RB: val bij tankstation, ongelukkige samenloop van omstandigheden
Ongeval bij tankstation. Benadeelde is gevallen bij de ingang van het tankstation en heeft armletsel opgelopen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het morsen van brandstoffen bij een tankstation het gevaar in het leven roept dat klanten kunnen uitglijden. Exploitant moet met het oog daarop veiligheidsmaatregelen treffen. De exploitant heeft gesteld dat zij maatregelen heeft getroffen, waardoor de kans dat gladheid schade veroorzaakt is verkleind. Benadeelde heeft deze maatregelen niet betwist, zodat de rechtbank van de stelling van de exploitant uitgaat. Zelfs indien wordt uitgegaan van de juiste toedracht volgens benadeelde, dan heeft de exploitant naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig gehandeld. Het is van algemene bekendheid dat bij tankstations gladheid als gevolg van morsen van brandstoffen kan ontstaan. Van benadeelde mag verwacht worden dat zij als bezoeker hier rekening mee houdt. Hoewel de rechtbank het met benadeelde eens is dat de exploitant meer / andere voorzorgsmaatregelen had kunnen nemen, kan dat enkele feit niet leiden tot het oordeel dat de exploitant onzorgvuldig heeft gehandeld. Het ongeval is te wijten aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/121851 / HA ZA 12-266
Vonnis in verzet van 6 maart 2013
i
In de zaak van
[Gedaagde in verzet]
wonende te [Woonplaats],
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. T.E.A. Detmar te Drachten,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SLUMP OIL B.V.,
gevestigd te Lemmer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RETOIL HOLDING B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
3. de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
eiseressen in het verzet,
advocaat mr. J. Boer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [Benadeelde] en Slump Oil c.s. genoemd worden. Gedaagden worden hierna onderscheidenlijk als Slump Oil, Retoil en de verzekeraar aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
het door deze rechtbank op 11 juli 2012 tussen [Benadeelde] en Slump Oil c.s. bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 119107 / HA ZA 12-106
de verzetdagvaarding
de conclusie van antwoord in oppositie
de conclusie van repliek in oppositie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslan en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
2. De feiten
Retoil is een groothandel in brandstoffen. Slump Oil exploiteert een tankstation aan de Zuiderhogeweg 78 te Drachten. Retoil en Slump Oil zijn verzekerd bij de verzekeraar.
2.2. Op of omstreeks 12 mei 2011 heeft [Benadeelde] een ongeval gehad bij het tankstation. Na het tanken heeft [Benadeelde] haar auto op een van de parkeerplaatsen voor de tankshop geparkeerd. Vervolgens is [Benadeelde] ten val gekomen voor de ingang naar de tankshop. Hierbij heeft [Benadeelde] armletsel opgelopen.
2.3. Voor de ingang van de tankshop bevindt zich een trottoir met op beide hoeken sterker oplopende trottoirbanden. Aan weerszijden van het oplopende trottoir zijn betonblokken geplaatst ter hoogte van de hoektrottoirbanden. De weersomstandigheden tijdens het ongeval waren normaal: het was droog.
3. De vordering
3.1. Slump Oil c.s. vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar verklaard bij voorraad:
a. Slump Oil c.s. ontheft van de veroordeling, uitgesproken bij vonnis door de rechtbank op 11 juli 2012 tussen [Benadeelde] als eiseres en Slump Oil c.s. als gedaagden gewezen, met bepaling dat [Benadeelde] alsnog in haar vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, althans haar deze vorderingen als ongegrond en onbewezen worden ontzegd;
b. [Benadeelde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten van deze verzetprocedure, alsmede in de nakosten, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het te wijzen vonnis is voldaan.
3.2. [Benadeelde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling daarvan
Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat Slump Oil c.s. in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
[Benadeelde] heeft aan haar vordering in de verstekprocedure het volgende ten grondslag gelegd. Volgens [Benadeelde] is Slump Oil c.s. aansprakelijk voor de door haar geleden schade. [Benadeelde] stelt dat zij is uitgegleden doordat het oplopende trottoir naar de tankshop glad was door nattigheid en olie. Volgens [Benadeelde] heeft Slump Oil c.s. onvoldoende veiligheidsmaatregelen getroffen omdat er buiten geen schoonloopmat lag en er geen waarschuwingspionnen waren geplaatst. Nu uit het handelsregister niet blijkt welke vennootschap het tankstation exploiteert, zijn zowel Slump Oil als Retoil gedagvaard. [Benadeelde] telt dat de verzekeraar op grond van artikel 7:954 BW gehouden is om de schade rechtstreeks aan haar te voldoen.
Slump Oil c.s. wijst elke aansprakelijkheid van de hand. Volgens Slump Oi! c.s. is Retoil niet betrokken bij (de exploitatie van) het tankstation, zodat de vorderingen jegens deze vennootschap dienen te worden afgewezen. Slump Oil c.s. betwist verder dat de toeloop glad was door nattigheid en olie. Daarnaast stelt Slump Oil c.s. dat zij niet heeft nagelaten om veiligheidsmaatregelen te treffen.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het geschil het volgende voorop. Volgens vaste rechtspraak doet niet reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar dat gedrag onrechtmatig zijn; zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden (zie HR 7 april 2006, NJ 2006, 244). Bij de beantwoording van de vraag of aan iemand die een situatie in het leven roept of laat voortbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat hij met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt, moet worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen (zie HR 5 november 1965, NJ 1966, 136 (Kelderluik)).
4.5. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het morsen van brandstoffen bij een tankstation het gevaar dat een klant daarover uitglijdt in het leven roept en dat de exploitant van dat tankstation – die rekening heeft te houden met het feit dat niet iedere klant terzake voldoende oplettend en voorzichtig zal zijn – met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen behoort te treffen. Slump Oil c.s. heeft gesteld dat zij (mede) ter voorkoming van ongevallen als hiervoor bedoeld de volgende maatregelen heeft getroffen:
a. de omgeving van het tankstation wordt dagelijks vier maal gecontroleerd;
b. het personeel van het tankstation heeft de instructie ontvangen de omgeving rondom de pompen onmiddellijk te reinigen indien deze is bevuild dan wel indien er een vermoeden van morsen bestaat;
c. de site manager van het tankstation ziet erop toe dat het personeel direct in actie komt indien benzine door klanten wordt gemorst;
d. het tankstation hanteert algemene veiligheidsinstructies in de vorm van een veiligheidsboek van BP en er verschijnt maandelijks een formulier waarin veiligheidsaspecten aan de orde komen.
[Benadeelde] heeft een en ander niet gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank van de juistheid van de betreffende stelling van Slump Oil c.s. zal uitgaan.
4.6. Zelfs indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juiste toedracht volgens [Benadeelde] heeft Slump Oil c.s. naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig gehandeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij tankstations gladheid als gevolg van het morsen van brandstoffen of andere vloeistoffen kan ontstaan. Van [Benadeelde] mag
verwacht worden dat zij als bezoeker van het tankstation hier rekening mee houdt. Slump Oil c.s. heeft onbetwist gesteld dat zij maatregelen heeft getroffen waardoor de kans dat gladheid schade veroorzaakt is verkleind. Hoewel de rechtbank met [Benadeelde] aanneemt dat Slump Oil c.s. meer en/of andere voorzorgmaatregelen had kunnen nemen zonder dat dit een grote investering had betekend (schoonloopmat, waarschuwingspionnen), kan dat enkele feit niet leiden tot het oordeel dat Slump Oil c.s. onzorgvuldig heeft gehandeld. Temeer nu de weersomstandigheden op de bewuste dag goed waren hoefde Slump Oil c.s. in redelijkheid niet te verwachten dat op de toeloop naar de tankshop een ongeval zou plaatsvinden, zoals aan [Benadeelde] overkomen. De conclusie is dat niet is gebleken dat Slump Oil c.s. [Benadeelde] heeft blootgesteld aan een groter risico dan onder de gegeven omstandigheden verantwoord was. Aangenomen dient te worden dat het ongeval te wijten is aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. De vorderingen van [Benadeelde] zullen alsnog worden afgewezen. Alle overige stellingen van partijen behoeven gelet hierop geen bespreking.
[Benadeelde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in artikel 141 Rv voor rekening van Slump Oil c.s. komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat Slump Oil c.s. in eerste instantie niet is verschenen. Op grond van artikel 141 Rv komen ook de kosten van het betekenen van het verstekvonniss voor rekening van Slump Orbe.s. Nu het exploot van betekening ziefe niet bij de stukken bevindt, kan echter niet worden vastgesteld wat de kosten daarvan voor [Benadeelde] zijn geweest. Deze kosten worden derhalve begroot op nihil.
De door [Benadeelde] te vergoeden kosten aan de zijde van Slump Oil c.s. worden vastgesteld op:
griffierecht € 575,00
salaris advocaat € 904,00 (2 punten x tarief € 452,00)
Totaal € 1.479,00.
4.9. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure
slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De
nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 11 juli 2012 onder zaaknummer / rolnummer 119107 / HA ZA 12-106 gewezen verstekvonnis;
en opnieuw beslissend
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [Benadeelde] in de proceskosten van deze procedure, aan de zijde van Slump Oil c.s. tot op heden vastgesteld op € 1.479,00;
veroordeelt [Benadeelde] in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [Benadeelde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak C/17/121851 / HA ZA 12-266 6 maart 2013 heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5. verklaart dit vonnis wat betreft 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2013.