelezen data van de EDR bieden objectieve gegevens over de snelheid waarmee de Dodge in de vijf seconden voor het ongeval reed. Daaruit blijkt dat de Dodge in de periode tussen vijf seconden vóór het ongeval en het moment waarop de noodremming werd ingezet tussen de 100 en 120 km per uur reed.
4.10.
[naam VOF] c.s. voert onvoldoende aan om aan de juistheid van die gegevens te twijfelen. Zij verwijst slechts naar de in het proces-verbaal van politie vermelde bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] . Echter, deze verbalisant was geen getuige van het ongeval. Hij heeft weliswaar metingen verricht, maar niet verifieerbaar is of die metingen correct zijn uitgevoerd. De conclusie van de verbalisant dat uitkomst van zijn metingen overeenkwamen met het verhaal van de betrokkenen is daarom onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de data die OAN uit de EDR heeft verkregen.
4.11.
Dit leidt tot de vaststelling dat [persoon A] voorafgaande aan het ongeval met een snelheid van 100 à 120 kilometer per uur reed, waar een maximum snelheid 50 kilometer per uur geldt. Allianz mag dit rijgedrag als roekeloos in de zin van de verzekeringsvoorwaarden bestempelen. De maximum snelheid dient ter voorkoming van verkeersongevallen en door die norm op grove wijze te schenden nam [persoon A] een onaanvaardbaar risico. Dit geldt te meer omdat het donker was, het wegdek nat was en [persoon A] zijwegen passeerde waarin tegenliggers zouden kunnen inslaan of waar vanaf weggebruikers de Zuiderval zouden kunnen oprijden. Dit laatste is door Allianz door middel van foto’s voldoende aangetoond.
Uitsluiting van dekking?
4.12.
Op grond van het voormelde roekeloze rijgedrag van [persoon A] mocht Allianz besluiten om dekking onder de verzekering van schade die hierdoor is veroorzaakt te weigeren (artikel 2.2. van de Algemene voorwaarden). Allianz stelt dat in dit geval sprake is van schade die door het vermelde roekeloze rijgedrag is veroorzaakt, omdat [persoon A] de maximumsnelheid heeft overtreden en hij zijn voertuig daardoor niet tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg kon overzien en waarover deze vrij was. [naam VOF] c.s. betwist dat en voert aan dat het ook lastig zou zijn geweest om tijdig tot stilstand te komen indien [persoon A] met 60 km per uur zou hebben gereden.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het ongeval door roekeloos rijgedrag van [persoon A] is veroorzaakt en dat Allianz daarom dekking onder de verzekering voor de door het ongeval ontstane schade van [persoon C] en [naam VOF] c.s. mocht uitsluiten. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.14.
Uit de gegevens die OAN uit de EDR verkreeg, blijkt dat [persoon A] bij een snelheid van 120 km per uur de noodremming inzette en dat zijn snelheid op het moment van de botsing ongeveer 76 km per uur was. Hieruit volgt dat de noodremming resulteerde in een snelheidsverlaging van ongeveer 44 km per uur.
4.15.
Ook blijkt uit die gegevens dat de delta v (impact) van de Dodge 19 km/uur bedroeg. Dit duidt volgens OAN – gelet op de massaverhouding tussen de voertuigen – op een snelheidsverschil van minimaal ongeveer 54 km/uur. Uitgaande van dat snelheidsverschil en de snelheid van de Dodge op het moment van de botsing van 76 km per uur, resulteert dit in een snelheid van de Hyundai op dat moment van ongeveer 22 km per uur.
4.16.
Uit dit alles volgt dat het ongeval in ieder geval te voorkomen was geweest indien de Dodge op het moment dat de noodremming werd ingezet niet harder zou hebben gereden dan ongeveer (44 + 22 =) 66 km per uur.
4.17.
In het licht van deze gegevens lag het op de weg van [naam VOF] c.s. om te motiveren dat het ongeval ook bij de door haar gestelde snelheid van de auto niet te vermijden zou zijn geweest. Omdat [naam VOF] c.s. dat niet heeft gedaan staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat het ongeval door het roekeloze rijgedrag van [persoon A] is veroorzaakt.
4.18.
Dit betekent dat Allianz dekking onder de verzekering voor de door het ongeval veroorzaakte schade naar het oordeel van de rechtbank mocht uitsluiten op grond van artikel 2.2 van de Algemene voorwaarden.
Vorderingen in reconventie onder II en III
4.19.
Op grond van de hiervoor bereikte conclusie zullen de in reconventie gevorderde verklaringen voor recht, die er toe strekken dat de schade van [persoon C] en [naam VOF] c.s. onder de dekking van de verzekering vallen (vorderingen onder II en III), worden afgewezen.
Het verhaalsrecht van Allianz
4.20.
Op grond van artikel 6 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) was Allianz jegens [persoon C] verplicht de door deze als gevolg van het ongeval geleden schade te vergoeden. [persoon C] heeft ook daadwerkelijk aanspraak gemaakt op schadevergoeding en Allianz heeft aan [persoon C] schadevergoeding betaald. Het verhaalsbeding geeft onder deze omstandigheden Allianz het recht om het “door haar verschuldigde, met inbegrip van de kosten” op [naam VOF] c.s. te verhalen.
4.21.
Partijen twisten over de vraag of al het door Allianz gevorderde onder dit verhaalsrecht valt. Deze discussie heeft betrekking op twee deelvragen. Ten eerste: wat was het door Allianz jegens [persoon C] verschuldigde? Ten tweede: welke kosten vallen onder de in het verhaalsbeding gebruikte begrip “kosten”?
(i) het door Allianz aan [persoon C] verschuldigde
4.22.
Allianz heeft aan [persoon C] en zijn belangenbehartiger, zoals hiervoor onder 4.2 vermeld, in totaal € 14.909,80 betaald. Volgens Allianz heeft zij daarmee de schade van [persoon C] pragmatisch geregeld. Zij stelt dat daarbij rekening is gehouden met een eigen schuld percentage van [persoon C] van 25%. [naam VOF] c.s. betwist dat en voert aan dat zij niet is betrokken bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding die aan [persoon C] is uitgekeerd en dat een onderbouwing van die schade ontbreekt. Ook voert [naam VOF] c.s. aan dat het eigen schuld percentage van [persoon C] hoger dient te zijn dan 25%, omdat [persoon C] geen licht voerde, zonder voorrang te verlenen met lage snelheid de weg opreed en onder invloed van cannabis reed. De rechtbank overweegt als volgt.
4.23.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust op Allianz de plicht om voldoende feiten te stellen en bij betwisting te bewijzen waaruit volgt dat zij het door haar aan [persoon C] uitgekeerde bedrag aan hem was verschuldigd. Gelet op de betwisting van [naam VOF] c.s. dient Allianz derhalve de redelijkheid van de door haar aan [persoon C] uitgekeerde schadevergoeding aan te tonen.
4.24.
Daarbij zijn twee factoren van belang. De eerste factor is de schade die [persoon C] door het ongeval heeft geleden en de tweede factor is het percentage waarmee de vergoedingsplicht van [naam VOF] c.s. als de verzekerde van Allianz moet worden verminderd wegens de eigen schuld van [persoon C] (hierna ook te noemen: het percentage eigen schuld). Tussen partijen staat immers vast dat er sprake is van eigen schuld van [persoon C] .
4.25.
Het percentage eigen schuld wordt bepaald door de verhouding waarin de aan [persoon C] en [persoon A] toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen, tenzij de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval een andere verdeling eist (artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek).
4.26.
Tot de door [persoon C] door het ongeval geleden schade behoren de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten. Vast staat dat deze € 3.409,80 bedroegen. Immers, Allianz heeft facturen van de belangenbehartiger van [persoon C] tot dat totaalbedrag overgelegd en [naam VOF] c.s. heeft niet bestreden dat de daarop vermelde bedragen aan [persoon C] in rekening zijn gebracht.
4.27.
Voor de overige door Allianz gestelde schade van [persoon C] ontbreekt een onderbouwing. Omdat het op grond van de impact van het ongeval aannemelijk is dat [persoon C] door het ongeval enige schade heeft geleden, zal Allianz in de gelegenheid worden gesteld om bij akte die onderbouwing alsnog te geven.
4.28.
Allianz heeft verder geen inzicht gegeven in de invloed van de eigen schuld van [persoon C] op de door Allianz aan hem betaalde schadevergoeding. Allianz zal daarom bij voormelde akte ook duidelijk moeten maken:
- dat zij het door haar gestelde eigen schuldpercentage van 25% heeft gehanteerd,
- of daarbij rekening is gehouden met de door [naam VOF] c.s. gestelde verkeersfouten van [persoon C] en
- zo nee, waarom dat niet als element van de eigen schuld van [persoon C] in de schaderegeling met hem is betrokken,
- at in het licht van haar antwoorden op de voormelde vraagpunten de door haar uitgekeerde schadevergoeding redelijk is,
Hierbij dient ook het door [naam VOF] c.s. gestelde rijden onder invloed van cannabis door [persoon C] te worden betrokken. Immers, [naam VOF] c.s. heeft die stelling voldoende onderbouwd door middel van de schriftelijke verklaring van getuige [naam getuige] . Daarin staat namelijk dat zijn vriendin, die eveneens getuige was, hem heeft verteld dat er een test is afgenomen bij de bestuurder die langzaam reed en dat er bij die test THC is gevonden en dat hij – getuige [naam getuige] – heeft gezien dat deze bestuurder werd meegenomen in een politiewagen.
4.29.
[naam VOF] c.s. zal bij antwoordakte op de inhoud van de voormelde akte van Allianz kunnen reageren.
(ii) Betekenis van de woorden “met inbegrip van de kosten”
4.30.
Partijen zijn het er over eens dat de kosten van OAN ten bedrage van € 788,92 en de kosten van de schade expertise van Dekra Automotive ten bedrage van € 78,53 vallen onder de in het verhaalsbeding bedoelde kosten.
4.31.
Allianz stelt dat de door haar in het kader van rechtsmaatregelen tegen [naam VOF] c.s. gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 3.491,00 en de kosten die zij in verband met deze procedure moet maken (€ 12.100,00 + € 2.837,00 =) € 14.937,00 ook onder het verhaalsbeding vallen. Volgens haar kwalificeren namelijk alle kosten die zij heeft moeten maken omdat zij schade aan [persoon C] heeft moeten vergoeden als kosten in de zin van het verhaalsbeding.
4.32.
[naam VOF] c.s. betwist dat en voert aan dat de tekst van het verhaalsbeding niet duidelijk maakt dat de door Allianz gevorderde (buiten)gerechtelijke kosten daaronder vallen. Allianz had het specifieker in de voorwaarden had moeten verwoorden indien zij ook deze kosten onder haar verhaalsrecht wilde laten vallen, aldus [naam VOF] c.s.
4.33.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten en gerechtelijke kosten van Allianz niet onder het verhaalsbeding vallen en dat voor de toewijsbaarheid van die kosten de gewone wettelijke regeling geldt. Dit oordeel baseert de rechtbank op het volgende.
4.34.
Het begrip ‘de kosten’ in het verhaalsbeding is in de verzekeringsvoorwaarden niet gedefinieerd. Daarom is onduidelijk of onder ‘het verschuldigde, met inbegrip van de kosten’ slechts de kosten worden bedoeld die Allianz maakt in het kader van de beoordeling van het verschuldigde aan de benadeelde of dat daaronder ook de (buiten)gerechtelijke kosten vallen die Allianz bij de uitoefening van haar verhaalsrecht maakt. Op het laatste behoeft een verzekeringnemer niet bedacht te zijn. Van Allianz als verzekeraar had mogen worden verwacht dat als zij aanspraak wil kunnen maken op vergoeding van haar daadwerkelijke (buiten)gerechtelijke door een verzekeringnemer of verzekerde, zij dit in haar verzekeringsvoorwaarden duidelijk zou hebben vermeld. Omdat Allianz dat niet heeft gedaan, dient te worden gekozen voor de minst bezwarende uitleg van het begrip ‘de kosten’ voor [naam VOF] c.s. Die uitleg houdt in dat daaronder slechts de kosten vallen die Allianz maakt in het kader van de beoordeling van het verschuldigde aan de benadeelde. De door Allianz bij de uitoefening van haar verhaalsrecht gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten vallen daar dus niet onder.
4.35.
Bij gebrek aan contractuele afspraken over de (buiten)gerechtelijke kosten gelden daarvoor de wettelijke bepalingen (respectievelijk artikel 6:96 lid 2 BW en art 237 Rv e.v.). De nadere invulling daarvan zal plaatsvinden nadat is vastgesteld welk bedrag Allianz op grond van het verhaalsbeding van [naam VOF] c.s. heeft te vorderen. Dan kan overigens ook blijken dat er aanleiding bestaat om de proceskosten tussen partijen te compenseren danwel in aanmerking te nemen dat de zaak, gelet op het geldelijk belang van de toegewezen vorderingen, bij de kantonrechter had behoren te worden aangebracht en de ten laste van [persoon A] te brengen liquidatietarieven en griffierecht behoren te worden bepaald aan de hand van door deze daarvoor gehanteerde bedragen.
Vordering in reconventie onder I
4.36.
Deze vordering van [naam VOF] c.s. strekt ertoe dat de rechtbank zal vaststellen dat de verzekering door Allianz per 1 januari 2022 op onjuiste gronden is beëindigd.
4.37.
De rechtbank wijst deze vordering af omdat [naam VOF] c.s. deze onvoldoende heeft onderbouwd en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.38.
[naam VOF] c.s. stelt dat Allianz de verzekeringsovereenkomst per 1 januari 2022 heeft beëindigd met een beroep op de artikelen 2 en 3 van de Algemene voorwaarden. Allianz betwist dat en voert aan dat zij op grond van artikel 7.4.1. van de Algemene voorwaarden de verzekering in mei 2021 tegen de einddatum van de polis heeft opgezegd.
4.39.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting lag het op de weg van [naam VOF] c.s. om te onderbouwen dat Allianz de verzekering met een beroep op de artikelen 2 en 3 van de Algemene voorwaarden heeft beëindigd. Omdat [naam VOF] c.s. dat heeft nagelaten staat niet vast dat Allianz de verzekering op die gronden heeft beëindigd. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
Samenvatting
4.40.
Samengevat leidt het vorenstaande tot het volgende:
- –
de vorderingen in reconventie zullen bij eindvonnis worden afgewezen;
- –
de vordering in conventie onder 1 zal worden toegewezen tot een nog vast te stellen bedrag; om tot vaststelling van dat bedrag te kunnen komen, dient Allianz een akte te nemen over wat is vermeld onder 4.27 en 4.28;
- –
[naam VOF] c.s. mag bij antwoordakte op die akte van Allianz reageren.
4.41.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
- De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 3 mei 2023 voor het nemen van een akte door Allianz over hetgeen is vermeld onder 4.27 en 4.28, waarna [naam VOF] c.s. op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 5 april 2023.
2515/3152