Hoge Raad: werkgeversaansprakelijkheid voor de gevolgen van een ongeval bij werken op hoogte.
Een werknemer is bij het spuiten van slangbreukventielen, waarbij hij op 50 centimeter hoogte werkte, gevallen. Werknemer stelt zowel zijn formele als materiële werkgever aansprakelijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat de werkgevers aan hun zorgplicht hebben voldaan waardoor zij niet aansprakelijk zijn.
Het hof oordeelt echter anders. Volgens het hof is er gelet op de aard van de werkzaamheden geen sprake van een huis-, tuin- en keukenongeval. De werkgevers hebben een risico in het leven geroepen dat diens werknemer een ongeval zou overkomen, dat samenhangt met het werken op hoogte. Dat het hier slechts ging om een hoogte van 50 centimeter doet daar volgens het hof niet aan af. Volgens het hof is ook bij een hoogte van 50 centimeter de kans op een ongeval en daardoor te lijden schade niet uitgesloten. In dit geval speelde mee dat de noodzaak om op hoogte te werken gemakkelijk kon worden voorkomen door de te spuiten objecten aan langere haken op te hangen, hetgeen eerder was gebeurd en dus een reële optie was. De kelderluikcriteria nalopend oordeelt het hof dat beide werkgevers hoofdelijk aansprakelijk zijn.
De Hoge Raad verwerpt het door de werkgevers ingestelde beroep en doet de kwestie af middels een art. 81 RO-arrest.
ECLI:NL:HR:2023:872
Instantie | Hoge Raad |
Datum uitspraak | 09-06-2023 |
Datum publicatie | 09-06-2023 |
Zaaknummer | 22/01543 |
Formele relaties | Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:348, Gevolgd
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2022:164, Bekrachtiging/bevestiging |
Rechtsgebieden | Arbeidsrecht |
Bijzondere kenmerken
Inhoudsindicatie |
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie Arbeidsrecht. Werkgeversaansprakelijkheid bij arbeidsongeval, art. 7:658 BW. Ongevalstoedracht, zorgplicht, stelplicht en bewijslast. Feiten van algemene bekendheid, art. 149 lid 2 Rv. |
Vindplaatsen | Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0719 PS-Updates.nl 2023-0293 |
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/01543
Datum 9 juni 2023
ARREST
In de zaak van
- HYDRAUVISION SYSTEMS B.V.,gevestigd te Sluis,
- AUTOSCHADE RIDA OOSTBURG B.V.,
gevestigd te Sluis, EISERESSEN tot cassatie, hierna: Hydrauvision c.s., advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, hierna: [verweerder], advocaat: G.C. Nieuwland.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
- de vonnissen in de zaak 7135857/18-2880 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 oktober
2018 en 29 mei 2019;
- de arresten in de zaak 200.266.923/01 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 14 september 2021 en 25 januari 2022.
Hydrauvision c.s. hebben tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door J.B.B. Heinen. De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van Hydrauvision c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Hydrauvision c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan dezijde van [verweerder] begroot op € 355,– aan verschotten en € 2.200,– voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Hydrauvision c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 9 juni 2023.