Hof: bezwaren tegen rapport neuroloog afgewezen, conclusies overgenomen

Samenvatting:

Beoordeling rapport neuroloog. Het hof wijst het bezwaar van appellant dat zijn medisch adviseur tot een andere conclusie komt dan de deskundige af. In tegenstelling tot de deskundige is deze adviseur geen neuroloog. De deskundige heeft op de door de medisch adviseur van appellant gestelde vragen en tegenwerpingen een begrijpelijk en overtuigend antwoord gegeven. Het hof acht de bezwaren van appellant dat de deskundige blijk heeft gegeven van vooringenomenheid kennelijk ongegrond. Het hof volgt de conclusie van de neuroloog:  ”Er is ten gevolge van het ongeval dus aantoonbaar geen verandering ontstaan van de halswervelkolom in de vorm van een traumatisch letsel.” Niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van het in geding zijnde ongeval.

ECLI:NL:GHSHE:2022:464, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 200.247.988_01 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:GHSHE:2022:464

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Datum uitspraak

15-02-2022

Datum publicatie

17-02-2022

Zaaknummer

200.247.988_01

Formele relaties

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2016:3675

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2017:5870

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Hoger beroep

Inhoudsindicatie

Beoordeling deskundigenrapport.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.247.988/01

arrest van 15 februari 2022

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats],

appellant, verder: [appellant],

advocaat: mr. F.J. van Benthem,

tegen

de naamloze vennootschap naar Belgisch recht Vivium N.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] (België),

geïntimeerde, verder: Vivium,

advocaat: mr. W.A.M. Rupert,

op het bij exploot van dagvaarding van 24 januari 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 1 november 2017, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, voor zover gewezen tussen [appellant] als eiser en Vivium als gedaagde.

1De voortzetting van het geding in hoger beroep

Het hof verwijst naar zijn arrest van 2 maart 2021 waarbij een deskundigenbericht is bevolen. De door het hof benoemde deskundige dr. E.M.H. van den Doel heeft zijn rapport op 21 augustus 2021 ter griffe van het hof gedeponeerd.

[appellant] heeft een memorie na deskundigenbericht genomen, met producties 33 tot en met 37.

Vivium heeft een antwoordmemorie na deskundigenbericht genomen onder overlegging van drie producties.

Daarna hebben partijen de stukken weer in handen gesteld van het hof voor het wijzen van arrest.

2De beoordeling in hoger beroep na deskundigenbericht

2.1.

Het hof verwijst allereerst naar zijn arrest van 2 maart 2021 waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.

2.2

De door het hof benoemde deskundige heeft een onderzoek ingesteld en de vragen van het hof beantwoord. In het rapport is vermeld wat de deskundige heeft gedaan, welke stukken hij heeft geraadpleegd en tot welke conclusies hij is gekomen. Het rapport is toereikend en begrijpelijk toegelicht en de deskundige heeft hoor en wederhoor toegepast en geantwoord op vragen van de zijde van [appellant].

2.3

[appellant] heeft als bezwaar tegen het rapport aangevoerd dat een door hem geraadpleegd medisch adviseur tot een andere conclusie komt dan de deskundige. Dit bezwaar wordt niet gevolgd. In tegenstelling tot de deskundige is deze adviseur geen neuroloog. De deskundige heeft op de door de medisch adviseur van [appellant] gestelde vragen en tegenwerpingen een begrijpelijk en overtuigend antwoord gegeven. Dat is ook het standpunt van de medisch adviseur(s) van Vivium. In het bijzonder ziet het hof geen aanleiding om enige conclusie van de deskundige te diskwalificeren omdat hij heeft nagelaten onderzoek te doen naar de mate van geweldsinwerking van de achterop aanrijding. Niet alleen ligt dit niet op het expertiseterrein van de deskundige, maar van meer belang is dat er geen aanwijsbaar letsel bekend was dat aanleiding kan geven tot een dergelijk onderzoek dat uitmondt in een conclusie of het ongeval dit letsel kan hebben veroorzaakt.

2.4

Het hof acht de bezwaren van [appellant] dat de deskundige blijk heeft gegeven van vooringenomenheid kennelijk ongegrond, zodat daarop niet behoeft te worden ingegaan. Deze bezwaren zijn immers alle te herleiden tot een inhoudelijk verschil van inzicht tussen de deskundige en de medisch adviseur van [appellant] en kunnen reeds daarom geen rol van enige betekenis spelen. Daarnaast overweegt het hof dat ook buiten deze inhoudelijke verschillen van mening geen van de bezwaren tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is geweest van onvoldoende onafhankelijkheid van de deskundige. Ten slotte heeft [appellant] tijdens en na het onderzoek geen blijk gegeven van enige bedenking daartegen. In zoverre zijn die bezwaren bij memorie na deskundigenbericht tardief aangevoerd.

2.5

Het hof neemt de navolgende conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de zijne.

“a. De eerste vraag waar de deskundige zich buiten de voorgelegde vraagstelling om dan ook voor

gesteld zien is wat de diagnose is betreffende de huidige toestand van betrokkene.

Dit kan kort worden samengevat: de klachten en de bevindingen bij het neurologisch onderzoek,

alsmede de bevindingen bij eerder verricht aanvullend beeldvormend onderzoek leiden tot de

conclusie dat er geen sprake is van een aandoening op neurologisch vakgebied. Er zijn geen

aanwijzingen voor een radiculair syndroom C6 rechts, betrokkene geeft zelf aan dat onderarm en

hand klachtenvrij zijn. Deze conclusie komt overeen met die van de [neuroloog] van 2015.

Betrokkene geeft geheugen- en concentratiestoornissen aan; er zijn geen aanwijzingen voor een

aandoening op neurologisch vakgebied die dit zou verklaren. Er is geen sprake geweest van een

schedeltrauma.

  1. Vervolgens doet zich de vraag voor wat de diagnose op neurologisch vakgebied was of zou zijn

geweest uitgaande van de ter beschikking staande gegevens en de anamnese, waarbij de huidige

onderzoeksresultaten kunnen worden betrokken. Daaruit kan worden afgeleid dat er geen

aanwijzingen zijn dat er bij het ongeval sprake is geweest van een ander letsel dan een toegenomen

klachtenpatroon zoals dat voor het ongeval ook al bestond en waarbij enige wortelprikkeling C6

rechts een rol kan spelen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat er daarbij een zodanig zenuwletsel is

ontstaan dat blijvende gevolgen mogen worden aangenomen. Dit wordt ondersteund door de

conclusie in 2015 en 2016 dat er geen aanwijzingen zijn voor een functiestoornis van de wortel C6

rechts. Er zijn weliswaar pijnklachten blijven bestaan, maar deze zijn diffuus van karakter en passen

niet direct bij een traumatisch zenuwletsel van de wortel C6. Er is geen atrofie, er is geen

gevoelsstoornis, er is bij het huidige onderzoek ook geen sprake van pijn die zou kunnen worden

geduid als een restverschijnsel van een bij het ongeval doorgemaakte compressie van de wortel C6

rechts, kortom, er zijn van het ongeval geen blijvende gevolgen.”

2.6

Daarmee is naar het oordeel van het hof het lot van de vorderingen van [appellant] bezegeld. De deskundige heeft immers ook geconcludeerd: ”Er is ten gevolge van het ongeval dus aantoonbaar geen verandering ontstaan van de halswervelkolom in de vorm van een traumatisch letsel.”

2.7

Uit het voorgaande blijkt dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een toegenomen arbeidsongeschiktheid van [appellant] als gevolg van het in geding zijnde ongeval. Omdat [appellant] aan al zijn vorderingen tot grondslag heeft gelegd dat daarvan wel sprake is geweest, komen zij niet voor toewijzing in aanmerking. Na het rapport van de deskundige zijn er ook geen omstandigheden meer vast te stellen die, indien bewezen, tot een andere conclusie kunnen leiden, zodat het daarop gerichte bewijsaanbod als niet ter zake dienend wordt gepasseerd.

2.8

Het eindvonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd. [appellant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten van dit hoger beroep. Deze kosten worden begroot als volgt.

– griffierecht € 726,–

– salaris 2,5 x € 1.114,– € 2.785,–

(memorie van antwoord 1p t.II, akte ½ p., memorie na deskundigenbericht 1 p.)

3Beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:

bekrachtigt het eindvonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2017, waarvan beroep;

veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Vivium begroot op een bedrag van € 3.511,–;

wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs O.G.H. Milar, E.J. van Sandick en A. van Zanten-Baris en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 februari 2022.

griffier rolraadsheer

ECLI:NL:GHSHE:2021:643, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 200.247.988_01 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:GHSHE:2021:643

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Datum uitspraak

02-03-2021

Datum publicatie

17-02-2022

Zaaknummer

200.247.988_01

Formele relaties

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2016:3675

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2017:5870

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Hoger beroep

Inhoudsindicatie

Benoemding deskundige

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.247.988/01

arrest van 2 maart 2021

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] , appellant, verder: [appellant] ,

advocaat: mr. F.J. van Benthem te Etten-Leur,

tegen

de naamloze vennootschap naar Belgisch recht Vivium N.V.

gevestigd te [vestigingsplaats] (België),geïntimeerde, verder: Vivium,,

advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,

op het bij exploot van dagvaarding van 24 januari 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 1 november 2017, door de rechtbank Oost-Brabant. zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, voor zover gewezen tussen [appellant] als eiser en Vivium als gedaagde.

1De voortzetting van het geding in hoger beroep

1.1

Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 20 juli 2020.

1.2

Ter voldoening aan dit arrest hebben beide partijen een akte genomen, [appellant] onder overlegging van de producties 30 tot en met 32, Vivium onder overlegging van productie 7.

1.3

Daarna hebben partijen de stukken weer overgelegd voor het wijzen van arrest.

2De nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1

De inhoud van het voormelde tussenarrest geldt als hier herhaald en ingelast.

2.2

Partijen zijn het niet eens geworden over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en ook niet over de aan deze(n) te stellen vragen.

2.3

Nu de rechtbank een neuroloog tot deskundige heeft benoemd en het hof diens rapport niet zonder meer kan volgen, is er reden opnieuw een neuroloog tot deskundige te benoemen. Deze kan zo nodig een orthopeed raadplegen.

2.4

Aangezien partijen geen gezamenlijk voorstel voor de persoon van de deskundige hebben gedaan, zullen niet de door partijen voorgestelde of eerder in deze zaak betrokken deskundigen worden benoemd, maar zal de in de beslissing vermelde persoon als deskundige worden benoemd.

2.5

Het hof is het met partijen eens dat aan de deskundige de gebruikelijke IWMD-vragenlijst kan worden voorgelegd. Vraag 2.b. van voormelde standaardlijst zal door het hof worden aangevuld met de vraag in hoeverre bij [appellant] sprake is van een arbeidsongeschiktheid die in medisch opzicht redelijkerwijs is gerelateerd aan het ongeval op 19 mei 2012, met inachtneming van het feit dat [appellant] op die datum al voor 45/55% arbeidsongeschikt was verklaard wegens hernia nekklachten.

2.6

Het voorschot voor de deskundige dient door [appellant] als eiser te worden voldaan.

2.7

Iedere verdere beslissing zal in afwachting van het deskundigenrapport en de memories van partijen na deskundigenbericht worden aangehouden.

3Beslissing

Het hof:

3.1

bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de hierna vermelde vragen:

  1. De situatie met ongeval

Anamnese

  1. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

Medische gegevens

  1. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:

– de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;

– de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.

Medisch onderzoek

  1. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Consistentie

  1. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
  1. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Diagnose

  1. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Beperkingen

  1. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Medische eindsituatie

  1. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
  2. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
  3. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
  4. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
  1. De situatie zonder ongeval.

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c – 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval

  1. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
  2. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien? Met name: in hoeverre is bij [appellant] sprake is van een arbeidsongeschiktheid die in medisch opzicht redelijkerwijs is gerelateerd aan het ongeval op 19 mei 2012, met inachtneming van het feit dat [appellant] op die datum al voor 45/55% arbeidsongeschikt was verklaard wegens hernia nekklachten.

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval

  1. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
  2. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
  3. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
  4. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen?
  5. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
  6. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
  7. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
  1. Overig
  1. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak

3.2

benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vraag/vragen:

Dr. E.M.H. van den Doel, verbonden aan Van den Doel neurologische expertise, [adres] , [postcode] , [vestigingsplaats] , [telefoonnummer] , [e-mailadres]

3.3

bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;

3.4

bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;

3.5

bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van het concept-rapport – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;

3.6

bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;

3.7

verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;

3.8

bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ ‘s-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;

3.9

bepaalt dat de deskundige in zijn rapport aangeeft welke medische gegevens hij heeft ontvangen, waaronder ook die welke hij weliswaar heeft ontvangen maar niet aan zijn deskundig oordeel ten grondslag heeft gelegd;

3.10

bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 3.025,00 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;

3.11

bepaalt dat partij [appellant] laatstgenoemd bedrag zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;

3.12

verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;

3.13

benoemt mr. O.G.H. Milar tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;

3.14

verwijst de zaak naar de rol van 6 juli 2021 (vier maanden na datum arrest) in afwachting van het deskundigenrapport;

3.15

verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellant] en vervolgens aan de zijde van Vivium;

3.16

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E.J. van Sandick en A. van Zanten-Baris, en uitgesproken op 2 maart 2021.

Griffier Rolraadsheer

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey