Rechtbank: Geschil leent zich niet voor behandeling in deelgeschilprocedure.
Verzoekster stelt dat er een taxibusje achter op haar auto is gereden, terwijl zij met de auto stilstond voor het fietspad en dat zij als gevolg hiervan lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zij stelt de WAM-verzekeraar van het taxibusje aansprakelijk. De WAM-verzekeraar stelt zich op het standpunt dat het geschil zich niet leent voor een deelgeschilprocedure omdat de aansprakelijkheid zonder nadere bewijslevering niet vaststaat.
Volgens de rechtbank slaagt het verweer van de WAM-verzekeraar. In verband met de aansprakelijkheidsvraag en het eigenschuldverweer is het van belang dat er komt vast te staan wat de toedracht van het ongeval is geweest. Er kan niet slechts aan de hand van het ingevulde aanrijdingsformulier worden vastgesteld wat de ware toedracht van het ongeval is geweest. Er zal nadere bewijslevering moeten plaatsvinden. Bij die stand van zaken komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen beslissing kan worden genomen die bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
ECLI:NL:RBOVE:2023:3851
Instantie | Rechtbank Overijssel |
Datum uitspraak | 29-09-2023 |
Datum publicatie | 02-10-2023 |
Zaaknummer | C/08/298635 / HA RK 23-64 |
Rechtsgebieden | Civiel recht |
Bijzondere kenmerken
Inhoudsindicatie |
Eerste aanleg – enkelvoudig
Beschikking Deelgeschil. Kop-staart botsing. Feitelijke toedracht staat niet vast. Afwijzing verzoek. Geen kostenbegroting. Verzoekster had in redelijkheid kunnen voorzien dat het zou aankomen op bewijslevering, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard in beginsel geen plaats is, zo ook in dit geval. Een verzoek tot te doen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor had meer in de rede gelegen. |
Vindplaatsen | Rechtspraak.nl |
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: C/08/298635 / HA RK 23-64 Beschikking van 29 september 2023
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] , verzoekster, hierna te noemen [verzoekster] , advocaat mr. I. Mercanoǧlu te Almelo,
tegen
de naamloze vennootschap ALLIANZ BENELUX N.V., gevestigd te Brussel (België) en kantoorhoudende te Rotterdam, verweerster, hierna te noemen Allianz, advocaten: mrs. N.C. Haase en S. Poelhekke te Utrecht.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 12 september 2023, ter gelegenheid waarvan van de zijde van Allianz pleitnotities zijn overgelegd en de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
- Het deelgeschil en de beoordeling daarvan waar gaat het over?
- Het geschil betreft de aansprakelijkheid voor het verkeersongeval dat [verzoekster] op 7 maart 2023 is overkomen op de kruising van de Industriestraat en de Lansinkesweg in Hengelo (O), namelijk een kop-staart botsing tussen de door haar bestuurde auto en een taxibusje van [bedrijf] B.V., bestuurd door de heer [naam] . Het taxibusje is bij Allianz verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid ingevolge de WAM. [verzoekster] heeft Allianz aangesproken tot vergoeding van de door haar geleden schade. Allianz heeft aansprakelijkheid van haar verzekerde voor de schade van [verzoekster] van de hand gewezen.
[verzoekster] verzoekt afgifte van een verklaring voor recht dat Allianz aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg van het verkeersongeval heeft geleden en zal lijden, dat Allianz gehouden is deze schade volledig te vergoeden en dat Allianz een voorschot ter zake dient te betalen van € 15.000,00, met veroordeling van Allianz in de proceskosten. De rechtbank zal het verzoek van [verzoekster] afwijzen, zoals hieronder zal worden toegelicht.
standpunt [verzoekster]
- legt – voor zover voor de beoordeling van belang – aan haar verzoek ten grondslag dat de verzekerde van Allianz met zijn taxibusje achter op haar auto gereden is, terwijl zij met haar auto stil stond voor het fietspad. Nadat zij het groene verkeerslicht was gepasseerd moest zij namelijk enkele meters verderop voorrang verlenen aan fietsers en/of voetgangers. Zij stond al een halve minuut stil voor het fietspad toen zij plotseling een hevige schok voelde en haar auto met kracht naar voren werd geduwd door het taxibusje. Zij voelde op dat moment een intense pijn in haar onderrug. [verzoekster] stelt lichamelijk letsel te hebben opgelopen ten gevolge van de botsing en dat er schade is ontstaan aan haar auto.
standpunt Allianz
2.3. Allianz betwist het door [verzoekster] gestelde. Volgens Allianz heeft [verzoekster] zonder noodzaak plotseling geremd. [verzoekster] en de verzekerde van Allianz stonden op
7 maart 2023 op de kruising van de Industriestraat en de Lansinkesweg in Hengelo (O) voor het verkeerslicht, dat rood licht uitstraalde, te wachten. Op het moment dat het verkeerslicht, bestemd voor auto’s, op groen ging trokken beide auto’s op. Terwijl de verzekerde van Allianz nog bezig was met optrekken, remde [verzoekster] plotseling. Daarop remde ook de verzekerde van Allianz, maar het lukte hem niet meer om een botsing te voorkomen.
De verzekerde van Allianz raakte zacht de achterkant van de auto van [verzoekster] . Op het moment dat [verzoekster] remde staken er geen fietsers of voetgangers over. Er stonden slechts wat voetgangers (en geen fietsers) voor het voor hen bestemde rode verkeerslicht te wachten. De voetgangers stonden allemaal stil.
Het verzoek van [verzoekster] leent zich niet voor behandeling in deelgeschil. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Allianz van de door haar gestelde toedracht van de botsing, zal nadere bewijsvoering moeten plaatsvinden. Daarvoor is in een deelgeschilprocedure geen plaats. Verder betwist Allianz dat haar verzekerde een hem toerekenbare verkeersfout heeft begaan. Bij een achterop-aanrijding staat niet zonder meer vast dat de bestuurder van de achterliggende auto een verkeersfout heeft gemaakt. [verzoekster] heeft in dit kader niet aan haar stelplicht voldaan. Het is verder [verzoekster] zelf die een verkeersfout heeft gemaakt door plotseling zonder noodzaak te remmen. Ook betwist Allianz het causaal verband tussen het ongeval en de schade, alsmede de (hoogte van de) gestelde schade en de kosten van dit deelgeschil.
oordeel rechtbank
2.4. [verzoekster] heeft haar verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikel 1019w e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Als iemand een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel kan hij op gezien artikel 1019w lid 1 Rv de rechter verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van wat ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Deze procedure biedt partijen een eenvoudige, snelle en tegenover een bodemprocedure (meestal) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter ter oplossing van een of meer deelgeschillen in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase.
De procedure heeft tot doel om met behulp van de interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing te komen.
2.5. Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststel-
lingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. Een deelgeschil waarvan dus te verwachten is dat de beantwoording daarvan kostbaar is en veel tijd in beslag zal nemen, bijvoorbeeld omdat uitvoerige bewijsvoering en deskundigenberichten nodig zijn, zal zich minder snel lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure.
2.6. De rechtbank stelt bij de verdere beoordeling voorop dat indien en voor zover de door [verzoekster] verzochte verklaring voor recht voor toewijzing in aanmerking zou komen, deze enkel zou kunnen worden toegewezen in die zin dat Allianz op grond van artikel 6 WAM gehouden is de geleden en nog te lijden schade van [verzoekster] te vergoeden en niet dat Allianz aansprakelijk is (want dat is zij als verzekeraar immers niet).
2.7. Volgens vaste rechtspraak brengt het enkel achterop rijden door de bestuurder van een auto bij een andere auto niet zonder meer mee dat de bestuurder van de achteroprijdende auto een verkeersfout heeft gemaakt. Hoewel de bestuurder van de achteroprijdende auto voldoende afstand tot zijn voorganger (en daarmee overzicht) moet houden, kunnen er zich immers ook situaties voordoen waarbij de achteroprijdende bestuurder niet aansprakelijk is voor de kopstaartbotsing, bijvoorbeeld wanneer de bestuurder van de vooroprijdende auto plotseling zonder reden/noodzaak remt, waardoor een botsing ontstaat.
2.8. Allianz stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat het geschil zich niet leent voor een deelgeschilprocedure omdat de aansprakelijkheid zonder nadere bewijslevering niet vaststaat. Dit verweer slaagt. Volgens Allianz is de feitelijke toedracht van het ongeval anders dan door [verzoekster] is gesteld. In verband met de aansprakelijkheidsvraag, en daarmee ook in verband met het door Allianz opgeworpen verweer dat [verzoekster] zelf een verkeersfout heeft begaan (door plotseling te remmen zonder noodzaak), is van belang dat allereerst komt vast te staan wat de toedracht van het ongeval is geweest. Op grond van wat in de onderhavige procedure naar voren is gebracht kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer van de juistheid van de stellingen van [verzoekster] worden uitgegaan.
2.9. Vast staat dat de politie niet ter plekke is geweest om een proces-verbaal van het gebeurde op te maken.
2.10. Gelijk na de botsing hebben [verzoekster] en [naam] een aanrijdingsformulier ingevuld dat door hen beiden is ondertekend. [verzoekster] heeft daarvan een kopie in het geding gebracht. Bij ‘Toedracht’ zijn daarbij aan de zijde van de verzekerde van Allianz en aan de zijde van
[verzoekster] aangekruist vakje 8 ‘botste op achterzijde, in dezelfde richting en op dezelfde rijstrook rijdend’. Aan de kant van [verzoekster] staat bij ‘Zichtbare schade’ niets geschreven. Aan de zijde van de verzekerde van Allianz staat bij ‘Zichtbare schade’ ‘Geen’ ingevuld. Bij ‘Mijn opmerkingen’ staat aan de zijde van [verzoekster] niets geschreven, aan de zijde van de verzekerde van Allianz staat ingevuld: ‘Remde plotseling terwijl we groen licht hadden voor voetgangers’.
Voorts heeft de verzekerde van Allianz ingevuld dat met een snelheid van circa 15 km/uur werd gereden en in het vakje ‘Aansprakelijkheid’: “Naar mijn mening tegenpartij. Voertuig B ( [verzoekster] , rechtbank) stapte ineens op rem omdat deze dacht dat voetganger over zouden steken’.
[verzoekster] heeft daarna een nieuw aanrijdingsformulier ingevuld en naar Allianz gestuurd, omdat het aanrijdingsformulier dat gelijk na de botsing is ingevuld volgens haar niet klopt. Zij heeft toen naar eigen zeggen niet gelezen wat de verzekerde van Allianz had ingevuld omdat ze in een shocktoestand en verwarring verkeerde. Op het formulier dat zij enige tijd na de botsing heeft ingevuld, staat bij ‘Toedracht’ aan de zijde van de verzekerde van Allianz vakje 8 ‘botste op achterzijde, in dezelfde richting en op dezelfde rijstrook rijdend’ aangekruist. Aan de kant van [verzoekster] staat bij ‘Zichtbare schade’ ‘aan de achterzijde’ geschreven. Aan de zijde van de verzekerde van Allianz staat bij ‘Zichtbare schade’ niets ingevuld. Allianz betwist dat van dit aanrijdingsformulier moet worden uitgegaan en stelt zich op het standpunt dat van het aanrijdingsformulier dat gelijk na de aanrijding is ingevuld moet worden uitgegaan. Verder heeft [verzoekster] ingevuld dat met een snelheid van 20 km/uur werd gereden en in het vakje ‘Aansprakelijkheid’: ‘Ik ben door de bestuurder van achterkant geraakt. De bestuurder van de auto A (verzekerde Allianz, rechtbank) is fout’.
Gelet op het verschil van mening over het invullen/de inhoud van het aanrijdingsformulier na botsing, kan niet aan de hand van slechts dat formulier noch van het door [verzoekster] achteraf ingevulde formulier (dat eenzijdig is opgesteld) worden vastgesteld wat de ware toedracht van het ongeval is geweest.
2.11. De rechtbank kan aan de hand van de door [verzoekster] overgelegde foto’s ook niet vaststellen hoe de exacte verkeerssituatie ten tijde van de aanrijding is geweest en evenmin dat haar versie van de feitelijke toedracht juist is. Ook kan de rechtbank uit de overgelegde stukken niet afleiden of [verzoekster] al dan niet voorrang moest verlenen aan voetgangers of fietsers, of
en, zo ja, hoe lang zij stilstond, of ze plotseling heeft geremd, hoeveel afstand er zat tussen haar auto en het taxibusje dat werd bestuurd door [naam] en met welke snelheid er werd gereden. Daarover zal nadere informatie moeten worden aangeleverd. Bij die stand van zaken komt de rechtbank tot de slotsom dat er geen beslissing kan worden genomen die kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingovereenkomst tussen partijen. Gelet hierop zal het door [verzoekster] verzochte reeds moeten worden afgewezen. De rechtbank komt niet toe aan een bespreking van de overige stellingen van partijen, waaronder die over de schade.
kosten deelgeschil
2.12. [verzoekster] heeft verzocht Allianz te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv. Ook als een verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de rechtbank de kosten te begroten. Daarbij gaat het om kosten die in redelijkheid zijn gemaakt en die in omvang redelijk zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om de kosten te begroten en overweegt daartoe als volgt.
Nadat [verzoekster] Allianz aansprakelijk had gesteld, heeft Allianz de aansprakelijkheid van haar verzekerde betwist, onder verwijzing naar de door Allianz gestelde toedracht van het ongeval.
[verzoekster] is daarop gelijk deze deelgeschilprocedure gestart. Er hebben geen buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen plaatsgevonden. [verzoekster] had in redelijkheid kunnen voorzien dat het zou aankomen op bewijslevering, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard in beginsel geen plaats is, zo ook in dit geval. Het had dan ook meer in de rede gelegen om een verzoek te doen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
Van een onderhandelingsproces is verder nog geen sprake geweest. Dat blijkt in ieder geval niet uit de overgelegde stukken en stellingen van partijen. Gelet op het voorgaande is geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. Begroting van de kosten van het deelgeschil is daarom niet aan de orde.
3 De beslissing
De rechtbank
– wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
29 september 2023.1