Rb: werkgever niet aansprakelijk voor val over konijn; ongelukkige samenloop
Werkneemster (schoonmaakster) stelt dat zij met dienstfiets op het terrein van de werkgever tegen een konijn is aangereden, waardoor zij gevallen is en letsel heeft opgelopen. De kantonrechter oordeelt dat uit de overgelegde medische verklaringen niet blijkt dat de klachten het gevolg zijn van een val met de fiets tijdens werktijd. Zelfs indien werkneemster door een val van haar fiets tijdens werktijd letsel zou hebben opgelopen is de werkgever niet aansprakelijk. Het geheel konijnvrij maken van een bedrijventerrein in een natuurgebied is vrijwel onmogelijk. De kantonrechter is van oordeel dat geen redelijkerwijs te treffen maatregel het ongeval had kunnen voorkomen. De werkgever behoefde niet specifiek waarschuwen voor de kans op een aanrijding met een konijn. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvoor de werkgever niet aansprakelijk is.
ECLI:NL:RBZWB:2013:166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
09-01-2013
Datum publicatie
23-05-2014
Zaaknummer
KAN_234372_Vonnis_2.doc
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Op tegenspraak
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheid werkgever voor bedrijfsongeval? Werkneemster stelt met fiets op het terrein van de werkgever tegen een konijn aangereden te zijn waardoor zij gevallen is en letsel heeft opgelopen. Zelfs indien ongeval heeft plaatsgevonden is werkgever niet aansprakelijk, omdat er sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Zittingsplaats Terneuzen
zaak/rolnr.: 234372 / 12-638
vonnis van de kantonrechter d.d. 9 januari 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. R.M.A. Lensen,
t e g e n :
de besloten vennootschap
ISS Nederland B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
verder te noemen: ISS,
gemachtigde: mr. P. Oskam.
het verdere verloop van de procedure
Na het tussenvonnis van 2 mei 2012 is de procedure als volgt verlopen:
· –
mondelinge behandeling van 28 juni 2012,
· –
conclusies van repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
1.
[eiseres] is met ingang van 3 juni 2008 in dienst getreden bij ISS op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden. [eiseres] is door ISS uitgeleend aan [bedrijf]. [eiseres] werkte in de functie van werknemer algemeen schoonmaakonderhoud. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is niet verlengd.
2.
[eiseres] vordert voor recht te verklaren dat ISS jegens haar op voet van artikel 7:658 lid 1 BW dan wel artikel 7:611 BW aansprakelijk is voor de door [eiseres] reeds geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade voortvloeiende uit het ongeval van 19 augustus 2008, met veroordeling van ISS tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van ISS in de kosten van de procedure. [eiseres] stelt dat zij tijdens werktijd, op 19 augustus 2008, letsel heeft opgelopen doordat zij toen op het terrein van [bedrijf] in het donker tegen een konijn is aangefietst. Zij stelt dat zij toen gevallen is en letsel heeft opgelopen, te weten twee gebroken ribben en een gebarsten rib. [eiseres] stelt dat zij zich op 19 augustus 2008 in de loop van de dag heeft ziekgemeld en dat zij daarna, ondanks veel pijn, toch weer is gaan werken. Op 26 november 2008 heeft zij zich vanwege toenemende pijnklachten opnieuw ziek moeten melden. Volgens [eiseres] is de werkgever aansprakelijk omdat de aanwezigheid van konijnen in combinatie met een kapotte terreinverlichting zorgden voor een gevaarlijke werksituatie. Zij stelt voorts niet door ISS gewaarschuwd te zijn voor het gevaar van overstekende konijnen. Volgens [eiseres] had ISS de gevaarlijke situatie kunnen voorkomen door alle fietspaden af te rasteren. Subsidiair stelt [eiseres] dat ISS niet als een goed werkgever gehandeld heeft door geen adequate verzekering ten behoeve van haar af te sluiten. De schade blijkt volgens [eiseres] uit de overgelegde doktersrapporten waaruit blijkt dat zij sinds het ongeval veel medische klachten en beperkingen heeft waardoor zij geen arbeid meer kan verrichten.
3.
ISS heeft de vorderingen bestreden. Volgens ISS heeft [eiseres] zich niet op 19 augustus 2008 bij de medische dienst van [bedrijf] gemeld, maar op 16 september 2008. Zij heeft toen gemeld dat ze met de dienstfiets tegen een konijn of haas was aangereden en daardoor ten val was gekomen. De medische dienst heeft een (Bijna-)Ongevals- en incidentenformulier ingevuld. Op dat formulier staat dat er kneuzingen waren aan de handen, benen en romp. Het verrichten van EHBO was voldoende en een ziekenhuisopname of nadere behandeling was niet nodig. De volgende dag heeft [eiseres] haar werkzaamheden hervat. [eiseres] heeft zich vervolgens de vrijdag en maandag na het ongeval ziek gemeld, te weten op 19 en 22 september 2008. Daarna heeft ze weer gewerkt tot de ziekmelding op 26 november 2008. ISS betwist het causaal verband tussen het ongeval en het letsel. Indien het letsel (gebroken en gebarsten ribben) op 19 augustus of 16 september 2008 zou zijn ontstaan, is het hoogst onwaarschijnlijk dat [eiseres] daarna nog maanden zou hebben doorgewerkt. ISS wijst daarbij op een rapport van dr. C. Hutchison die onder meer heeft geschreven: “Als er sprake is van een val in augustus of september 2008, dan is het aannemelijk dat de klachten primair het hevigst zijn en geleidelijk afnemen. De ribfracturen zouden dan in december 2008 vastgegroeid moeten zijn. Het zal u dus ook duidelijk zijn dat het beloop van de arbeidsongeschiktheid niet past bij in augustus of september opgelopen ribfracturen. Als er sprake is geweest van één of meer gebroken ribben, dan zijn er primair zeer forse klachten en kan ik mij niet goed voorstellen dat zij desondanks haar werk als schoonmaakster kon verrichten. Dat is alleen mogelijk als er sprake is geweest van een klein scheurtje in de ribben met primair weinig klachten, maar hierbij past dan weer niet het beloop c.q. in de loop der tijd toenemende pijnklachten met uitval in november 2008.”. Voorts stelt ISS dat zij haar zorgplicht niet heeft geschonden. Er zijn op het zeer uitgestrekte bedrijfsterrein van [bedrijf] konijnen aanwezig, maar die konijnen vormen geen plaag. De aanwezigheid van konijnen is geen omstandigheid waarvoor een werkgever specifieke maatregelen zou dienen te treffen. ISS heeft betwist dat de verlichting op het terrein niet functioneerde op 19 augustus of 16 september 2008. Defecte verlichting wordt altijd geregistreerd door de beveiliging en vervolgens direct verholpen door de technische dienst. ISS stelt dat zij voldoende maatregelen heeft genomen om verkeersongevallen zo veel mogelijk te voorkomen. ISS wijst daarbij onder meer op de memo’s die onder de medewerkers zijn verspreid over de veiligheid van fietsers. Alternatieve maatregelen zouden dit ongeval niet hebben kunnen voorkomen. Alle fietspaden afrasteren, zoals [eiseres] heeft gesteld, is geen reële optie, omdat dat in verband met de veiligheid niet mogelijk is en bovendien ook dan de aanwezigheid van konijnen niet kan worden uitgesloten. ISS heeft betwist dat zij geen goed werkgever zou zijn. ISS heeft voor al haar werknemers een ongevallenverzekering afgesloten. Deze verzekering heeft niet uitgekeerd omdat er geen sprake is van letsel als gevolg van een ongeval.
4.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eiseres] verplaatste zich per dienstfiets over het terrein van [bedrijf] om in het kader van haar functie als schoonmaakster van het ene gebouw naar het andere te gaan. Op enig moment, op 19 augustus of 16 september 2008 is [eiseres] ten val gekomen als gevolg van een aanrijding met een konijn. Partijen verschillen van mening over de vraag wanneer het ongeval heeft plaatsgevonden. [eiseres] zou haar stelling, dat zij schade heeft opgelopen tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden op 19 augustus 2008, moeten bewijzen, maar de kantonrechter zal haar daartoe niet in de gelegenheid stellen, omdat de kantonrechter de vraag wanneer het voorval heeft plaatsgevonden, in augustus of september 2008, niet relevant acht voor de beoordeling van het geschil zoals uit het navolgende zal blijken. ISS heeft betwist dat [eiseres] schade heeft opgelopen als gevolg van een val van haar fiets door aanrijding met een konijn. Uit de overgelegde stukken kan de kantonrechter ook niet opmaken dat [eiseres] het letsel heeft opgelopen dat zij stelt te hebben opgelopen en ook blijkt uit de overgelegde medische verklaringen niet dat de klachten het gevolg zijn van een val met de fiets tijdens werktijd. Het is op voorhand ook onaannemelijk dat er sprake zou zijn van ribfracturen en een gebarsten rib, terwijl [eiseres] kort na het ontstaan van die beweerdelijke fracturen nog weken, dan wel maanden als schoonmaakster heeft gewerkt. De kantonrechter zal [eiseres] echter niet in de gelegenheid stellen te bewijzen dat zij letsel heeft opgelopen als gevolg van een val van haar fiets tijdens werktijd gelet op het navolgende.
5.
Zelfs indien [eiseres] door een val van haar fiets tijdens werktijd letsel zou hebben opgelopen is de werkgever slechts aansprakelijk indien deze niet zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. ISS heeft terecht gesteld dat de vraag is of het ongeval is veroorzaakt doordat ISS een maatregel niet heeft getroffen die redelijkerwijs wel van haar gevergd kon worden. Het gaat in dit geval om een zeer uitgestrekt bedrijventerrein in een natuurgebied. Op een dergelijk terrein kunnen kleine wilde dieren voorkomen, zoals konijnen. Het geheel konijnvrij maken van een dergelijk groot terrein is vrijwel onmogelijk. De kantonrechter is van oordeel dat geen redelijkerwijs te treffen maatregel het ongeval had kunnen voorkomen. Theoretisch waren er maatregelen denkbaar, zoals het omheinen van fietspaden met een dichte constructie, maar gelet op de uiterst kleine kans op een aanrijding van een fietser met een konijn staat een dergelijke maatregel niet in verhouding tot het risico, nog afgezien van het feit dat het afrasteren van de fietspaden bij een alarm een veiligheidsrisico zou zijn, doordat vluchtroutes geblokkeerd worden. De maatregelen die ISS heeft getroffen, zoals de memo’s omtrent het veilig gebruik van de dienstfietsen en de regelmatige controles en vervanging van de dienstfietsen, waren voldoende maatregelen om redelijkerwijs te vorkomen dat een werknemer bij het gebruik van een dienstfiets schade zou oplopen. De kantonrechter is ook van oordeel dat ISS niet specifiek hoefde te waarschuwen voor de kans op een aanrijding met een konijn omdat die kans uiterst klein is en niet gebleken is dat eerder een dergelijke aanrijding heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen aansprakelijkheid van ISS op grond van artikel 7:658 BW. De kantonrechter is met ISS van oordeel dat artikel 7:611 BW in het onderhavige geval niet van toepassing is, omdat het ongeval op de arbeidsplaats heeft plaatsgevonden en dan de vordering beoordeeld dient te worden op grond van artikel 7:658 BW. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat niet gebleken is dat ISS zich niet als een goed werkgever zou hebben gedragen. Er was een ongevallenverzekering voor alle werknemers afgesloten, maar die verzekering is niet tot uitkering overgegaan, omdat volgens de verzekeringsmaatschappij er geen causaal verband bestond tussen het ongeval en het gestelde letsel.
6.
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen. Kort samengevat omdat, als het letsel al zou zijn ontstaan door het ongeval, er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvoor ISS niet aansprakelijk is.
7.
[eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Er is geen aanleiding om [eiseres] te veroordelen in de nakosten, omdat dat verzoek niet is gemotiveerd. Het betreft een vordering van onbepaalde waarde en de kantonrechter zal het gemachtigdensalaris vaststellen op € 250,00 per punt.
de beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van ISS tot op heden worden begroot op € 750,00 wegens salaris van de gemachtigde van ISS.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.