Rb, WAM-verzekeraar voor 90% aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade, geen aanleiding voor toepassing billijkheidscorrectie
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat er discussie bestaat over het exacte moment waarop de aanrijding heeft plaatsgevonden. Voor de mondelinge behandeling heeft eiseres het Proces- verbaal overgelegd. Daaruit blijkt dat er een ongeval met letsel heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft twee verkeersdeskundigen in het tussenvonnis bevolen om een mondelinge toelichting te geven op hun rapporten. Eén van de verkeersdeskundigen heeft toegelicht dat (naam 1) die ‘dik’ door rood heeft gereden, zich mogelijk heeft vergist in het verkeerslicht dat voor hem gold. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geslaagd is in het te leveren bewijs dat de andere partij een verkeersfout heeft gemaakt. Doordat hij het rood licht heeft genegeerd, heeft hij art. 68 lid 1 sub c RVV geschonden. Hierdoor heeft het ongeval plaatsgevonden. Hij heeft onrechtmatig gehandeld jegens eiseres en is aansprakelijk voor de schade die zij daardoor heeft geleden. Doordat eiseres onvoldoende oplettend is geweest, heeft dit volgens de rechtbank enigszins bijgedragen aan het ontstaan van het letsel en bepaalt de causale bijdrage aan de schade als gevolg van het letsel op 10%. Geen toepassing billijkheidscorrectie. De fout van naam 1 is veel ernstiger dan de onoplettendheid van eiser. De rechtbank verklaart voor recht dat de WAM-verzekeraar voor 90% aansprakelijk is voor de door de eiser geleden en nog te lijden schade.
ECLI:NL:RBNHO:2022:7376
Instantie Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak 20-07-2022
Datum publicatie 23-08-2022
Zaaknummer C/15/311478 / HA ZA 20-800
Rechtsgebieden Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg- enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Aanrijding. Letsel. Verkeersdeskundigen gehoord tijdens nadere zitting. Meest waarschijnlijke scenario is dat automobilist “dik” door rood is gereden. Verkeersfout. Aansprakelijk. Motorrijder onvoldoende opgelet. Vergoedingsplicht verzekeraar 90%.
(zie ook tussenvonnis ECLI:NL:RBNHO:2021:10618)
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/311478 / HA ZA 20-800
Vonnis van 20 juli 2022
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L. Hilhorst te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND GROEP N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.E. Thiescheffer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna opnieuw [eiseres] en Allianz worden genoemd.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- –
het tussenvonnis van 17 november 2021 (hierna: het tussenvonnis);
- –
een bericht van 3 januari 2022 van mr. Hilhorst voornoemd, met producties 15-17;
- –
de nadere mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022, waarbij zijn gehoord: ing. [zzz] , werkzaam bij Bosscha Ongevallenanalyse B.V., te Waddinxveen (hierna: [zzz] ) en ing. [yyy] , werkzaam bij Ongevallen Analyse Nederland, gevestigd te Den Bosch (hierna: [yyy] );
- –
de akte na deskundigenverhoor van Allianz;
- –
de akte van antwoord van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De verdere beoordeling
2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen dat discussie bestaat over het precieze moment waarop de aanrijding heeft plaatsgevonden. Voorafgaand aan de nadere mondelinge behandeling heeft [eiseres] het volledige proces-verbaal van 22 maart 2017 van de politie Noord-Holland overgelegd. Daaruit komt – evenals uit het samenvattend proces-verbaal – naar voren dat het verkeersongeval met letsel heeft plaatsgevonden op 22 maart 2017, omstreeks 15:16 uur. Uit door [eiseres] in het geding gebrachte aanvullende informatie van de Stichting processen-verbaal blijkt dat het ongeval om 15.16 uur bij de politie is gemeld. Van dat tijdstip zal daarom in het vervolg van dit vonnis worden uitgegaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat het mogelijk is dat iemand die het ongeval heeft zien gebeuren, direct – in dezelfde minuut – contact heeft opgenomen met de meldkamer.
2.2.
De rechtbank heeft de verkeersdeskundigen [zzz] en [yyy] in het tussenvonnis bevolen om een mondelinge toelichting te geven op hun rapporten van respectievelijk 28 februari 2019, 5 augustus 2019 ( [zzz] ), 15 mei 2019 en 12 september 2019 ( [yyy] ). Dat hebben zij tijdens de nadere mondelinge behandeling op 13 januari 2022 gedaan, mede aan de hand van de door de rechtbank gestelde vragen.
2.3.
Op de afbeelding hieronder zijn de (nummers van de) verkeerslichten aangeduid, waarnaar de deskundigen verwijzen. Linksboven is de plaats aangeduid, waar [naam 1] voor verkeerslicht 5 moet hebben gestaan. Onderin de plaats waar [eiseres] voor verkeerslicht 1 moet hebben gereden en in het midden de botsplaats, waar de rijstroken van verkeerslichten 2 en 5 elkaar kruisen. De Martin Luther Kingweg is de rondweg Alkmaar, ook wel aangeduid als de N9.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het (tweede) scenario dat deskundige [zzz] heeft beschreven in punt 3 (te zien in figuur 1) van zijn rapport van 5 augustus 2019 het meest waarschijnlijk is.
In het tussenvonnis is op basis van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] aangenomen dat [eiseres] , voordat zij rechtdoor reed, voorgesorteerd stond op de rijbaan voor rechtsaf slaand verkeer (rijrichting 1). [zzz] beschrijft dat uit de V-log bestanden naar voren komt dat op 22 maart 2017 om 15:16:50 uur voertuigen stil stonden bij verkeerslicht 2. Het rijdend voertuig bij richting 1 (op figuur 1 aangeduid met drie oranje pijlen) kan, aldus [zzz] , [eiseres] zijn geweest die (uiteindelijk) op de kruising bij licht 2 dat – evenals licht 1 – groen was geworden, rechtdoor is gereden.
[zzz] heeft ter zitting toegelicht dat uit de lengte van de detectie van de eerste, de tweede (lange) en de voorste (korte) lus bij licht 1 naar voren komt dat de snelheid van het voertuig van (vermoedelijk) [eiseres] afnam van 54 kilometer per uur, naar 36 kilometer per uur naar 30 kilometer per uur.
Deskundige [yyy] heeft verklaard dat hij zich kan vinden in deze snelheidsberekening. Die berekening komt ook redelijk overeen met de schriftelijke verklaring van 17 december 2021 van [eiseres] dat zij met ongeveer 25 tot 30 kilometer per uur rechts langs de stilstaande auto’s voor verkeerslicht 2 naar voren is gereden.
2.5.
Om 15:16:49 uur heeft bij licht 5 (op de kruising links van de lichten 1 en 2) een voertuig detectielus 51 verlaten. Op dat moment stond licht 5 al meer dan 10 seconden op rood. Het betreffende voertuig kan, aldus [zzz] , [naam 1] zijn geweest. Daarvóór, om 15:16:21 uur en 15:16:22 uur, hebben één of twee voertuigen de lussen 51 en 52 verlaten. Deze auto’s reden dus door groen. Dat beeld past bij de verklaring van 22 maart 2017 van [naam 1] dat voor hem twee auto’s stonden. En strookt ook met wat [eiseres] – die niet door de politie is gehoord – tijdens de eerste mondelinge behandeling heeft verklaard, te weten dat twee auto’s de kruising passeerden en dat het voertuig dat haar aanreed veel later volgde.
Getuige [getuige 3] , die op de N9 in de richting van Den Helder reed en op de tweede rijbaan voor rechtdoor stond, heeft ook verklaard dat hij – toen hij groen licht kreeg en vanuit stilstand optrok – nog ongeveer drie voertuigen vanuit de richting Bergen in de richting van Alkmaar Centrum zag rijden en dat de motorrijder die achter hem reed tegen het achterste voertuig botste.
[zzz] heeft desgevraagd toegelicht dat [naam 1] , die “dik” door rood is gereden, zich mogelijk heeft vergist in het verkeerslicht dat voor hem gold. In die zin dat [naam 1] misschien naar licht 6 heeft gekeken (links van hem, voor het verkeer linksaf de N9 op), welk licht enkele seconden voordat hij detectielus 51 had verlaten groen was geworden.
Daarnaast heeft [zzz] verklaard dat uit de door hem onderzochte V-log bestanden blijkt dat bij licht 5 heel vaak flink door rood wordt gereden.
2.6.
Dat het nog zes seconden heeft geduurd voordat [naam 1] bij de botsplaats was, kan volgens [zzz] goed worden verklaard doordat [naam 1] langzaam heeft gereden. Aan de opmerking van [yyy] dat het hem niet zou verbazen als dit voertuig een hulpverleningsvoertuig betrof wordt voorbijgegaan, omdat dit voertuig in dat geval al voor het ongeval ter plaatse zou zijn geweest.
2.7. [yyy] heeft in zijn rapport van 15 mei 2019 een variant (figuur 8) aangedragen, waarin het ongeval ongeveer een minuut eerder dan in voormeld scenario van [zzz] zou hebben plaatsgevonden en op richting 5 – de rijrichting van [naam 1] – het laatste (vijfde) voertuig juist vóór rood de koplus verlaat. De rechtbank volgt dit alternatieve scenario niet. Alleen al niet omdat deze situatie, waarin vijf voertuigen zouden hebben stilgestaan bij licht 5, geen steun vindt in de hiervoor gedeeltelijk weergegeven (getuigen)verklaringen.
Uit het aanvullend door [eiseres] overgelegde volledige proces-verbaal (productie 15) komt naar voren dat geen van de getuigen, ook getuige [getuige 1] niet, melding maakt van vijf de kruising op rijdende voertuigen.
Daarnaast staan in deze variant geen voertuigen te wachten voor de verkeerslichten 1 en 2. Ook dat correspondeert niet met het beeld dat uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 1] en [getuige 2] naar voren komt, te weten dat bij verkeerslicht 2 meerdere auto’s stil hebben gestaan, direct voor het ongeval. [yyy] heeft een en ander ter zitting bevestigd. [yyy] heeft toegelicht dat hij vooral heeft gekeken naar het tijdstip van melding van het ongeval, in combinatie met in de logbestanden zichtbare verstoringen in het verkeersbeeld.
2.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is [eiseres] , gelet op het voorgaande, geslaagd in het door haar te leveren bewijs dat [naam 1] een verkeersfout heeft gemaakt. Doordat [naam 1] rood licht heeft genegeerd, heeft hij artikel 68 lid 1 sub c RVV 1990 geschonden. Hierdoor heeft het ongeval plaatsgevonden. Door deze handelwijze heeft [naam 1] onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] en is hij aansprakelijk voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden.
2.9.
Met de aansprakelijkheid van [naam 1] staat de aansprakelijkheid van Allianz in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar ook vast. Dit betekent dat de primaire feitelijke grondslag van de vordering slaagt.
eigen schuld
2.10.
Aan de mate van aansprakelijkheid van Allianz kan worden afgedaan indien en voor zover zou komen vast te staan, zoals Allianz aanvoert en [eiseres] betwist, dat [eiseres] ‘eigen schuld’ heeft als bedoeld in artikel 6:101 BW aan het ontstaan van de schade.
Daartoe moet worden beoordeeld welke aan [eiseres] en aan [naam 1] toe te rekenen omstandigheden aan het ontstaan van het ongeval en de gevolgen daarvan hebben bijgedragen om vervolgens te bezien op welke wijze de vergoedingsplicht tussen partijen moet worden verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Daarna moet worden beoordeeld of de billijkheid wegens de ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval een andere verdeling eist.
2.11.
In het tussenvonnis is al aangenomen dat [eiseres] voorafgaand aan het ongeval voorgesorteerd was op de rijbaan voor rechtsaf slaand verkeer, voordat zij via de rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer verder is gereden voor verkeerslicht 2. Hierdoor heeft zij de norm van artikel 78 lid 1, eerste volzin, RVV 1990 overtreden, waarin is bepaald dat bestuurders die de rijbaan volgen verplicht zijn op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. Dit om te voorkomen dat het verkeer dat niet dezelfde richting opgaat, wordt gehinderd. Deze verkeersnorm strekt specifiek tot het voorkomen van verkeersongevallen.
De vraag is echter of de schade van [eiseres] mede een gevolg is van die omstandigheid. Daarvan rust de bewijslast in beginsel op Allianz, nu het Allianz is die zich beroept op rechtsgevolgen (een groot deel van de schade dient voor rekening van [eiseres] te komen) van door haar gestelde feiten.
2.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Allianz, tegenover het verweer van [eiseres] , onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld om aan te nemen dat het letsel van [eiseres] het gevolg is van het niet op de juiste rijstrook rijden. De enkele stelling dat [eiseres] zich, als zij zich op de rijrichting voor rechtdoor had opgesteld, bevond tussen de overige optrekkende voertuigen en zij niet sneller had hoeven optrekken, is in dat kader ontoereikend. Daarbij is in aanmerking genomen dat, zoals hiervoor al is overwogen, [eiseres] bij de koplus bij licht 1 een snelheid had van 30 kilometer per uur.
2.13.
Aangezien de verkeerslichten zowel voor rechtsaf als voor recht doorgaand verkeer tegelijk groen werden toen [eiseres] kwam aanrijden, mocht zij doorrijden en veronderstellen dat zich – zeker nadat de tweede overstekende auto was gepasseerd – geen kruisend verkeer meer op het kruispunt zou bevinden. [eiseres] diende echter als verkeersdeelnemer wel oplettend te zijn en tot op zekere hoogte rekening te houden met fouten van andere weggebruikers. Doordat zij via de rijstrook voor rechts afslaand verkeer naar de rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer is gereden, heeft zij een verminderde mogelijkheid gehad om de derde van links komende auto, die van [naam 1] , te zien aankomen.
Omgekeerd geldt dat als [eiseres] vanaf de juiste rijstrook was weggereden, zij beter zichtbaar was geweest voor [naam 1] .
2.14. Dat [eiseres] onvoldoende oplettend is geweest, heeft naar het oordeel van de rechtbank enigszins bijgedragen aan het ontstaan van het letsel. De rechtbank bepaalt de causale bijdrage daarvan aan de schade als gevolg van het letsel op 10%.
billijkheidscorrectie
2.15.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen aanleiding voor toepassing van de billijkheidscorrectie, waarop Allianz een beroep heeft gedaan.
De fout van [naam 1] is veel ernstiger dan de onoplettendheid van [eiseres] . De billijkheid vereist daarom niet dat [eiseres] een groter deel van haar schade zelf dient te dragen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de gevolgen van het letsel voor het functioneren van [eiseres] , zoals zij tijdens de eerste mondelinge behandeling heeft toegelicht, ingrijpend zijn. Zij heeft nog steeds altijd klachten aan haar heup en haar linker ribben. Al het voorgaande leidt ertoe dat de vergoedingsplicht van Allianz moet worden vastgesteld op 90%.
2.16.
Het vorenstaande betekent dat de primaire vordering toewijsbaar is en voor recht zal worden verklaard dat Allianz (als verzekeraar van [naam 1] op grond van artikel 7:954 BW) voor 90% aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden naar aanleiding van het verkeersongeval de dato 22 maart 2017.
2.17.
Allianz zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
– dagvaarding € 106,47
– griffierecht 309,-
– salaris advocaat 1.970,50 (3,5 × tarief € 563,00)
Totaal € 2.385,87
3De beslissing
De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat Allianz voor 90% aansprakelijk is voor de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade,
3.2.
veroordeelt Allianz in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.147,28,
3.3.
veroordeelt Allianz in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Allianz niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op
20 juli 2022