Rb: val in schouwburg over luik, bewijslast op eiseres

Samenvatting:

Eiseres stelt schouwburg aansprakelijk voor het letsel dat zij stelt te hebben opgelopen doordat zij op het balkon is gevallen over een opstaande rand van het luik onderaan de trap, dat uit de sponning lag. Die situatie levert volgens haar een gevaarlijke situatie op, zodat sprake is van een gebrekkige opstal (art 6:174 jo 6:181 BW en art 6:162 BW). Gedaagde betwist de toedracht. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast op eiseres rust en draagt eiseres op te bewijzen dat zij is gestruikeld over het luik dat niet goed in de sponning lag en dat zij dit na afloop van de voorstelling onder meer ter waarschuwing heeft meegedeeld aan de (eindverantwoordelijke) medewerkster van de Schouwburg.

ECLI:NL:RBGEL:2021:5549, Rechtbank Gelderland, C/05/381865 / HA ZA 21-13 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:RBGEL:2021:5549

Instantie

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak

20-10-2021

Datum publicatie

27-10-2021

Zaaknummer

C/05/381865 / HA ZA 21-13

Rechtsgebieden

Verbintenissenrecht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Op tegenspraak

Tussenuitspraak

Inhoudsindicatie

tussenvonnis: Gebrekkige opstal. Bewijsopdracht toedracht val in schouwburg.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/381865 / HA ZA 21-13 / 592 / 650

Vonnis van 20 oktober 2021

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. C. van der Roest te Amersfoort,

tegen

  1. de naamloze vennootschap

SCHOUWBURG EN CONGRESCENTRUM ORPHEUS N.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,

  1. de buitenlandse rechtsvorm

MS AMLIN INSURANCE SE,

statutair gevestigd te Brussel, België en kantoorhoudende te Amstelveen,

gedaagden,

advocaat mr. B. Fluit te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] , de Schouwburg en Amlin worden genoemd. De Schouwburg en Amlin worden gezamenlijk Schouwburg c.s. genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 16 juni 2021,

de door [eiseres] overgelegde producties 15 en 16, ingekomen op 30 juli 2021,

het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 augustus 2021.

1.2.

Bij brief van 24 augustus 2021 heeft [eiseres] verzocht om wijziging van de bij het proces-verbaal gevoegde zittingsaantekeningen van de griffier. Bij brief van 25 augustus 2021 heeft Schouwburg c.s. hierop gereageerd. Voor de beoordeling zijn de voorgestelde wijzigingen niet van belang, reden waarom de rechtbank daarop inhoudelijk niet zal ingaan.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Op 11 januari 2018 is [eiseres] gevallen toen zij samen met een vriendin [vriendin] (hierna: [vriendin] ) een voorstelling wilde bijwonen in de Schouwburg. [eiseres] en [vriendin] hadden zitplaatsen op de eerste rij van het tweede balkon. Zij moesten een trap afdalen om daar te komen. [vriendin] liep voorop. [eiseres] is bij het afdalen van de trap richting de voorste rij ten val gekomen (hierna: de val). Onderaan de trap bevindt zich een houten frame met een triplex plaat met een afmeting van circa 1 bij 1 meter en een (totale) hoogte van circa 20 centimeter (hierna ook: het luik), waarmee de Schouwburg een verdiept vloerdeel heeft afgedekt.

2.2.

[eiseres] heeft na de val de voorstelling in de Schouwburg bijgewoond en is daarna zelf met de auto naar huis gereden. Op 12 januari 2018 heeft [eiseres] zich laten onderzoeken bij de spoedeisende hulp (SEH) van het Meander Medisch Centrum in Amersfoort, waarbij een breuk van het middenvoetsbeentje in de linkervoet werd geconstateerd. Het verslag van de SEH luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Reden Consult

Via radiologie –> pijn linker voet na zwikken.

Anamnese

Gisteravond in het theater de linker voet verzwikt toen zij met haar hak bleef haken achter een uitstekende plank. Kwam op beide knieen terecht. Kon de voet nog wel belasten maar erg pijnlijk. Is niet op het hoofd gevallen, geen nekpijn, geen bewustzijnsverlies. Behalve de linker voet geen pijnklachten.

(…)

Conclusie

Fractuur MTP-5 schacht links.

(…)”

2.3.

Op 26 januari 2018 heeft een vriend van [eiseres] , [vriend van eiseres] , foto’s gemaakt in de Schouwburg op de plaats van het ongeval. Volgens zijn schriftelijke verklaring van 22 juli 2018 heeft hij met een smoesje dat hij een ring had verloren de portier van de Schouwburg gevraagd hem naar de plaats van de val te brengen, heeft hij het luik opgetild en gekeken ‘of zijn ring onder het luik lag’ en heeft hij foto’s gemaakt van het gesloten en het geopende luik.

2.4.

Bij brief van 12 maart 2018 heeft Achmea Rechtsbijstand namens [eiseres] de Schouwburg aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die door de val is ontstaan en is de wettelijke rente aangezegd. De brief luidt verder, voor zover hier van belang, als volgt:

“Mijn cliënt is ten val gekomen over een luik onderaan de trap bij de eerste rij van het balkon. Het luik was door een van uw medewerkers niet goed gesloten en lag op de rand richting de eerste traptrede. Voor foto’s van het luik, een verklaring van cliënte en een verklaring van een getuige verwijs ik naar de bijlage.

Omdat het luik door een van uw medewerkers niet goed is gesloten heeft u een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd voor de vele bezoekers van uw theater die over dit luik moeten stappen. Het ernstige letsel van mijn cliënte had gemakkelijk voorkomen kunnen worden indien het luik wel op de juiste manier was gesloten.

(…)”

2.5.

Als bijlage bij de brief van 12 maart 2018 is een schriftelijke verklaring van [eiseres] gevoegd die, voor zover van belang, als volgt luidt:

“Op het balkon aangekomen was er een trapje van een tree of 5 naar beneden naar de eerste rij. Onderaan dit trapje was een houten vloer wat later een groot (1×1 meter) luik bleek te zijn. Dit luik hoort in een uitsparing te vallen, maar lag aan de kant van de onderste trede op de rand van de uitsparing en dus ca 2 cm omhoog.

[vriendin] [ [vriendin] , toevoeging rechtbank] liep voor me en stapte erop. Zij droeg lage schoenen en voelde wel de rand, maar er gebeurde niets. Ik liep schuin achter haar en voor ze me kon waarschuwen stapte ik op de rand. Ik had laarzen aan met 5 cm hakken. Ik zwikte gelijk door mijn enkel en belande op mijn knieën. We hebben de voorstelling uitgezeten (met mijn voet omhoog op een lege stoel) en zijn na de voorstelling naar de foyer gegaan.

Ik heb daar gesproken met iemand van het theater, vooral om te waarschuwen dat je ernstige ongelukken kan krijgen en dat ze voortaan goed moeten controleren dat deze luiken goed liggen. Een van de medewerkers heeft mijn auto voorgereden en ik ben met hulp van de medewerker naar mijn auto gebracht.

(…)”

2.6.

Amlin heeft als aansprakelijkheidsverzekeraar van de Schouwburg bij

e-mailbericht van 18 juli 2018 aansprakelijkheid afgewezen. Daarin is voor zover van belang namens de Schouwburg vermeld:

Verzekerde verklaart dat er geen sprake is van een luik, maar van een houten vloerdeel dat vastligt. Deze situatie bestaat al sinds 2004. Het is onmogelijk dat het houtenvloerdeel twee centimeter omhoog lag, nu deze vastligt.

2.7.

Bij de stukken zit een schriftelijke verklaring van [vriendin] met daarop een stempel ‘ontvangen 25 juli 2018’. De verklaring luidt, voor zover van belang, als volgt:

“We moesten een trap naar beneden en aan het eind naar links naar onze plek. Onderaan trap toen ik naar links ging voelde ik een iets oneffens. Ik vond het vrij donker. Ik draaide me om om te kijken wat het was en zag dat [eiseres] viel.

Het bleek een rand van een luik te zijn die niet goed lag. Waarschijnlijk had ze d’r enkel verzwikt daar leek het op. Ze had veel pijn.

Ben naar boven gegaan om ’t aan de jongeman te melden en heb water gehaald voor [eiseres] .

Na de voorstelling de toen verantwoordelijke v/d avond opgezocht en gesproken. Ik weet haar naam niet meer. Ze had de gegevens van [eiseres] genoteerd en ondersteunde [eiseres] richting hoofdingang.

(…)”

2.8.

Amlin heeft een toedrachtsonderzoek laten uitvoeren door de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) van expertisebureau Cunningham Lindsey. Het rapport van [naam 1] van

1 oktober 2018 luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Observaties van de expert

Tijdens het bezoek heb ik de ongevalslocatie beoordeeld. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het luik, zoals dat in de stukken wordt genoemd, formeel geen luik is. Dit veronderstelt dat er onder het luik een functionele ruimte moet zijn. Dit is niet het geval. Er is sprake van een bordes dat verdiept ligt op circa 20 cm. Dit bordes heeft een afmeting van 1,10 m bij 1,10 m. Dit bordes is opgehoogd naar dezelfde hoogte als het gangpad van de eerste rij stoelen van het balkon respectievelijk de hoogte van de laatste traptrede. Het luik staat op een houten frame en in het midden van het luik zijn twee gaten aangebracht waar duimen of vingers doorheen kunnen worden geplaatst om het luik op deze manier te kunnen optillen. Het luik is gemaakt van triplex en heeft een dikte van ongeveer 18 mm. Tijdens mijn bezoek heb ik geconstateerd dat het luik min of meer precies in het bordes past. Dat wil zeggen dat er wel enige speling is. Ik heb geconstateerd dat wanneer het luik precies in positie wordt gebracht, het min of meer horizontaal ligt en even hoog is als de hoogte van het gangpad respectievelijk de laatste traptrede. Er is sprake van enig hoogteverschil van enkele millimeters (hooguit 2 à 3 mm) aan een van de zijden. Het luik is daarmee niet volledig recht, maar enigszins krom. Het hoogteverschil is van dermate kleine omvang dat de hoogte van de antislipstrips hoger is.

De situatie wordt anders wanneer het luik wordt opgetild en niet op de juiste wijze wordt teruggelegd. Dan bestaat de mogelijkheid dat het luik aan een zijde (nabij de laagste traptrede) enigszins op een opstaande rand wordt geplaatst. De mogelijkheid bestaat dan dat het luik aan een zijde niet goed in de uitsparing van het bordes valt. Daarmee wordt het luik op dat punt 18 mm hoger dan de vloer. Dit levert in beginsel struikelgevaar op.

Vastgesteld is tijdens mijn onderzoek dat het luik niet of nauwelijks opengaat. Deze conclusie kan worden getrokken doordat het luik enerzijds geen functie heeft (onderliggende bordes heeft geen functie) en anderzijds constateer ik tijdens het ophalen van het luik dat er veel vuiligheid, zoals snoeppapiertjes, een knikker en stof, onder het luik op het bordes lag.

(…)”

2.9.

In zijn rapport van 15 oktober 2018 heeft [naam 1] over zijn bezoek van 9 oktober 2018 aan [eiseres] , voor zover hier van belang, het volgende geschreven:

“Belanghebbende geeft aan dat zij samen met een vriendin het theater (…) bezocht. Zij liepen als eersten het balkon op naar hun zitplaatsen toe. (…) Bij het laatste trapje liep belanghebbende schuin achter haar vriendin. Toen zij beneden aankwam, is zij gestruikeld. Op dat moment kon ze niet zien waarover. Zij voelde direct pijn in haar linkervoet. Belanghebbende is gaan zitten op de onderste trede. Omdat deze trede erg laag was, en zij hier niet lekker op zat, is belanghebbende een trede hoger gaan zitten. Toen zij zich afzette om een trede hoger te gaan zitten, hoorde en zag ze het luik in de sponning schuiven. Toen besefte belanghebbende zich dat zij daar over was gestruikeld. Het luik lag ten tijde van de val niet goed en had een opstaande rand van ongeveer twee centimeter. De vriendin van belanghebbende was hier als eerste op gestapt en voelde de opstaande rand. Zij droeg platte schoenen. Belanghebbende had laarzen aan met een hak van vijf centimeter.

Vervolgens is belanghebbende gaan zitten op haar zitplaats met haar linkervoet rustend op de reling voor haar. Toen het balkon voller raakte met andere bezoekers, is zij op een lege plaats gaan zitten, met haar voet op een stoel naast haar. Zij heeft de voorstelling uitgezeten.

Na de voorstelling is belanghebbende naar het personeel gegaan en heeft zij uitgelegd wat er is gebeurd. Zij heeft aangegeven dat het luik niet in de sponning lag en dat zij is gestruikeld en letsel heeft opgelopen. Belanghebbende is zelf naar huis gereden. Dit ging prima omdat zij een automaat auto rijdt.

(…)”

2.10.

Bij brief van 12 november 2018 heeft Amlin het afwijzende standpunt herhaald en, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:

“Uw cliënte en haar vriendin, die voor haar liep, stellen na het voorval dat het luik er niet goed in zou hebben gelegen. De vriendin, die op platte schoenen liep zou een oneffenheid hebben gevoeld, toen zij omkeek naar uw cliënte zag zij dat zij was gevallen en zou ze een ‘opstaande rand’ hebben gezien.

Het is evenwel niet logisch dat het luik er niet goed in zou hebben gelegen.

Dat ligt vooral niet voor de hand omdat het luik door de wijze waarop het is geconstrueerd er uit zich zelf niet zomaar uit kan. Om het te kunnen openen is bovendien kracht nodig. Voorts wordt het luik nimmer geopend – daar is ook geen reden voor, er zit alleen een loze ruimte zonder functie onder. Kennelijk wordt het luik zelfs niet geopend om schoon te maken, gegeven de vaststelling dat die loze ruimte lag vol met viezigheid. Onze verzekerde controleert de situatie, dagelijks.

(…)”

2.11.

Op verzoek van [eiseres] heeft bij deze rechtbank op 14 januari 2020 een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden en zijn [eiseres] en [vriendin] gehoord als getuigen. Op verzoek van Schouwburg c.s. zijn op 25 februari 2020 in voorlopig tegenverhoor als getuigen gehoord de heer [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), allround medewerker bij de Schouwburg, en de heer [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), hoofd techniek bij de Schouwburg.

2.12.

[eiseres] heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

“Ik ging met mijn vriendin naar een voorstelling in het theater. Wij hadden kaartjes voor het tweede balkon op de eerste rij. Om op die plaats te komen moesten wij een trap naar beneden afdalen. Bij de laatste stap op de begane vloer van dat balkon viel ik. Het bleek dat het luik dat daar lag op de rand van de sponning lag. Daar ben ik over gevallen.

Mijn vriendin liep voorop de trap af en ik liep schuin achter haar. (…)

Ik stapte van de laatste tree naar beneden en viel toen. Ik probeerde op te staan, maar mijn vriendin zei dat ik even moest gaan zitten. Ik ben toen op de onderste tree van de trap gaan zitten, maar dat zat niet makkelijk dus ik wilde een tree hoger gaan zitten. Ik zette me af om een tree hoger te gaan zitten en toen schoof het luik wat beneden aan de trap zat in de sponning. Toen zag ik pas waar ik over was gevallen.

Aan het eind van de trap kun je niet naar rechts, want daar zit een muur. Je kunt alleen naar links de eerste rij van het balkon op. Het luik onder aan de trap zat aan de kant van de trap omhoog, dus uit de sponning. Toen ik mij afzette om een tree hoger te gaan zitten, gleed het luik van mij af de sponning in. Volgens mij stak de rand van het luik ongeveer 3 centimeter omhoog. Ik kan niet precies zeggen hoeveel centimeter dat was, omdat ik het in een flits heb gezien toen het luik terug in de sponning schoof.

(…)

Mijn vriendin heeft al voor de voorstelling tegen medewerkers van het theater gezegd dat ik was gevallen. Zij ging op dat moment water voor mij halen om pijnstillers in te nemen. Na de voorstelling heb ik de val zelf bij het management van het theater verteld. Naast mijn vriendin zijn er geen andere getuigen die aanwezig waren bij het ongeval.

(…)

U vraagt mij of ik mijn enkel bij de val heb gezwikt. Ik weet dat niet precies. Ik maakte een stap onder aan de trap en lag daarna op mijn knieën. Gelet op het letsel dat ik heb opgelopen lijkt het erop dat ik gezwikt heb. Ik dacht in eerste instantie ook dat ik ook een verstuiking had.

Ik heb gezien en gehoord dat het luik terug viel in de sponning. Volgens mij heeft mijn vriendin dat ook gezien. Zij zat toen op haar hurken naast mij.

U houdt mij voor dat ik in mijn schriftelijke verklaring niet heb gezegd dat het luik terugschoof in de sponning. Dat kan zijn. Ik weet niet meer precies wat ik in mijn schriftelijke verklaring heb gezegd. Maar ik heb gelijk die avond tegen het management gezegd dat het luik niet goed lag. (…) Ik heb tegen het management gezegd dat ze er goed op moesten letten dat het luik goed werd teruggelegd, want als oudere mensen daarover zouden vallen zouden ze mogelijk iets breken.

(…)”

2.13.

[vriendin] heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

“Ik liep voorop. Onderaan de trap moesten wij linksaf naar onze plaatsen op de eerste rij. Toen ik onderaan de trap links de rij in stapte, stapte ik ergens op, ik keek om en zag toen dat [eiseres] viel. Daarna keken wij samen en zagen wij dat zij over het luik was gevallen. [eiseres] zei toen tegen mij dat ik dat even moest gaan melden, omdat er anders mogelijk ook andere mensen over zouden vallen. Ik heb het toen gezegd tegen de jongen bovenaan het balkon die de plaatsen aanwees. (…)

Toen wij naar onze plaatsen gingen liep ik voorop. (…) Je kon nog zien waar je liep, maar het was niet heel goed verlicht. Toen ik de trap afstapte op de vloer van het balkon, voelde ik zelf een soort oneffenheid of een rand. Ook ik zwikte iets. Ik heb altijd stevige bergschoenen aan en dat had ik toen ook. Omdat ik zwikte draaide ik mij om en toen zag ik een soort rand. Op dat moment viel [eiseres] al. Ik zag niet goed waar ik over gezwikt was. [eiseres] had pijn en bleef even zitten. Ik weet niet meer precies waar zij zat. Ik heb haar toen overeind geholpen en toen keken wij waarover zij was gevallen. Wij zagen toen een soort luik. Toen ik in eerste instantie nadat ik zelf zwikte keek zat de rand niet goed. Toen [eiseres] was gevallen en zag ik die rand niet meer. Toen zag ik pas dat het een luik was. Ik had eerst die rand gezien en later niet meer en daarom heb ik aangenomen dat het luik niet goed in de sponning lag.

Volgens mij lag het luik aan de linkerkant omhoog, dus aan de kant waar je naar links gaat om de eerste rij te bereiken. Ik weet niet hoeveel de rand van het luik omhoog lag. Ik denk een paar centimeter.

Ik heb tegen de jongen bovenaan het balkon gezegd dat het luik niet goed lag. Op dat moment lag het luik inmiddels weer goed. Dat heb ik ook tegen die jongen gezegd, maar ik heb daarbij gezegd dat ze daar op moeten letten voor de toekomst.

Ik heb niet gezien of gehoord dat het luik weer in de sponning terugschoof. Het ging allemaal heel snel.

(…)

U vraagt mij of ik weet dat [eiseres] op de eerste trede van de trap is gaan zitten na de val. Dat weet ik niet meer ik weet alleen dat zij bleef zitten. Toen wij na de val samen keken zagen wij dat het een luik was en toen lag het luik goed. Wij dachten dat het luik niet goed had gelegen.

(…)

Na de voorstelling hebben wij met een mevrouw van het theater gesproken en aan haar heeft [eiseres] verteld wat er was gebeurd. Daarbij is ook over het luik gesproken. Volgens mij heeft niemand anders de valpartij gezien. Wij waren op dat moment de enige die daar op het balkon waren.

(…)”

2.14.

[getuige 1] heeft in voorlopig tegenverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

“Ik ben niet aangesproken door mevrouw [eiseres] of haar vriendin na de valpartij. Ik heb het ook niet zien gebeuren.

Ik weet dat daar een luik beneden aan de trap zit. Dat luik wordt niet gebruikt. Het luik kan er wel uit als je heel veel kracht zet. Ik weet dat, omdat na het incident iemand een ring kwijt was. Er zit een gaatje in het luik dus ik dacht dat de ring misschien daaronder was gevallen. Toen heb ik het luik opgetild. Dat ging moeilijk want het is een zwaar luik. Ik weet niet of het luik voordat het incident plaatsvond open is geweest.

Ik weet niet of er gecontroleerd wordt of het luik dichtzit. Dat behoort niet tot mijn functie. Ik neem aan dat het wel gecontroleerd wordt. De schoonmaak is attent op dat soort dingen en zij zouden het wel aangeven als het luik niet op zijn plek zit. De schoonmaak is er als er een voorstelling is geweest in de zaal.

(…)

Ik heb achteraf van collega’s gehoord dat mevrouw [eiseres] heeft verteld dat zij was gevallen. Waarom zij was gevallen is toen niet ter sprake gekomen.

(…)

Toen ik het luik had geopend en weer terug deed viel het gelijk in de sponning. Het luik is zo zwaar dat het gelijk dicht valt.”

2.15.

[getuige 2] heeft in voorlopig tegenverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

“Op de avond van 11 januari 2018 is mij aan het einde van de voorstelling door collega [naam 2] medegedeeld dat er iemand was gevallen. (…) Ik was op die avond aanwezig als lid van het kernteam. Ik had dienst voor het geval er sprake was van een calamiteit of een ongeval. Ik heb het incident niet zien gebeuren, maar ik hoorde daar later van.

Ik ben gaan kijken op de plaats waar het gebeurt was. Daar ligt een luik. Eigenlijk is dat een vloerafdichting. Mij was wel de plaats genoemd waar het ongeval had plaatsgevonden, maar naar mijn weten is daar niet bij gezegd dat mevrouw was gevallen over het luik. Na het ongeval zag ik niets bijzonders op die plek. Alles lag zoals het moet liggen.

(…)

Dat luik is niet bedoeld om te openen het is ook vrij zwaar, ongeveer dertig kg. Je kunt het wel opendoen, maar daar is eigenlijk geen reden voor. (…)

Ik heb niet met mevrouw [eiseres] of haar vriendin na het ongeval gesproken.

Na voorstellingen wordt er schoongemaakt in de zaal en ook wij van de facilitaire dienst lopen in de zaal rond om bijvoorbeeld iets te repareren. Er is geen controle of de vloer goed dicht ligt. Er is ook geen reden voor controle omdat het luik bedoeld is als vloerafdichting en eigenlijk nooit opengaat.

(…)

Nadat ik de melding van de valpartij had gekregen ben ik ter plekke gaan kijken om te zien of er iets aan de hand was waar je over zou kunnen vallen. Er zijn op twee plaatsen in de zaal van dit soort vloerafdichtingen. Die andere zit ook op het tweede balkon. Ik ben bij beide vloerafdichtingen gaan kijken of alles in orde was en alles was in orde.

Volgens mij zit er een gat in het luik. Ik denk dat dit erin is gemaakt door degene wie het luik heeft gemaakt om het luik goed te kunnen inpassen. Het luik hoeft in principe niet open.

(…)”

2.16.

Bij brief van 4 juni 2020 heeft mr. Van der Roest naar aanleiding van de voorlopig getuigenverhoren aan mr. Fluit verzocht mee te delen of de aansprakelijkheid voor het ongeval alsnog wordt erkend. Bij e-mailbericht van 29 juni 2020 heeft Amlin haar afwijzende standpunt gehandhaafd.

2.17.

[eiseres] is twee keer geopereerd aan haar voet omdat de breuk niet goed herstelde en mogelijk is nog een derde operatie nodig.

3Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

  1. voor recht verklaart dat de Schouwburg jegens haar aansprakelijk is voor de gevolgen van de val van 11 januari 2018,
  1. Schouwburg c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan haar te vergoeden alle door haar geleden en nog te lijden schade, kosten en interesten, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente

met hoofdelijke veroordeling van Schouwburg c.s. in de proceskosten en de nakosten en de wettelijke rente hierover.

3.2.

Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat zij letsel heeft opgelopen doordat zij is gevallen over een opstaande rand van het luik onderaan de trap, dat uit de sponning lag. Die situatie levert volgens haar een gevaarlijke situatie op, zodat sprake is van een gebrekkige opstal. De Schouwburg is aansprakelijk voor de hierdoor ontstane schade op grond van artikel 6:174 juncto 6:181 BW en artikel 6:162 BW. Amlin is op grond van artikel 7:954 BW gehouden de schade aan [eiseres] te vergoeden. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst [eiseres] naar de overgelegde schriftelijke verklaringen alsmede naar de tijdens het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen, de foto’s die op 26 januari 2018 van het luik zijn gemaakt, de rapporten van Cunningham Lindsey, de medische informatie van de SEH en een theaterbrochure van de Schouwburg om aan te tonen dat in de dagen voorafgaand aan de val geen theatervoorstelling in de desbetreffende zaal heeft plaatsgevonden. Mocht de toedracht daarmee niet zijn aangetoond, dan moet volgens [eiseres] de omkeringsregel worden toegepast. [eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden, bestaande uit verlies aan verdienvermogen, reis- en ziektekosten, kosten voor de inschakeling van huishoudelijke hulp, verlies aan zelfwerkzaamheid en smartengeld. Nu de precieze omvang van de schade nog niet is vast te stellen vordert [eiseres] een verwijzing naar de schadestaatprocedure.

3.3.

Schouwburg c.s. betwist de door [eiseres] gestelde toedracht van het de val. Zij voert aan dat [eiseres] niet heeft bewezen dat zij is gevallen doordat het luik niet goed in de sponning lag en uitstak boven de vloer. Waarschijnlijker is dat [eiseres] zich heeft verstapt en daardoor is gevallen. [eiseres] heeft over de toedracht niet consistent verklaard en haar verklaring wordt niet ondersteund door ander bewijs. Het luik lag na de val op zijn plaats in de sponning. Schouwburg c.s. betwist dat het luik voor de val uit de sponning heeft gelegen, omdat, in dat geval, de schoonmakers daar een melding van zouden hebben gemaakt. Daarbij is het een zwaar luik dat – hoewel het met moeite uit de sponning kan worden gehaald – verder geen functie heeft, zodat er ook geen noodzaak is om het luik te openen. Ten aanzien van de gestelde schade merkt Schouwburg c.s. op dat [eiseres] tijdens het voorlopig getuigenverhoor heeft verzwegen dat zij in het verleden al eerder letsel aan haar linkervoet heeft gehad. De verzochte verwijzing naar de schadestaat moet worden afgewezen omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de schade nu niet al kan worden begroot, aldus Schouwburg c.s. Ook is de gestelde schade niet onderbouwd.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Kern van het geschil is wat de toedracht van de val is geweest. [eiseres] stelt dat zij is gevallen door de opstaande rand van het luik, doordat het luik niet (goed) in de sponning lag. Schouwburg c.s. betwist dat. Ter zitting heeft Schouwburg c.s. desgevraagd erkend dat als vast komt te staan dat [eiseres] is gevallen doordat het luik uit de sponning lag, dit een gebrekkige situatie oplevert. Niet is betwist dat die gebrekkige situatie een gevaarlijke situatie oplevert. Uit het rapport van [naam 1] volgt eveneens dat indien het luik niet goed in de sponning ligt, het luik dan 18 mm hoger wordt dan de vloer en dat dit in beginsel struikelgevaar oplevert. Voorts is niet, althans onvoldoende betwist dat in dat geval causaal verband bestaat tussen de gebrekkige situatie en de val van [eiseres] . Dat betekent dat indien komt vast te staan dat [eiseres] is gevallen doordat het luik niet goed in de sponning lag, de Schouwburg aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] als gevolg van de val lijdt/ heeft geleden.

4.2.

Ingevolge artikel 150 Rv is het aan [eiseres] om over de situatie ter plaatse, althans de toedracht van de val, voldoende feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting, te bewijzen. Anders dan [eiseres] betoogt is de rechtbank van oordeel dat haar geen beroep op de omkeringsregel toekomt. Voor toepassing van de omkeringsregel is vereist dat er sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake het ontstaan van schade, en dat degene die zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting, aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt. Als aan dit vereiste is voldaan brengt de omkeringsregel mee dat in afwijking van de hoofdregel van artikel 150 Rv het bestaan van het conditio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige gedraging of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen, tenzij degene die wordt aangesproken aannemelijk maakt dat de schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan. Nu in dit geval nog niet vaststaat dat [eiseres] daadwerkelijk is gevallen over een opstaande rand van het luik dat niet goed in de sponning lag, is toepassing van de omkeringsregel (nog) niet aan de orde, maar moet eerst komen vast te staan waardoor [eiseres] nu precies ten val is gekomen.

4.3.

Op verzoek van [eiseres] heeft voor deze rechtbank een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden over de toedracht van de val. Aangezien alle partijen bij het voorlopig getuigenverhoor aanwezig of vertegenwoordigd zijn geweest, hebben de daarbij afgelegde verklaringen ingevolge het bepaalde in artikel 192 lid 1 Rv dezelfde bewijskracht als waren zij in deze procedure afgelegd.

4.4.

De verklaringen van [eiseres] als partijgetuige kunnen omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij haar verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (artikel 164 lid 2 Rv). De beperking van de bewijskracht van de verklaring van de partijgetuige geldt alleen dan niet als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken.

4.5.

Tegen deze achtergrond bezien oordeelt de rechtbank als volgt ten aanzien van de door [eiseres] genoemde bewijsmiddelen. Uit de getuigenverklaringen volgt dat alleen [eiseres] en [vriendin] bij de val aanwezig waren, dat [vriendin] vlak voorafgaand aan de val vóór [eiseres] liep en dat, volgens [vriendin] , [eiseres] al viel toen zij omkeek. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat [vriendin] niet heeft gezien waarover [eiseres] viel. Over de situatie voorafgaand aan de val heeft [vriendin] verklaard dat zij een oneffenheid voelde in de vloer, vlak voordat [eiseres] viel (zie 2.7 en 2.13). Dat de verklaringen van [vriendin] en [eiseres] (zie 2.12-2.13) over de precieze locatie van de oneffenheid onderling iets afwijken doet – gezien het tijdsverloop van twee jaren tussen de val en het voorlopig getuigenverhoor – naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de consistentie waarmee is verklaard dat [vriendin] een oneffenheid heeft gevoeld ter plaatse van het luik. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank echter (nog) niet de door [eiseres] gestelde toedracht (namelijk dat zij is gevallen doordat het luik uit de sponning lag) bewezen. Uit de verklaringen van [eiseres] , [vriendin] en [getuige 2] (zie 2.12, 2.13 en 2.15) volgt namelijk dat het luik na de val goed in de sponning lag. Dat het luik voorafgaand aan de val niet goed in de sponning lag en na de val wel, volgt volgens de verklaring van [eiseres] (zie 2.9 en 2.12) uit de omstandigheid dat zij na haar val op de onderste traptrede is gaan zitten en dat zij, toen zij zich vervolgens met haar voet afzette op het luik om een trede hoger te gaan zitten, hoorde en zag dat het luik terug in de sponning schoof. Dit heeft [eiseres] verklaard tegenover [naam 1] en tijdens het voorlopig getuigenverhoor, maar niet in haar eerste schriftelijke verklaring van 12 maart 2018 (zie 2.5). Ook de verklaring van [vriendin] ondersteunt de verklaring van [eiseres] over het ‘verzitten en in de sponning schuiven van het luik’ niet. [vriendin] heeft desgevraagd verklaard dat zij niet meer weet of [eiseres] op de hogere trede is gaan zitten en dat zij alleen nog weet dat [eiseres] bleef zitten na de val (zie 2.13). Ook heeft [vriendin] verklaard dat zij niet heeft gezien of gehoord dat het luik weer in zijn sponning is geschoven, maar dat ze in eerste instantie een rand had gezien en na de val niet meer en daarom heeft ‘aangenomen’ dat het luik niet goed in de sponning lag (zie 2.13). Dit betekent dat het door [eiseres] verklaarde terugduwen van het luik in de sponning, alleen volgt uit haar eigen verklaring, als partijgetuige en daarom niet voldoende is. Nu uit de overige verklaringen en overgelegde stukken (ook) niet volgt dat het luik voorafgaand aan de val uit de sponning lag, wordt de verklaring van [eiseres] niet op essentiële punten ondersteund door aanvullend bewijs en heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank met de door haar overgelegde stukken en (getuigen)verklaringen nog niet bewezen dat zij is gestruikeld doordat het luik uit de sponning lag.

4.6.

De rechtbank ziet echter wel aanleiding om [eiseres] tot bewijslevering toe te laten en licht dit als volgt toe.

4.7.

Hoewel Schouwburg c.s. aanvoert dat in de praktijk het luik niet wordt opgetild uit de sponning, heeft zij niet, althans onvoldoende weersproken – en dit blijkt ook uit het rapport en de foto’s gemaakt door [naam 1] (zie 2.8) – dat het optillen van het luik wel mogelijk is en dat het luik ook scheef op de sponning kan worden teruggelegd waardoor een opstaande rand kan ontstaan van circa 18 millimeter. Volgens Schouwburg c.s. heeft [eiseres] echter pas enige tijd na de val, toen zij na een door een vriend geënsceneerde actie (verloren ring) wist dat het luik van zijn plaats kon worden gehaald, aan [naam 1] haar verklaring over de toedracht van de val aangevuld en aangepast met het ‘terugduw-verhaal’. Schouwburg c.s. wijst erop dat [eiseres] in haar verklaring bij de brief van 12 maart 2018 daarover niet heeft gerept. [eiseres] en [vriendin] hebben echter beiden verklaard dat zij direct na de voorstelling aan een medewerkster van de Schouwburg hebben verteld dat [eiseres] over het luik was gestruikeld omdat dit niet goed lag (zie 2.12-2.13). In haar verklaring bij de brief van 12 maart 2018 heeft [eiseres] ook verklaard dat zij direct na de voorstelling met iemand van de Schouwburg heeft gesproken “vooral om te waarschuwen dat je ernstige ongelukken kan krijgen en dat ze voortaan goed moeten controleren dat deze luiken goed liggen”. Ter zitting heeft [eiseres] bewijs aangeboden door deze ‘eindverantwoordelijke bij de Schouwburg’ waartegen zij dit na de voorstelling zou hebben gezegd, op te roepen als getuige. Ter zitting heeft Schouwburg c.s. verklaard dat deze medewerkster nog steeds bij de Schouwburg werkzaam is. Indien [eiseres] kan bewijzen dat zij inderdaad na de voorstelling tegen deze medewerkster heeft gezegd dat zij is gestruikeld doordat het luik niet goed in de sponning lag en daarvoor heeft willen waarschuwen, dan is [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank consequent is geweest in de door haar aangewezen oorzaak van haar val en gaat het verweer van Schouwburg c.s. dat [eiseres] haar verklaring heeft aangepast en na de val is gaan theoretiseren, niet op. Samen met het feit dat op zichzelf niet onmogelijk is dat het luik uit de sponning heeft gelegen voorafgaand aan de val, vormt dit dan naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs dat [eiseres] is gevallen doordat het luik uit de sponning lag. De rechtbank heeft dan geen reden om aan haar verklaring te twijfelen. De veronderstelling van Schouwburg c.s. dat [eiseres] pas met haar ‘terugduw-verhaal’ is gekomen nadat zij van [vriend van eiseres] had gehoord dat het luik uit de sponning kon worden gehaald, gaat dan immers niet op.

4.8.

Nu [eiseres] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde en door Schouwburg c.s. betwiste toedracht van het ongeval, rust op haar de bewijslast daarvan. De rechtbank zal [eiseres] dan ook in de gelegenheid stellen te bewijzen dat zij op 11 januari 2018 is gestruikeld over het luik dat niet goed in de sponning lag en dat zij dit na afloop van de voorstelling onder meer ter waarschuwing heeft medegedeeld aan de (eindverantwoordelijke) medewerkster van de Schouwburg, die op die avond aanwezig was. Dit bewijs wordt nog niet geleverd geacht door de overgelegde bewijsmiddelen.

4.9.

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

draagt [eiseres] op te bewijzen dat zij op 11 januari 2018 is gestruikeld over het luik dat niet goed in de sponning lag en dat zij dit na afloop van de voorstelling onder meer ter waarschuwing heeft meegedeeld aan de (eindverantwoordelijke) medewerkster van de Schouwburg, die op die avond aanwezig was,

5.2.

bepaalt dat, voor zover [eiseres] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,

5.3.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 november 2021 voor het opgeven door [eiseres] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden december 2021 tot en met april 2022, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.4.

verwijst voor het geval [eiseres] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of, maar alleen indien [eiseres] daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht, naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eiseres] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,

5.5.

bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,

5.6.

bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,

5.7.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey