Rechtbank: waarborgfonds kan schadeloosstelling op gedaagde verhalen
Het Waarborgfonds heeft de eigenaar van een beschadigde auto schadeloos gesteld, omdat de veroorzaker op de ongevalsdatum niet tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd was. Op grond van artikel 27 WAM heeft het Waarborgfonds een recht van verhaal tegen die niet-verzekerde veroorzaker.
De veroorzaker betwist echter dat hij aansprakelijk is. Volgens hem zou zijn auto op dat moment niet in gebruik zijn geweest. Ook stelt hij dat gebruik moet zijn gemaakt van een vals kenteken dat op de auto is geplaatst die betrokken was bij het ongeval.
Omdat die stelling volgens de rechtbank onvoldoende is onderbouwd, oordeelt de rechtbank echter dat de onverzekerde auto de schade heeft veroorzaakt. Het Waarborgfonds kan de door haar uitgekeerde vergoeding dan ook op de niet-verzekerde veroorzaker verhalen.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
Zaaknummer: 10240772 \ AC EXPL 22-2920 MvdH/40201
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van
STICHTING WAARBORGFONDS MOTORVERKEER,
gevestigd te Rijswijk,
eisende partij,
hierna te noemen: Het Waarborgfonds,
gemachtigde: PVU Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding met producties;
– het proces-verbaal van de rolzitting van 4 januari 2023 met daarin de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023. Namens Het Waarborgfonds zijn toen mevrouw [naam 1] , medewerker verhaal , en mevrouw [naam 2] , medewerker verhaal , verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 22 maart 2023 vonnis zal worden gewezen.
2Waar gaat het om en wat oordeelt de kantonrechter
2.1.
Het Waarborgfonds vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 1.770,22, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. Het Waarborgfonds legt hieraan ten grondslag dat op 17 oktober 2019 met de Volkswagen Transporter van [gedaagde] in Woudenberg een ongeval is veroorzaakt. De Volkswagen Transporter is toen volgens Het Waarborgfonds bij het verlaten van een parkeervak door het nemen van een te korte bocht tegen een (naast) geparkeerde Mitsubishi Outlander aan gekomen. De Mitsubishi Outlander is hierdoor aan de linker zij- en achterkant beschadigd geraakt. De eigenaar van de beschadigde Mitsubishi Outlander is door Het Waarborgfonds schadeloos gesteld. Het Waarborgfonds is hiertoe overgegaan op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) omdat de Volkswagen Transporter van [gedaagde] op de ongevalsdatum niet tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd was. Op grond van artikel 27 WAM heeft Het Waarborgfonds daarom een verhaalsrecht op [gedaagde] . Het gevorderde bedrag van € 1.770,22 betreft de reparatiekosten van de Mitsubishi Outlander. Daarnaast wordt aanspraak gemaakt op € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
[gedaagde] betwist dat hij aansprakelijk is. Hij zegt dat de Volkswagen Transporter werd gebruikt als taxi en op 17 oktober 2019 aan de openbare weg geparkeerd stond. De auto werd toen niet gebruikt vanwege schulden. [gedaagde] stelt dat gebruik moet zijn gemaakt van een vals kenteken dat op de auto is geplaatst die betrokken was bij het ongeval. Dat was niet zijn Volkswagen Transporter. [gedaagde] voert verder aan dat als hij eerder (dan 1,5 jaar na 17 oktober 2019) was aangesproken door Het Waarborgfonds, hij aan de hand van de GPS-gegevens van de taxi had kunnen aantonen waar zijn auto op 17 oktober 2019 stond. [gedaagde] heeft tot slot aangevoerd dat hij geen verhaal biedt voor Het Waarborgfonds, omdat hij financiële problemen heeft.
[gedaagde] is aansprakelijk
2.3.
Op grond van artikel 27 lid 2 WAM heeft Het Waarborgfonds een recht van verhaal tegen degene die zijn verplichting tot verzekering niet is nagekomen met betrekking tot het motorrijtuig waarmee de schade is veroorzaakt. In dit geval staat als onbetwist vast dat [gedaagde] zijn verplichting tot verzekering van de Volkswagen Transporter niet is nagekomen. Ook staat voldoende vast dat met dat motorrijtuig schade is veroorzaakt. Het Waarborgfonds heeft in dit kader verwezen naar de verklaring van de getuige [getuige] . [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat het ongeval is veroorzaakt door een andere auto met een vervalst kenteken, maar die stelling is onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling op dit punt met concrete feiten en omstandigheden, zoals bijvoorbeeld een aangifte bij de politie over het gebruik van een vervalst kenteken, te onderbouwen. Omdat hij dit niet heeft gedaan, heeft de kantonrechter geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de goed onderbouwde stelling van Het Waarborgfonds. Dat Het Waarborgfonds geen foto’s heeft overgelegd van de serienummers op de kentekenplaat van de auto waarmee het ongeval is veroorzaakt, doet hier niet aan af.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter als vaststaand aanneemt dat met de onverzekerde Volkswagen Transporter van [gedaagde] schade is veroorzaakt aan de Mitsubishi Outlander. Het Waarborgfonds kan de door haar aan de eigenaar van de Mitsubishi Outlander uitgekeerde schadeloosstelling dan ook op [gedaagde] verhalen.
Het verweer van [gedaagde] dat als hij eerder was aangesproken, hij had kunnen aantonen waar de Volkswagen Transporter op 17 oktober 2019 stond, staat toewijzing van de vordering van Het Waarborgfonds niet in de weg. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat Het Waarborgfonds niet onredelijk lang heeft gewacht met het instellen van de vordering. Bovendien heeft [gedaagde] onvoldoende aangetoond dat hij hierdoor zijn verweer niet goed heeft kunnen voeren en/of onderbouwen.
2.4.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering van € 1.770,22, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2022, toegewezen
Buitengerechtelijke kosten
2.5.
Het Waarborgfonds vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten is op grond hiervan slechts toewijsbaar, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan eveneens redelijk is. De vordering van Het Waarborgfonds gaat het in het Besluit gehanteerde tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht, te boven. Uit de stellingen van Het Waarborgfonds kan niet worden afgeleid dat zij duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door Het Waarborgfonds gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het tarief uit het Besluit overschrijden. De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag gelijk aan het toepasselijk tarief uit het Besluit. Het Waarborgfonds heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat Het Waarborgfonds geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Op grond van het Besluit is een tarief van € 321,29 bij een bedrag van € 1.770,22 in hoofdsom redelijk. De kantonrechter wijst daarom € 321,29 toe.
Proceskosten
2.6.
[gedaagde] is de partij die (grotendeels) ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Het Waarborgfonds als volgt vastgesteld:
– kosten van de dagvaarding
€
134,44
– griffierecht
€
365,00
– salaris gemachtigde
€
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
€
897,44
2.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3De beslissing
De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Het Waarborgfonds tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.770,22, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 17 januari 2022, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Het Waarborgfonds tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 321,29 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Het Waarborgfonds tot dit vonnis vastgesteld op € 897,44,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Het Waarborgfonds volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
– € 99,50 aan salaris gemachtigde,
– te vermeerderen , indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, op 22 maart 2023.