Rechtbank: Geen aansprakelijkheid voor arbeidsongeval
Twee werknemers van eiseres zijn tijdens werkzaamheden door een plafond gezakt. Eiseres stelt de opdrachtgever en een sloopbedrijf, waarvan werknemers op die dag ook werkzaam waren voor de opdrachtgever, aansprakelijk. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af. Onder meer relevant is dat eiseres haar eigen werknemers werkzaamheden op het plafond heeft laten verrichten, terwijl zij wist dat het plafond op de dag van het ongeval al niet meer betreden mocht worden.
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/290544 / HA ZA 23-5
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
hierna te noemen [eiseres],
advocaat mr. L. Bezoen te Enschede,
tegen
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEPTUNUS SEAFOOD B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
hierna te noemen Neptunus,
advocaat mr. R.E.M. Vink-Dijkstra te Leiden,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INOFLEX B.V.,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
hierna te noemen Inoflex,
advocaat mr. M. van der Bent te Middelburg.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
de dagvaarding met producties
–
de akte overlegging vervangende productie
–
de conclusie van antwoord met producties van Neptunus
–
de conclusie van antwoord met producties van Inoflex
–
de mondelinge behandeling van 7 juni 2023 ter gelegenheid waarvan de raadslieden spreekaantekeningen hebben overgelegd en de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is – na aanhouding voor een poging tot het treffen van een vergelijk – om vonnis gevraagd. Het vonnis is – na aanhouding – nader bepaald op vandaag.
2Waar gaat het over?
Op 22 oktober 2021 heeft een arbeidsongeval plaatsgevonden bij Neptunus.
Twee werknemers van [eiseres], [betrokkene 1] en [betrokkene 2], zijn tijdens werkzaamheden door het plafond gezakt. Op dat moment waren twee werknemers van Inoflex, [betrokkene 3] en [betrokkene 4], bezig met het doorbreken van de plafonds in de koelruimte. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn ten gevolge van het ongeval uitgevallen. [eiseres] houdt Neptunus en Inoflex aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden ten gevolge van het ongeval.
Volgens [eiseres] hebben zij een gevaarlijke situatie in het leven geroepen: Neptunus heeft toestemming gegeven om op 22 oktober 2021 het plafond te betreden en Inoflex heeft geen enkele veiligheidsmaatregel getroffen, terwijl werknemers van Inoflex het plafond aan het slopen waren. Zowel Neptunus als Inoflex stelt zich op het standpunt niet aansprakelijk te zijn. De rechtbank deelt dat standpunt en zal de vorderingen van [eiseres] afwijzen.
3De feiten
Voor de beoordeling van de vorderingen zijn de volgende feiten van belang.
3.1.
Neptunus exploiteert een visverwerkingsbedrijf in Enschede aan de [adres]. Neptunus huurt het pand van CV Vastgoed B.V.
3.2.
In opdracht van Neptunus hebben zowel [eiseres] als Inoflex werkzaamheden verricht voor Neptunus ten behoeve van de uitbreiding van haar bedrijfsactiviteiten. [eiseres] heeft installatiewerkzaamheden verricht. Inoflex heeft sloopwerkzaamheden verricht.
3.3.
Neptunus heeft voor de begeleiding van deze werkzaamheden [bedrijf] B.V. ingeschakeld (hierna: [bedrijf]).
3.4.
[bedrijf] organiseerde (tweewekelijkse) bouwvergaderingen. Op 7 oktober 2021 is de eerste vergadering gehouden. Op 20 oktober 2021 heeft de tweede bouwvergadering plaatsgevonden. Bij deze tweede vergadering waren onder anderen [naam 1] (Neptunus), [naam 2] ([eiseres]) en [naam 3] (Inoflex) aanwezig. Uit het verslag van de bouwvergadering blijkt onder meer het volgende:
“ Planning en voortgang
(…)
- Ten opzichte van de planning lopen we enkele dagen achter, maar Inoflex verwacht deze week de sloop afgerond te hebben, zodat SR maandag toch volgens planning kan starten.
- Een aantal leidingen boven de nieuwe verpakkingen geven qua hoogte problemen. Omdat dit van invloed kan zijn op de planning, wordt besloten om eerst gezamenlijk ter plekke te bekijken wat de mogelijkheden zijn.
- Na gezamenlijk bezoek: door enkele aanpassingen in de maatvoering zit het meeste leidingwerk uit de weg, behalve enkele waterleidingen en een gasleiding. [eiseres] probeert voordat plafond is gesloopt zoveel mogelijk aan te passen. Het plafond is toegankelijk t/m donderdag 21-10-2021. Wat niet gereed is moet na vloerafwerking plaatsvinden, met een hoogwerker.”
3.5.
Op vrijdag 22 oktober 2021 omstreeks 11.00 uur zijn twee werknemers van [eiseres], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] door het plafond van de koelruimte gezakt. Zij waren die ochtend bezig met installatiewerkzaamheden op en boven het plafond van de koelruimte en zijn 4,5 meter gevallen.
Het bedrijfsongeval heeft geleid tot ziekteverzuim bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. [betrokkene 1] heeft zijn schouder en bekken gebroken en is opgenomen in het ziekenhuis. [betrokkene 2] had pijn maar mocht na controle in het ziekenhuis weer naar huis.
3.6.
Op het moment van het bedrijfsongeval waren werknemers van Inoflex, waaronder [betrokkene 3] en [betrokkene 4], bezig met het slopen van het plafond van de koelruimte. Het plafond bestond uit een stalen raster waarin isolerende platen waren vastgelegd.
3.7.
Na het ongeval is de arbeidsinspectie ter plaatse gekomen en heeft een rapport opgemaakt op 12 mei 2022 (hierna: boeterapport). De Arbeidsinspectie constateert een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet, kort gezegd omdat een veilige werkvloer bij de (sloop)werkzaamheden op een hoogte van 4,5 meter op het plafond bij Neptunus ontbrak (door de sloopwerkzaamheden) en geen veilige voorziening was aangebracht, waardoor een valgevaar van meer dan 2,5 meter ontstond.
3.8.
In het boeterapport staan de volgende waarnemingen/onderzoekshandelingen van de inspecteur opgetekend:
“ (…)
Vervolgens melde zich een tweetal personen die zich aan mij voorstelde als [betrokkene 4] en [betrokkene 3]. Ik hoorde hen zeggen dat zij beiden als werknemer van de firma Inoflex daar ten tijde van het ongeval bezig waren om het plafond te delen en wandelen, wat bestaat uit geïsoleerde en verlijmde sandwichpanelen, te slopen. Dit omdat er een uitbreiding van de gekoelde ruimte ging plaatsvinden. Ik hoorde hen zeggen dat zij ieder op een hoogwerker stonden. Ik hoorde [betrokkene 4] zeggen dat hij op de hoogwerker rechts van het gat stond en ik hoorde [betrokkene 3] zeggen dat hij op de hoogwerker links van het gat stond. Ik hoorde hen zeggen dat zij bezig waren om eerst de plafonddelen door te breken met een heftruck om daarna deze plafonddelen vanuit de hoogwerker te verwijderen. Ik hoorde hen zeggen dat ze vlak voor het ongeval de twee plafondplaten voor het gat, die thans op de vloer lagen, hadden doorgebroken met de heftruck. Ik hoorde [betrokkene 3] zeggen dat zij vlak hierna ineens de twee slachtoffers van het plafond zagen komen. Ik hoorde hem zeggen dat zij niet op de hoogte waren van het feit dat de slachtoffers op het plafond werkzaamheden aan het verrichten waren. Ik hoorde hen zeggen dat zij tegen de slachtoffers hebben gezegd dat ze van het plafond af moesten komen. Ik hoorde hen zeggen dat de slachtoffers hun gereedschap nog in de hoogwerker van [betrokkene 3] hadden gelegd. Ik hoorde hen zeggen dat zij nog tegen de slachtoffers hebben geroepen dat ze daar niet naartoe moesten lopen omdat deze plafondplaten al gebroken waren en dat zij in de hoogwerker moesten stappen. Ik hoorde hen zeggen dat de slachtoffers hen of niet hebben gehoord of niet hebben geluisterd maar dat ze doorliepen. Ik hoorde hen zeggen dat toen het voorste slachtoffer de platen liep deze platen het al begaven en dat het leek dat het achterste slachtoffer zijn collega nog wilde grijpen maar in de val werd meegenomen. Ik hoorde hen zeggen dat zij er helemaal niks van begrepen waarom de slachtoffers daar waren en waarom zij stug doorliepen ondanks de waarschuwingen.
(…)
Feit is wel dat [eiseres] v.d. Bij, in de persoon van werkvoorbereider [naam 2], op de hoogte was van het feit dat op vrijdag 22 oktober 2021 niet meer op de plafonds gewerkt mocht worden omdat deze gesloopt werden. Daarmee was het inherent bekend dat er geen veilige werkvloer voor beiden slachtoffers aanwezig zou zijn bij werkzaamheden op hoogte.
Het had op de weg gelegen vanuit [eiseres] als werkgever om ervoor te zogen dat haar werknemers niet op dat moment aan een zodanig risico werden blootgesteld. Te meer dat het voor de opdrachtgever, Neptunus, niet noodzakelijk bleek dat de werkzaamheden koste wat het kost op dat moment werden uitgevoerd.
(…)”.
3.9.
[betrokkene 1] heeft aan de arbeidsinspecteur verklaard (bijlage 4 bij het boeterapport):
“[betrokkene 2] ([betrokkene 2], toevoeging rechtbank) en ik zijn vervolgens via de trap en de doorgang boven het plafond naar de hoek gegaan. Op een gegeven moment zagen we verderop het plafond ineens omhoog komen. Daarop ben ik die kan[t] opgelopen om te kijken en toen kwam vlak voor mij het plafond weer omhoog. Ik ben daarop terug gelopen naar [betrokkene 2] en ik zei nog tegen hem het lijkt wel een circus hier. Toen besloten we eraf te gaan en hebben we onze spullen gepakt en zijn we teruggelopen richting het luik. Ik kan me herinneren dat we nog wel wat gereedschap in de hoogwerker hebben gelegd en daarop wilden we door het luik weer naar de trap. Ik kan mij niet herinneren dat er door de jongens in de hoogwerkers iets tegen ons is gezegd, maar terwijl wij naar het luik wilden lopen omdat dat de originele ingang was zakte ineens de platen door en het volgende moment lagen wij op de grond.”.
3.10.
[betrokkene 2] heeft aan de arbeidsinspecteur verklaard (bijlage 5 bij het boeterapport):
“Toen ik daar kwam heb ik [betrokkene 1] ([betrokkene 1], toevoeging rechtbank) gebeld en hij heeft mij opgehaald. Vervolgens zijn we samen naar de koelcel gelopen. (…) We zijn via de trap op de koelcel gegaan, daar zat een luik in de muur boven het plafond en via daar was de toegang tot de ruimte boven de koelcel waar wij de klus moesten uitvoeren. We waren al met al nog geen uur aan de gang denk ik toen [betrokkene 2] ineens verderop het plafond omhoog zag komen, daarop is hij daarnaar toe gelopen en heeft nog wel iets geroepen, vrij kort daarna kwam het plafond nogmaals omhoog en daarop besloten we eraf te gaan. Vlakbij het luik zagen we wel een jongen in de hoogwerker en hebben we onze spullen in de hoogwerker gelegd en wilden weer via het luik terug, want dat was tenslotte de ingang. We wisten niet dat die platen doorgebroken waren en ons is ook niets gezegd, althans ik heb niks gehoord, en toen we het laatste stukje naar het luik wilden lopen zakte het plafond ineens in.”
3.11.
[naam 3] (directeur van Inoflex) en [betrokkene 4] (voorman/sloper en werkzaam aan het plafond op 22 oktober 2021) hebben op 27 december 2022 schriftelijk onder meer het volgende verklaard (productie 1 Inoflex):
“Omstreeks 11 uur zijn er een groot aantal isolatieplaten verwijderd. Medewerkers van Inoflex hadden van tevoren al wel gecontroleerd of er niemand in/op de demonteren ruimte aanwezig was. Ze zijn al enige uren met het werk bezig, maar ongezien zijn er 2 medewerkers van [eiseres] op het plafond geklommen. Zij zijn via de bestaande vaste trap omhoog gekomen en door het manluik op het te demonteren plafond gekomen. Dan zijn deze mensen niet zichtbaar voor medewerkers van Inoflex. [betrokkene 4] was met [betrokkene 3] bezig met demontage van het plafond. Op het moment dat medewerkers van Inoflex op de hoogwerker aan het werk zijn, zien ze ineens 2 medewerkers van [eiseres] naar zich toe komen. Zij spreken de Inoflex mensen aan en gaven aan dat ze naar beneden wilden. De mensen van Inoflex gaven aan dat ze niet over het plafond mogen lopen, ivm het gevaar. Er wordt nog gereedschap aangereikt en in de hoogwerker geladen. Ze hebben aangeboden om hen in de hoogwerker te laten stappen en zo naar benden te brengen. De hoogwerker stond half onder het plafond en vlak bij het luik. Een medewerker van [eiseres] wilde zijn verlengsnoer meenemen, waar het snoer van door het luik lag. Daarom loopt hij naar het luik. Zijn collega ziet dat en deze loopt achter hem aan. Zij lopen daarbij richting het luik en zakken door 2 losgemaakte platen. De platen konden hen niet meer houden, want ze lagen al los. Omdat er 2 personen op lopen konden de losse platen hen niet meer houden en zijn er door heen gezakt.”
3.12.
[eiseres] heeft Neptunus en Inoflex bij brief van 1 september 2022 aansprakelijk gesteld. Zowel Neptunus als Inoflex heeft de aansprakelijkheid betwist.
4De vorderingen en het standpunt van [eiseres]
4.1.
vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- Neptunus en Inoflex hoofdelijk, althans Neptunus, althans Inoflex ten titel van schadevergoeding veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van:
– € 132.390,24 voor het inlenen van arbeidskrachten tot en met 14 oktober 2022, te vermeerderen met de kosten – voor het inlenen van [naam 4] en [naam 5] voor de periode na 14 oktober 2022 – totdat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] weer volledig arbeidsgeschikt zijn;
– € 59.499,87 voor wat betreft het door [eiseres] aan [betrokkene 2] en [betrokkene 1] betaalde netto loon tot en met oktober 2022, te vermeerderen met de schade – voor de loonaanspraak op [eiseres] van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] na oktober 2022 – totdat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] weer volledig arbeidsgeschikt zijn;
– € 10.800,00 voor de voorgenomen boete van de Nederlandse Arbeidsinspectie;
– € 2.693,91 voor buitengerechtelijke incassokosten;
althans een door de rechtbank in goede justitie te begroten bedrag c.q. bedragen, tot de dag van algehele voldoening;
- Neptunus en Inoflex hoofdelijk, althans Neptunus, althans Inoflex, veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsmede tot betaling van de nakosten conform het geldende forfaitaire tarief en de explootkosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Neptunus en Inoflex, althans Neptunus, althans Inoflex, niet binnen
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de forfaitaire verhoging, en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proceskosten en de nakosten met ingang van 14 dagen na aanschrijving dan wel 14 dagen na betekening van het vonnis, tot de dag van algehele voldoening.
standpunt [eiseres]
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen primair ten grondslag dat Inoflex en Neptunus op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk zijn voor de schade op grond van een toerekenbare onrechtmatige daad van hun ondergeschikten [naam 1] (Neptunus),
[betrokkene 3] en [betrokkene 4] (beiden Inoflex). Subsidiair legt [eiseres], wat betreft de aansprakelijkheid van Neptunus, aan haar vorderingen ten grondslag dat Neptunus aansprakelijk is voor de schade als bezitter van een gebrekkige opstal op grond van artikel 6:174 BW.
Ter zitting heeft [eiseres] de grondslag voor de aansprakelijkheid aangevuld door te stellen dat zowel Neptunus als Inoflex onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW.
ten aanzien van Neptunus
4.3.
[naam 1] heeft gevaarzettend gehandeld door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] toestemming te gegeven om op de dag van het bedrijfsongeval hun werkzaamheden af te ronden en hen toe te laten tot het plafond bij Neptunus. [naam 1] heeft niet vastgesteld, al dan niet in overleg met [betrokkene 3] en [betrokkene 4], dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] veilig het plafond konden betreden om hun werkzaamheden af te ronden. [naam 1] had [betrokkene 1] en [betrokkene 2] moeten waarschuwen voor de sloopwerkzaamheden en had hun de toegang tot het plafond moeten ontzeggen. [naam 1] heeft onrechtmatig gehandeld hetgeen hem kan worden toegerekend. Neptunus is aansprakelijk op grond van artikel 6:170 BW dan wel artikel 6:162 BW. Op Neptunus rust een zorgplicht die zij heeft geschonden. Zij had [eiseres] en haar werknemers moeten beschermen tegen het ongeval en tegen de schade die daardoor is ontstaan. Neptunus had door middel van een deugdelijke toegangscontrole moeten voorkomen dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de hal en het plafond konden betreden.
4.4.
[eiseres] stelt zich daarnaast op het standpunt dat een doorgebroken en instabiel plafond niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen en daarom moet worden aangemerkt als een gebrekkige opstal. Aangezien de werkzaamheden werden uitgevoerd in het kader van de bedrijfsvoering van Neptunus, namelijk ten aanzien van de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten van Neptunus, is zij aansprakelijk voor de schade op grond van de artikelen 6:174 en 6:181 BW.
ten aanzien van Inoflex
4.5.
[betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben geen voorzorgsmaatregelen genomen bij het slopen van het plafond. Zij hebben niet gewaarschuwd voor de sloopwerkzaamheden en zij hebben nagelaten de enige toegangsweg tot het plafond, het luik, af te sluiten dan wel af te zetten met een lint. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hadden zich ervan moeten vergewissen dat zich niemand op het plafond begaf alvorens zij overgingen tot het slopen daarvan.
Op Inoflex rust een zorgplicht die zij heeft geschonden. Zij had ter plekke voorzorgsmaatregelen moeten treffen door het plaatsen van waarschuwingstekens en het afzetten van ruimtes. Inoflex is ook op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de schade.
4.6.
De schade bestaat uit:
– kosten ingeleende arbeidskrachten (tot en met 14 oktober 2022) van € 132.390,94
– doorbetaald arbeidsloon [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (tot en met oktober 2022) van € 59.499,87
– boete arbeidsinspectie € 10.800,00
– buitengerechtelijke incassokosten van € 2.693,91.
5Het verweer van Neptunus en Inoflex
standpunt Neptunus
5.1.
Er is geen sprake van onrechtmatig handelen van [naam 1] dan wel Neptunus. In de bouwvergadering op woensdag 20 oktober 2021 is besproken dat de installatiewerkzaamheden van [eiseres], het verleggen van het leidingwerk, kon worden uitgevoerd tot en met donderdag 21 oktober 2021, omdat vanaf vrijdag 22 oktober 2021 zou worden gestart met de sloopwerkzaamheden. Bij deze bouwvergadering was ook
[naam 2], werkvoorbereider van [eiseres], aanwezig. Duidelijk was dus dat de plafonds na donderdag 21 oktober 2021 niet meer toegankelijk waren. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] wisten dat ook. [naam 1] heeft geen toestemming aan [betrokkene 1] gegeven om het plafond op
22 oktober 2021 te betreden. Integendeel, [naam 1] heeft [betrokkene 1] juist de dag ervoor nog gewaarschuwd voor werkzaamheden van de slopers op 22 oktober 2021. Ook is door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de gebruikelijke aanmeldprocedure bij Neptunus niet gevolgd. [betrokkene 1] heeft zich ’s ochtends wel gemeld maar niet gewacht op (een medewerker van) de Technische Dienst, maar is gelijk doorgelopen naar het plafond van de koelcel. Hij had moeten wachten in de kantine op (een medewerker van) de Technische Dienst. De aanwezigheid van [betrokkene 2] is ook niet conform de aanmeldprocedure verlopen. [betrokkene 1] heeft hem zelf opgehaald vanaf de ingang bij Neptunus. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] wisten en konden horen, zien en voelen dat er sprake was van sloopwerkzaamheden. Dat door [eiseres] bewust in strijd met de maatregelen is gehandeld, komt voor risico en rekening van [eiseres]. [eiseres] is zelf verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving ex artikel 7:658 BW. Er is geen sprake van een fout van [naam 1]. [naam 1] had geen leidinggevende functie en ook niet tot taak de veiligheid te bewaken. Artikel 6:170 BW mist toepassing.
standpunt Inoflex
5.2.
De verwijten van [eiseres] zijn ongegrond. In de bouwvergadering van woensdag
20 oktober 2021 was afgesproken dat het plafond waar [betrokkene 1] en [betrokkene 2] doorheen zijn gezakt, op vrijdag 22 oktober 2021 zou worden gesloopt en dus op die dag niet meer betreden mocht worden. De werkvoorbereider van [eiseres], [naam 2], was hiervan op de hoogte. Inoflex hoefde dus niet te verwachten dat [eiseres] toch op vrijdag 22 oktober 2021 werkzaamheden zou uitvoeren op het plafond dat door Inoflex werd gesloopt.
Inoflex betwist bij gebrek aan wetenschap dat [naam 1] aan [betrokkene 1] toestemming heeft verleend om op 22 oktober 2021 op het plafond te werken. Die stelling staat haaks op hetgeen in de bouwvergadering van 20 oktober 2021 is afgesproken en vindt ook geen bevestiging in de verklaring van [naam 1] bij de arbeidsinspecteur. Maar ook indien [naam 1] die toestemming wel zou hebben verleend aan [betrokkene 1], dan nog kan deze niet aan Inoflex worden tegengeworpen, nu zij niet op de hoogte was van die toestemming. Het plafond was bovendien niet gemakkelijk te betreden. Ook moet het voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] duidelijk zijn geweest dat er sloopwerkzaamheden gaande waren. Er rustte op Inoflex dan ook geen verplichting een waarschuwingslint te bevestigen bij het luik dat toegang gaf tot het plafond. Van enig onrechtmatig handelen van Inoflex is geen sprake.
6De beoordeling
6.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of en zo ja wie aansprakelijk is voor de gevolgen van het bedrijfsongeval op 22 oktober 2021. Is dat Neptunus omdat zij mogelijk toestemming heeft gegeven aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van [eiseres] om het plafond te betreden en hen niet te waarschuwen wegens het slopen van het plafond? Of omdat sprake was van een gebrekkige opstal? Of is dat Inoflex omdat zij ter plekke geen waarschuwing heeft geplaatst of een andere veiligheidsmaatregel heeft getroffen? Of moet [eiseres] de gestelde schade zelf dragen omdat zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 22 oktober 2021 werk boven het plafond heeft laten verrichten, terwijl zij wist dat het plafond na 21 oktober 2021 niet meer betreden mocht worden omdat het plafond zou worden gesloopt?
artikel 6:170 BW
6.2.
De rechtbank zal eerst de primaire grondslag van de vorderingen van [eiseres] beoordelen: aansprakelijkheid op basis van artikel 6:170 BW. In dat artikel is in het eerste lid bepaald dat voor schade aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk is, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.
6.3.
Niet ter discussie staat dat Neptunus en Inoflex als werkgevers in beginsel (risico)aansprakelijk zijn voor het handelen en nalaten van [naam 1] respectievelijk [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. [naam 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn ondergeschikten van Neptunus respectievelijk Inoflex aan wie taken waren opgedragen als bedoeld in artikel 6:170 BW. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] van Inoflex waren ten tijde van het bedrijfsongeval ter plekke aan het werk. Ter zitting is komen vast te staan dat [naam 1] van Neptunus op de dag van het bedrijfsongeval aanwezig was op het bedrijf van Neptunus en vijf slopers van Inoflex, waaronder [betrokkene 3] en [betrokkene 4], waarbij [betrokkene 4] als voorman de leiding had. [naam 1] is in dienst bij Neptunus als onderhouds- en storingsmonteur, maar hij was, na het uitvallen van het Hoofd Technische Dienst, aanspreekpunt op technisch gebied en verving het Hoofd Technische Dienst.
6.4.
De aansprakelijkheid van [naam 1], [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4], kan slechts worden aangenomen indien er sprake is van een fout als bedoeld in artikel 6:170 BW. Van een fout is sprake indien zij een toerekenbare onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) hebben gepleegd.
6.5.
Ter beantwoording van de vraag of [naam 1] (Neptunus) en/of [betrokkene 3] en [betrokkene 4] (Inoflex) toerekenbaar onrechtmatig hebben gehandeld moet worden onderzocht of zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ([eiseres]) aan een groter risico hebben blootgesteld dan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was (‘gevaarzetting’). Bij de beoordeling zijn de gezichtspunten relevant die onder andere genoemd zijn in het Kelderluik-arrest
(HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079), zoals de kans op schade, de aard en ernst van de gevolgen van de gedraging, de bezwaarlijkheid van het treffen van voorzorgsmaatregelen, de context waarbinnen de gedraging valt (aard van de gedraging) en de mate van waarschijnlijkheid dat de ander niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid zal betrachten.
6.6.
De rechtbank is van oordeel dat van aansprakelijkheid van Neptunus en Inoflex op basis van artikel 6:170 BW geen sprake is. Daarvoor is het volgende redengevend.
6.7.
Bouw- en sloopwerkzaamheden roepen een gevaarlijke situatie in het leven, ook indien daarbij wel de nodige voorzichtigheid en oplettendheid wordt betracht. Om te voorkomen dat incidenten zich voordoen, zullen er (voorzorgs)maatregelen getroffen moeten worden om de veiligheid op de bouwplaats te borgen. Voor die situaties bestaat een zorgplicht, die in beginsel rust op alle betrokken partijen. In dit geval rust een zorgplicht op Neptunus als opdrachtgever van de werkzaamheden, maar ook op Inoflex en [eiseres]. Van hen allen mag worden verwacht dat zij bij de werkzaamheden in voldoende mate aandacht besteden aan de veiligheid. Concreet betekent dit dat (werk)instructies/afspraken met betrekking tot de veiligheid zullen moeten worden geformuleerd en dat alle daarbij betrokken partijen deze afspraken dienen na te leven.
registratieprocedure
6.8.
Voor een situatie als de onderhavige bestaat geen specifieke regelgeving of een protocol. Het incident heeft plaatsgevonden in de koelruimte van Neptunus. Onbetwist is dat Neptunus, ten behoeve van de veiligheid (maar ook ten behoeve van de voedselkwaliteit), algemene voorschriften voor externe werklieden hanteert. Er geldt (en gold) een registratieprocedure, waarbij de werklieden zich bij binnenkomst eerst dienen te registreren door het invullen van een aanmeldformulier om vervolgens door het (Hoofd) Technische Dienst (feitelijk [naam 1]), althans een andere medewerker van Neptunus, naar de werkplek te worden begeleid.
werkafspraken
6.9.
Vast staat dat er op woensdagochtend 20 oktober 2021 een bouwvergadering heeft plaatsgevonden bij Neptunus, waar (onder andere) [naam 1] (Neptunus), [naam 2] ([eiseres]) en [naam 3] (Inoflex) aanwezig waren. Tijdens die vergadering is geconstateerd dat de werkzaamheden ten opzichte van de planning enkele dagen achter liepen. De aanwezigen hebben een gezamenlijk bezoek gebracht aan de koelruimte en afgesproken dat het plafond toegankelijk is tot en met donderdag 21 oktober 2021.
Vast staat dus dat [eiseres], Neptunus en Inoflex ervan op de hoogte waren dat het plafond na donderdag 21 oktober 2021 niet meer betreden mocht worden. Waar [eiseres] stelt dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet wisten dat het plafond alleen tot en met donderdag 21 oktober 2021 toegankelijk was omdat zij niet bij die vergadering aanwezig waren en in de notulen, die bovendien pas na het ongeval zijn rondgestuurd, niet expliciet staat dat op die vrijdag zou worden gestart met de sloopwerkzaamheden, kan die stelling niet slagen. Reeds niet omdat [betrokkene 1] ten overstaan van de arbeidsinspecteur heeft verklaard: “Wij wisten wel dat donderdag de laatste dag was dat wij op de plafonds konden om het werk uit te voeren (…)”. Daar komt bij dat het aan [eiseres] is om haar werknemers (tijdig) te informeren over de (actuele) werksituatie. [eiseres] heeft, hoewel zij wist dat het plafond na donderdag 20 oktober 2021 niet meer betreden mocht worden, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ingepland (en daarmee opgedragen) de werkzaamheden op het plafond bij Neptunus op 21 oktober 2021 af te maken.
6.10.
Uit de (onbetwiste) stellingen, producties van partijen en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, kan verder het volgende worden vastgesteld.
6.11.
Het plafond van de grote koelcel (2.500 à 3.000 m2) bij Neptunus moest verhoogd worden en daarom moesten de aanwezige leidingen boven het plafond worden verlegd. Het plafond kon alleen worden bereikt via een vaste trap naar een vide en vervolgens via een luik dat toegang gaf tot het plafond. [betrokkene 1] was (samen met een andere collega) op de donderdag voor het ongeval op het plafond aan het werk geweest om de boven het plafond aanwezige leidingen, voor zover nodig in verband met de verbouwing, te verleggen. Een ander deel van het plafond van de koelruimte was toen al gesloopt volgens de onbetwist gebleven tekening van Inoflex (haar productie 2) van de stand van zaken met betrekking tot het slopen van het plafond op 21 oktober 2021. Dat deel van het plafond had [eiseres] niet nodig om haar werkzaamheden (staande op het plafond) te kunnen uitvoeren. Het werk van [eiseres] was op donderdag 20 oktober 2021 nog niet gereed gekomen en de planner van [eiseres] heeft, na contact daarover (zoals te doen gebruikelijk rond de klok van 15:00 uur), [betrokkene 1] en [betrokkene 2] voor de volgende dag, vrijdag 22 oktober 2021, ingepland om de werkzaamheden voort te zetten. [betrokkene 1] is die vrijdag 21 oktober 2021 vanaf ongeveer 08:40 uur (hij heeft zich om 08:40 uur laten registreren bij Neptunus) aan het werk gegaan en [betrokkene 2] vanaf ongeveer 10:00 uur. [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] toen bij de ingang van Neptunus opgehaald zonder dat [betrokkene 2] zich heeft laten registreren. De slopers, waaronder [betrokkene 4] en [betrokkene 3], waren al vanaf 07:00 uur die ochtend bezig met het slopen van het plafond.
Dat gebeurde met gebruikmaking van een heftruck en hoogwerkers. [betrokkene 4] en [betrokkene 3] van Inoflex tilden de plafondplaten vanaf de onderzijde van het plafond met een heftruck op (het doorbreken genoemd), waardoor deze los van het raster kwamen te liggen. Na het doorbreken konden de plafondplaten met gebruikmaking van de hoogwerkers door de slopers handmatig (staande in de hoogwerkers) verwijderd worden.
6.12.
Deze sloopwerkzaamheden van het plafond hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gezien. [betrokkene 1] heeft verklaard: “Voor de koffiepauze (rond 10:00 uur, toevoeging rechtbank) heb ik nog 1 van de jongens die aan het slopen was gesproken; hij had een bril op, hij vroeg mij nog om stroom, dit was hetzelfde stuk als waar wij later door het plafond gezakt zijn”. En [betrokkene 2] heeft verklaard: “Toen ik daar kwam heb ik [betrokkene 1] ([betrokkene 1], toevoeging rechtbank) gebeld en heeft hij mij opgehaald. Vervolgens zijn we samen naar de koelcel gelopen. Het viel ons wel op dat het allemaal hele jonge jongens waren die aan het slopen waren (…).” [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn dus op het plafond aan het werk gegaan, hoewel de slopers bezig waren. Op zichzelf beschouwd was dat niet gevaarlijk. Het plafond kon zonder risico betreden worden zolang de plafondplaten maar vastlagen (niet waren doorgebroken). Voordat [betrokkene 2] kwam (rond 10:00 uur) was [betrokkene 1] al ruim een uur op het plafond aan het werk geweest (vanaf ongeveer 08.40 uur). Daarna zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2], voordat het ongeval plaatsvond (op of omstreeks 11.00 uur), gezamenlijk ook een uur op het plafond bezig geweest. De plafondplaten waren dus sterk genoeg om mensen te dragen. Het verblijf op het plafond werd pas problematisch (gevaarlijk) toen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] over de losliggende platen nabij het luik liepen; toen zijn zij gevallen. Daarvóór hebben zij twee keer ([betrokkene 1]) dan wel één keer ([betrokkene 2]) gezien dat in een andere hoek van het plafond dan waar zij werkzaam waren, het plafond (door het doorbreken met een heftruck) omhoog kwam. Daarop hebben zij besloten het plafond te verlaten omdat het hun te gevaarlijk werd en hebben zij hun gereedschap door het gat dat door het slopen was ontstaan in één van de hoogwerkers van de slopers gelegd. Daarna zijn zij richting het luik gelopen om het plafond te verlaten en zijn zij gevallen, doordat zij blijkbaar de plafondplaten hebben betreden die zij tevoren omhoog hadden zien komen en (dus) los lagen.
6.13.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het plafond op zichzelf niet gevaarzettend was en dat Neptunus of Inoflex niet was gehouden de toegang tot het plafond met bijvoorbeeld een lint af te zetten. Met [eiseres] was op woensdag 20 oktober 2021 ook afgesproken dat zij tot en met donderdag 21 oktober 2021 op het plafond haar werkzaamheden kon verrichten en daarna niet meer. Beide mochten ervan uitgaan dat [eiseres] zich daaraan zou houden. [betrokkene 1] wist dat volgens zijn verklaring ook en zowel hij als [betrokkene 2] hebben op de bewuste vrijdag gezien dat het plafond werd gesloopt.
6.14.
De stelling van [eiseres] dat de slopers van Inoflex veiligheids- en voorzorgsmaatregelen hadden moeten nemen, zoals het plaatsen van waarschuwingstekens, veronderstelt dat zij ermee bekend waren dan wel behoorden te zijn dat het plafond op de bewuste vrijdag mogelijk betreden kon worden. Dat hoefden zij vanwege de gemaakte afspraak niet te verwachten en uit het rapport van de Arbeidsinspectie volgt dat
[betrokkene 3] heeft verklaard dat hij en [betrokkene 4] niet ermee bekend waren dat er werkzaamheden op het plafond werden verricht. Dat lag naar het oordeel van de rechtbank ook niet voor de hand. Het plafond bestaat uit platen liggend in een raster en is dus geen normale verdiepingsvloer waarvan verwacht mag worden dat die kan worden gebruikt. In dit verband is verder van belang dat volgens het rapport van de Arbeidsinspectie [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben verklaard dat zij tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben gezegd het plafond te verlaten toen zij hadden gezien dat die op het plafond aan het werk waren. Vaststaat dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hun gereedschap vervolgens in één van de beide hoogwerkers hebben gelegd. De rechtbank acht het vanwege dit vaststaande feit aannemelijk dat [betrokkene 3] en [betrokkene 4] tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben geroepen niet door te lopen (richting het luik) omdat de plafondplaten daar al los lagen, ook al heeft [betrokkene 1] verklaard zich dit niet te herinneren en [betrokkene 2] dat het niet is gezegd of door hem niet is gehoord. Desondanks hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hun weg richting het luik vervolgd, waarna zij zijn gevallen. Van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] mocht overigens, ook als [betrokkene 3] en [betrokkene 4] niet zouden hebben geroepen niet door te lopen, voldoende oplettendheid worden verwacht nu zij hadden gezien dat het plafond bij het luik omhoog was gekomen. Vaststaat dat het mogelijk was het plafond via de hoogwerkers, waarin zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hun gereedschap hadden gelegd, te verlaten.
6.15.
De rechtbank verwerpt op grond van het vorenstaande de stelling dat
[betrokkene 3] en [betrokkene 4] onrechtmatig hebben gehandeld. Zij waren niet gehouden voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen te nemen en aannemelijk is dat zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben gewaarschuwd niet door te lopen. De stelling van [eiseres] dat Inoflex zelfstandig op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is, is niet of onvoldoende onderbouwd. Uit het vorenstaande volgt dat de vordering jegens Inoflex moet worden afgewezen.
6.16.
Volgens [betrokkene 1] en [naam 2] van [eiseres] heeft [naam 1] op vrijdag 22 oktober 2021 aan [betrokkene 1] toestemming verleend het plafond te betreden. Overigens ontleent [naam 2] die wetenschap aan, naar mag worden aangenomen, [betrokkene 1]. Dat [naam 1] toestemming heeft gegeven is betwist en staat daarom niet vast. Volgens [naam 1] heeft hij op de bewuste vrijdag geen medewerkers van [eiseres], dus ook [betrokkene 1] niet, gesproken. De rechtbank is van oordeel dat dit punt in het midden kan blijven. Daartoe is redengevend dat het betreden van het plafond op de bewuste vrijdag alleen daar gevaarlijk was waar de plafondplaten los waren gemaakt (doorgebroken), [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gedurende langere tijd op het plafond werkzaam zijn geweest zonder dat er een gevaarlijke situatie ontstond, en zij wisten dat het plafond die dag werd gesloopt, onder meer omdat zij de slopers aan het werk hadden gezien.
6.17.
In dit verband is verder van belang dat [eiseres] haar werknemers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] die vrijdag heeft ingepland om bij Neptunus de werkzaamheden op het plafond af te ronden, hoewel zij wist dat volgens de kort daarvoor gemaakte afspraak het plafond niet meer betreden mocht worden. Het had op de weg van [eiseres] gelegen het betreden van het plafond op de bewuste vrijdag zelf vooraf met (in elk geval) Neptunus af te stemmen teneinde te kunnen vaststellen dat de werkzaamheden, ondanks de gemaakte afspraak, op het plafond konden worden verricht. [eiseres] is immers de eerstverantwoordelijke die ervoor moet zorgen dat haar werknemers de opgedragen werkzaamheden veilig kunnen verrichten. Om die reden is aan haar door de Arbeidsinspectie een boete opgelegd. Er bestond ook geen dringende reden de werkzaamheden op de bewuste vrijdag af te maken. [eiseres] had ervoor kunnen kiezen na het slopen van het plafond haar werkzaamheden te hervatten. Dat zij voor die optie niet heeft gekozen zal ermee verband houden dat in dat geval een hoogwerker moest worden gebruikt, waardoor het uitvoeren van de werkzaamheden lastiger is dan wanneer het plafond nog intact (en dus beloopbaar) is. De rechtbank merkt nog op dat voor zover de eventuele toestemming van [naam 1] al onrechtmatig zou zijn, de schuld aan het ongeval geheel bij [eiseres], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ligt.
6.18.
Bij deze stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat sprake is van aansprakelijkheid aan de kant van Neptunus. Het aanvullende beroep van [eiseres] op aansprakelijkheid van Neptunus op grond van artikel 6:162 BW kan ook niet slagen.
[eiseres] heeft aan deze rechtsgrond namelijk geen andere bijkomende omstandigheden ten grondslag gelegd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat Neptunus zelfstandig onrechtmatig heeft gehandeld.
gebrekkige opstal ex artikel 6:174 en 6:181 BW
6.19.
Het beroep van [eiseres] op een gebrekkig opstal in de zin van de artikelen 6:174 en
6:181 BW jegens Neptunus kan evenmin slagen. Ten tijde van het ongeval vond een grootschalige verbouwing plaats bij Neptunus. Onderdeel daarvan was het doorbreken van plafonds. Ingeval van een dergelijke verbouwing kan niet de eis worden gesteld dat het plafond twee volwassen personen kan dragen, zodat reeds om die reden geen sprake kan zijn van een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW en daarmee evenmin van aansprakelijkheid van Neptunus als bedrijfsmatige gebruiker ex artikel 6:181 BW. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen mag van [eiseres], ook in de persoon van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], worden verwacht dat zij ook zelf oplettend is en zich bewust is van haar eigen verantwoordelijkheid. Een installateur die aan het werk gaat op een plafond dat wordt gesloopt, zal rekening moeten houden met de mogelijkheid van valgevaar en zijn gedrag daarop moeten aanpassen.
6.20.
De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Neptunus en Inoflex kunnen op grond van artikel 6:170 BW en 6:162 BW niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade die [eiseres] ten gevolge van het bedrijfsongeval heeft geleden. Neptunus kan voor die schade ook niet op grond van artikel 6:174 en 6:181 BW aansprakelijk worden gehouden.
6.21.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Neptunus en Inoflex voor ieder van hen tot op heden begroot op € 5.737,- aan griffierecht en € 5.290,- aan salaris van hun advocaat (twee punten x tarief VI ad € 2.645,- per punt). [eiseres] zal jegens Inoflex tevens worden veroordeeld in de gevorderde nakosten als na te melden, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover.
7De beslissing
De rechtbank
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van Neptunus begroot op € 5.737,- aan griffierecht en € 5.290,- aan salaris van haar advocaat,
7.3.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van Inoflex begroot op
€ 5.737,- aan griffierecht en € 5.290,- aan salaris van haar advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, als niet binnen die termijn wordt voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening, alsmede in de nakosten ad
€ 173,-, te vermeerderen met € 90,- en de explootkosten van betekening van dit vonnis als [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
7.4.
verklaart onderdelen 7.2. en 7.3. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op
8 november 2023 (LM).