Rb: WAM-verzekeraar geslaagd in bewijs diefstal, diefstaluitsluiting art. 3 WAM van toepassing

Samenvatting:

Onbekende bestuurder veroorzaakt in bij WAM-verzekeraar schade aan ander voertuig. Diefstal-uitsluiting van art. 3 WAM van toepassing? De rechtbank overweegt dat het feit dat de bestuurder ten tijde van het ongeval onbekend is, niet niet reeds meebrengt dat sprake is van diefstal en dat de stelplicht en bewijslast rust op de WAM-verzekeraar. De rechtbank acht de WAM-verzekeraar geslaagd in het bewijs.

Volledige uitspraak:
LJN BT1527, Rechtbank Utrecht, 292777 / HA ZA 10-1954
Datum uitspraak: 08-06-2011
Datum publicatie: 16-09-2011
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Art. 3 WAM. Valt schade aan auto die veroorzaakt is door een onbekende en onbevoegde bestuurder onder de uitsluiting van art. 3 WAM? Stelplicht en bewijslast ten aanzien van beroep op art. 3 WAM.
Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 292777 / HA ZA 10-1954
Vonnis van 8 juni 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S. Ilkdogan te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap NAAMLOZE VENNOOTSCHAP VVAA SCHADEVERZEKERINGEN NV,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Paijmans te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Vvaa genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 27 oktober 2010;
– brief van mr. Paijmans van 3 maart 2011 met productie 8;
– brieven van mr. Ilkdogan van 15 en 16 maart 2011 met producties 10 t/m 15 en de vertalingen van de producties 11 en 13;
– het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Mevr. [X], hierna [X], is eigenaar van een BMW met kenteken XZ-71-TX. Vvaa is WAM-verzekeraar van de BMW. In de nacht van 15 oktober op 16 oktober 2004 heeft (een onbekende berijder van) de BMW omstreeks 02.00 uur in Groningen schade veroorzaakt aan een Mercedes met Duits kenteken HB-CD 470. [eiser] was de bestuurder van de Mercedes.
2.2. Op 16 oktober 2004 is door de Regionale technische recherche onderzoek verricht aan de BMW. In het proces-verbaal van dat onderzoek staat onder meer:
“Door mij werden geen braaksporen aangetroffen aan de deuren en/of portiersloten. Het portierslot aan de bijrijderszijde vertoonde een zeer kleine beschadiging waarvan de oorzaak niet eenduidig als door openbreken was vast te verklaren. Evengoed kon dit veroorzaakt zijn door de sleutel iets te hard door te draaien in het slot. In het contactslot stak een sleutel. Bij nadere informatie bleek deze sleutel door de vriend van de tenaamgestelde te zijn overhandigd aan de medewerker van de sleepdienst. (…). Uit niets bleek verder dat de auto met geweld was geopend en dat het contactslot was geforceerd.”
2.3. [X] heeft 18 oktober 2004 aangifte gedaan van diefstal van de BMW.
In het proces-verbaal van aangifte staat onder meer:
“Afgelopen vrijdag, 15 oktober 2004, hadden wij een afstudeerborrel van [A]. Dit is het zusje van [B]. Deze borrel was bij [C]. [B] zijn familie was bij ons. Op genoemde datum omstreeks 21.30 uur zijn wij, [B] en ik en een oom en tante uit Zeeland naar de borrel gegaan. Toen wij het huis verlieten stond de auto nog voor de deur. (…). Op zaterdag 16 oktober 2004 omstreeks 2.30 uur kwam mijn vriend samen met zijn vader thuis. Ik lag toen al op bed. Ik hoorde dat [B] zei: “Bar de auto is weg”. Ik ben naar beneden gegaan en zag toen inderdaad dat de auto weg was. [B] heeft toen met de politie gebeld om melding te maken. De politie vertelde hem dat er een melding was van een aanrijding waarbij een rode BMW was betrokken. Deze aanrijding had plaats gevonden op de Ubbo Emmiussingel. Van mijn auto zijn twee sleutels. Ik heb een sleutel, deze zat in mijn tas. [B] heeft een sleutel en deze had hij in zijn broekzak.”(…)
2.4. Maandag 28 november 2005 is [B], de partner van [X], door de Regiopolitie als getuige gehoord. Hij verklaarde:
“U vraagt mij naar de gebeurtenissen in de nacht van 15 op 16 oktober 2004. Ik ben die avond samen met mijn vriendin en een aantal familieleden en vrienden naar een afstudeerborrel van mijn zus geweest. Die afstudeerborrel was in [C] aan de Brugstraat. Wij zijn daar lopend naar toe gegaan. (…). Om ongeveer 02.30 uur zijn mijn vader en ik lopend naar huis gegaan. Toen wij bij ons huis aankwamen zag ik direct dat onze auto verdwenen was. Wij hebben een rode BMW en deze stond net die dag voor ons huis geparkeerd. Ik vertelde mijn vriendin dat de auto weg was. Vervolgens heb ik de politie gebeld. Van de politie hoorde ik vervolgens dat onze auto betrokken zou zijn bij een aanrijding aan de Ubbo Emmiussingel. Ik ben daar met mijn vader naar toe gelopen en zag toen inderdaad dat het om onze auto ging. De auto was beschadigd door de aanrijding. Ik heb die avond niet in de auto gereden en ook mijn vriendin heeft niet gereden. Ik heb ook geen sleutel gegeven aan iemand.”
2.5. Van de schade aan de BMW is 21 oktober 2004 door Thorenaar B.V. een expertiserapport gemaakt.
In dat rapport staat:
“Aan het rechter portierslot was inbraakschade aanwezig”.
Voorts staat als omschrijving van de schade:
“R. Portierslot, R .Porrier, R. Voorwiel, R. Voorband, R. Voorwielophanging, R. Voorscherm en R. Voorbumperhoek.”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – veroordeling van Vvaa tot betaling van EUR 16.334,81, vermeerderd met rente vanaf 21 januari 2005 en in de proceskosten.
3.2. Vvaa voert divers verweer. In de eerste plaats stelt zij dat [eiser] niet ontvankelijk is omdat hij geen eigenaar van de Mercedes is. In de tweede plaats stelt zij dat de vordering is verjaard en in de derde plaats voert zij aan dat er sprake is van diefstal en dus de uitsluitingsbepaling van artikel 3 WAM van toepassing is.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank eerst beoordelen of de onderhavige schade onder het toepassingsbereik van de WAM valt en zo ja of tijdig de verjaring van de vordering is gestuit. Zodra beide vragen bevestigend beantwoord zijn, zal het eigendomsrecht van [eiser] beoordeeld worden omdat voor de beoordeling daarvan waarschijnlijk inlichtingen over Duits recht ingewonnen dienen te worden.
4.2. Van de WAM-verzekering is krachtens artikel 3 WAM uitgesloten de “burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich na het sluiten van de verzekering door diefstal of geweldpleging de macht over het voertuig hebben verschaft”.
Vaststaat dat niet bekend is wie de schade aan de Mercedes veroorzaakt heeft. In de ongevalregistratie staat bij de naam van de bestuurder van BMW “onbekend” ingevuld.
4.3. Het feit dat de bestuurder van de BMW ten tijde van het ongeval onbekend is, brengt niet reeds mee dat er sprake is van diefstal. Evenmin heeft de onbekendheid van de bestuurder tot gevolg dat aan de uitsluiting van artikel 3 niet is voldaan.
De omstandigheid dat de bestuurder onbekend is, is wel een van de omstandigheden waarop door de rechtbank acht geslagen dient te worden bij de beoordeling van alle door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in het kader van de toepassing van artikel 3 WAM.
Voorts is van belang dat op Vvaa, als partij die zich op de uitsluiting van artikel 3 WAM beroept, de stelplicht en, bij betwisting, de bewijslast rust dat de uitsluiting van dat artikel van toepassing is.
4.4. Dat de BMW voorafgaand aan het ongeval gestolen is, blijkt uit:
– het proces verbaal van aangifte van [X];
-het proces-verbaal van verhoor van [B];

De inhoud van de aangifte en het verhoor sluiten volledig aan op:
– de brief van [Y], de oom van [B], waarin hij bevestigt dat hij 16 oktober 2004 om 1.30 uur ’s nachts met [X] naar huis is gegaan en [B] rond 2.30 uur samen met zijn vader arriveerde en meedeelde dat de auto gestolen was;
– de brief 17 mei 2006 van [A], de zus van [B], die verklaart dat 15 oktober 2004 de hele avond haar familie, waaronder [B] en haar vader, op het feest aanwezig is geweest, dat [X] eerder met enkele familieleden vertrokken is en dat [B] en haar vader tot 16 oktober 2004 ’s nachts 02.30 uur op het feest aanwezig zijn geweest;
– de brief van [D] van 11 mei 2006, de vader van [B], waarin hij verklaart dat hij 16 oktober 2004 tot 2.30 uur met zijn zoon [B] op het feest is gebleven en dat het hem en [B] bij thuiskomst opviel dat de BMW niet meer voor de deur stond, dat [B] in zijn bijzijn de politie heeft gebeld, dat de politie in dat gesprek meedeelde dat de auto bij een ongeval betrokken was en dat zij toen samen naar de plaats van het ongeval zijn gelopen;
– de brief van [E] van 13 mei 2006, de moeder van [B], die verklaart dat [B] en haar man, hen na thuiskomst op 16 oktober 2004 om 02.30 uur gewekt hebben met de vraag waar de auto is.
Uit deze documenten blijkt dat [X] tijdens het ongeval thuis lag te slapen en [B] aanwezig was op het feest van zijn zus Noor. Omdat uit het registratieformulier blijkt dat het ongeval heeft plaats gevonden op 16 oktober 2006 om 02.00 uur en [X] heeft verklaard dat alleen zij en [B] een sleutel hadden, leiden de door Vvaa gestelde en met stukken onderbouwde stellingen tot de conclusie dat de auto voorafgaand aan het ongeval gestolen is.
4.5. [eiser] heeft aangevoerd dat de feiten en omstandigheden eerder tot de conclusie nopen dat er geen sprake is van diefstal.
De relevante feiten waarop [eiser] zich beroept overtuigen niet.
[eiser] heeft aangevoerd dat er geen braaksporen zijn aangetroffen. Deze stelling is, zonder duidelijke omschrijving van wat [eiser] onder braakschade verstaat, niet juist. Uit het expertiserapport van Thorenaar B.V. van 20 oktober 2010 blijkt dat er aan het rechter portierslot sprake was van “inbraakschade”. Dit wordt in die zin bevestigd door het proces verbaal van de Regionale technische recherche van 16 oktober 2004 waarin onder meer staat dat het portierslot aan de bijrijderzijde een zeer kleine beschadiging vertoonde waarvan de oorzaak niet eenduidig als braak was te verklaren maar die ook veroorzaakt kan zijn door de sleutel iets te hard door te draaien in het slot.
Het te hard doordraaien kan wel degelijk duiden op het gebruik van een andere sleutel zodat niet uitgesloten is dat er mogelijk sprake is van inbraakschade zoals door Thorenaar beschreven. Deze mogelijkheid vindt bovendien bevestiging in de (door [eiser] niet weersproken) stelling dat de garage waar de BMW in onderhoud was, heeft verklaard dat het bij een dergelijke oude auto heel makkelijk is om zonder originele sleutels met de auto te rijden.
[eiser] heeft gesteld dat op het moment van het ongeval de sleutel in het contactslot zat. [eiser] heeft niet aangegeven wie dat geconstateerd heeft. Kennelijk heeft [eiser] deze stelling ontleend aan het proces verbaal van het onderzoek door de Regionale technische recherche. In dat rapport staat “In het contactslot stak een sleutel”. Deze constatering is echter tijdens het onderzoek door de Regionale technische recherche gedaan. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de sleutel reeds bij de aanrijding in het contactslot stak. Integendeel in het proces-verbaal van het onderzoek staat dat het de Technische recherche uit nader informatie is gebleken dat deze sleutel door [B] aan een medewerker van de sleepdienst is overhandigd.
Voorts heeft [eiser] aangevoerd dat [X] en [B] 15 oktober 2004 naar een afstudeerborrel in Zeeland waren gegaan. [eiser] heeft niets gesteld waaruit de juistheid van zijn stelling blijkt.
Tenslotte heeft [eiser] naar voren gebracht dat [B] pas een half uur na de aanrijding aangifte van diefstal doet. Deze stelling is juist. Zonder nadere toelichting is niet in te zien waarom dit enkele tijdsverloop het vermoeden doet rijzen dat [B] zelf, of zijn vader, het ongeval veroorzaakt heeft. Vvaa heeft gedocumenteerd onderbouwd dat het tijdsverloop veroorzaakt is door het moment van ontdekking van de diefstal door [B] en zijn vader.
4.6. Vvaa heeft haar stelling dat de uitsluiting van artikel 3 WAM van toepassing is met gedocumenteerde feiten onderbouwd. De juistheid van die feiten heeft [eiser] onvoldoende weersproken omdat hij de betwisting van de diefstal onderbouwd heeft met feiten die aantoonbaar onjuist zijn of verkeerd door [eiser] zijn geïnterpreteerd. Dit betekent dat Vvaa ten aanzien van haar stelling dat de uitsluiting van artikel 3 WAM van toepassing is, aan haar stelplicht en bewijslast heeft voldaan. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen en de overige verweren van Vvaa geen bespreking meer behoeven.
4.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vvaa worden begroot op:
– griffierecht 455,00
– salaris advocaat 1.158,00 (2 punt × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.613,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Vvaa tot op heden begroot op EUR 1.613,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.

Toegevoegd aan kennisnet op 19 september 2011.
print pagina

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey