Rb: werkgeversaansprakelijk voor ongeval tijdens werkzaamheden op schip; werknemer moet toedracht bewijzen
Werknemer stelt dat hij letsel heeft opgelopen tijdens revisiewerkzaamheden aan motor van schip; hij stelt werkgever aansprakelijk ex art 7:658 BW. De kantonrechter oordeelt dat werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat het door hem gestelde ongeval heeft plaatsgevonden. De kantonrechter overweegt daarbij dat partijen allebei een andere verklaring over wat er 2018 is gebeurd hebben. Wat wel vaststaat is dat de kettingtakel in de machinekamer van de rail is geschoten en dat er in plaats van een bout een lijmklem als eindstop was geplaatst. Partijen zijn het er echter niet over eens hoe zwaar de takel was, of de takel werknemer geraakt heeft toen deze takel viel en, zo ja, hoe werknemer dan gevallen is. Ook verschillen partijen van mening over wanneer werkgever op de hoogte is gesteld over het ongeval. De kantonrechter draagt werknemer op tot het bewijs van het door hem gestelde ongeval.
ECLI:NL:RBROT:2021:11579, Rechtbank Rotterdam, 9290945 \ CV EXPL 21-2700 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBROT:2021:11579
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
25-11-2021
Datum publicatie
30-11-2021
Zaaknummer
9290945 \ CV EXPL 21-2700
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Werkgeversaansprakelijkheid. Artikel 7:658 BW. Heeft het door eiser gestelde ongeval op een schip plaatsgevonden? Bewijsopdracht voor eisende partij.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9290945 \ CV EXPL 21-2700
uitspraak: 25 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. E.A. Echter,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ship Motion Design B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.J.M.C. Sieler.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “Ship Motion Design”.
1.Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
–
het exploot van dagvaarding van 9 juni 2021, met producties;
–
de conclusie van antwoord, met producties;
–
het vonnis van 2 september 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021 [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Echter. Namens Ship Motion Design is [naam 1] ([functie]) verschenen, bijgestaan door mr. Sieler.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden in afwachting van schikkingsonderhandelingen. Bij brieven van respectievelijk 22 en 27 oktober 2021 hebben partijen de kantonrechter bericht dat geen regeling tot stand is gekomen en hebben zij gevraagd om vonnis te wijzen.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2.De vaststaande feiten
2.1.
[eiser] is op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar op 22 januari 2018 in dienst getreden bij Ship Motion Design in de functie van service engineer.
2.2.
[naam 2] (hierna: [naam 2]) was bij Ship Motion Design werkzaam als zpp’er. [eiser] werkte de eerste weken dat hij bij Ship Motion Design in dienst was samen met [naam 2] aan een jacht ([naam jacht]) op scheepswerf [naam scheepswerf] te [plaatsnaam].
2.3.
In maart 2018 wilde Ship Motion Design de samenwerking met [eiser] beëindigen en heeft zij aan [eiser] een vaststellingsovereenkomst aangeboden. [eiser] is hiermee niet akkoord gegaan. Op 3 mei 2018 heeft [eiser] zijn werkzaamheden hervat.
2.4.
Op 18 september 2018 heeft [eiser] zich ziekgemeld. Deze ziekmelding heeft geduurd tot het einde van de arbeidsovereenkomst op 22 januari 2019.
2.5.
Bij brieven van 2 november 2018 (verzonden naar een foutief adres), 7 december 2018 en 27 december 2018 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] Ship Motion Design aansprakelijk gesteld voor een arbeidsongeval dat op 8 februari 2018 heeft plaatsgevonden. Ship Motion Design heeft de aansprakelijkheid betwist.
2.6.
Bij brief van 9 juli 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] Ship Motion Design verzocht op de betwisting van de aansprakelijkheid terug te komen. Ship Motion Design heeft wederom betwist aansprakelijk te zijn.
3.Het geschil
3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat Ship Motion Design jegens [eiser] aansprakelijk is voor de hem geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het ongeval d.d. 8 februari 2018;
Ship Motion Design – zo nodig na deskundigenbericht – te veroordelen om aan [eiser] te vergoeden alle door hem geleden en nog te lijden schade, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2018, althans vanaf 2 november 2018, respectievelijk 7 en 27 december 2018, althans de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
Ship Motion Design te veroordelen tot het betalen van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. Op 8 februari 2018 heeft hij tijdens werkzaamheden voor Ship Motion Design schouder- en beenletsel opgelopen. Op grond van artikel 7:658 BW is Ship Motion Design aansprakelijk voor zijn geleden en nog te lijden schade. Van opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van [eiser] is geen sprake.
3.3.
Ship Motion Design heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd. Op het verweer van Ship Motion Design wordt hierna, voor zover van belang, in gegaan.
4.De beoordeling
4.1.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen artikel 7:658 BW ten grondslag gelegd. Het eerste lid van dit artikel geeft de norm weer, namelijk dat de werkgever verplicht is de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
In het tweede lid van artikel 7:658 BW wordt de bewijslast omgekeerd ten gunste van de werknemer, want hierin staat dat de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in het eerste lid genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Als de werkgever dus aan zijn zorgplicht heeft voldaan of sprake is van opzet op bewuste roekeloosheid van de werknemer, dan is de werkgever niet aansprakelijk voor de schade die een werknemer heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
4.2.
Voordat toegekomen wordt aan de vraag of Ship Motion Design aan haar zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiser], zal eerst beoordeeld moeten worden of sprake is van schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De bewijslast hiervan wordt niet omgekeerd op grond van de wet en rust dus op [eiser]1.
4.3.
[eiser] heeft in dit kader gesteld dat hij op 8 februari 2018 door Ship Motion Design te werk was gesteld bij de scheepswerf [naam scheepswerf] in [plaatsnaam]. In het kader van revisiewerkzaamheden moest [eiser] samen met [naam 2] uit de machinekamer van motorjacht [naam jacht] een thrust bearing met een gewicht van ongeveer 650 kg takelen. De machinekamer is nauw en krap en daardoor werd gebruik gemaakt van een hijsmiddel van de scheepswerf. Dit was een metalen balk met H-profiel die aan de bovenzijde van de machinekamer was bevestigd. Hieraan was een kettingtakel van ongeveer 40 kg gehangen. Deze kettingtakel is tijdens het takelen losgeschoten, waarschijnlijk omdat deze vastzat met alleen een lijmklem als eindstop. De kettingtakel heeft [eiser] op zijn hoofd, schouder en been geraakt, waarna hij is gevallen in het ruim. Zijn ene been zat na de val aan de ene kant van de thrust bearing en zijn andere been aan de andere kant (hij zat als het ware in een spagaat over de thrust bearing heen). [eiser] heeft hierdoor schouder- en beenletsel opgelopen, aldus [eiser].
4.4.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling – onder andere – een schriftelijke getuigenverklaring overgelegd van [naam 3], onderhoudsmonteur bij [naam bedrijf], die ten tijde van het ongeval aan de andere kant van de machinekamer aanwezig was. Hij heeft verklaard dat hij een grote klap gehoord heeft van iets dat met een zwaar gewicht naar beneden ging, dat hij is gaan kijken wat er aan de hand was en dat hij [eiser] beneden op de vloer van het ruim zag liggen met een wit gezicht maar wel bij bewustzijn. Volgens Hendriksen vertelde de collega van [eiser] aan hem dat de loopkat van de takel was gelopen en het gewicht dat aan de hijsbalk hing naar beneden was gevallen. Toen hij naar beneden keek, zag hij inderdaad de loopkat, het gewicht en een lijmklem beneden op de vloer liggen. Tevens heeft [eiser] een schriftelijke verklaring van zijn echtgenote, [naam 4], overgelegd die verklaard heeft dat zij op 8 februari 2018 in de avond [eiser] via FaceTime heeft gesproken, dat [eiser] vertelde dat hij zich niet lekker voelde omdat hij die dag een ongeluk had gehad waarbij hij een takel op zijn hoofd en schouder had gekregen. Ook heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling aan de hand van vragen van de kantonrechter en de foto’s die zich in het dossier bevinden toegelicht wat er volgens hem gebeurd is.
4.5.
Ship Motion Design heeft de medische klachten van [eiser] niet betwist, maar heeft wel betwist dat het door [eiser] beschreven ongeval heeft plaatsgevonden, zodat er volgens Ship Motion Design geen sprake is van schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
4.6.
Ter onderbouwing van haar betwisting heeft Ship Motion Design – onder andere – een schriftelijke verklaring van [naam 2] overgelegd. Hierin heeft [naam 2] verklaard dat volgens hem [eiser] de kettingtakel van ongeveer 10 kg niet volgens de voorschriften had vastgemaakt, maar met een houtklem in plaats van met moer en bout. Vervolgens heeft [naam 2] verklaard dat toen hij bezig was met het bevestigen van de kettingen aan de thrust bearing, bleek dat de kettingtakel niet goed vastzat en deze los kwam. [naam 2] had de ketting van de kettingtakel op dat moment vast, maar kon niet voorkomen dat de kettingtakel de grond raakte van de machinekamer. Volgens [naam 2] zat [eiser] op dat moment (naar hij denkt op zijn knieën) achter hem en schrok die van het geluid van het vallen van de takel en is toen opzij gedoken. [eiser] is volgens [naam 2] dus niet gevallen in het ruim en niet aan zijn hoofd, schouder en been gewond geraakt.
4.7.
Naast deze schriftelijke verklaring heeft Ship Motion Design aan haar betwisting ten grondslag gelegd dat zij niet door [eiser] op de hoogte is gesteld van het gestelde ongeval nadat dit had plaatsgevonden. Ship Motion Design is niet eerder dan de brief van 15 maart 2018 door de toenmalige gemachtigde van [eiser] op de hoogte gesteld dat er sprake was geweest van “een tweetal arbeidsincidenten”, zonder toelichting wat er dan precies gebeurd was. Wat er volgens [eiser] gebeurd zou zijn, is Ship Motion Design pas na de ziekmelding van [eiser] duidelijk geworden. Het is volgens Ship Motion Design ook opmerkelijk dat [eiser] zich pas op 15 maart 2018 bij de huisarts meldde, nadat hij een gemachtigde had ingeschakeld. Voorts heeft Ship Motion Design tijdens de mondelinge behandeling aan de hand van vragen van de kantonrechter en de foto’s die zich in het dossier bevinden toegelicht dat het ongeval niet kan hebben plaatsgevonden zoals [eiser] dit heeft gesteld.
4.8.
Gelet op het voorgaande hebben partijen allebei een andere verklaring over wat er op 8 februari 2018 is gebeurd. Wat wel vaststaat is dat de kettingtakel op 8 februari 2018 in de machinekamer van de rail is geschoten en dat er in plaats van een bout een lijmklem als eindstop was geplaatst. Hierover hebben partijen en de door hen overgelegde schriftelijke getuigenverklaringen immers allebei verklaard. Partijen zijn het er echter niet over eens hoe zwaar de takel was, of de takel [eiser] geraakt heeft toen deze takel viel en, zo ja, hoe [eiser] dan gevallen is. Ook verschillen partijen van mening over wanneer Ship Motion Design op de hoogte is gesteld door [eiser] over het ongeval, volgens [eiser] heeft hij het de week daarna gelijk gemeld en vervolgens doorlopend besproken met [naam 1], [naam 5] en de secretaresse [naam 6]. Ship Motion Design heeft dit echter betwist.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de gemotiveerde betwisting van Ship Motion Design, [eiser] op dit moment onvoldoende heeft onderbouwd dat op 8 februari 2018 het door hem gestelde ongeval heeft plaatsgevonden, zodat dit nog niet als vaststaand kan worden aangenomen. [eiser] wordt daarom in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stelling dat op 8 februari 2018 het ongeval heeft plaatsgevonden. Daarbij dient [eiser] ook te betrekken wanneer hij dit heeft gemeld aan Ship Motion Design, want als hij kan onderbouwen dat hij het ongeval kort na 8 februari 2018 heeft gemeld aan Ship Motion Design, dan is dat een indicatie dat het ongeval wel heeft plaatsgevonden. Op dit moment blijkt echter nog niet dat [eiser] dit ongeval gemeld heeft bijna gelijk nadat het had plaatsgevonden. Tijdens de zitting heeft [eiser] het gehad over een rapport van 9 februari 2018 waarin hij aan Ship Motion Design had gemeld dat er een ‘issue’ was geweest. Het ligt op de weg van [eiser] om dit rapport over te leggen. Indien hij dit niet meer tot zijn beschikking heeft, dan wil de kantonrechter dat Ship Motion Design dit rapport in het geding brengt (mits zij hierover beschikt).
4.10.
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden. De zaak wordt verwezen naar de rol om [eiser] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of en zo ja hoe hij zijn stelling wil bewijzen.
5.De beslissing
De kantonrechter:
draagt [eiser] op tot het bewijs van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot het oordeel dat op 8 februari 2018 het door hem gestelde ongeval heeft plaatsgevonden, alsmede wanneer en op welke wijze hij dat ongeval aan Ship Motion Design heeft gemeld;
bepaalt dat [eiser] zich op de rolzitting van donderdag 23 december 2021 bij
akte moet uitlaten over de vraag of en, zo ja, op welke wijze hij bovenvermeld bewijs wil leveren. Deze akte dient uiterlijk de dag voor de genoemde zitting om 12.00 uur door de rechtbank te zijn ontvangen;
bepaalt dat als [eiser] dit bewijs schriftelijk wil leveren, hij dat schriftelijke bewijs tegelijk met de hiervoor genoemde akte in het geding moet brengen;
bepaalt dat [eiser], als hij getuigen wil laten horen, hij in de hiervoor genoemde akte moet opgeven de naam en woonplaats van de te horen getuigen en van de verhinderdata van alle betrokkenen (dus ook van Ship Motion Design) voor de maanden februari, maart en april 2022;
bepaalt dat een getuigenverhoor wordt gehouden in het gerechtsgebouw aan de Steegoversloot 36 te Dordrecht ten overstaan van de kantonrechter die dit vonnis wijst;
wijst [eiser] erop dat hij voor te brengen getuigen zelf dient op te roepen;
bepaalt dat indien [eiser] niet in staat is het in 4.9. vermelde rapport over te leggen en Ship Motion Design over dit rapport beschikt, zij dit in het geding dient te brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688
1Hoge Raad 20 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS4406