Hof: AOV-verzekeraar geslaagd in bewijs van verzwijging
Het deskundigenbericht is naar het oordeel van het hof deugdelijk gemotiveerd. Het gaat volgens de deskundige bij CTE om een aandoening die een sluipend beloop heeft. De deskundige meent dat appellant dus klachten gedurende een langere tijd moet hebben gehad. Bij een toenemend verloop van de klachten zou de aanvraag volgens de deskundige zijn afgewezen. Bij een constant verloop van de klachten zou volgens hem nader onderzoek geïndiceerd zijn, maar hij vindt de stelling van verzekeraar dat neurologisch of neuropsychologisch onderzoek in verband met de kosten en verwachte uitkomst achterwege zou zijn gelaten, heel redelijk.
Instantie Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
Datum uitspraak 04-12-2018
Datum publicatie 05-12-2018
Zaaknummer 200.106.498_01
Formele relaties Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2016:190
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2016:4013
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2017:994
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2017:3038
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2018:1085
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2018:2799
Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Bewijs dat de verzekeraar de aanvraag zou hebben afgewezen indien bepaalde gegevens zouden zijn verstrekt.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.106.498/01
arrest van 4 december 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat mr. H.Th.A. Nijkamp te Uden,
tegen
Generali Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 21 augustus 2012, 26 januari 2016, 6 september 2016, 14 maart 2017, 4 juli 2017, 13 maart 2018 en 3 juli 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch/Oost-Brabant (locatie ’s-Hertogenbosch) tussen [appellant] en Generali gewezen vonnis van 10 februari 2012.
25 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– voormelde tussenarresten en de daarin genoemde stukken;
– het deskundigenbericht van J.F.G.M. Thissen, gedateerd 8 juli 2018;
– de memorie na deskundigenbericht van [appellant] ;
– de antwoordmemorie na deskundigenbericht van Generali.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
26 De verdere beoordeling
26.1. Het hof heeft in het tussenarrest van 13 maart 2018 aan de deskundige, samengevat, twee vragen voorgelegd:
– zou een redelijk handelend verzekeraar de aanvraag van [appellant] hebben afgewezen of nader onderzoek hebben gedaan?
– indien nader onderzoek zou zijn gedaan, waaruit zou dit hebben bestaan?
De aanvraag van [appellant] wordt steeds bezien in het licht van productie 6 bij inleidend verzoekschrift en de antwoorden zoals vermeld in productie 33 bij akte van 4 oktober 2016 van [appellant] .
26.2. De deskundige is tot de conclusie gekomen dat de aanvraag in elk geval aanleiding zou hebben gegeven voor contact wat betreft het antwoord “nvt”. Hij wijst op de tijdsduur en het verloop van klachten, dat van belang is voor een medisch oordeel. Hij verwacht dat bij nadere bevraging een toenemend verloop naar voren zou zijn gekomen. Dan zou de aanvraag volgens hem zijn afgewezen. Nader onderzoek zou volgens de deskundige zijn geadviseerd bij constante klachten van langere tijd. Ook bij klachten met een afnemende intensiteit zou nader onderzoek aangewezen zijn, aldus de deskundige, in het licht van het beroep van [appellant] (schilder). Eventueel onderzoek betreft oriënterend bloedonderzoek, een screenend onderzoek (bijvoorbeeld door een neuroloog) en neuropsychologisch onderzoek, eventueel gevolgd door onderzoek door een internist (inwendige aandoeningen). Generali heeft hierover in reactie op de concept rapportage opgemerkt dat neurologisch en/of neuropsychologisch onderzoek niet zou hebben plaatsgevonden omdat een dergelijk onderzoek te duur is en vrijwel nooit tot acceptatie leidt (hooguit zouden gegevens bij de curatieve sector zijn opgevraagd). De deskundige vindt dit een heel redelijke stellingname. De deskundige wijst verder op de opmerking van de voormalig echtgenote van [appellant] , dat iedereen wel eens hoofdpijn heeft. De deskundige merkt op dat [appellant] niet meer voor verder onderzoek is geweest, na de bezoeken bij de heer [dokter] en de conclusies van het oriënterend onderzoek. Acute klachten kunnen volgens de deskundige duiden op tijdelijke, hoge blootstelling aan oplosmiddelen, maar deze geeft geen blijvende klachten. CTE (de aandoening die hier aan de orde is) wordt volgens de deskundige veroorzaakt door langdurige blootstelling aan oplosmiddelen en die een sluipend beloop kent. Dit houdt dus in, dat er voorafgaande aan de ziekmelding in december 2009 sprake moet zijn geweest van (vage) klachten, aldus de deskundige.
26.3. Generali onderschrijft de conclusies van de deskundige en meent dat de aanvraag zou zijn afgewezen.
26.4. [appellant] wijst op de mogelijkheid van nader onderzoek. [appellant] betwist dat de aanvraag zou zijn afgewezen, ook bij een toenemend verloop van de klachten. [appellant] voert aan dat het dossier van de huisarts geen enkele aanwijzing bevat voor de klachten waarvoor hij in december 2009 naar de huisarts is gegaan. [appellant] wijst op zijn getuigenverklaring: de klachten zijn kort voor dat bezoek aan de huisarts acuut ontstaan. Het is volgens [appellant] niet zonder meer een gegeven dat de klachten er al waren op het tijdstip van de aanvraag. [appellant] concludeert dat het door Generali geleverde bewijs is ontzenuwd en dat Generali niet is geslaagd in het door haar te leveren bewijs.
26.5. Het hof is van oordeel dat Generali is geslaagd in het door haar te leveren bewijs. Generali heeft bewezen dat een redelijk handelend verzekeraar de overeenkomst niet zou hebben gesloten indien [appellant] in zijn op 9 september 2009 ondertekende gezondheidsverklaring de aanvullende vragen zou hebben beantwoord conform productie 33 bij zijn akte van 4 oktober 2016 (tussenarrest, 17.2.2). [appellant] heeft geen bezwaren aangevoerd wat betreft de kennis en ervaring van de deskundige. Het deskundigenbericht is naar het oordeel van het hof deugdelijk gemotiveerd. Het hof heeft geen redenen om te twijfelen aan de analyse of de conclusies van de deskundige. Het moet er bij gebreke van een nadere toelichting voor worden gehouden dat ook Generali de overeenkomst onder deze omstandigheden niet zou hebben gesloten.
26.6. Het gaat volgens de deskundige bij CTE om een aandoening die een sluipend beloop heeft. De deskundige meent dat [appellant] dus klachten gedurende een langere tijd moet hebben gehad. Dit volgt ook uit de getuigenverklaring van [appellant] (geciteerd in tussenarrest, 11.2.1). Bij een toenemend verloop van de klachten zou de aanvraag volgens de deskundige zijn afgewezen. Bij een constant verloop van de klachten zou volgens hem nader onderzoek geïndiceerd zijn, maar hij vindt de stelling van Generali, dat neurologisch of neuropsychologisch onderzoek in verband met de kosten en verwachte uitkomst achterwege zou zijn gelaten, heel redelijk. Ook hier ligt dus een afwijzing in de rede. Bij een afnemend verloop van de klachten zou neurologisch of neuropsychologisch onderzoek geïndiceerd zijn, aldus de deskundige. Ook hier is dus de opmerking van Generali over de kosten en de uitkomst relevant. Ook hier ligt een afwijzing in de rede.
26.7. Dit oordeel van de deskundige bevestigt het door Generali gestelde interne medisch advies (tussenarrest, 14.4, 17.2.1). Het hof heeft al geoordeeld dat [appellant] voor 9 september 2009 klachten had zoals hoofdpijn, misselijkheid, huiduitslag, vergeetachtigheid en problemen met het vinden van woorden (tussenarrest, 11.3).
26.8. [appellant] benadrukt in zijn laatste memorie dat de klachten in december 2009 acuut zijn opgekomen, overeenkomstig zijn eerdere stellingen (tussenarrest, 17.1). Dit legt naar het oordeel van het hof, gezien het deskundigenbericht, onvoldoende gewicht in de schaal. Het hof verwijst naar zijn eerdere oordeel (tussenarrest, 11.3) en betrekt hier ook bij dat [appellant] als getuige heeft verklaard over klachten gedurende een jaar voor december 2009 (tussenarrest, 11.2.1: “Ik heb toen gezegd dat mij niet echt iets is opgevallen, ik heb nooit ergens last van gehad. Ik had voor het gesprek met dokter [dokter] wel eens een dof gevoel, alsof je slecht geslapen hebt. Het was in ieder geval geen knallende hoofdpijn. Dat doffe gevoel had ik af en toe een keer, niet dagelijks. Het was misschien een of twee keer in de maand dat ik dat had. U vraagt mij of ik dat doffe gevoel een of twee keer in de maand had in de periode van een jaar voordat ik naar dokter [dokter] ging. Ik antwoord u dat dat inderdaad zoiets was.”).
26.9. De conclusie van het voorgaande, mede gelet op de tussenarresten, is dat grief 1 niet kan leiden tot vernietiging van het vonnis (tussenarrest, 8.5) en dat de overige grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld (voor salaris advocaat: memorie van antwoord 1, akte ½, bijwonen enquête andere zijde ½, memorie na enquête ½, akte ½, akte ½, memorie na deskundigenbericht ½, totaal 4 punten, maar maximaal 3 punten te berekenen bij tarief II = € 1.074,- per punt). De kosten van de deskundige komen voor rekening van [appellant] (€ 2.728,55, conform de beschikking van het hof van 21 augustus 2018; voorschot is betaald door Generali).
27 De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Generali begroot op € 666,- voor vastrecht, € 2.728,55 voor kosten deskundige, € 3.222,- voor salaris advocaat en voor nakosten € 131,- zonder betekening, verhoogd met € 68,- en de kosten van het exploot in geval van betekening, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit arrest tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, D.A.E.M. Hulskes en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 december 2018.
griffier rolraadshee