Rechtbank: werkgeversaansprakelijkheid bij arbeidsongeschiktheid
Deze zaak gaat om de vraag of Schiphol als exploitant van de luchthaven aansprakelijk is voor de schade van een medewerker van een grondafhandelingsbedrijf. Deze medewerker is als gevolg van slechte arbeidsomstandigheden op de werkvloer blijvend arbeidsongeschikt geworden. Eiser vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat er sprake is van een onrechtmatige daad van Schiphol jegens eiser en dat Schiphol aansprakelijk is voor de schade van eiser als gevolg van het arbeidsongeval. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van onrechtmatig profiteren van andermans wanprestatie of ander onrechtmatig handelen of nalaten door Schiphol en dat Schiphol ook niet als werkgever in de zin van art. 7:658 lid 4 BW kan worden aangemerkt. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af.
ECLI:NL:RBNHO:2023:10145
Instantie | Rechtbank Noord-Holland |
Datum uitspraak | 18-10-2023 |
Datum publicatie | 18-10-2023 |
Zaaknummer | 10242190 \ CV EXPL 22-7276 |
Rechtsgebieden | Arbeidsrecht |
Bijzondere kenmerken
Inhoudsindicatie |
Eerste aanleg – enkelvoudig
Procedure 96 Rv. Onrechtmatige daad. Exploitant luchthaven Schiphol niet aansprakelijk voor ondermaatse arbeidsomstandigheden tegenover een medewerker van een grondafhandelingsbedrijf. Geen onrechtmatig profiteren van andermans wanprestatie. Art. 7:658 lid 4 BW niet van toepassing. Geen analoge toepassing artikel 7:658 BW. Geen aansprakelijkheid wegens een gebrekkig wegdek. |
Vindplaatsen | Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2023-0493 AR-Updates.nl 2023-1263 |
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10242190 \ CV EXPL 22-7276 BL/IL
Uitspraakdatum: 18 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] wonende te [woonplaats] eiser verder te noemen: [eiser] gemachtigde: mr. G.P. Geelkerken
tegen
de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Royal Schiphol Group N.V.
gevestigd te Schiphol gedaagde verder te noemen: Schiphol
gemachtigden: mr. H. Lebbing en mr. E.S. Oudshoorn
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de vraag of Schiphol als exploitant van de luchthaven aansprakelijk is voor de schade van een medewerker van een grondafhandelingsbedrijf. Deze medewerker is als gevolg van slechte arbeidsomstandigheden op de werkvloer blijvend arbeidsongeschikt geworden. De kantonrechter oordeelt dat Schiphol niet aansprakelijk is.
1 Het procesverloop
1.1. [eiser] heeft bij dagvaarding van 15 november 2022 een vordering tegen Schiphol ingesteld. Schiphol heeft schriftelijk geantwoord.
1.2. Op 6 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden in de rechtbank, locatie Alkmaar. [eiser] en zijn gemachtigde zijn verschenen. Namens Schiphol is [HR-medewerker] (HR Legal Council) verschenen met de gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigden van partijen en [eiser] in persoon hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 22 augustus 2023 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
2.1. Schiphol is exploitant van de luchthaven Schiphol.
2.2. [eiser] , geboren [geboortedatum] 1971, heeft vanaf medio 2007 werkzaamheden verricht op de luchthaven Schiphol. In eerste instantie was [eiser] in dienst bij [bedrijf 1] als medewerker bagageafhandeling. Vanaf november 2010 heeft [eiser] gewerkt in dienst van (de rechtsvoorganger van) [bedrijf 2] als medewerker Ramp Handling, een afdeling die het laden en lossen van vrachtvliegtuigen verzorgt.
2.3. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn zogenoemde grondafhandelingsbedrijven. Zij verzorgen in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen op de luchthaven Schiphol onder meer de bagageafhandeling en afhandeling van luchtvracht (cargo). Op Schiphol zijn er momenteel zes grondhandelaren actief.
2.4. Op of omstreeks 20 augustus 2017 heeft [eiser] zich ziekgemeld bij [bedrijf 2] wegens ernstige rugklachten.
2.5. In een arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 2 augustus 2019 inzake de WIA-beoordeling is [eiser] voor 100% arbeidsongeschikt beoordeeld.
2.6. [eiser] heeft zijn werkgever [bedrijf 2] aansprakelijk gesteld voor schade die hij heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] in april 2022 een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) gesloten met de aansprakelijkheidsverzekeraar van [bedrijf 2] .
2.7. Begin september 2022 is in diverse landelijke media aandacht besteed aan de slechte arbeidsomstandigheden bij de grondafhandelingsbedrijven op de luchthaven Schiphol.
2.8. In een brief van 15 september 2022 heeft [eiser] Schiphol aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van zijn arbeidsongeval/beroepsziekte.
2.9. In reactie daarop heeft Schiphol in een e-mail van 21 oktober 2022 gemotiveerd aan [eiser] meegedeeld dat en waarom zij geen aansprakelijkheid erkent.
3 De vordering
3.1. [eiser] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat sprake is van een onrechtmatige daad van Schiphol jegens [eiser] en dat Schiphol aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als gevolg van het arbeidsongeval / de beroepsziekte (waarbij Schiphol de schade zal moeten vergoeden, minus hetgeen door [bedrijf 2] is vergoed).
3.2. [eiser] legt aan de vordering het volgende – kort weergegeven – ten grondslag. [eiser] heeft schade geleden doordat hij arbeidsongeschikt is geraakt als gevolg van het jarenlang verrichten van te zwaar werk, waarbij Arbonormen grovelijk zijn overschreden. Naast de werkgever [bedrijf 2] is ook Schiphol aansprakelijk voor deze schade, omdat Schiphol profiteert van de wanprestatie van de grondafhandelingsbedrijven en er bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden. Daarnaast beroept [eiser] zich erop dat Schiphol kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van artikel 7:658 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW), althans dat dit artikel analoog moet worden toegepast gelet op de redelijkheid en billijkheid.
4 Het verweer
4.1. Schiphol betwist de vordering en voert – samengevat – het volgende aan. De schade van [eiser] is al vergoed door de verzekeraar van [bedrijf 2] . Bovendien is geen sprake van een onrechtmatige daad van Schiphol. Het leerstuk van het onrechtmatig profiteren van andermans wanprestatie is niet van toepassing. Bovendien heeft Schiphol niet geprofiteerd van de vermeende wanprestatie van de grondafhandelingsbedrijven en zijn er geen bijkomende omstandigheden van bijzonder gewicht die het vermeende profiteren onrechtmatig maken. Ook aan de overige vereisten voor onrechtmatige daad is niet voldaan. Zo kan het vermeend onrechtmatig handelen niet aan Schiphol worden toegerekend en ontbreekt causaal verband tussen dit handelen en de door [eiser] gestelde schade.
4.2. Ook aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW is volgens Schiphol niet voldaan. De grondafhandelingsbedrijven werken in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen en niet in opdracht van of voor Schiphol, Schiphol heeft geen feitelijke zeggenschap over de werkzaamheden van werknemers van grondafhandelingsbedrijven en deze werknemers zijn voor hun veiligheid niet (mede) afhankelijk van Schiphol. Voor analoge toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW is geen steun te vinden in jurisprudentie en literatuur.
5 De beoordeling
5.1. Partijen hebben op de zitting gekozen voor de procedure bij de kantonrechter.1Daarbij hebben partijen zich uitdrukkelijk de mogelijkheid van hoger beroep voorbehouden.
5.2. Deze zaak gaat om de vraag of Schiphol aansprakelijk is voor de schade die [eiser] tijdens zijn werkzaamheden als medewerker grondafhandeling heeft opgelopen door het bestaan van ondermaatse arbeidsomstandigheden. Hierbij gaat het om de periode waarin [eiser] op de luchthaven werkte, te weten vanaf medio 2007 bij de bagageafhandeling en van omstreeks 2010 tot zijn ziekmelding medio augustus 2017 bij de luchtvrachtafhandeling.
5.3. De kantonrechter beantwoordt voormelde vraag ontkennend en licht dit als volgt toe.
Geen onrechtmatig profiteren van andermans wanprestatie door Schiphol
5.4. [eiser] stelt in de eerste plaats dat Schiphol onrechtmatig handelt door bewust te profiteren van de wanprestatie van de grondafhandelaren. [eiser] stelt in dit verband dat Schiphol zich heeft gefocust op lage kosten, teveel grondafhandelaren heeft toegestaan met het oog op concurrentie en lage kosten, daarmee de slechte arbeidsomstandigheden heeft veroorzaakt en daartegen niets heeft gedaan terwijl zij maatregelen had kunnen nemen. Volgens [eiser] houdt Schiphol de ziekmakende arbeidsomstandigheden op de luchthaven in stand om daar zelf financieel gigantisch van te profiteren en is dat onrechtmatig. Naar de kantonrechter begrijpt bestaat de wanprestatie van de grondafhandelaren volgens [eiser] uit het niet naleven van de Arbowetgeving tegenover hun werknemers, althans uit het voorzien van ondermaatse arbeidsomstandigheden aan hun werknemers. De kantonrechter oordeelt dat van onrechtmatig profiteren van een wanprestatie van de grondafhandelaren door Schiphol geen sprake is.
5.5. Uitgangspunt is dat het handelen met iemand (de grondafhandelaren) terwijl men (Schiphol) weet dat deze door dit handelen een door hem met een derde ( [eiser] ) gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf nog geen onrechtmatige daad jegens die derde oplevert. Of een dergelijk handelen jegens die derde onrechtmatig is, hangt af van de omstandigheden van het geval.2 Voor het aannemen van onrechtmatigheid is onder meer vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden.3 Onder de omstandigheden die van belang kunnen zijn vallen de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.4 De kantonrechter acht het volgende van belang.
5.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsomstandigheden bij de grondafhandelingsbedrijven in algemene zin ondermaats zijn. Het staat vast dat het werk bij de bagage- en luchtvrachtafhandeling fysiek zwaar is met een reëel risico op chronische gezondheidsklachten met langdurige of blijvende gezondheidsschade tot gevolg. De gevaren bestaan uit forse overschrijdingen van de gewichtsnormen, veel te zware belasting, gezondheidsrisico’s.5 Schiphol betwist dat op zich ook niet. Schiphol betwist ook niet dat ze hiermee al lange tijd bekend was.6 Verder staat als niet betwist vast dat [eiser] (mede) als gevolg van dit zware werk blijvend arbeidsongeschikt is. Zijn werk op de luchthaven heeft voor hem tot grote nadelige gevolgen geleid.
5.7. [eiser] heeft in dienst van twee grondafhandelingsbedrijven gewerkt. Deze bedrijven zijn – als werkgever – primair verantwoordelijk voor de veiligheid van de werkomgeving van hun werknemers. Als niet weersproken staat vast dat Schiphol geen eigenaar van de materialen is die het bagage- en vrachtpersoneel bij de uitvoering van hun werkzaamheden gebruiken; deze materialen zijn van de grondafhandelaren of luchtvaartmaatschappijen. Zij zijn primair verantwoordelijk voor (de staat en/of beschikbaarheid van) deze materialen. Naar het oordeel van de kantonrechter rust op Schiphol niet de verplichting om de arbeidsomstandigheden of naleving van de Arbovoorschriften voor het bagage- en vrachtpersoneel actief te controleren of daarop toe te zien. Dat is nu juist primair de verantwoordelijkheid van de werkgevers of opdrachtgevers. Ook de Arbeidsinspectie heeft daar een taak. Verder staat als niet weersproken vast dat Schiphol een klachtsysteem heeft waarin onder andere onveilige werksituaties en ongevallen gemeld kunnen worden (SILS-systeem), ook door derden zoals [eiser] en de grondafhandelaren (via een MOSformulier) en dat Schiphol in de periode dat [eiser] op Schiphol werkzaam was geen klachten over gebrekkige materialen, wegen of arbeidsomstandigheden heeft ontvangen. Schiphol had dus geen weet van of zicht op de concrete arbeidsomstandigheden van [eiser] .
5.8. De grondafhandelaren handelen met de luchtvaartmaatschappijen. Zij komen de prijzen voor de diensten van de grondafhandelaren samen overeen. Schiphol staat daar op zich buiten: Schiphol heeft geen contractuele relatie met de grondafhandelaren en geen invloed op of inmenging in de prijzen die zij met de luchtvaartmaatschappijen afspreken. De stelling ter zitting van [eiser] dat hij ervan uitgaat dat Schiphol met het afhandelingsbedrijf contracteert, is te vaag en zonder onderbouwing onvoldoende om anders te oordelen.
5.9. [eiser] stelt dat Schiphol de gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen door teveel concurrentie toe te laten en een race to the bottom te creëren. Volgens [eiser] heeft Schiphol door middel van haar beleid om (te)veel grondafhandelaren toe te laten een situatie gecreëerd waarbij de grondafhandelaren grovelijk de Arbonormen zijn gaan overschrijden en heeft zij deze situatie in stand gelaten. [eiser] verwijt Schiphol dat ze bewust heeft gekozen voor goedkoop werken, de slechte arbeidsomstandigheden heeft gecreëerd via haar beleid, alleen aan haar eigen economische belangen heeft gedacht en jarenlang heeft geprofiteerd van de concurrentiestrijd tussen de grondafhandelaren. De kantonrechter is met Schiphol van oordeel dat [eiser] eraan voorbijgaat dat Schiphol geen (directe) invloed op die prijzen heeft. Dat Schiphol zich heeft gefocust op lage kosten en om die reden relatief veel grondafhandelaren op de luchthaven heeft toegestaan, zoals [eiser] stelt, is onvoldoende om aan te nemen dat Schiphol profiteert van de situatie.
5.10. De Minister van (thans) Infrastructuur en Waterstaat gaat over de toelating van (het aantal) grondafhandelingsbedrijven en de criteria waaraan zij moeten voldoen7; niet Schiphol. Schiphol heeft wel een rol: zij selecteert de bedrijven (na aanbesteding) en kan bij die selectie afspraken met de bedrijven maken. Ook heeft Schiphol de taak om overleg met hen (en de vervoerders) te voeren.8 [eiser] beroept zich op een onderzoek uit 2021 waaruit volgens hem blijkt dat Schiphol wel zelf eisen kan stellen aan grondafhandelaren, zodat het aantal omlaag kan worden gebracht. Hij verwijst daarvoor naar het NOS-nieuwsbericht van 6 september 20229, maar legt het onderzoek uit 2021 zelf niet over. Dat had hij wel moeten doen, omdat Schiphol betoogt dat Schiphol niet makkelijk maatregelen kan treffen of voorwaarden kan opleggen omdat de mededingingsregeling en het ACM dan in beeld komen. De kantonrechter passeert zijn stelling daarom als onvoldoende onderbouwd.
5.11. De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat Schiphol in handen van de overheid is en daarom als overheidspartij heeft te gelden. Het klopt dat de Staat als aandeelhouder van Schiphol een meerderheidsbelang in de onderneming heeft, maar dat betekent – anders dan [eiser] kennelijk meent – niet dat de Minister bij de uitoefening van zijn bevoegdheden ten aanzien van de grondafhandelaren in naam van of voor Schiphol handelt. Integendeel. Schiphol betoogt terecht dat die hoedanigheden moeten worden gescheiden.
5.12. [eiser] beroept zich op een brief van de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat aan de Arbeidsinspectie van 2003 met de aanbeveling aan de Arbeidsinspectie om het toezicht en de handhaving van de Arboveiligheidswetgeving te verbeteren, maar legt die brief niet over. Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt [eiser] de aanbeveling die in de uitzending van Nieuwsuur van 7 september 2022 is besproken.10 Volgens die uitzending heeft de Arbeidsinspectie in die periode op Schiphol vastgesteld dat de fysieke belasting van het bagagepersoneel te hoog is en dat de richtlijnen voor het tillen worden overschreden en eist de inspectie dat de bagagebedrijven rolmachines voor het stapelen in de vliegbuik gebruiken, op elke bagageband in de kelder tilhulpen komen en dat bagage niet meer structureel handmatig wordt verplaatst. Gesteld noch gebleken is echter of de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat en/of de Arbeidsinspectie (rechtstreeks) aanbevelingen aan Schiphol heeft/hebben gedaan. Het is daarom onduidelijk of er vanaf 2003 maatregelen van Schiphol verwacht mochten worden, en zo ja welke maatregelen. Daarbij komt dat uit die uitzending ook blijkt dat in 2010 “de boel” op orde lijkt en men de bedrijven weer loslaat en de inspectie in de 12 jaar daarna geen enkele keer meer gaat kijken of de bedrijven zich aan de afspraken houden. [eiser] heeft niet gesteld of onderbouwd wat er na 2010 is veranderd, dat en waarom Schiphol – ondanks het feit dat de boel in 2010 op orde was – een verwijt te maken valt en/of vanaf welk moment en in hoeverre Schiphol bekend was met (nieuwe) problemen
waartegen zij had kunnen en moeten optreden. Dat had [eiser] wel moeten doen tegenover het verweer van Schiphol, te meer omdat zij op de zitting heeft betoogd dat er sinds 2003 veel is gebeurd. Bovendien ziet het onderzoek van de Arbeidsinspectie van 2003 kennelijk op de bagageafhandeling, terwijl [eiser] in 2010 is overgestapt naar vrachtafhandeling (cargo). Het staat vast dat er nog geen (voltooid) onderzoek naar de arbeidsomstandigheden van het vrachtpersoneel is verricht. De kantonrechter heeft zelf nog acht geslagen op het door [eiser] overgelegde maar niet toegelichte overzicht van de onderzoeken naar veiligheid en veiligheidscultuur bij grondoperaties van de afgelopen 15 jaar11, maar daaruit volgt – zonder toelichting – niet welke maatregelen zijn getroffen, door wie en wanneer, noch de rol of betrokkenheid van Schiphol. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat Schiphol vanaf medio 2007 (toen [eiser] bij de bagageafhandeling werkte) en/of vanaf omstreeks 2010 (toen hij bij de vrachtafhandeling werkte) steken heeft laten vallen of bij de Minister aan de bel had moeten trekken, in die zin dat haar onrechtmatig handelen kan worden verweten.
5.13. Het beroep op de Code zorgvuldig marktgedrag kan [eiser] niet baten. [eiser] stelt dat Schiphol die code heeft ondertekend, de ondertekenaars zich hebben verbonden om te zorgen voor goede en veilige werkomstandigheden en tot het vermijden van onredelijke werkdruk en zij met elkaar afspreken hoe dit te monitoren. Schiphol voert echter – onbetwist – aan dat de grondafhandelaren niet onder het bereik van deze code vallen. Zij kan de grondafhandelaren dus ook niet aanspreken op niet-naleving van de code.
5.14. De conclusie op dit onderdeel is dat geen sprake is van onrechtmatig profiteren van andermans wanprestatie of ander onrechtmatig handelen of nalaten door Schiphol. De kantonrechter is met Schiphol van oordeel dat de mededelingen van de toenmalige directeur van Schiphol (H. Buis ) en de ceo (D. Benschop) in de media onvoldoende zijn voor het aannemen van aansprakelijkheid. Hun mededelingen zijn te vaag voor een erkenning van aansprakelijkheid. Geen aansprakelijkheid op basis van artikel 7:658 lid 4 BW
5.15. [eiser] baseert zijn vordering in de tweede plaats op artikel 7:658 lid 4 BW, maar dit artikel mist toepassing. Schiphol is niet aan te merken als een onderneming die in het kader van de uitoefening van haar bedrijf [eiser] arbeid heeft laten verrichten. Dit wetsartikel ziet op specifieke veiligheidsverplichtingen van een werkgever ten aanzien van zijn eigen bedrijfsruimtes en personen die arbeid voor hem verrichten zonder dat daarvoor een arbeidsovereenkomst is gesloten. [eiser] verricht geen werkzaamheden in opdracht van of voor Schiphol. Schiphol heeft ook geen feitelijke zeggenschap of instructiebevoegdheid tegenover [eiser] . Verder staat, zoals gezegd, als onbetwist vast dat het materiaal waarmee het grondpersoneel werkt, niet van Schiphol is maar van de grondafhandelaren of luchtvaartmaatschappijen.
5.16. [eiser] stelt zich subsidiair op het standpunt dat artikel 7:658 BW naar analogie moet worden toegepast gelet op de redelijkheid en billijkheid, maar licht dat standpunt niet toe. In feite betoogt [eiser] hiermee dat hij de bescherming van het wetsartikel moet genieten, terwijl aan de in dat verband gestelde voorwaarden niet is voldaan. Dat is een brug te ver. Bij de verhouding tussen
[eiser] en Schiphol past gelet op het voorgaande niet een regime van werkgeversaansprakelijkheid. Het juiste beoordelingskader in dit verband is het – commune – onrechtmatige daadregime van artikel 6:162 BW.12 [eiser] heeft onvoldoende gesteld om anders te oordelen.
Geen aansprakelijkheid wegens een gebrekkig wegdek
5.17. [eiser] stelt daarnaast, zijdelings in het kader van het causaal verband, dat het wegdek op het platform en de randwegen “niet al te best was” en [eiser] als berijder van de pallet mover en de lower-deck en main-deck movers zonder trillingsdempers “de hele dag op en neer stuiterde” en daarover vele malen bij de leiding is geklaagd. Op de zitting heeft [eiser] gesteld dat het wegdek onderdeel van zijn klachten is. Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt [eiser] hiermee dat Schiphol aansprakelijk is voor zijn schade veroorzaakt door trillingen door gebruik van een gebrekkig wegdek.
5.18. Schiphol betwist gemotiveerd dat het wegdek op het platform niet in orde zou zijn geweest. Volgens Schiphol voldoen de wegen op Schiphol aan de hoge eisen die de (inter)nationale regelgeving stelt en heeft zij geen meldingen over mankementen aan een van de wegen ontvangen van [eiser] , [bedrijf 1] of [bedrijf 2] . [eiser] heeft hierop alleen maar gesteld dat het wegdek wel gebrekkig was en dat het probleem binnen de OR is aangekaart. Dat is onvoldoende voor het aannemen van aansprakelijkheid. Het had gezien het verweer van Schiphol op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling dat, en in hoeverre, de wegen gebrekkig waren nader te onderbouwen. De kantonrechter heeft bij gebrek aan die onderbouwing geen reden om aan te nemen dat Schiphol op dit punt onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld.
Conclusie
5.19. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.20. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter zal de gevorderde nakosten (die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden. Volgens vaste rechtspraak13 levert een kostenveroordeling namelijk ook voor de nakosten een executoriale titel op. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
6 De beslissing
De kantonrechter:
6.1. wijst de vordering af;
6.2. veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Schiphol worden vastgesteld op een bedrag van € 792,00 aan salaris van de gemachtigde van Schiphol, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
- Artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
- HR 23 december 2005 ECLI:NL:HR:2005:AU5682.
- HR 28 maart 2014 ECLI:NL:HR:2014:740.
- HR 24 september 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO9069, HR 21 december 2012 ECLI:NL:HR:2012:BY0485.
- De uitzending van Nieuwsuur van 6 februari 2022 om 05:51, 06:05, 06:30, 06:42, 10:11 en van 7 februari 2022 om 21:56.
- De uitzending van Nieuwsuur van 6 februari 2022 om 13:00, 13:02, 15:09.
- Artikel 14 Regeling grondafhandeling luchtvaartterreinen.
- Artikel 8, 9 en 12 Regeling grondafhandeling luchtvaartterreinen.
- Productie 17 van [eiser] .
- Dagvaarding, pg. 11 2e alinea.
- Analyse Grondafhandeling Schiphol van SEO, bijlage: Onderzoek naar veiligheid en veiligheidscultuur (bijlage bij productie 16 van [eiser] ).
- PHR d.d. 11 juni 2021 ECLI:NL:PHR:2021:610, ro. 4.36 e.v., bij HR 24 december 2021 ECLI:NL:HR:2021:1953 (81 RO).
- HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.