Rb: voorlopig deskundigenbericht na blokkering eerdere rapport in strijd met goede procesorde, verzoek afgewezen
Ongeval 2013, destijds 14-jarige jongen. Verzoeker verzoekt om voorlopig deskundigenonderzoek door o.a. neuroloog en neuropsycholoog. Door verzoeker is het eerdere, op gezamenlijk verzoek uitgebrachte expertiserapport geblokkeerd. De rechtbank stelt vast dat verzoeker het buitengerechtelijke deskundigentraject op onjuiste wijze heeft doorkruist. In plaats van zich op zijn blokkeringsrecht te beroepen omdat hij zich niet kon vinden in de bevindingen van de deskundige, had het de weg van verzoeker gelegen om opmerkingen te maken en/ of aanvullende vragen te stellen naar aanleiding van het conceptrapport. Indien verzoeker bezwaren zou blijven houden tegen het definitieve deskundigenbericht, had het op zijn weg gelegen om de vraag of de bevindingen van de neuropsycholoog in het definitieve rapport al dan niet moeten worden gevolgd, voor te leggen aan de bodemrechter (of eventueel de rechter in deelgeschil). Daarbij heeft verzoeker onvoldoende zwaarwegende bezwaren tegen het conceptrapport aangevoerd. Het door verzoeker verzochte deskundigenonderzoek door een neuroloog en neuropsycholoog is in strijd met de goede procesorde en wordt daarom afgewezen.
ECLI:NL:RBMNE:2021:1340
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
07-04-2021
Datum publicatie
09-04-2021
Zaaknummer
C/16/507037 / HA RK 20-207
Rechtsgebieden
Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Beschikking
Inhoudsindicatie
Verzoek om benoeming neuroloog en neuropsycholoog in strijd met goede procesorde. Beroep op blokkeringsrecht heeft buitengerechtelijk deskundigentraject op onjuiste wijze doorkruist / geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen conceptrapport.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/507037 / HA RK 20-207
Beschikking van 7 april 2021
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. H.E.C.A. Vlasman te Eemnes,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. H.A. Kragt te Arnhem.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Allianz worden genoemd.
1 De procedure
1.1.
[verzoeker] heeft op 5 augustus 2020 een verzoekschrift ingediend waarin hij heeft verzocht over de in het verzoekschrift omschreven feiten en omstandigheden een voorlopig deskundigenonderzoek door (i) een neuroloog en een neuropsycholoog, (ii) een oogarts en (iii) een tandarts te bevelen. Allianz heeft vervolgens op 22 december 2020 een verweerschrift ingediend. Op 5 januari 2021 heeft Allianz een brief met een aanvullende productie 31 ingediend.
1.2.
Het verzoek en het verweer zijn besproken met partijen op de zitting van 7 januari 2021. Daarbij waren aanwezig:
–
[verzoeker] met mr. H.E.C.A. Vlasman;
–
de heer [A ] , senior behandelaar personenschade bij Allianz, met mr. H.A. Kragt.
1.3.
Daarna volgt deze beschikking.
2 De feitelijke toedracht en schadeafwikkeling tot nu toe
2.1.
[verzoeker] is op 31 mei 2011 op zijn fiets betrokken geraakt bij een verkeersongeval met een auto. [verzoeker] was destijds 14 jaar oud. De betrokken automobilist was verzekerd bij Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2.
Bij het ongeval is [verzoeker] ernstig gewond geraakt. Het opgelopen letsel bestond onder andere uit aangezichtsfracturen, een schedelfractuur, gebitsletsel en oogletsel. [verzoeker] is in eerste instantie opgenomen en behandeld in het UMCU. Daarna heeft er nog behandeling plaatsgevonden door een revalidatiearts van Revalidatiecentrum [revalidatiecentrum] en is [verzoeker] verwezen voor nader oogheelkundig onderzoek en heeft psychologische en tandheelkundige behandeling plaatsgevonden. [verzoeker] stelt door het ongeval eveneens (aanhoudende) cognitieve klachten te ervaren.
2.3.
In het kader van de schadeafwikkeling hebben partijen in 2016 gezamenlijk een neurologische expertise aangevraagd bij neuroloog dr. [B] (hierna: [B] ). [B] achtte het voor zijn onderzoek noodzakelijk om een neuropsycholoog in te schakelen en heeft neuropsycholoog drs. [C] (hierna: [C] ) verzocht om dit neuropsychologisch (hulp)onderzoek uit te voeren.
2.4.
In januari 2017 heeft neuropsychologisch onderzoek plaatsgevonden en op 28 april 2017 heeft [C] een conceptrapportage opgesteld en deze toegestuurd aan [verzoeker] . Op 23 mei 2017 heeft (de vader van) [verzoeker] aan [C] laten weten dat het rapport niet wordt geblokkeerd en dat eventuele correcties zo snel mogelijk zullen worden doorgegeven. [C] heeft [verzoeker] op 31 mei 201 laten weten graag voor 3 juni 2017 een inhoudelijke reactie te ontvangen waarna het rapport kon worden afgerond en aan [B] zou worden gezonden. De gemachtigde van [verzoeker] heeft daarop contact opgenomen met [C] en aangegeven ook graag een exemplaar van het conceptrapport te ontvangen. [C] heeft het conceptrapport vervolgens op 2 juni 2017 als bijlage bij een e-mailbericht aan de gemachtigde van [verzoeker] gestuurd. Bij het verzenden van een kopie van dit e-mailbericht, heeft [C] het conceptrapport – onbedoeld – ook toegestuurd aan [B] en [D] (de schaderegelaar van Allianz). [C] heeft hen binnen enkele uren van zijn vergissing op de hoogte gebracht en hen gevraagd om het conceptrapport als niet verzonden te beschouwen en te verwijderen. Zowel [B] als [D] hebben daarop aangegeven dit gedaan te hebben.
2.5.
[verzoeker] heeft vervolgens – op advies van zijn gemachtigde – alsnog een beroep gedaan op zijn blokkeringsrecht omdat [C] het conceptrapport in strijd met de daarvoor geldende regels aan (de schadebehandelaar van) Allianz had verstrekt en hij daarnaast van mening was dat de conceptrapportage zowel voor wat betreft de inhoud als voor wat betreft de wijze van totstandkoming onzorgvuldig was. [B] heeft partijen op 12 september 2017 bericht dat hij had begrepen dat – na blokkering van het rapport van [C] – nogmaals neuropsychologisch onderzoek zou worden verricht maar dat hij daarover niets meer had vernomen. Aangezien hij zijn rapport daarom niet kon voltooien, heeft hij de zaak gesloten in afwachting van verdere ontwikkelingen.
2.6.
In juli 2018 heeft [verzoeker] het conceptrapport van [C] alsnog ter beschikking gesteld aan de medisch adviseur van Allianz. [verzoeker] achtte zich echter niet gebonden aan de conclusies van [C] en stelde zich op het standpunt dat er een nieuw neuropsychologisch onderzoek plaats moest vinden. Allianz kon zich niet in de bezwaren van [verzoeker] vinden en stelde zich op het standpunt dat het rapport van [C] beschikbaar moest worden gesteld aan [B] zodat hij de neurologische expertise alsnog af zou kunnen ronden.
2.7.
In verband met de bezwaren van [verzoeker] tegen de inhoud en de totstandkoming van het conceptrapport heeft hij een klacht tegen [C] ingediend bij het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Het College van Toezicht van het NIP heeft bij uitspraak van 19 september 2019 geoordeeld dat de handelwijze van [C] – door het conceptrapport in strijd met de daarvoor geldende regels aan (de schadebehandelaar van) Allianz te verstrekken – weliswaar niet helemaal juist is (waardoor de klacht gegrond is), maar niet zodanig ernstig dat hem hiervoor een maatregel moet worden opgelegd. Voor het overige is geoordeeld dat [verzoeker] geen belang bij zijn klacht had omdat het een verzekeringskwestie betreft die het College van Toezicht van het NIP in beginsel niet aangaat.
3 Het verzoek en het verweer
Verzoek [verzoeker]
3.1.
Vanwege de hiervoor in 2.4 omschreven handelwijze van [C] en de bezwaren tegen de inhoud van het conceptrapport, verzoekt [verzoeker] een nieuw neurologisch en neuropsychologisch onderzoek te gelasten. [verzoeker] is van mening dat de totstandkoming van de conceptrapportage van [C] dermate onzorgvuldig is dat dit niet strookt met de daartoe bestaande medische standaard zoals die van een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Ook voert hij aan dat er sprake is van onzorgvuldigheid omdat er vergaande conclusies worden getrokken in het conceptrapport die op geen enkele manier verankerd zijn in de uitkomsten van de verrichtte testen.
3.2.
Daarnaast verzoekt [verzoeker] een tandheelkundig en oogheelkundig deskundigenonderzoek te gelasten.
3.3.
[verzoeker] heeft voor alle deskundigen een vraagstelling voorgesteld en meent dat de kosten voor rekening van Allianz dienen te komen.
Verweer Allianz
3.4.
Allianz verzet zich tegen het verzoek tot het gelasten van een nieuw neurologisch en neuropsychologisch onderzoek. Allianz voert aan dat het verzoek van [verzoeker] in strijd is met de goede procesorde. De omstandigheid dat [C] het conceptrapport per abuis aan de schadebehandelaar van Allianz heeft toegezonden, brengt niet met zich mee dat er sprake is van dusdanig zwaarwegende bezwaren dat het deskundigenbericht terzijde moet worden geschoven. Ook betwist Allianz het standpunt van [verzoeker] dat [C] op bepaalde punten niet uitvoerig is ingegaan of daarover geen nadere informatie heeft ingewonnen. [C] heeft [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om te reageren op het rapport en heeft zijn ouders in de gelegenheid gesteld om contact op te nemen met hem voor een toelichting. Allianz voert verder aan dat het rapport tot stand is gekomen op basis van de anamnese, het medisch dossier en de onderzoeksbevindingen van [C] en dat de bevindingen van [C] bovendien navolgbaar zijn. Zowel procedureel als inhoudelijk is het rapport van [C] op juiste wijze tot stand gekomen en er is dus geen sprake van zodanige bezwaren aan (de totstandkoming van) van het rapport dat met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de bodemrechter de bevindingen van [C] niet zal volgen. Dat er (ook bij de medisch adviseur van [verzoeker] ) bezwaren bestaan ten aanzien van de juistheid van bevindingen van [C] , volstaat niet.
3.5.
De door [verzoeker] verzochte tandheelkundige en oogheelkundige deskundigenonderzoeken zijn volgens Allianz prematuur en in strijd met de goede procesorde. [verzoeker] heeft onvoldoende medische informatie verstrekt om deze deskundigenonderzoeken op een zinvolle wijze te laten plaatsvinden. Bovendien is het voor Allianz volstrekt onduidelijk waarom een tandheelkundige expertise nodig wordt geacht; over het tandkundig letsel bestaat geen discussie ten aanzien van de causaliteit.
3.6.
Voor het geval de rechtbank oordeelt dat er één of meerdere deskundigenonderzoek(en) plaats zouden moeten vinden, stelt Allianz diverse deskundigen en vraagstellingen voor. Daarnaast meent zij dat [verzoeker] de kosten van de onderzoeken zal moeten dragen.
4 De beoordeling
4.1.
Tijdens de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat partijen hebben afgesproken dat zij het tandheelkundige gedeelte in onderling overleg zullen oplossen. Het verzoek tot het benoemen van een tandheelkundig deskundige heeft [verzoeker] daarom ingetrokken.
4.2.
Bij de beoordeling van de overige door [verzoeker] verzochte deskundigenonderzoeken stelt de rechtbank voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht (slechts) wordt afgewezen als het verzoek in strijd is met de goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek afstuit op een ander door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Neurologisch en neuropsychologisch onderzoek
4.3.
Wat betreft het door [verzoeker] verzochte neurologisch en neuropsychologisch onderzoek, overweegt de rechtbank als volgt. Partijen zijn gezamenlijk overeengekomen een neurologische expertise te laten verrichten en hebben hierbij overeenstemming bereikt over de benoeming van [B] als expertiserend neuroloog en de aan de neuroloog voor te leggen vraagstelling. Ook stond in de opdracht aan [B] dat hij een andere deskundige mocht inschakelen indien hij dat nodig achtte voor zijn onderzoek. Deze overeenstemming tussen partijen heeft ertoe geleid dat [B] een onderzoek is gestart – in welk kader [verzoeker] ook door hem is gezien – en [C] op verzoek van [B] is ingeschakeld voor de uitvoering van neuropsychologisch (hulp)onderzoek.
Na [verzoeker] te hebben onderzocht, heeft [C] zijn bevindingen neergelegd in een conceptrapport en heeft hij [verzoeker] in de gelegenheid gesteld eventueel gebruik te maken van zijn correctierecht en / of blokkeringsrecht. Hierop heeft [verzoeker] [C] laten weten dat hij geen beroep op zijn blokkeringsrecht deed en zijn correcties op korte termijn door zou geven.
4.4.
Vervolgens is dit buitengerechtelijke traject gestagneerd omdat [verzoeker] op advies van zijn gemachtigde alsnog een beroep op zijn blokkeringsrecht heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat deze en de daarop volgende gang van zaken afwijkt van de werkwijze zoals die in de praktijk zowel in rechte als buiten rechte wordt gehanteerd bij de totstandkoming van (voorlopige) deskundigenberichten op gezamenlijk verzoek van partijen. Voor zover [verzoeker] al had kunnen terugkomen op zijn eerdere beslissing om het conceptrapport niet te blokkeren, lijkt het beroep op het blokkeringsrecht dat [verzoeker] daarna op aanraden van zijn gemachtigde alsnog heeft gedaan, niet op de juiste gronden te zijn gestoeld. Het blokkeringsrecht (geregeld in artikel 7:646 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek) brengt mee dat als iemand medisch wordt beoordeeld (mede) in opdracht van een ander, de beoordelend arts deze persoon de mogelijkheid moet geven om te beslissen of de medische gegevens die in het kader van die beoordeling worden gegenereerd, aan de (mede)opdrachtgever van die beoordeling mogen worden verstrekt of dat de betrokkene de bescherming van zijn privacy laat prevaleren en het verstrekken van die medische gegevens daarom blokkeert. [verzoeker] stelt echter een beroep op zijn blokkeringsrecht te hebben gedaan omdat [C] het conceptrapport ten onrechte aan (de schadebehandelaar van) Allianz had verstrekt en hij zich bovendien zowel inhoudelijk als voor wat betreft de wijze van totstandkoming niet in het conceptrapport kon vinden. Eventuele privacyoverwegingen lijken daarbij geen rol te hebben gespeeld.
4.5.
Nu de bezwaren van [verzoeker] tegen (de totstandkoming van) het conceptrapport van [C] voornamelijk inhoudelijk van aard waren, had het op de weg van [verzoeker] gelegen om – in plaats van het conceptrapport alsnog te blokkeren – inhoudelijk de discussie met [C] aan te gaan door opmerkingen bij het rapport te maken en vragen te stellen. Conform de gebruikelijke werkwijze bij de totstandkoming van (voorlopige) deskundigenberichten in en buiten rechte, zouden (de medisch adviseurs van) zowel [verzoeker] als Allianz daartoe immers door [C] zijn uitgenodigd als [verzoeker] het conceptrapport niet zou hebben geblokkeerd. [C] zou vervolgens in zijn eindrapport op deze inhoudelijke opmerkingen en/of vragen van partijen hebben kunnen (en moeten) reageren. Zover is het echter niet gekomen. Het blokkeringsrecht is hier feitelijk gebruikt om het buitengerechtelijke deskundigentraject te doorkruisen (omdat [verzoeker] zich niet kon vinden in de bevindingen van de deskundige) en daarmee uiteindelijk een nieuw deskundigenbericht af te dwingen. Daarvoor is het blokkeringsrecht echter niet bedoeld.
4.6.
Het onderzoek dat [C] heeft gedaan en het conceptrapport dat hieruit voort is gekomen, is op dezelfde manier uitgevoerd als in het geval dat de rechter op verzoek van één van partijen een voorlopig deskundigenonderzoek had gelast. Ook zijn beide partijen tijdens het maken van de afspraken over het onderzoek en het onderzoek zelf bijgestaan door deskundige raadslieden. Onder zulke omstandigheden moet worden aangenomen dat een rapport dat hieruit voortkomt, op één lijn kan worden gesteld met een door de rechter opgedragen deskundigenbericht. In zo’n geval geldt dat wanneer geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud van het rapport, het in strijd is met de goede procesorde om een nieuw onderzoek, via een voorlopig deskundigenbericht, te verlangen. Een andere opvatting zou afbreuk doen aan de wenselijke praktijk dat de betrokken partijen bij gevallen van letselschade zo mogelijk buiten de rechter om overeenstemming bereiken over een gezamenlijk deskundigenonderzoek ten behoeve van de (voortvarende) afwikkeling van de schade of de inschatting van de proceskansen (vgl. hof Amsterdam 16 maart 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9228).
4.7.
De rechtbank treedt niet in de vraag of de bevindingen van [C] in het conceptrapport al dan niet moeten worden gevolgd. Beantwoording van die vraag is immers voorbehouden aan de bodemrechter (en eventueel de rechter in een deelgeschilprocedure op de voet van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Bovendien kan deze vraag pas worden beantwoord als [C] zijn rapport met inachtneming van de inhoudelijke opmerkingen en/of aanvullende vragen van beide partijen definitief heeft afgerond.
4.8.
De rechtbank is verder van oordeel dat er geen zodanig zwaarwegende bezwaren aan de (totstandkoming van) het conceptrapport van [C] kleven, dat er in dit stadium van het buitengerechtelijke traject een nieuw deskundigenonderzoek door een neuropsycholoog zou moeten worden bevolen. Dat het conceptrapport per abuis is toegezonden aan (de schadebehandelaar van) Allianz en er hiermee processueel iets verkeerd is gegaan, is weliswaar ongelukkig geweest, maar brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat er sprake is van een zwaarwegend bezwaar tegen (de totstandkoming van) het conceptrapport. Nadat [C] ontdekt had dat hij het conceptrapport per abuis ook aan (de schadebehandelaar van) Allianz had gezonden, heeft hij direct actie ondernomen. Door (de schadebehandelaar van) Allianz is vervolgens bevestigd dat hij het conceptrapport ongelezen heeft verwijderd. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat het conceptrapport (op dat moment) toch is ingezien door (de schadebehandelaar van) Allianz. Verder geldt dat [C] [verzoeker] de gelegenheid heeft gegeven om zijn ouders mee te nemen naar het onderzoek. Ook zijn [verzoeker] en zijn ouders in de gelegenheid gesteld om te reageren op het conceptrapport en contact met [C] op te nemen voor een verdere toelichting. Voor zover bekend, hebben [verzoeker] en zijn ouders hier geen gebruik van gemaakt. Ook in dit opzicht bestaan derhalve geen steekhoudende en zwaarwegende bezwaren tegen (de totstandkoming van) het conceptrapport. Dat de medisch adviseur van [verzoeker] (en [verzoeker] zelf) zich niet kan vinden in de inhoudelijke conclusies van [C] in het conceptrapport, brengt ook niet met zich mee dat aangenomen kan worden dat er zodanige bezwaren aan het conceptrapport kleven dat het door partijen overeengekomen buitengerechtelijke traject onderbroken zou moeten worden. Daarbij speelt ook mee dat [C] überhaupt (nog) niet in de gelegenheid is gesteld op de inhoudelijke opmerkingen en/of vragen van partijen te reageren en zijn rapport definitief af te ronden. Er ligt op dit moment dus nog slechts een conceptrapportage.
4.9.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verzoeker] het buitengerechtelijke deskundigentraject op onjuiste wijze heeft doorkruist. In plaats van zich (alsnog) op zijn blokkeringsrecht te beroepen omdat hij zich niet kon vinden in de bevindingen van de deskundige, had het de weg van [verzoeker] gelegen om opmerkingen te maken en/ of aanvullende vragen te stellen naar aanleiding van het conceptrapport, om de deskundige zo in staat te stellen daar inhoudelijk op te reageren. Indien en voor zover [verzoeker] bezwaren zou blijven houden tegen het definitieve deskundigenbericht, had het op zijn weg gelegen om de vraag of de bevindingen van [C] in het definitieve rapport al dan niet moeten worden gevolgd, voor te leggen aan de bodemrechter (of eventueel de rechter in deelgeschil). Daarbij heeft [verzoeker] geen, althans onvoldoende zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het conceptrapport van [C] aangevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat er dit stadium van het buitengerechtelijke traject een nieuw deskundigenonderzoek door een neuropsycholoog zou moeten plaatsvinden. Het door [verzoeker] verzochte deskundigenonderzoek door een neuroloog en neuropsycholoog is in strijd met de goede procesorde en wordt daarom afgewezen.
Oogheelkundig onderzoek
4.10.
Ten aanzien van het oogheelkundige onderzoek heeft Allianz op de zitting aangegeven geen bezwaar (meer) te hebben tegen het laten verrichten van een deskundigenonderzoek. De rechtbank is ook niet gebleken dat toewijzing van dit gedeelte van het verzoek voor het overige strijdig is met een goede procesorde. Dit gedeelte van het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
Deskundige oogarts
4.11.
Partijen hebben overeenstemming bereikt drs. J.C. Bleeker, oogarts en verbonden aan IOP Oogheelkundig Expertisebureau, als deskundige te benoemen. Drs. Bleeker heeft zich desgevraagd bereid verklaard om als deskundige op te treden en zal daarom als deskundige worden benoemd.
Vraagstelling oogarts
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat bij de door de oogarts te beantwoorden vragen moet worden uitgegaan van de IWMD-vraagstelling. Bij zijn onderzoek wordt drs. Bleeker daarom verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vragen:
ALGEMENE TOELICHTING
Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een ongeval. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie met ongeval) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder ongeval).
Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met ongeval. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder ongeval zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van de onderzochte voorafgaand aan het ongeval is relevant voor de beoordeling van beide situaties.
Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR. Deze richtlijn is digitaal te raadplegen via www.nvmsr.nl/publicaties). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn – zo veel als mogelijk – in acht te nemen.
- DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese
- Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4 RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
– de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
– de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voorzover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR:
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
- DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c – 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR:
Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen?
Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
- OVERIG
Aanbeveling 2.2.11 RMSR:
2.2.11
Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij terzake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
- Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Aan oogarts ter beschikking te stellen (medische) informatie
4.13.
Tijdens de zitting is met partijen besproken dat [verzoeker] het medische dossier uit de behandeld sector in zijn geheel aan de deskundige ter beschikking zal stellen (ook voor de periode na 2016).
4.14.
Daarnaast is met partijen besproken dat zij de deskundige de medisch adviezen ter beschikking zullen stellen, voor zover hier passages in staan die betrekking hebben op de oogheelkundige problematiek van [verzoeker] . Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat enkel de passages in deze adviezen die over de oogheelkundige problematiek gaan voor drs. Bleeker (mogelijk) relevant zijn bij de uitvoering van zijn onderzoek alleen rekening hoeft te houden met. Op de overige inhoud van deze medische adviezen hoeft drs. Bleeker dus geen acht te slaan.
4.15.
Ook is met partijen besproken dat het niet nodig is dat drs. Bleeker kennis neemt van de processtukken, omdat deze voornamelijk betrekking hebben op de overig verzochte deskundigenonderzoeken. Drs. Bleeker zal dus geen kopie van het procesdossier ontvangen.
4.16.
De rechtbank gaat er verder van uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle verdere stukken die hij voor de uitvoering van zijn opdracht van belang acht. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij.
Blokkeringsrecht
4.17.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat aangezien het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek betreft ten aanzien waarvan geen geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaat, aan [verzoeker] het inzage- en blokkeringsrecht toekomt als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat [verzoeker] als eerste het conceptrapport van de deskundige dient te ontvangen en vervolgens, indien hij bij dat rapport zijn blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, ook als eerste het definitieve rapport van de deskundige ontvangt. De deskundige zal daarom dienen te handelen als hierna is weergegeven. De rechtbank wijst er overigens op dat, indien [verzoeker] van zijn blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht.
Voorschot
4.18.
Allianz heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. In de omstandigheid dat Allianz als verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval in beginsel gehouden is de door de laatste veroorzaakte schade te vergoeden, daaronder begrepen redelijke kosten ter vaststelling van deze schade, vindt de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) af te wijken en te bepalen dat de kosten van het deskundigenbericht voorshands door Allianz gedragen moeten worden.
4.19.
Omdat de advocaat van Allianz van de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking zal ontvangen, is [verzoeker] niet gehouden Allianz op de voet van artikel 206 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.
5 Beslissing
De rechtbank:
Deskundigenonderzoek
5.1.
Beveelt dat een onderzoek door de deskundige zal worden verricht naar de in nummer 3.8 van deze beschikking geformuleerde vragen.
5.2.
Benoemt tot deskundige
drs. J.C. Bleeker, oogarts,
verbonden aan IOP oogheelkundig expertisebureau,
Poelweg 13,
1531 MD, Wormer.
Kosten
5.3.
Bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundige het volgende:
–
de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten op te geven aan de civiele griffie, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
–
de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
–
partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. A. Wilken schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
–
indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt wordt het voorschot terzake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
–
indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt zal de begroting worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing.
5.4.
Bepaalt dat Allianz het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen.
De werkwijze van deskundige
5.5.
Draagt de deskundige op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en dat hij dit bericht, behoudens indien [verzoeker] zijn blokkeringsrecht uitoefent, binnen drie maanden na de datum van deze beschikking zal inleveren ter griffie van deze rechtbank.
5.6.
Bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd.
5.7.
Schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken.
5.8.
Bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan Allianz zal laten weten dat hij het concept-rapport aan [verzoeker] heeft gezonden.
5.9.
Bepaalt dat de deskundige, indien [verzoeker] zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan Allianz zal toezenden.
5.10.
Bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop.
5.11.
Bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan Allianz zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan [verzoeker] heeft gezonden.
5.12.
Bepaalt dat de deskundige, indien [verzoeker] zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan Allianz.
5.13.
Bepaalt dat de deskundige, indien [verzoeker] zijn blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan Allianz.
5.14.
Bepaalt dat de deskundige bij zijn rapport een gespecificeerde einddeclaratie zal voegen.
Overige beslissingen
5.15.
Draagt aan de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundige en bepaalt dat de overige stukken door partijen binnen één week na de datum van deze beschikking zelf aan de deskundige worden toegezonden.
5.16.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Wilken en in het openbaar uitgesproken op
7 april 2021. 1
1 type: 5033 coll: AW