CRvB: letselschadevergoedingen na 11-10-2010 meetellen in de vermogensinkomensbijtelling niet onredelijk
Het Besluit van 4 december 2013, houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning, verzacht de vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage AWBZ en Wmo (Stb. 2013, 535). Het is tot stand gekomen om onder meer letselschadevergoedingen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 uit te sluiten van de vermogensinkomensbijtelling (VIB). De wetgever heeft er nadrukkelijk voor gekozen de uitzondering te beperken tot mensen die een letselschadevergoeding ontvingen tot 11 oktober 2010. Niet gezegd kan worden dat deze keuze zodanig onredelijk is dat de regelgever deze in dit geval niet had mogen maken. De omstandigheid dat voornemens uit een regeerakkoord niet altijd tot uitvoering komen, maakt dat niet anders. Van strijd met artikel 26 van het IVBPR of willekeur is geen sprake. Aangevallen uitspraak bevestigd.
datum uitspraak 05-10-2016
datum publicatie 18-10-2016
Zaaknummer 15-627 AWBZ
Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Berekening bijdrageplichtig inkomen. Vermogenstoets zorgtoeslag. Besluit van 4 december 2013 tot stand gekomen om onder meer letselschadevergoedingen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 uit te sluiten van de VIB. De uitzondering is beperkt tot letselschadevergoeding ontvangen tot 11 oktober 2010. Niet zodanig onredelijk dat. Geen sprake van willekeur.
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 6
Bijdragebesluit zorg
Bijdragebesluit zorg 6
Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 9bis
vindplaatsen
Rechtspraak.nl
NJB 2016/1965
PS-Updates.nl 2016-0446
USZ 2016/401
15/627 AWBZ
datum uitspraak : 5 oktober 2016
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 december 2014, 14/626 (aangevallen uitspraak ) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
CAK
1 juni 2016. Namens appellant is mr. Vermaat verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Imhoff. In de zaak 15/1516 AWBZ wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
€ 1.646.458,- toegekend wegens de door het verkeersongeval geleden en in de toekomst nog te lijden schade (letselschadevergoeding).
1 januari 2013 een onderdeel c toegevoegd. Ten tijde in geding bepaalde artikel 6, eerste lid, van het Bbz dat het bijdrageplichtig inkomen als volgt wordt berekend:
a. het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk de gehuwde verzekerden tezamen wordt verminderd met de door die verzekerde onderscheidenlijk die verzekerden verschuldigde of ingehouden belasting;
b. op het met toepassing van onderdeel a berekende bedrag worden in mindering gebracht:
1°. 15% van de redelijkerwijs te verwachten netto-opbrengst van in het lopende kalenderjaar verrichte arbeid, van een loon- of salarisdoorbetaling wegens ziekte of van een uitkering ingevolge de Ziektewet;
2°. zak- en kleedgeld, premies voor een zorgverzekering gecorrigeerd voor de zorgtoeslag, een jonggehandicaptenkorting, een ouderenkorting of extra vrijlatingen, een en ander volgens bij ministeriële regeling te bepalen regels;
3°. op aanvraag van de verzekerde, de uitkering op grond van artikel 14 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 of de uitkering op grond van artikel 20 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. c. het met toepassing van onderdeel b berekende bedrag wordt vermeerderd met 8% van de grondslag sparen en beleggen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk 8% van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, over het peiljaar van de gehuwde verzekerden.
4.1.3. Het vermelde in artikel 6, vierde lid van de AWBZ over het vermogen en artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bbz wordt ook wel de vermogensinkomensbijtelling (VIB) genoemd.
1 januari 2013 als volgt gewijzigd: het met toepassing van onderdeel b berekende bedrag wordt vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde verzekerden. Voorts is, voor zover nu van belang, artikel 1a, vierde lid, van het Bbz ingevoegd, luidende:
4.1.5. Aan artikel 47 van de Awir is toepassing gegeven met de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Uitvoeringsregeling). In artikel 9bis, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling is bepaald dat op verzoek van de belanghebbende artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag of artikel 1, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget, tot 1 januari 2023 buiten beschouwing blijft ten aanzien van degene die in het berekeningsjaar aanspraak op zorgtoeslag, onderscheidenlijk kindgebonden budget zou hebben indien de grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zou worden verminderd met een bedrag ter grootte van een in het berekeningsjaar of in enig eerder jaar ontvangen eenmalige uitkering:
a. die een schadevergoeding vormt voor een letselschade; en
b. waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak die is gedateerd voor 11 oktober 2010, dan wel, indien de uitkering op andere grond tot stand is gekomen, de hoogte is vastgesteld voor 11 oktober 2010. 4.2. Voorafgaand aan de invoering van het in 4.1.4 genoemde Besluit van 4 december 2013 heeft de Tweede Kamer op 4 april 2013 met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedebatteerd over kort na 1 januari 2013 ontstane maatschappelijke en politieke onrust over ongewenste gevolgen van de VIB. In dat debat heeft de Tweede Kamer gevraagd de VIB op een aantal punten te verzachten. De Tweede Kamer heeft de staatsecretaris – onder meer – gevraagd naar de mogelijkheid om een eenmalige uitkering voor de vergoeding van letselschade alsnog uit te zonderen van de VIB. De staatssecretaris heeft in een brief van 26 juni 2013 meegedeeld dat hij bereid is, conform de vermogenstoets bij de zorgtoeslag, letselschadevergoedingen en bepaalde uitkeringen voor bepaalde groepen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 uit te sluiten van de VIB (Kamerstukken II 2012-2013, 33 204, nr 33). Deze uitsluiting beperkt zich, net als bij de zorgtoeslag, tot mensen die een letselschadevergoeding ontvingen tot 11 oktober 2010. De datum 11 oktober 2010 betreft de datum waarop het regeerakkoord van het toenmalige kabinet als kamerstuk beschikbaar kwam. In dat regeerakkoord is de invoering van een VIB afgesproken. Vanaf deze datum konden de belanghebbende en de vergoeder van de schade redelijkerwijs verwachten dat er een VIB kon worden ingevoerd. Bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding wordt in dat geval rekening gehouden met het bestaan van de VIB, waardoor vanaf deze datum geen sprake meer is van benadeling van de belanghebbende door de introductie van de VIB (Kamerstukken II 2013-2014, 33 204, nr 35, p. 8).
4.5. Het onder 4.1.4 genoemde Besluit van 4 december 2013 is tot stand gekomen om onder meer letselschadevergoedingen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 uit te sluiten van de VIB. Uit 4.2 blijkt dat de wetgever er nadrukkelijk voor heeft gekozen de uitzondering te beperken tot mensen die een letselschadevergoeding ontvingen tot 11 oktober 2010. Niet gezegd kan worden dat deze keuze zodanig onredelijk is dat de regelgever deze in dit geval niet had mogen maken. De omstandigheid dat voornemens uit een regeerakkoord niet altijd tot uitvoering komen, maakt dat niet anders.
– bevestigt de aangevallen uitspraak ;
– wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.