Rb: werkgever niet aansprakelijk voor letsel assistent-leerkracht bij opruimen gymtoestellen door leerlingen

Samenvatting:

Na de gymnastiekles krijgen twee leerlingen van groep 8 opdracht van de gymdocent om de toestellen op te ruimen in het berghok. Zij rijden hierbij over de voet van de aanwezige assistent-leerkracht; deze stelt de school als werkgever aansprakelijk. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever haar zorgplicht niet heeft geschonden door leerlingen mee te laten helpen bij het opruimen van de toestellen. Dat het opruimen van het gymtoestel niet passend is bij de leeftijd is niet gebleken. De kantonrechter oordeelt voorts dat het niet nodig was om specifieke instructies aan werknemer te geven. Door werknemer niet te wijzen op het mogelijke gevaar van leerlingen die de bij de gymles gebruikte materialen opruimen, heeft de werkgever haar zorgplicht niet geschonden. Aansprakelijkheid ex art. 6:170 en 7:611 BW eveneens afgewezen.

ECLI:NL:RBNHO:2013:11530
Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 11-03-2014
Zaaknummer: 435717 – CV EXPL 13-1486

Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Bodemzaak
Eerste aanleg – enkelvoudig. Op tegenspraak

Inhoudsindicatie: Werkgeversaansprakelijkheid. Na afloop van de gymnastiekles kregen de leerlingen opdracht van de gymdocent om de toestellen op te ruimen in het berghok. De assistent-leerkracht is hierbij gewond geraakt. Een kast, die door twee leerlingen werd geduwd, is over de rechtervoet van de assistent-leerkracht gereden. Daarbij heeft de assistent-leerkracht letsel opgelopen. Omvang zorgplicht werkgever
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 435717 CV EXPL 13-1486 (PA)
Uitspraakdatum: 4 december 2013

Vonnis in de zaak van:


[naam eiser] wonende te [plaats] (NH)

eisende partij
verder ook te noemen:[werknemer]
gemachtigde: mr. E.F. Klungers, advocaat te Alkmaar

tegen

de stichting Stichting Vrije Scholen Ithaka statutair gevestigd en kantoorhoudende te Haarlem

gedaagde partij
verder ook te noemen: Ithaka
gemachtigde: mr. B.M. Paijmans, advocaat te Utrecht.

Het procesverloop

Filarski heeft bij dagvaarding van 25 maart 2013 een vordering ingesteld. Ithaka heeft schriftelijk geantwoord. Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis van 3 juli 2013 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Die zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2013, waar[werknemer] is verschenen, bijgestaan door mr. Klungers, en waar voor Ithaka zijn verschenen [A], directeur, [naam], gymdocent, en [C], met een volmacht namens het bestuur, bijgestaan door mr. Paijmans. Met het oog op de zitting heeft[werknemer] bij brief van 5 september 2013 nog stukken overgelegd. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht,[werknemer] aan de hand van pleitnotities. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.

De feiten
1.1. Ithaka is een stichting die een aantal Vrije Scholen in stand houdt, waaronder de basisschool [school] te [plaats] (NH).

1.2.[werknemer] is sinds 20 augustus 2001 werkzaam bij Ithaka, laatstelijk in de functie van leraar-ondersteuner.[werknemer] heeft een dienstverband van 0,7228% en verrichtte haar werkzaamheden op de [school].

1.3. Op 17 mei 2010 is door de vakleerkracht gymnastiek, mevrouw [naam gymdocent] (hierna te noemen: [de gymdocent]) een gymnastiekles gegeven aan ongeveer 27 leerlingen uit groep 8.[werknemer] had tijdens deze les geen actieve taak. Zij moest aanwezig zijn om de leerlingen in de gaten te houden.

1.4. Na afloop van de gymnastiekles kregen de leerlingen opdracht van [de gymdocent] om de toestellen op te ruimen in het berghok.[werknemer] is hierbij gewond geraakt. Een kast, die door twee leerlingen werd geduwd, is over de rechtervoet van[werknemer] gereden. Daarbij heeft[werknemer] letsel opgelopen.

1.5. Later heeft zich een posttraumatische dystrofie ontwikkeld waardoor[werknemer] volledig arbeidsongeschikt is geraakt.

1.6. Op 17 april 2012 heeft (de gemachtigde van)[werknemer] Ithaka aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.

1.7. In opdracht van Ithaka heeft Van Kouterik Personenschade een toedrachtonderzoek gedaan.

Het geschil

2.1.[werknemer] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat Ithaka aansprakelijk is voor de materiële- en immateriële schade die[werknemer] lijdt en nog zal lijden als gevolg van het ongeval dat haar op 17 mei 2010 overkwam in de uitoefening van haar werkzaamheden en gehouden is de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden, met veroordeling van Ithaka in de kosten van het geding.

2.2. Daartoe stelt[werknemer] – kort samengevat – dat zij als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen en dat zich later een ernstige vorm van posttraumatische dystrofie ontwikkelde waardoor zij volledig arbeidsongeschikt is geraakt. Als gevolg van dit letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen, lijdt[werknemer] schade, onder meer door verlies van arbeidsvermogen, kosten voor huishoudelijk hulp, kosten voor medische zorg, reiskosten en immateriële schade.[werknemer]
[werknemer] meent dat Ithaka voor deze schade aansprakelijk is. Daartoe stelt zij primair dat Ithaka haar zorgplicht zoals neergelegd in artikel 7:658 BW heeft verzaakt. Ithaka heeft onvoldoende veiligheidsmaatregelen genomen en/of instructies gegeven om ongevallen te voorkomen. [de gymdocent] had zelf als volwassene de grote gymtoestellen moeten opbergen of aan[werknemer], in haar hoedanigheid als hulp leerkracht, moeten vragen dit te doen. In plaats daarvan heeft zij dit aan twee leerlingen gevraagd. Subsidiair stelt[werknemer] dat Ithaka aansprakelijk is voor de fout van de ondergeschikte, in casu [de gymdocent]. Indien komt vast te staan dat [de gymdocent] onvoldoende instructies heeft gegeven aan de leerlingen dan wel aan[werknemer], terwijl Ithaka [de gymdocent] wel voldoende heeft geïnformeerd en voldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen om ongevallen te voorkomen, is Ithaka aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen van [de gymdocent] op grond van 6:170 BW. Meer subsidiair stelt[werknemer] dat Ithaka aansprakelijk is voor de schade op grond van artikel 7:611 BW. Het getuigt niet van goed werkgeverschap om de schade die[werknemer] lijdt tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden voor haar eigen rekening en risico te laten komen als zij zelf geen schuld draagt aan het ongeval en haar geen enkel verwijt treft. Ithaka heeft daarentegen geen afdoende adequate schadeverzekering afgesloten.

2.3. Ithaka heeft verweer gevoerd. Daartoe stelt Ithaka – samengevat – dat zij de op haar rustende zorgplicht niet heeft geschonden.[werknemer] kon, zonder specifieke instructies van [de gymdocent] haar werk uitoefenen. Er was sprake van een normale situatie. Daarnaast is er geen sprake van een fout of onzorgvuldig handelen van [de gymdocent]. Zij heeft de leerlingen aangewezen die de toestellen kunnen opbergen. [de gymdocent] hoeft geen toezicht te houden op[werknemer]. Zij is volwassen. Ook is er geen aansprakelijkheid ex artikel 7:611 BW. Het ongeval heeft immers plaatsgevonden tijdens de uitoefening van de werkzaamheden van[werknemer]. De eventuele aansprakelijkheid van Ithaka jegens[werknemer] dient derhalve te worden getoetst aan de normen uit 7:658 BW, aangezien een werkgever op grond van dit artikel een zorgplicht heeft voor haar werknemers en de veiligheid van de werkomgeving en werktuigen. Indien er wel getoetst zou moeten worden aan artikel 7:611 BW dan brengt deze toetsing niet mee dat Ithaka aansprakelijk zou zijn voor de schade van[werknemer] als gevolg van het ongeval. Ithaka heeft zowel een aansprakelijkheidsverzekering als een ongevallenverzekering. De ongevallenverzekering is een adequate verzekering zoals bedoeld door de Hoge Raad.

2.4. Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.

De beoordeling

3.1. Vast staat dat[werknemer] op 17 mei 2010 in de uitoefening van haar werkzaamheden door een kast aan haar rechtervoet is geraakt.[werknemer] heeft daarbij letsel opgelopen en later een ernstige vorm van posttraumatische dystrofie ontwikkeld.[werknemer] houdt Ithaka aansprakelijk voor de geleden schade, primair op basis van 7:658 BW, subsidiair op basis van 6:170 BW en meer subsidiair op basis van 7:611 BW.
Aansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW

3.2. Artikel 7:658 BW bevat de zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. De werkgever moet die maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt. Schiet de werkgever tekort in zijn zorgplicht, dan is hij jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn functie lijdt. Deze schadeplichtigheid komt te vervallen indien hij aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of indien hij aantoont dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. In dit geval zijn partijen het erover eens dat er geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van[werknemer].
Vooropgesteld wordt dat met artikel 7:658 BW niet wordt beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het in artikel 7:658 BW bedoelde gevaar, maar de strekking heeft om de werknemer in zoverre tegen dit gevaar te beschermen als redelijkerwijs in verband met de arbeid van de werkgever gevergd kan worden. Hierbij heeft tevens te gelden dat de mate van gevaarzetting mede bepalend is voor de mate van de vereiste veiligheidsvoorzieningen. Verder mag ook van een werknemer een zekere mate van voorzichtigheid verlangd worden.

3.3. Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of Ithaka de op haar rustende zorgplicht als hiervoor omschreven heeft geschonden.

3.4. Bij de beantwoording van de vraag of de zorgplicht van Ithaka inhield dat [de gymdocent] zelf als volwassene de grote gymtoestellen moest opbergen, of aan[werknemer] had moeten vragen dit te doen, is van belang dat volgens de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (hierna te noemen de KVLO), de beroepsorganisatie voor docenten Lichamelijke Opvoeding, het binnen het primaire onderwijs gebruikelijk is om leerlingen vanaf groep 3 mee te laten helpen bij het opruimen van toestellen.[werknemer] betwist dit niet, maar stelt dat het opruimen van de betreffende kast niet passend was bij de leeftijd en de mogelijkheden van de kinderen, nu het hier kinderen betrof die niet boven de kast konden uitkijken. Ithaka heeft dit gemotiveerd weersproken en gesteld dat de kinderen in staat waren om het toestel op te ruimen. Ter onderbouwing van haar stelling heeft zij verklaard dat de betreffende kast
1 meter en 10 cm hoog was en dat van een opbouw op de kast geen sprake was. In groep 8 zijn geen leerlingen kleiner dan 1 meter en 10 centimeter. Ithaka stelt zich daarom op het standpunt dat het opruimen van de kast passend was bij de leeftijd en de mogelijkheden van de kinderen.

3.5. De kantonrechter overweegt als volgt. Tegen de stelling van Ithaka dat de leerlingen die de kast opruimden niet kleiner waren dan die kast en dus in staat waren daarover heen te kijken heeft[werknemer] slechts ingebracht dat een van deze leerlingen klein was en dat een kast met opbouw 1 meter en 50 cm hoog is. Op de vraag naar de lengte van deze leerling en of deze zich achter de kast bevond ten tijde van het ongeval, moest[werknemer] het antwoord schuldig blijven. Hiermee heeft zij de stelling van Ithaka onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat de betreffende leerlingen over de kast heen konden kijken. Daarbij komt dat leerlingen uit groep 8 geruime ervaring hebben met het helpen opruimen van de toestellen, nu zij hier al in groep 3 mee beginnen. Met Ithaka is de kantonrechter van oordeel dat hoe ouder de leerling is, hoe zwaarder het toestel mag zijn dat zij kunnen opruimen. Gesteld noch gebleken is dat er zich eerder ongelukken hebben voorgedaan tijdens het opruimen aan het einde van de gymles. Als onbetwist staat vast dat er specifiek leerlingen per les werden aangewezen om mee te helpen bij het opruimen van de in die les gebruikte toestellen. Dat er aan het einde van de gymles sprake was van een chaotische situatie is daarom niet aannemelijk geworden. Op Ithaka rustte derhalve geen verzwaarde zorgplicht nu er geen sprake was van een bijzondere gevaarzettende situatie. In dit geval heeft Ithaka haar zorgplicht dan ook niet geschonden door leerlingen mee te laten helpen bij het opruimen van de toestellen. Dat het opruimen van het gymtoestel niet passend is bij de leeftijd en niet bij de mogelijkheden van het kind hoort, is niet gebleken. Dit alles leidt tot de conclusie dat Ithaka de op haar rustende zorgplicht niet heeft geschonden door leerlingen te laten meehelpen met het opruimen van de kast.

3.6. Met Ithaka is de kantonrechter bovendien van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden niet nodig was om specifieke instructies aan[werknemer] te geven. Door[werknemer] niet te wijzen op het mogelijke gevaar van leerlingen die de bij de gymles gebruikte materialen opruimen, heeft Ithaka haar zorgplicht niet geschonden. Van[werknemer] mag de normaal in acht te nemen voorzichtigheid verwacht worden. Ithaka mocht er dan ook op vertrouwen dat[werknemer], gelet op haar ervaring en kennis, zelf in staat zou zijn om het onderhavige risico verbonden aan het werken met kinderen te beoordelen en te handelen naar bevind van zaken. Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is welke concrete instructie Ithaka had moeten geven om te voorkomen dat het gestelde feitencomplex zich zou hebben voorgedaan. Een (nadere) instructie van Ithaka hoe te handelen indien leerlingen toestellen opruimen is derhalve in dit geval redelijkerwijs niet noodzakelijk te achten.

3.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat Ithaka is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit artikel 7:658 BW voortvloeiende zorgplicht.

Aansprakelijkheid ex artikel 6:170 BW
3.8. Artikel 6:170 lid 1 BW bepaalt dat voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk is, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.

3.9. Op grond van voornoemd artikel kan Ithaka slechts aansprakelijk zijn indien de schade is veroorzaakt door een ‘fout’ van [de gymdocent]. Een ‘fout’ in deze zin is een toerekenbare onrechtmatige daad.
3.10.[werknemer] stelt dat indien vast komt te staan dat [de gymdocent] onvoldoende instructies heeft geven aan de leerlingen dan wel aan[werknemer], terwijl Ithaka [de gymdocent] wel voldoende heeft geïnformeerd en voldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen om ongevallen te voorkomen, dat dan Ithaka aansprakelijk is voor het onrechtmatig handelen van [de gymdocent].

3.11. De kantonrechter is van oordeel dat[werknemer] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat [de gymdocent] een fout zou hebben gemaakt. Zoals reeds eerder is overwogen, heeft [de gymdocent] specifiek leerlingen aangewezen die de toestellen konden opbergen. Ithaka behoefde ook geen nadere instructie te geven aan [de gymdocent] ter zake het handelen indien leerlingen toestellen zouden opruiken. Ook hoefde [de gymdocent][werknemer] geen specifieke instructies te geven, of extra toezicht te houden op[werknemer], nu zij geruime tijd met elkaar samenwerkten en[werknemer] ervaren was in het bijwonen van de gymles.

3.12. Het voorgaande leidt ertoe dat toerekenbaar onrechtmatig handelen van de zijde van [de gymdocent] jegens[werknemer] niet is gebleken en derhalve niet kan worden gesproken van een fout in de zin van art. 6:170 BW. Deze grondslag faalt derhalve.

Aansprakelijkheid ex artikel 7:611 BW
3.13. De kantonrechter volgt[werknemer] niet in haar standpunt dat Ithaka zich niet als een goed werkgever heeft gedragen omdat deze geen adequate ongevallenverzekering heeft afgesloten. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arresten van 11 november 2011 (LJN: BR5215 en BR5223) bestaat een verzekeringsplicht voor de werkgever op grond van artikel 7:611 BW met betrekking tot schade die werknemers lijden in de uitoefening van hun werkzaamheden als deelnemer aan het wegverkeer indien zij (a) als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval, (b) als fietser of voetganger schade lijden als gevolg van een ongeval waarbij een of meer voertuigen zijn betrokken, of (c) als fietser schade lijden als gevolg van een eenzijdig fietsongeval. Deze verzekeringsverplichting dient ook tot die gevallen beperkt te blijven omdat het hier gaat om een uitzondering op de in artikel 7:658 BW neergelegde regel dat de werkgever slechts voor arbeidsongevallen aansprakelijk is indien hij is tekortgeschoten in zijn zorgplicht ter voorkoming van ongevallen, welke uitzondering niet tot een te vergaande aantasting van die regel mag leiden. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hetgeen[werknemer] is overkomen niet worden gebracht onder de door de Hoge Raad limitatief geformuleerde categorieën gevallen waarvoor genoemde verzekeringsplicht geldt voor de werkgever.

3.14. Daarenboven merkt de kantonrechter op dat – wat er in het algemeen ook zij van de vraag of een werkgever jegens zijn werknemer gehouden is een ongevallenverzekering te sluiten met het oog op ongevallen als het onderhavige – als onweersproken vast staat dat Ithaka een dergelijke verzekering had gesloten en de onderhavige schade onder deze polis bij haar tussenpersoon heeft gemeld.[werknemer] heeft de stelling van Ithaka dat (de dekking van) deze verzekering gangbaar en marktconform was, onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat het een sommenverzekering betreft met een beperkte uitkering en een aanvulling voor vergoeding van kosten voor medische behandeling die niet de volledige schade van[werknemer] vergoedt, is in het licht van het voorgaande onvoldoende concreet. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat Ithaka geen deugdelijke ongevallenverzekering had gesloten en deswege op grond van 7:611 BW jegens[werknemer] aansprakelijk is. Ook op deze grondslag zal de vordering van[werknemer] worden afgewezen.

3.15. De conclusie van het voorgaande is dat Ithaka niet aansprakelijk is voor de schade van[werknemer] als gevolg van het deze op 17 mei 2010 overkomen ongeval. De verklaring voor recht dat dit wel zo is wordt daarom afgewezen.

3.16. De uitslag van de procedure brengt mee dat de proceskosten voor rekening van[werknemer] komen.

De beslissing

De kantonrechter:

Wijst de vordering af.

Veroordeelt[werknemer] in de proceskosten, die tot heden voor Ithaka worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00 voor salaris van de gemachtigde van Ithaka.

Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 4 december 2013 in het openbaar uitgesproken.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey