Rb: Whiplashachtige klachten, observatie is rechtmatig en proportioneel, registratie frauderegister terecht

Samenvatting:

Claim letselschade na ongeval met whiplashachtige klachten. Observatie rechtmatig en proportioneel.
Klachten niet reëel of in ieder geval sterk overdreven. Registratie in frauderegister terecht.
De rechtbank gaat ervan uit dat het doel van eiseres was om een hogere schade-uitkering te ontvangen dan waar recht op bestond. Hiermee heeft zij een onrechtmatige daad jegens [VERZEKERAAR] gepleegd die haar kan worden toegerekend. [EISERES] is derhalve gehouden de hierdoor door [VERZEKERAAR] geleden schade te vergoeden. Voorschot dient te worden terugbetaald. Kosten van observatie dienen te worden betaald. Geen veroordeling in overige kosten, evenmin in de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten. Wel veroordeling proceskosten.

Verzekeringsrecht. Verzetzaak. Klachten en schade als gevolg van ongeval niet aangetoond. Terugbetalingsverplichting. Rapport persoonlijk onderzoek bruikbaar. Registratie CIS gerechtvaardigd. Eiseres in conventie dient schade verzekeraar bestaande uit onterecht gemaakte kosten te vergoeden.

ECLI:NL:RBROT:2019:5421

RECHTBANK ROTTERDAM Team handel en haven

zaaknummer! rolnummer: C/10/538866/ HA ZA 17-1070

Vonnis in verzet van 3 juli 2019

in de zaak van

[EISERES],

wonende te Schiedam,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

gedaagde in het verzet,

advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,

tegen

0 de naamloze vennootschap

[VERZEKERAAR]

gevestigd te [vestigingsplaats],

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

eiseres in het verzet,

advocaat mr. H. van Katwijk te Ermelo.

Partijen zullen hierna [EISERES] en [VERZEKERAAR] genoemd worden.

  1. De procedure

1 .1.     Het verloop van de procedure blijkt uit:

– de oorspronkelijke dagvaarding van 1 juni 2017 van [EISERES], met 92 producties,

– het op 27 september 2017 onder zaaknummer/rolnummer C/10/528844 / HA ZA 17-586

gewezen verstekvonnis,

– de verzetdagvaarding van [VERZEKERAAR] van 24 oktober 2017, tevens incidentele eis tot

overlegging van stukken ex 843a Rv en eis in reconventie,

– de akte overlegging producties van [VERZEKERAAR] van 15 november 2017,

– de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv,

– het vonnis in incident van 11 april 2018,

– het tussenvonnis van 23 mei 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald,

– de brief van 19 augustus 2018 namens [VERZEKERAAR], waarin productie 7 en 8 worden overgelegd,

– de conclusie van antwoord in reconventie,

– de akte indiening van stukken en vermeerdering en vermindering van eis van [VERZEKERAAR] van 4

september 2018, met producties 9 en 10,

– het proces-verbaal van comparitie van 4 september 2018, waarin mondeling vonnis is

gewezen,

– de akte van [EISERES] van 17 oktober 2018, met 3 producties,

– de akte van [VERZEKERAAR] van 14 november 2018,

– de antwoordakte van [EISERES] van 9januari 2019.

1.2.      Ten slotte is vonnis bepaald.

1.3.      De statutaire naam van [VERZEKERAAR] is met ingang van 5 maart

2018 gewijzigd in [VERZEKERAAR].

1.4.      De rechter die het mondeling vonnis van 4 september 2018 heeft gewezen is

inmiddels niet meer werkzaam bij deze rechtbank en derhalve niet in staat dit vonnis te wijzen.

  1. De feiten

2.1.      Op 6 april 2012 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij [EISERES]

betrokken was. Het ongeval betrof een kop-staartbotsing waarbij [EISERES] van achteren werd aangereden door een personenauto (hierna: het ongeval).

2.2.      [VERZEKERAAR] is de WAM-verzekeraar van de personenauto die [EISERES] van achteren heeft

aangereden. [VERZEKERAAR] heeft voor de in redelijkheid aan de aanrijding toe te rekenen schade aansprakelijkheid jegens [EISERES] erkend.

2.3.      Om inzicht te krijgen in de ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen van

[EISERES] hebben partijen in 2015 gezamenlijk twee expertises laten verrichten door neuroloog dr. W.I.M. Verhagen (hierna: Verhagen) en psychiater prof. dr. G.F. Koerselman (hierna: Koerselman).

  • 2.4. Het rapport van Verhagen van 30 maart 2015 houdt onder meer het volgende in:
    ‘Geneeskundig rapport

(…)

Samenvatting

Op 06-04-2012 was zij [Nb [EISERES], opm rb] betrokken bij een achterop aanrijding. Ze heeft het ongeval niet zien aankomen. E is geen sprake geweest van bewustzijnsverlies of een amnesie. Ze had geen uitwendig letsel. ( … ) Ze had duL-eligheidsklachten. Verder ontwikkelde ze spoedig pijnklachten in de schouderblad regio, nek en hoofd, alsmede rechterflank. ( … ) Een week later waren de klachten onverminderd aanwezig. (..) De huisarts heeft in eerste instantie nog rust geadviseerd, daarna is j5.’siotherapie gestart. Dit leidde tot een toename van klachten. Na het ongeval was er ook sprake van schrikreacties, waarvoor eerst het maatschappelijk werk werd ingeschakeld en in januari 2013 de psycholoog. ( … ) Dit leidde tot een verwijzing naar Spine & Joint centre waar ze in juni 2013 werd gezien en waar een behandeltraject werd gestart van september tot oktober. Dit traject kon zij niet afronden, omdat de belasting te groot was. Er is in december 2014 nog een kort traject geweest bij PsyQ, maar dit is weer afgebroken, (…). De psychologische behandeling bij haar eigen psycholoog werd gecontinueerd (…)

Het laatste jaar is het beeld niet veranderd. Ze gaf aan voor het ongeval klachtenvrj te zijn en geen beperkingen te ervaren. Toen ik haar confronteerde niet het feit dat het dossier daarover andere dingen zegt, gaf ze aan dat ze dat zich niet kon herinneren. Ze kan zich alleen een periode

rugklachten herinneren na een bevalling van haar zoon in 2008. In 2007 en 2008 is er sprake geweest van achterop aanrijdingen, hieraan heeft ze geen klachten overgehouden, ook geen medische hulp gezocht. Op dit moment is er sprake van permanent aanwezige nekklachten, klachten bij de schouderbladen en hoofdpijnklachten (..). Tot slot is er sprake van angstklachten, in de zin van angst voor harde geluiden, plotselinge drukte en een tv die te hardstaat etc. (…)

Klinische diagnose:

Bij betrokkene is sprake van een whiplash associated disorder graad II (..). Differentiaal diagnostisch kan gedacht worden aan post-traumatische nek-en hoofdpijnklachten, waarbij ten aanzien van de hoofdpijn in de differentiaal diagnose, ook nog medicatie afhankelijke hoofdpijn een rol zou kunnen spelen. (…) Anamnestisch is er verder sprake van angstklachten. ( … )

Beantwoording van uw vragen 1. De situatie met ongeval

(…)

Consistentie

  1. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij eventueel hulponderzoek?
  2. Voor zover ii de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt ii dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door ti geconstateerde inconsistenties en welke conclusies ii daaruit trekt?

Antwoord:

  1. Ten aanzien van de anamnese rond dit ongeval, het ongevalmechanisme, beloop komt de anamnese overeen niet de dossierbevindingen. Dit geldt niet voor hetgeen wat heeft plaatsgevonden tussen 2009 en het voorjaar 2012. Volgens het dossier is er tot 3 weken voor het ongeval nogsiotherapeutisch behandeld. Zij geeft aan zich. daarvan niets te herinneren. Zij meldt dat zij klachtenvrj was en alleen in 2008 een periode rugklachten heeft gehad.
  2. Voor haar reacties wil ik verwijzen naar enerzijds de beantwoording van de Ic (…). Ik stel vast dat er sprake, is van inconsistenties. Hef feit dat er in het dossier zo frequent melding wordt gemaakt van klachten, maakt het onwaarschijnlijk dat de klachten volledig verdwenen waren, onduidelijk is welke klachten en in welke mate van ernst deze aanwezig waren. ( … ).

2.5.      Koerselman komt in zijn rapport van 20 september 2015 onder meer tot de

volgende conclusies:

‘Bespreking: (…)

Wat vind ik zelf bij huidig onderzoek?

Net als de neuroloog Verhagen stuit ook ik bij mijn onderzoek op een merkwaardige discrepantie tussen betrokkene ‘s relaas en presentatie aan de ene kant, en dossiergegevens, vooral het journaal van de huisarts, aan de andere kant. Betrokkene zelf benadrukt dat ze vooral last heeft van

chronische pijn. ( … ) Betrokkene zelf beschrijft deze emoties overigens uitdrukkelijk als secundair aan de lichamelijke klachten. De veronderstelling dat er sprake zou zijn van echte psychiatrische

problematiek, wijst ze beslist van de hand – ook als ze wordt geconfronteerd met andersluidende dossiergegevens.

Zelf zie ik tijdens mijn huidig onderzoek bij betrokkene geen tekenen van een depressie in de vorm van een psychiatrische stoornis. (..) Al met al kom ik aan een diagnose van depressie niet toe, ook niet in wat minder ernstige variaties (…).

Voor een posttraumatische stress-stoornis zie ik nu in ieder geval geen aanwijzingen. Aan de daarvoor benodigde criteria wordt, alleen al door het ontbreken van kenmerkende herbelevingen, niet voldaan. Ook hiervoor geldt dat er mogelijk eerder wel van PTSS sprake kan zijn geweest. Aangenomen moet echter worden, dat deze dan door natuurlijk beloop en/of behandeling inmiddels in remissie is.

Ik vind bij betrokkene ook geen andere psychiatrische aandoeningen dan de genoemde specifieke fobie. Voor zover na te gaan is er geen hersenbeschadiging ontstaan. ik vind geen aanwijzingen voor bipolaire stemmingswisselingen. (…)

Hoe verhouden mijn bevindingen zich tot de dossiergegevens?

Problematisch is in dit geval de evidente discrepantie tussen de gegevens uit het huisartsjournaal aan de ene kant en het feit dat betrokkene daarvan geen enkele bevestiging zegt te kunnen geven anderzijds. Ook de neuroloog Verhagen heeft daarop gewezen. Ik vind het lastig om die discrepantie te verklaren. (…) Gelukkig hoeft dat laatste er in dit geval niet aan in de weg te staan om toch tot een inschatting te komen van relevante ongevalsgevolgen. Immers, de vraag of sprake is geweest van pre­existente depressie, angststoornis of PTSS, is alleen dan van belang, wanneer zulke aandoeningen bij betrokkene ook nu nog kunnen worden vastgesteld. ( … ) Nu ik bij mijn huidig onderzoek geen van de genoemde aandoeningen meer bij betrokkene aanwezig zie, is die vraag niet meer van doorslaggevende betekenis. Op mijn vakgebied stel ik nu nog alleen [nog] een specifieke situationele fobie vast in de vorm van angst om een auto te besturen of daarin als passagier mee te rijden. Het staat wel vast dat een dergelijke angst betrokkene véér het ongeval niet heeft verhinderd om autorijles te geven. Die specifieke angst was dus niet pre-existent, en kan nu dus wel in causaal verband met het ongeval worden gebracht. ( … )

Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen kom ik tot de volgende beantwoording van de vraagstelling:

Vraag]. DESITUATIENA ONGEVAL:

Consistentie

  1. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

Er bestaat een duidelijke discrepantie tussen betrokkene eigen relaas en bepaalde dossiergegevens. Die laatste hebben vooral betrekking op het huisartsjournaal over de periode voor het ongeval dat in deze zaak in geding is. Bij de bespreking van mijn bevindingen hierboven heb ik uiteengezet, dat deze discrepantie bij huidig onderzoek niet goed is te verklaren. Ik heb ook aangegeven, dat de relevantie daarvan in casu echter maar betrekkelijk is, omdat ik bij betrokkene op mijn vakgebied geen afwijkingen heb aangetroffen, die ook pre-existent al of niet bestonden. ( … )

  1. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door li geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Betrokkene heeft desgevraagd verklaard, dat zij niet begrijpt hoe de hierboven genoemde gegevens in het huisartsjournaal daarin terecht zijn gekomen.

Diagnose

f Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt ii daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Op psychiatrisch gebied stel ik bij betrokkene volgens de criteria van de DSM-5 een specifiek situationele fobie vast, in de vorm van een pathologische angst om een auto te besturen of daarin naast de chauffeur mee te rijden. (…)’

2.6.      De bevoegdheid van [EISERES] om als rijinstructrice werkzaam te zijn is omstreeks

januari/februari 2016 verlengd tot 26 januari 2021.

2.7.      Op 17 februari 2016 bezoekt de door [VERZEKERAAR] ingeschakelde schaderegelaar [EISERES]. In de rapportage van dat bezoek staat voor zover relevant het volgende opgenomen:

huidige klachten/beperkingen

(…)

Betrokkene [EISERES]] vertelt ons dat zij nog steeds een heftige fobie voor verkeer heeft. Ze is erg bang in de auto, durft absoluut niet te rijden en zit niet voorin. Als ze al meegaat met de auto zit ze het liefst achterin.

Verder heeft e [ze] moeite met onder de mensen zijn, het komt op haar af

gezondheid voor ongeval/niet ongevalsgerelateerde informatie

Het blijft ook in dit gesprek onduidelijk waarom er tegenstellingen zijn tussen hetgeen in de medische stukken over de voorgeschiedenis te vinden is en de eigen verklaringen van betrokkene. Betrokkene stelt dat zijn [zij] niet onder behandeling was en herkent de door de expertise beschreven voorgeschiedenis niet. Ook niet nu dit uit het huisartsjournaal komt.

(…)

ARBEIDSONGESCHIKTHEID

A verloop

Sinds het ongeval is betrokkene volledig arbeidsongeschikt. Haar salaris is doorbetaald totdat zij uit dienst ging per 1-6-2012.

Zij is dus feitelijk ziek uit dienst gegaan maar dat is niet gemeld door de toenmalige werkgever (die tevens aanstaande franchisegever was,) omdat dat voor hem en [een] kostbare zaak zou zijn. Betrokkene heeft zich ook niet ziek gemeld bij het UWV omdat ze de gesprekken over ziekte niet aan wilde. Ze heeft dus nooit een ZW uitkering gehad.

(…)

ziekteverzuim voor ongeval

Betrokkene zelf vertelt dat zij gewoon heeft gewerkt tot het ongeval. (…)’

2.8.      In opdracht van [VERZEKERAAR] (d.d. 19 februari 2016) heeft Secure Advance op 22 en 23

februari 2016 een persoonlijk onderzoek in de vorm van observatie naar [EISERES] verricht (hierna: het persoonlijk onderzoek).

2.9.      [VERZEKERAAR] heeft de onderhandelingen tussen partijen beëindigd. [VERZEKERAAR] heeft tot op heden € 15.000,00 op de schade van [EISERES] bevoorschot.

  1. Het geschil

in conventie

3.1.      [EISERES] heeft in de verstekprocedure – samengevat – gevorderd dat de rechtbank bij

vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [VERZEKERAAR] zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 152.295,25 aan hoofdsom en een bedrag van € 16.881,78 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten alsmede [VERZEKERAAR] zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de registratie bij het Centraal Informatie Systeem ongedaan te maken en te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag.

3.2.      Aan haar vorderingen heeft [EISERES] het volgende ten grondslag gelegd. [EISERES] is als

gevolg van het ongeval van 6 april 2012 volledig arbeidsongeschikt geraakt. Er zijn bij haar na het ongeval lichamelijke en psychische klachten ontstaan en daarnaast heeft [EISERES] een verkeersfobie ontwikkeld. Dit volgt ook uit de rapporten van Verhagen en Koerselman. De gevorderde schade komt daarmee voor vergoeding in aanmerking. De opname van [EISERES] in de registers van het Centraal Informatie Systeem is onrechtmatig en dient ongedaan te worden gemaakt. [VERZEKERAAR] heeft door een persoonlijk onderzoek naar [EISERES] te verrichten een ongerechtvaardigde en onrechtmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer gemaakt en de resultaten van het persoonlijk onderzoek dienen dan ook buiten beschouwing te worden gelaten.

J.J.       Bij verstekvonnis van 27 september 2017 onder zaaknummer/rolnummer

C/10/528844 / HA ZA 17-586 zijn de vorderingen van [EISERES] in die zin toegewezen dat [VERZEKERAAR] is veroordeeld om aan [EISERES] te betalen een bedrag van € 152.295,25 aan hoofdsom en een bedrag van € 16.881,78 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente met ingang van 5 april 2016 tot de dag van volledige betaling. Ook is [VERZEKERAAR] in de proôeskosten veroordeeld, aan de zijde van [EISERES] tot de dag van de uitspraak begroot op totaal€ 1.596,31. Tevens is [VERZEKERAAR] veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de registratie bij het Centraal Informatie Systeem ongedaan te maken en te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.

3.4.      [VERZEKERAAR] heeft verzet tegen het verstekvonnis ingesteld en vordert in het verzet – na

vermeerdering van eis – dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [EISERES] alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [EISERES] in primair de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van € 23.583,99, vermeerderd met nakosten en griffierecht. en subsidiair in de (geliquideerde) kosten van dit geding, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente daarover bij niet tijdige betaling.

3.5.      [VERZEKERAAR] voert als verweer het volgende aan. [VERZEKERAAR] betwist dat [EISERES] ten gevolge van het ongeval van 6 april 2012 (volledig) arbeidsongeschikt is geraakt. Voor het ongeval kampte [EISERES] reeds met psychische klachten, rug- en nekklachten en hoofdpijnklachten. [EISERES] ontving vôôr het ongeval daarnaast een arbeidsongeschiktheidsuitkering en was dus niet volledig arbeidsgeschikt. Het causaal verband tussen het ongeval en de door [EISERES] gestelde klachten en beperkingen en de gestelde schade wordt daarnaast betwist. Verder wordt betwist dat [EISERES] als gevolg van het ongeval een verkeersangst heeft ontwikkeld nu zij haar bevoegdheid om als rijinstructrice te werken omstreeks januari/februari 2016 heeft verlengd en zij ook rijles geeft. Het persoonlijk onderzoek was rechtmatig. De feiten en omstandigheden in dit dossier rechtvaardigen de notering van [EISERES] in het Centraal Informatie Systeem. [EISERES] dient in de daadwerkelijk door [VERZEKERAAR] gemaakte buitengerechtelijke kosten te worden veroordeeld.

in reconventie

3.6.      [VERZEKERAAR] vordert in reconventie – na vermindering van eis – om [EISERES] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan [VERZEKERAAR] te betalen een bedrag van € 68.017,39, vermeerderd met primair de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van

€ 23.583,99, vermeerderd met nakosten en griffierecht, en subsidiair de (geliquideerde) kosten van dit geding, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente daarover bij niet tijdige betaling.

3.7.      Aan haar vordering legt [VERZEKERAAR] het volgende ten grondslag. [EISERES] heeft aan [VERZEKERAAR] opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken gegeven ten aanzien van haar klachten en beperkingen en arbeids(on)geschiktheidssituatie voorafgaand én na het ongeval van 2012 en haar schade. Dit handelen is onrechtmatig en daarmee is [EISERES] schadeplichtig jegens [VERZEKERAAR]. De schade van [VERZEKERAAR] bestaat uit de onverschuldigd betaalde voorschotten en de door [VERZEKERAAR] gemaakte kosten ten behoeve van medisch onderzoek, schaderegelaars en experts.

3.8.      De conclusie van [EISERES] strekt tot afwijzing van het verzochte, met veroordeling

van [EISERES], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.

in conventie en in reconventie

3.9.      Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

  1. De beoordeling

4.1.      Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [VERZEKERAAR] in zoverre in haar

verzet kan worden ontvangen, hetgeen tussen partijen overigens niet in geschil is.

in conventie

4.2.      Tussen partijen is niet in geschil dat [EISERES] op 6 april 2012 een ongeval is

overkomen waarvoor een verzekerde van [VERZEKERAAR] aansprakelijk te houden is. In deze zaak staat centraal de vraag of, en zo ja in hoeverre, [EISERES] ten gevolge van voornoemd ongeval klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen heeft opgelopen en of deze klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen hebben geleid tot schade.

Rapport Secure Advance bruikbaar?

4.3.      De rechtbank zal allereerst beoordelen of [VERZEKERAAR] in redelijkheid kon overgaan tot het

verrichten van een persoonlijk onderzoek naar [EISERES] en of de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek van Secure Advance, zoals neergelegd in een rapport van 24 februari 2016, aan de stellingen van [VERZEKERAAR] ten grondslag kunnen worden gelegd.

[EISERES] stelt dat zowel het overgaan tot als het gebruik maken van de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek onrechtmatig zijn. Daarnaast stelt [EISERES] een logische verklaring voor de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek te hebben. De uitkomsten van dit onderzoek dienen dan ook buiten beschouwing te blijven.

4.4.      Een persoonlijk onderzoek kan ingevolge artikel 1.1 Gedragscode Persoonlijk

Onderzoek (hierna: de gedragscode) onder meer worden ingesteld als “gerede twijfel is ontstaan over de juistheid of volledigheid van de resultaten van het feitenonderzoek, zodanig dat bij de verzekeraar een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude of andere vormen van oneigenlijk gebruik van verzekeringsproducten of diensten is ontstaan”. [VERZEKERAAR] heeft als reden voor het doen uitvoeren van een persoonlijk onderzoek aangevoerd dat uit de dossiergegevens bleek dat de stellingen van [EISERES] (bijvoorbeeld over haar (medische) voorgeschiedenis) discutabel waren én dat uit feitenonderzoek (het raadplegen van openbare bronnen op internet) bleek dat [EISERES] haar bevoegdheid tot het geven van rij les had verlengd, terwijl ze kort daarvoor stelde niet eens in een auto voorin te durven zitten. Naar het oordeel van de rechtbank kon op basis hiervan bij [VERZEKERAAR] in februari 2016 redelijkerwijs gerede twijfel bestaan over de juistheid van de door [EISERES] gepresenteerde feiten, en wel zodanig dat bij [VERZEKERAAR] een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude of andere vormen van oneigenlijk gebruik van verzekeringsproducten of diensten is ontstaan.

4.5.      In aanmerking nemende dat het rapport van Secure Advance gericht is aan de

afdeling Fraude & Integriteit, gaat de rechtbank er van uit dat dit de opdrachtgever van het onderzoek was. Aangenomen wordt dat deze afdeling gelijk kan worden gesteld met de afdeling Veiligheidszaken, zoals genoemd in artikel 4.3 van de gedragscode. De vereiste toestemming zoals neergelegd in dit artikel van de gedragscode wordt daarmee verondersteld te zijn gegeven. Hert hierop gerichte verweer van [EISERES] wordt derhalve verworpen.

4.6.      Bij het verrichten van het persoonlijk onderzoek heeft [VERZEKERAAR] de beginselen van

proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen. Met [VERZEKERAAR] is de rechtbank van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden geen zin had om nogmaals bij [EISERES] navraag te doen naar .de aanwezigheid en omvang van de op dat moment bij haar bestaande beperkingen, nu er juist bij herhaling twijfel bestond over de juistheid van de door haar (mondeling) verstrekte informatie. [VERZEKERAAR] was dus genoodzaakt zich op een andere wijze een beeld te vormen van de activiteiten en mogelijkheden en beperkingen van [EISERES]. [VERZEKERAAR] heeft daarbij in het kader van de proportionaliteit in redelijkheid kunnen besluiten tot de in haar opdracht uitgevoerde observatie. Daarbij geldt dat het onderzoek gedurende een beperkte periode van maar 2 dagen door middel van observaties uitsluitend vanaf de openbare weg heeft plaatsgevonden. Niet gesteld of gebleken is bovendien dat een andere methode met een minder vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dezelfde informatie had kunnen opleveren. De rechtbank acht het gebruik van deze methode dan ook geschikt. Al met al voldoet het persoonlijk onderzoek aan de daaraan te stellen eisen en kunnen de uitkomsten hiervan aan de stellingen van [VERZEKERAAR] ten grondslag worden gelegd.

Klachten, beperkingen en schade ten gevolge van ongeval

4.7.      [EISERES] stelt als gevolg van het ongeval fysieke klachten (hoofdpijn, nekpijn,

schouderpijn, rugpijn) en psychische klachten te hebben opgelopen. Ook stelt [EISERES] een serieuze verkeersangst te hebben ontwikkeld als gevolg van het ongeval. Al deze klachten leiden tot functionele beperkingen, die zij voor het ongeval niet had. Zij onderbouwt dit met de rapporten van Verhagen en Koerselman en de bevindingen van haar eigen medisch adviseur. [EISERES] stelt ten gevolge van het ongeval volledig arbeidsongeschikt te zijn geworden. De door haar gestelde geleden schade van € 152.295,25 omvat met name het verlies aan verdienvermogen, nu [EISERES] voor het ongeval volledig geschikt was voor het verrichten van arbeid. Ook stelt [EISERES] schade te lijden in de vorm van smartengeld, kosten voor huishoudelijke hulp en verdere materiële schade bestaande uit gemaakte (medische) kosten.

4.8.      [VERZEKERAAR] voert als verweer – samengevat – het volgende aan. Uit het huisartsen journaal

blijkt dat er voorafgaand aan het ongeval van 6 april 2012 sprake was van psychische klachten (waaronder depressie, PTSS en angsten), rug- en nekklachten en hoofdpijn. Voorafgaand aan het ongeval van 2012 is bovendien sprake geweest van langdurige arbeidsongeschiktheid. Hieruit volgt dat de klachten die [EISERES] ten grondslag legt aan haar vordering al voor het ongeval aanwezig waren en dat dus een alternatieve verklaring voor haar klachten bestaat. Dit betekent dat er geen causaal verband is tussen het ongeval van 6 april 2012 en de bij [EISERES] bestaande klachten.

Voor wat betreft de door [EISERES] gestelde klachten, geldt voorts dat [EISERES] hierover niet naar waarheid heeft verklaard. Uit het rapport van Secure Advance volgt dat uit openbare bronnen is gebleken dat [EISERES] omstreeks januari/februari 2016 haar bevoegdheid tot het geven van rijlessen heeft verlengd, hetgeen alleen kan als praktische rijlessen worden gegeven, en dat zij op 22 en 23 februari 2016 zelf als bestuurder en als rijinstructrice in een auto heeft gezeten. Uit het persoonlijk onderzoek volgt voorts dat zij op 22 en 23 februari 2016 in staat was om de volgende activiteiten te verrichten:

– (langdurig) voorover gebukt staan,

– voorover gebukt een doos van de achterbank van het voertuig tillen,

– het hoofd in een vlotte beweging zowel naar links als naar rechts draaien,

– zowel met de linkerarm als de rechterarm ver omhoog reiken om de achterklep van het voertuig te sluiten.

Hieruit volgt dat een groot deel van de door [EISERES] gestelde klachten niet reëel of in ieder in sterke mate overdreven zijn. Er is aldus geen sprake van beperkingen als gevolg
van het ongeval. Nu er geen sprake is van beperkingen als gevolg van het ongeval is er ook geen reden om schade aan te nemen.

4.9.      De rechtbank overweegt als volgt. Als uitgangspunt geldt dat de stelplicht en – in

voorkomend geval – de bewijslast betreffende het causaal verband tussen het ongeval, de klachten en de schade in beginsel op [EISERES] rust, met dien verstande dat in een zaak als de onderhavige aan het te leveren bewijs geen al te hoge eisen mogen worden gesteld: het ontbreken van een specifieke medische aantoonbare verklaring voor de klachten staat niet in de weg aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is. Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval daardoor ook klachten kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering. Het gaat niet om medische maar om juridische causaliteit. De vraag naar het (juridisch) causaal verband tussen het ongeval en de klachten is, nu het een juridisch oordeel betreft, voorbehouden aan de rechter. Voor het aanwezig zijn van dit juridisch causaal verband gaat het erom of de klachten als zodanig daadwerkelijk bestaan en dat die klachten mede gelet op de toedracht van het ongeval daaraan redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven. Indien komt vast te staan dat het slachtoffer vôôr het ongeval deze klachten niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband veelal geleverd zijn.

4.10.    Enige objectivering van de – subjectieve – klachten is echter wel vereist. Daarvoor

is noodzakelijk en voldoende dat bij zorgvuldige beoordeling van alle (medische) informatie kan worden vastgesteld dat aannemelijk is dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Dit in de jurisprudentie ontwikkelde criterium komt er op neer dat de rechter er, op grond van de beschikbare medische informatie, van overtuigd moet zijn dat het gaat om klachten die de betrokkene daadwerkelijk heeft zonder dat hij of zij tracht de situatie ernstiger te doen overkomen dan deze is. Nu het aan de rechter is om het causaal verband tussen een onrechtmatige daad en de volgens het slachtoffer van die onrechtmatige daad daaruit voortvloeiende schade vast te stellen en, volgens het slachtoffer – in casu [EISERES] – de klachten leiden tot beperkingen die weer leiden tot materiële schade in de vorm van onder meer verlies aan verdienvermogen, komt het aan op het rechterlijk oordeel (en niet op een medische diagnose).

4.11.    In het licht van het hiervoor weergegeven toetsingskader, lag het op de weg van

[EISERES] om haar stellingen – gelet op het gemotiveerde verweer van [VERZEKERAAR] – gemotiveerd te handhaven, en daar waar nodig te onderbouwen met relevante stukken. Dit heeft [EISERES] niet of althans volstrekt onvoldoende gedaan. Integendeel, de door [EISERES] in opdracht van de rechtbank overgelegde stukken ter zake haar arbeidsongeschiktheidsuitkering voorafgaand aan het ongeval van 6 april 2012 lijken de door [VERZEKERAAR] in het kader van haar verweer ingenomen stelling, dat [EISERES] vôör het ongeval al de nodige beperkingen had en arbeidsongeschikt was en dat haar beperkingen en arbeidsongeschikt niet het gevolg zijn van het ongeval, te onderbouwen.

4.12.    Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat [EISERES] als gevolg van

het ongeval klachten heeft gekregen die hebben geleid tot functionele beperkingen, die zij voor het ongeval niet had en waardoor zij schade heeft geleden. De vordering tot veroordeling van [VERZEKERAAR] tot vergoeding van schade zal worden afgewezen.

De registratie in het CIS

4.13.    [EISERES] vordert dat [VERZEKERAAR] wordt veroordeeld om de registratie van [EISERES] in het Centraal Informatie Systeem (CIS) ongedaan te maken. [VERZEKERAAR] stelt dat er geen reden is om de registratie ongedaan te maken nu [EISERES] niet naar waarheid heeft verklaard en uit het persoonlijk onderzoek is gebleken dat zij welbewust onjuiste verklaringen heeft afgelegd met het doel een schadevergoeding te krijgen waarop geen recht bestaat. De rechtbank overweegt als volgt.

4.14.    [EISERES] heeft de observaties die zijn gedaan in het kader van het persoonlijk

onderzoek niet weersproken. Wel stelt zij voor deze uitkomsten een logische en sluitende verklaring te hebben. De rechtbank volgt [EISERES] hierin niet. [EISERES] is ingevolge de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek immers in staat een doos uit haar auto te tillen en haar hoofd in een vlotte beweging zowel naar links, als naar rechts te draaien, hetgeen niet rijmt met de door haar genoemde nek- en hoofdpijnklachten. Voorts strookt de verklaring die [EISERES] op 17 februari 2016 tegenover de schaderegelaar van [VERZEKERAAR] heeft afgelegd – dat zij nog steeds kampt met een verkeersfobie – niet met het fotomateriaal waarop is te zien dat zij op 22 en 23 februari 2016 zelfstandig een auto bestuurt en rijles geeft. In het verlengde daarvan geldt dat als niet weersproken vast staat dat om een verlenging te krijgen van de bevoegdheid om als rij instructrice te werken er onder meer een praktijkexamen moet worden afgelegd. Hiermee staat vast dat [EISERES] ook vôér februari 2016 zelfstandig een auto heeft bestuurd. De (niet-onderbouwde) stelling van [EISERES] dat zij tijdens het praktijkexamen door de examinator zou zijn gematst is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk en komt de rechtbank daarnaast ongeloofwaardig voor. Dit houdt in dat [EISERES] op 17 februari 2016 in strijd met de waarheid heeft verklaard over haar op dat moment bestaande klachten en beperkingen. Tussen de observaties en het afleggen van de verklaring aan de schaderegelaar van [VERZEKERAAR] zit immers maar zo weinig tijd, dat ook niet aannemelijk is dat de situatie ten tijde van de observatie was verbeterd ten opzichte van de situatie ten tijde van het afleggen van de verklaring. [EISERES] heeft dit overigens ook niet aangevoerd.

De rechtbank overweegt dat, in het licht van het voorgaande, het doen van onjuiste mededelingen in beginsel de registratie in voornoemd register rechtvaardigt. Door [EISERES] zijn voorts geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel zouden leiden. Om die reden zal de rechtbank, mede gezien de gemotiveerde betwisting van [VERZEKERAAR], de stelling van [EISERES] passeren. Deze vordering van [EISERES] zal derhalve eveneens worden afgewezen.

in reconventie

4.15.    [VERZEKERAAR] stelt dat [EISERES] een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd door haar opzettelijk onjuist te informeren ten aanzien van haar klachten en beperkingen en haar arbeids- en gezondheidssituatie, voorafgaand en na het ongeval. Hierdoor heeft [VERZEKERAAR] ten onrechte € 15.000,00 op de schade aan [EISERES] bevoorschot en ten onrechte kosten ad € 53.017,39 gemaakt. Dit totaalbedrag ad € 68.017,39 wordt dan ook teruggevorderd. Daarnaast dient [EISERES] te worden veroordeeld in primair de daadwerkelijk gemaakte proceskosten en subsidiair in de geliquideerde kosten.

4.16.    [VERZEKERAAR] heeft fijdens de comparitie het beroep op de artikelen 7:941 BW en 6:2 BW

laten varen. Wel handhaaft [VERZEKERAAR] het standpunt dat [EISERES] onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW.

De rechtbank heeft in conventie overwogen, dat [EISERES] haar stelling dat zij als gevolg van het ongeval van 6 april 2012 klachten heeft gekregen die hebben geleid tot functionele beperkingen, die zij voor het ongeval niet had en waardoor zij schade heeft geleden, onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd naar aanleiding van het verweer van [VERZEKERAAR] (zie no. 4.11). Aldus is deze stelling niet komen vast te staan. Dit betekent dat [VERZEKERAAR] onterecht € 15.000,00 op de schade aan [EISERES] heeft bevoorschot. [EISERES] dient dit bedrag dan ook als onverschuldigd betaald aan [VERZEKERAAR] terug te betalen. Ten aanzien van de gestelde door [EISERES] gepleegde onrechtmatige daad wordt het volgende overwogen.

Uit hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de vorderingen in conventie heeft overwogen, volgt dat [EISERES] [VERZEKERAAR] in ieder geval onjuist heeft voorgelicht over haar arbeids(on)geschiktheid voorafgaand aan het ongeval en over haar verkeersfobie. Nu [EISERES] zelf geen enkele verklaring voor een en ander heeft gegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat het doel was om een hogere schade-uitkering van [VERZEKERAAR] te ontvangen dan waar zij recht op heeft. Hiermee heeft [EISERES] een onrechtmatige daad jegens [VERZEKERAAR] gepleegd die haar kan worden toegerekend. [EISERES] is derhalve gehouden de hierdoor door [VERZEKERAAR] geleden schade te vergoeden.

4.17.    [VERZEKERAAR] stelt dat haar schade bestaat uit onterecht gemaakte kosten van € 53.017,39.

Ingevolge het door [VERZEKERAAR] verstrekte overzicht van de betalingen (zie producties 6 en 9 aan de zijde van [VERZEKERAAR]) stelt zij dat deze kosten bestaan uit de kosten van de (interne) schadebehandelaars EMN en Assuraad Advocaten, de kosten ten behoeve van medische deskundigen, de kosten van Secure Advance en de onterecht betaalde facturen van Sneep, Nuijten & Van Dijk, de belangenbehartiger van [EISERES].

De rechtbank stelt voorop dat voor toewijzing van dit deel van de vordering vast moet komen te staan dat de gestelde door [VERZEKERAAR] geleden schade het gevolg is van de door [EISERES] gepleegde onrechtmatige daad. [VERZEKERAAR] dient dan ook voldoende onderbouwd te stellen dat de door haar gevorderde kosten niet zouden zijn gemaakt als [EISERES] de juiste informatie had verstrekt over haar klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen en haar arbeidsongeschiktheid voorafgaand en na aan het ongeval. Dit heeft [VERZEKERAAR] niet, althans onvoldoende, gedaan ten aanzien van de kosten met betrekking tot de (interne) schadebehandelaars, de medische deskundigen en de werkzaamheden van Sneep, Nuijten & Van Dijk, mede gelet op het ter zake door [EISERES] gevoerde verweer. Voor wat betreft de kosten van Secure Advance, het bureau dat het persoonlijk onderzoek heeft gedaan, en die zijn gedeclareerd bij nota van 3 maart 2016 ligt dit anders. Ter zake heeft [VERZEKERAAR] gesteld dat als [EISERES] van meet af aan naar waarheid over haar klachten, de daaruit voortvloeiende beperkingen en haar schade had verklaard, er bij [VERZEKERAAR] geen twijfels zouden zijn gerezen en zij dus niet genoodzaakt was Secure Advance in te schakelen om een persoonlijk onderzoek te verrichten. Dit is niet, of althans onvoldoende, weersproken door [EISERES]. De hiervoor door [VERZEKERAAR] gemaakte kosten kunnen dan ook worden gezien als schade ten gevolge van de door [EISERES] gepleegde onrechtmatige daad en zijn daarmee in beginsel toewijsbaar. [VERZEKERAAR] stelt dat de kosten van dit persoonlijk onderzoek € 4.313,05 bedroegen. Hoewel zij hiervan geen factuur heeft overgelegd, stelt de rechtbank vast, gelet op het zich in het dossier bevindende rapport, dat het persoonlijk onderzoek heeft plaatsgevonden door Secure Advance en zij daarvan een rapport heeft opgemaakt. Aannemelijk is dat [VERZEKERAAR] hiervoor een factuur heeft gekregen en deze heeft voldaan. Het gestelde bedrag komt de rechtbank gelet op de verrichte werkzaamheden niet onredelijk voor en dit wordt ook niet door [EISERES] gesteld. Dit bedrag zal derhalve als schade die door [EISERES] moet worden vergoed, worden toegewezen. Ten aanzien van de andere nota van Secure Advance van 7 augustus 2013 van € 667,92 is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onduidelijk waar deze kosten op zien en of er dus causaal verband met de door [EISERES] gepleegde onrechtmatige daad bestaat. Deze kosten worden dan ook afgewezen. De rechtbank zal derhalve voor wat betreft de gevorderde schade een bedrag van € 4.3 13,05 toewijzen en een bedrag van € 48.704,34 afwijzen.

in conventie en in reconventie

4.18.    [VERZEKERAAR] vordert tot slot dat [EISERES] in de daadwerkelijk door [VERZEKERAAR] gemaakte proceskosten van € 23.853,99 wordt veroordeeld. De rechtbank wijst dit verzoek af nu [VERZEKERAAR] onvoldoende feiten heeft gesteld waaruit volgt dat [EISERES] geen enkel rechtens te respecteren belang had om [VERZEKERAAR] in rechte te betrekken, temeer nu vaststaat dat de aanrijding heeft plaatsgevonden en [EISERES] haar hierdoor geleden schade vergoed wenst te zien. De rechtbank zal [EISERES] dan ook in de forfaitaire proceskosten veroordelen.

4.19.    [EISERES] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de

procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [VERZEKERAAR] in conventie worden begroot op totaal € 9.015,00 bestaande uit € 3.894,00 aan griffierecht en € 5.121,00 aan salaris advocaat (3 punten x tarief € 1.707,00). De kosten in reconventie worden begroot op € 543,00 aan salaris advocaat (2,0 punten x factor 0,5 x tarief € 543,00). De gevorderde nakosten zullen als onbetwist worden toegewezen. Nu dit door [VERZEKERAAR] is verzocht, zal de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

  1. De beslissing

De rechtbank in conventie

5.1.      vernietigt het door deze rechtbank op 27 september 2017 onder zaaknummer /

rolnummer C/10/528844 / HA ZA 17-586 bij verstek jegens [VERZEKERAAR] uitgesproken vonnis,

en opnieuw rechtdoende

5.2.      wijst de vorderingen af,

5.3.      veroordeelt [EISERES] in de proceskosten, aan de zijde van [VERZEKERAAR] tot op heden begroot op € 9.015,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

in reconventie

5.4.      veroordeelt [EISERES] om aan [VERZEKERAAR] te betalen een bedrag van € 19.313,05-

(negentienduizenddriehonderddertien euro en vijf cent),

5.5.      veroordeelt [EISERES] in de proceskosten, aan de zijde van [VERZEKERAAR] tot op heden begroot op € 543,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag niet ingang van de-veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.6.      wijst het meer of anders gevorderde af,

in conventie en in reconventie

5.7.      veroordeelt [EISERES] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan

salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat als [EISERES] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.8.      verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken

3 juli 2019.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey