Hof: werkgever aansprakelijk voor val in doucheruimte wegens niet verstrekken veiligheidsschoenen
Werknemer, schoonmaker, is gevallen in de doucheruimte van de kleedkamer van een sportcomplex. De exacte toedracht is niet vast komen te staan. Het hof oordeelt dat de werkgever onvoldoende aan haar zorgplicht heeft voldaan door de vloer van een antislip laag te voorzien. Van de werkgever kon redelijkerwijs ook worden gevergd dat zij werknemer veiligheidsschoenen met een antislipzool zou hebben verschaft tegen uitglijden en vallen. Voorts betrekt het hof in zijn beoordeling dat werkgever heeft verzuimd werknemer veiligheidsinstructies te geven. Dat werknemer al vier jaar ervaring had en dus bekend was met het werken en lopen op de (natte) vloer in de doucheruimte, doet niet af aan het oordeel dat werkgever ervoor had moeten zorgen dat werknemer gebruik maakte van veiligheidsschoenen met een antislipzool.
ECLI:NL:GHSHE:2015:1104
Instantie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
Datum uitspraak: 31-03-2015
Datum publicatie: 31-03-2015
Zaaknummer: HD 200 114 048_01
Formele relaties: Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2014:1270
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Arbeidsongeval met onduidelijke toedracht. Werkgever niet geslaagd in het opgedragen bewijs van toedracht en/of het nakomen van alle zorgverplichtingen ex artikel 7:658 BW. Verwijzing naar de schadestaatprocedure.
Wetsverwijzingen: Burgerlijk Wetboek Boek 7 658, geldigheid: 2015-03-31
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.114.048/01
arrest van 31 maart 2015
in de zaak van
[Health & Racquet Club] Health & Racquet Club [vestigingsnaam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
[de man],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.P. Baetens te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 6 mei 2014 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg onder zaaknummer 656282 CV EXPL 11-3334 gewezen vonnissen van 5 oktober 2011 en 14 december 2011.
6 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenarrest van 6 mei 2014;
– het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 juli 2014, het proces-verbaal van voorzetting getuigenverhoor van 22 september 2014 en het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 24 november 2014;
– een akte van 7 oktober 2014 met een productie van [Health & Racquet Club];
– de memorie na enquête van [Health & Racquet Club];
– de antwoordmemorie na enquête van [geïntimeerde].
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
7 De verdere beoordeling
7.1. Bij genoemd tussenarrest is [Health & Racquet Club] toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen wat de toedracht is geweest van het ongeval dat [geïntimeerde] bij het verrichten van zijn werkzaamheden op 25 maart 2008 is overkomen en tevens dat [Health & Racquet Club] daarbij alle van haar als werkgever te verlangen zorgverplichtingen is nagekomen.
7.2. Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [Health & Racquet Club] zeven getuigen doen horen, te weten [getuige 1], (de heer) [getuige 2], (mevrouw) [getuige 2], [getuige 3], [geïntimeerde], [getuige 4] en [getuige 5]. Voorts heeft [Health & Racquet Club] bij akte een schriftelijke verklaring van [getuige 6] (productie 12) in het geding gebracht.
[geïntimeerde] heeft afgezien van contra-enquête.
7.3. Het hof volhardt in hetgeen hij in het tussenarrest heeft overwogen, waaronder ook ten aanzien van wat geldt op het stuk van de stelplicht en de bewijslastverdeling in rov. 4.7. Het hof zal in het navolgende daaraan toepassing geven.
7.4. Zoals in het tussenarrest is overwogen, staat in dit geval naar het oordeel van het hof in voldoende mate vast dat [geïntimeerde] op 25 maart 2008 in het bedrijf van [Health & Racquet Club] bij de uitoefening van zijn werkzaamheden een ongeval is overkomen. De getuigenverklaringen in onderling verband en samenhang bezien, bevestigen de stellingen van [geïntimeerde] dat het ongeval heeft plaatsgevonden vroeg in de ochtend in het zogeheten natte gedeelte van de herenkleedruimte van het complex van [Health & Racquet Club], dat hij bezig was een zeepbakje te repareren in een douchehokje van de herenkleedruimte en dat hij lopend daarvandaan richting de technische ruimte om een schroevendraaier te halen, is gevallen.
7.5. Niet is komen vast te staan wat de toedracht van het ongeval is geweest. Eerder in de procedure heeft [Health & Racquet Club] gesuggereerd (in haar memorie na enquête heeft zij deze suggestie niet herhaald) dat [geïntimeerde] zich heeft verstapt. Voor die suggestie kan geen steun worden gevonden in de getuigenverklaringen. In het tussenarrest heeft het hof reeds overwogen dat daar ook geen grondslag voor is in de verklaring van [geïntimeerde] behorende bij het Ongevallenboeterapport. Aan die suggestie gaat het hof daarom verder voorbij.
Ook is niet gebleken dat [geïntimeerde] gevallen is terwijl hij de bocht omging en een draaibeweging maakte, zoals Eijwoudt in zijn getuigenverklaring als mogelijkheid heeft genoemd. [geïntimeerde] heeft als getuige verklaard dat hij is uitgegleden terwijl hij voor zover hij weet in een rechte lijn liep.
Het hof merkt op dat tussen partijen niet in geschil is dat [geïntimeerde] alleen was toen hij ten val kwam. Volgens zijn verklaring is hij uitgegleden waarbij zijn linkerbeen wegschoof. Geen van de gehoorde getuigen was daar blijkens hun verklaringen bij aanwezig.
Er zijn getuigenverklaringen, in het bijzonder de verklaring van Verhoeven, die erop duiden dat (het gedeelte van) de vloer waarop [geïntimeerde] liep nat en daardoor glad was. Dat dit de oorzaak is dat [geïntimeerde] is gevallen, is echter op basis van deze getuigenverklaringen niet met voldoende zekerheid vast te stellen. Ook kan gelet op basis van de getuigenverklaringen overigens niet worden geconcludeerd dat de vloer droog was, zoals [Health & Racquet Club] stelt.
[geïntimeerde] zelf heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat de oorzaak is dat hij is uitgegleden. Hij heeft geopperd dat de vloer glad kan zijn geweest door een combinatie van achtergebleven huidvet en zeepresten (de schoonmaakploeg had op dat moment nog niet schoongemaakt in de doucheruimte). Er zijn echter geen althans onvoldoende concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat dit daadwerkelijk het geval was.
Het voorgaande geldt ook als het Ongevallenboeterapport van 30 juli 2008 en de beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 januari 2009 daarbij worden betrokken.
7.6. Deze onduidelijkheid omtrent de toedracht van het ongeval betekent, gelet op hetgeen in rov. 4.7 van het tussenarrest is overwogen, een ruimere bewijslast voor [Health & Racquet Club] ten aanzien van de vraag of zij heeft voldaan aan alle op haar rustende verplichtingen teneinde dit specifieke ongeval te voorkomen.
[Health & Racquet Club] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij aan haar zorgplichten heeft voldaan omdat de vloer in de doucheruimte was voorzien van een antisliplaag. De vloer bevatte een korrelige structuur waarmee uitglijden, ook in natte toestand, wordt tegengegaan, aldus [Health & Racquet Club].
Naar het oordeel van het hof is deze enkele maatregel in dit geval echter niet voldoende. Van [Health & Racquet Club] kon redelijkerwijs ook worden gevergd dat zij [geïntimeerde] veiligheidsschoenen met een antislipzool, zoals vermeld in het Ongevallenboeterapport van 30 juli 2008 (zie het tussenarrest, rov. 4.1 onder f), zou hebben verschaft tegen uitglijden en vallen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat dit een betrekkelijk eenvoudig en goedkope maatregel is. Niet gebleken is dat [Health & Racquet Club] dit heeft gedaan.
In plaats daarvan heeft [Health & Racquet Club] [geïntimeerde] sportschoenen laten dragen. Het betrof klaarblijkelijk sportschoenen van het merk Nike met rubberen zolen met reliëf. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat, zoals [Health & Racquet Club] stelt, deze sportschoenen geschikt waren voor de werkzaamheden van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] is immers gevallen terwijl hij deze gewone sportschoenen droeg, en niet speciale schoenen tegen uitglijden en vallen. Ook is van betekenis dat als door [Health & Racquet Club] niet betwist vast staat dat [geïntimeerde] voor zijn werkzaamheden vele malen per dag door het complex moet lopen, waarbij hij ook in de doucheruimte van de herenkleedruimte komt.
Mede gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om, zoals door [Health & Racquet Club] verzocht, een deskundige te benoemen om te laten onderzoeken of, als op de vloer in de ruimte waar [geïntimeerde] ten val is gekomen, wordt gelopen (ook in natte toestand) met schoenen met een rubberen zool en reliëf zoals [geïntimeerde] die ten tijde van zijn val droeg, er gevaar voor uitglijden is. Ook hierbij is van belang dat de toedracht van het ongeval onduidelijk is.
Voorts betrekt het hof in zijn beoordeling dat [Health & Racquet Club] heeft verzuimd [geïntimeerde] veiligheidsinstructies te geven voor zijn werkzaamheden, in ieder geval door hem niet voor te schrijven veiligheidsschoenen met een antislipzool te dragen, maar ook door verder geen instructies te geven over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden veilig kon uitoefenen. In dit verband heeft [Health & Racquet Club] aangevoerd dat in de door een extern bedrijf opgestelde risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) het uitglijden in de doucheruimte niet als gevaar is bestempeld en daarin ook niets staat over voor te schrijven schoeisel. Daargelaten dat dit niet zonder meer kan worden aangenomen omdat [Health & Racquet Club] het desbetreffende rapport niet in het geding heeft gebracht, kan zulks aan [geïntimeerde] als werknemer gelet op de beschermingsgedachte van artikel 7:658 BW niet worden tegengeworpen.
Dat [geïntimeerde] al vier jaar ervaring had als werknemer bij [Health & Racquet Club] en dus gedurende zoveel jaren bekend was met het werken en lopen op de (natte) vloer in de doucheruimte, doet niet af aan het oordeel dat [Health & Racquet Club] ervoor had moeten zorgen dat [geïntimeerde] gebruik maakte van veiligheidsschoenen met een antislipzool. Hetzelfde geldt voor het algemeen bekende feit dat een natte vloer gladder is en dat de gebruikelijke oplettendheid voor dit gevaar mag worden verwacht (los van het feit dat niet vast staat dat een natte gladde vloer de oorzaak is van de val). Eerder geldt het tegenovergestelde, omdat het regelmatig werken in een bepaalde werksituatie kan ertoe leiden dat een werknemer minder voorzichtig wordt dan raadzaam is. Het was daarom aan [Health & Racquet Club] om aan [geïntimeerde] veiligheidsschoenen met antislipzool te verstrekken én erop toe te zien dat [geïntimeerde] die schoenen ook daadwerkelijk droeg.
De slotsom is dat [Health & Racquet Club] er niet in is geslaagd het bewijs te leveren dat zij aan haar zorgverplichting heeft voldaan.
7.7. Het vorenstaande brengt mee dat het causaal verband tussen de tekortkoming van [Health & Racquet Club] en het ongeval van [geïntimeerde] gegeven is. [Health & Racquet Club] kan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen, indien zij stelt en bewijst dat nakoming van haar zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen (zie 4.7 van het tussenarrest, onder (iii)). In dit geval betekent dit dat [Health & Racquet Club] dient te stellen en te bewijzen dat als zij [geïntimeerde] veiligheidsschoenen met een antislipzool had voorgeschreven en erop had toegezien dat hij deze daadwerkelijk had gebruikt en verder ook veiligheidsinstructies had gegeven, [geïntimeerde] ook zou zijn gevallen. [Health & Racquet Club] heeft (alleen) betoogd dat [geïntimeerde] op een droge vloer ook met elk ander soort schoeisel ten val zou zijn gekomen. Dit betoog is niet toereikend om in dit geval aan aansprakelijkheid te komen. Ook acht het hof dit betoog van [Health & Racquet Club] onvoldoende onderbouwd. Het berust op de aanname dat [geïntimeerde] op een droge vloer ten val is gekomen. De toedracht van het ongeval is echter onduidelijk gebleven.
7.8. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de grieven 1 tot en met 4 falen. Vast staat derhalve dat [Health & Racquet Club] aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW.
7.9. Het hof komt nu toe aan beoordeling van grief 5 van [Health & Racquet Club], die is gericht tegen de verwijzing van de zaak naar de schadestaatprocedure. [Health & Racquet Club] wenst dat de schade om proceseconomische redenen in de onderhavige (hoofd)procedure wordt begroot. Het hof is van oordeel dat gelet op het ongeval en hetgeen [geïntimeerde] over de geleden en te lijden schade als gevolg daarvan heeft gesteld, de mogelijkheid voor schade voldoende aannemelijk is voor verwijzing van de zaak naar de schadestaatprocedure. Het hof acht zich niet voldoende voorgelicht over de schade om die in deze procedure te begroten. Daarbij speelt mee dat [geïntimeerde] er om hem moverende redenen voor heeft gekozen om de schade niet in deze procedure te laten begroten. De verwijzing van de zaak naar de schadestaatprocedure dient dan ook in stand te blijven. Ook grief 5 faalt dus.
Het hof geeft [Health & Racquet Club] (althans haar verzekeraar) en [geïntimeerde] in overweging om, nu de aansprakelijkheid van [Health & Racquet Club] vast staat, gelet het lange tijdsverloop sinds het ongeval op korte termijn in overleg te treden voor een regeling buiten rechte betreffende de aan [geïntimeerde] toekomende schadevergoeding.
7.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vonnissen waarvan beroep dienen te worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [Health & Racquet Club] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
8 De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [Health & Racquet Club] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 291,- aan griffierecht en € 2.235,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-Van der Weijden, M. van Ham en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 maart 2015.