Rb, deelgeschil: nieuw deskundigenbericht door orthopeed afgewezen, psychiatrisch onderzoek bevolen
Ongeval 2008. In gezamenlijk overleg heeft expertise door orthopedisch chirurg en neuroloog plaatsgevonden en is verzekeringsgeneeskundige ingeschakeld. In Australië wonende benadeelde verzoekt om nieuw deskundigenbericht door orthopeed en daarna deskundigenbericht door psychiater. De rechtbank wijst het nieuwe deskundigenbericht door de orthopeed en beveelt psychiatrisch onderzoek door een in Nederland gevestigde psychiatrisch deskundige, online uit te voeren en zo nodig met inschakeling door de genoemde deskundige van een in Australië gevestigde psychiatrisch deskundige die verzoeker in een persoonlijke ontmoeting kan onderzoeken. NB: Bij beschikking van dezelfde datum verklaart rechtbank dat partijen gebonden zijn aan eerdere rapporten en dat verzoeker mee moet werken aan arbeidsdeskundig onderzoek.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
18-12-2020
Datum publicatie
12-05-2021
Zaaknummer
C/09/590830 / HA RK 20-155
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Rekestprocedure
Inhoudsindicatie
Letselschade. Verzoek voorlopig deskundigenonderzoek artikel 202 lid 1 Rv. Partijen gebonden aan gezamenlijk deskundigenrapport orthopedisch chirurg en neuroloog. Geen nieuwe orthopedische expertise. Toewijzing verzoek psychiatrische expertise.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/590830 / HA RK 20-155
Beschikking van 18 december 2020
in de zaak van
[verzoeker] te [plaats 1] , Australië,
verzoeker,
advocaat: mr. S. Baggerman te Apeldoorn,
tegen
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V. te Den Haag,
verweerster,
advocaten: mr. P. Oskam en mr. H.P. Verdam te Amsterdam.
Verzoeker wordt hierna ‘ [verzoeker] ’ genoemd. Verweerster wordt hierna ‘NN’ genoemd.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek ex artikel 202 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) met producties, ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 3 april 2020;
–
het verweerschrift met producties, ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 11 juni 2020;
– de mondelinge behandeling van het verzoek op 13 juli 2020, die vanwege de Coronamaatregelen heeft plaatsgevonden via ‘Skype for Business’. Hierbij is verschenen namens verzoeker [de heer 1] , bijgestaan door mr. S. Baggerman voornoemd en namens verweerster [de heer 2] , bijgestaan door mr. H.P. Verdam voornoemd.
1.2.
Het onderhavige verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek van NN tot het houden van een deelgeschil ex artikel 1019w Rv, ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 6 april 2020, bekend onder zaaknummer C/09/591063 HA RK 20-162.
1.3.
Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.
2 De feiten
2.1.
[verzoeker] is op 31 oktober 2008 betrokken geraakt bij een verkeersongeval waarvoor NN (voorheen Delta Lloyd) namens haar verzekerde aansprakelijkheid heeft erkend. Als gevolg van het ongeval heeft [verzoeker] letsel opgelopen met blijvende pijnklachten en beperkingen tot gevolg. [verzoeker] is afkomstig uit Australië en werkte ten tijde van het ongeval in Den Haag. Na het ongeval en de eerste ziekenhuisperiode is [verzoeker] op 19 december 2008 teruggekeerd naar Australië. Hij heeft daar zijn revalidatie voortgezet.
2.2.
In gezamenlijk overleg heeft een geneeskundige expertise plaatsgevonden, waarbij [verzoeker] is onderzocht door orthopedisch chirurg [orthopedisch chirurg] (‘ [orthopedisch chirurg] ’) en neuroloog [neuroloog] (‘ [neuroloog] ’), beiden werkzaam bij het Neuro-Orthopaedisch Centrum te Bilhoven (‘het NOC’). NN heeft de kosten van dit onderzoek voor haar rekening genomen.
2.3.
Op 20 februari 2012 hebben [orthopedisch chirurg] en [neuroloog] een concept van hun rapport aan de advocaat van [verzoeker] gezonden om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen desgewenst gebruik te maken van zijn inzage-, correctie- en blokkeringsrecht. [verzoeker] heeft met de inhoud van het conceptrapport ingestemd, op een paar correcties en kanttekeningen na, die door het NOC zijn gecorrigeerd of in voetnoten zijn verwerkt.
2.4.
Op 29 maart 2012 is een definitief rapport verschenen (‘het NOC-rapport’). In het NOC-rapport is omschreven welke klachten en beperkingen [verzoeker] ondervindt.
2.5.
Partijen zijn in overleg getreden over de afwikkeling van de schade.
2.6.
[verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd na afgifte van het NOC-rapport. Op 19 december 2014 heeft de advocaat van [verzoeker] in dat verband twee brieven van de huisarts van [verzoeker] , te weten [de huisarts] (‘ [de huisarts] ’), aan NN doorgestuurd (gedateerd 1 november en 7 december 2014) en het volgende geschreven:
“(…). Mijns inziens blijkt hieruit duidelijk de huidige medische situatie van cliënt. Ik meen dat het niet nodig is aanvullend medisch onderzoek te laten doen. Het beperkingenprofiel, zoals opgesteld door [de huisarts] , rechtvaardigt mijns inziens een behoefte aan hulp en verzorging van 30 uur per week, zoals eerder door mij werd gevorderd. Mocht u van mening zijn dat dit niet het geval is, dan stel ik voor dat wij een expertise laten plaatsvinden door een verzekeringsarts gevolgd door arbeidsdeskundig onderzoek. (…).”
2.7.
Het Nederlands Rekencentrum Letselschade (‘NRL’) heeft op verzoek van partijen een letselschadeberekening opgesteld en heeft daarbij drie scenario’s uitgewerkt. Op 2 april 2015 heeft het NRL een conceptrapport afgegeven.
2.8.
Partijen zijn overeengekomen de heer [arbeidsdeskundige 1] (‘ [arbeidsdeskundige 1] ’), werkzaam als arbeidsdeskundige bij Arbeidsdeskundig Bureau Radar B.V. (‘Radar’), in te schakelen. De advocaat van [verzoeker] heeft [arbeidsdeskundige 1] bij brief van 18 december 2015 opdracht gegeven onderzoek te doen naar de behoefte van [verzoeker] aan huishoudelijke hulp, zelfwerkzaamheid en verzorging, uit te drukken in een aantal uren. Zowel het NOC-rapport met beperkingenlijst als de beperkingenlijst van [de huisarts] zijn aan de brief toegevoegd. [arbeidsdeskundige 1] zal zijn onderzoek uitvoeren via Skype.
2.9.
Op 3 mei 2016 heeft [arbeidsdeskundige 1] zijn conceptrapport aan partijen voorgelegd en geschreven dat hij vooralsnog geen antwoord kan geven op de gestelde vragen. [arbeidsdeskundige 1] licht dit toe als volgt:
“(…). 6. Beschouwing
6.1.
Algemeen
Op basis van de verkregen onderzoeksgegevens zijn wij van mening dat betrokkene ernstig beperkt is, (…). Zijn letsel is fors en divers. Hij ervaart dit zelf ook en geeft hierover uitgebreide informatie die in dit rapport is opgenomen. Hij heeft naast fysieke klachten, cognitieve klachten en beperkingen en betrokkene geeft aan depressief te zijn.
Aan ons is gevraagd zijn behoefte vast te stellen op het gebied van zelfwerkzaamheid, huishoudelijke arbeid en verzorging. Partijen hebben echter geen overeenstemming over de belastbaarheid van betrokkene. Dit is de reden dat wij 2 beoordelingen moeten doen, gebaseerd op verschillende uitgangspunten voor wat betreft de belastbaarheid van betrokkene.
Wij hebben echter problemen met de vertaalslag van de door de heer [de huisarts] verwoorde beperkingen naar functionaliteiten. Op basis van zijn beschrijving van het letsel en de beperkingen van betrokkene kunnen wij geen beoordeling uitvoeren. Ons voorstel is daarom dat verzekeringsgeneeskundige [verzekeringsgeneeskundige 1] , verbonden aan ons kantoor, de vastgelegde informatie van de heer [de huisarts] vertaalt in een zogenaamde Functionele Mogelijkhedenlijsten (FML). Daarmee ontstaat informatie die wij als arbeidsdeskundige kunnen en mogen gebruiken om de hulpbehoefte te beoordelen.
In verband met eenduidigheid stellen wij voor om op basis van het expertiserapport van het NOC de heer [verzekeringsgeneeskundige 1] ook een FML te laten opstellen. Hierdoor ontstaat namelijk een tweede document met daarin dezelfde ‘taal’, waardoor de verschillende uitgangspunten wat betreft de belastbaarheid van betrokkene expliciet worden. Een FML doet bovendien recht aan de vraag van partijen om de beperkingen te kwantificeren waarop de hulpbehoefte is gebaseerd. (…).”.
2.10.
Bij brief van 21 september 2016 heeft NN gereageerd op een verzoek van [verzoeker] om een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te laten uitvoeren in Nederland. NN heeft zich op het standpunt gesteld dat het NOC-rapport de basis is voor de beoordeling van de beperkingen en de schade. Haar medisch adviseur ziet in de informatie van [de huisarts] geen medische onderbouwing van een verergering van het klinische beeld sinds de NOC-expertise, met uitzondering van darm- en longproblemen. NN beschrijft dat de arbeidsdeskundige van Radar de behoefte aan huishoudelijke hulp, het verlies aan zelfwerkzaamheid en de verzorging van [verzoeker] heeft onderzocht en dat zij zich kan vinden in het voorstel van [arbeidsdeskundige 1] om verzekeringsgeneeskundige [verzekeringsgeneeskundige 1] in te schakelen, maar dat [verzoeker] dit heeft afgewezen. NN heeft geen vertrouwen meer in een minnelijke regeling, meent over voldoende informatie te beschikken om tot een schadeberekening te kunnen komen en gaat over tot eenzijdige afwikkeling op basis van het derde NRL-scenario (2.7). NN gaat derhalve uit van 20 uur per week en stelt zich op het standpunt dat met de betaling van een bedrag van € 670.000 alle door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade, derhalve ook toekomstige schade, is gedekt. Na aftrek van bevoorschotting zal nog een bedrag van
€ 267.500 aan [verzoeker] worden overgemaakt, aldus NN.
2.11.
De medisch adviseur van [verzoeker] , [medisch adviseur 1] (‘ [medisch adviseur 1] ’) heeft op 25 oktober 2016 het volgende geschreven:
“Ik heb u in 2014 naar aanleiding van het dossier een functionele mogelijkheden lijst gestuurd. Uiteraard beperkt door het feit dat ik cliënt niet zelf kon onderzoeken en cliënt klaarblijkelijk achteruitgegaan is in zijn gezondheidstoestand, waarover medische informatie nog ontbreekt. (…). Mijns inziens is het goed als cliënt zelf zoveel mogelijk actuele informatie opvraagt bij zijn behandelaars in Australië en deze vervolgens opstuurt ter onderbouwing van de achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. (…).”
2.12.
In december 2016 heeft [verzoeker] een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek ingediend bij deze rechtbank, waartegen NN verweer heeft gevoerd.
2.13.
Partijen hebben ter zitting van 23 mei 2017 overeenstemming bereikt over de benoeming van verzekeringsgeneeskundige [verzekeringsgeneeskundige 2] (‘ [verzekeringsgeneeskundige 2] ’).
2.14.
Bij brief van 31 augustus 2017 heeft de advocaat van [verzoeker] aan [verzekeringsgeneeskundige 2] verzocht om een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te verrichten, waarbij de beperkingen van [verzoeker] moesten worden verwerkt in een belastbaarheids- en beperkingenprofiel ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek. De advocaat heeft geschreven dat gezien de uitvoerige al beschikbare gegevens in beginsel geen beletsel bestaat tegen een gesprek via Skype, maar dat [verzoeker] bereid is naar Nederland af te reizen indien dit noodzakelijk blijkt. [verzekeringsgeneeskundige 2] is verzocht eventuele verschillen tussen het NOC-rapport en de recente medische informatie te noteren en deze zo nodig in een tweede FML weer te geven, waardoor dan twee aparte FML’s ontstaan.
2.15.
[verzekeringsgeneeskundige 2] heeft een conceptrapport opgesteld en heeft partijen op 13 februari 2018 in de gelegenheid gesteld te reageren op de inhoud hiervan.
2.16.
Bij brief van 7 maart 2018 heeft de advocaat van [verzoeker] als volgt gereageerd op voornoemd conceptrapport:
“(…). In uw rapportage suggereert u dat de posttraumatische stressstoornis van cliënt niet gerelateerd is aan het ongeval. (…).
Mijn medisch adviseur stelt voor dat cliënt eerst in Australië een psychiater bezoekt in verband met het stellen van een diagnose. Indien deze diagnose inderdaad luidt dat sprake is van psychische klachten gerelateerd aan het ongeval, dan stelt mijn medisch adviseur voor om een psychiatrische expertise te laten plaatsvinden. Vervolgens kan aanvullend verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsvinden.
2.17.
Op 26 april 2018 heeft [verzekeringsgeneeskundige 2] haar definitieve rapport uitgebracht (‘de verzekeringsgeneeskundige rapportage’). Zij heeft daarin onder meer vermeld:
“(…). Inhoudelijke beoordeling van de reacties
Van de zijde van Delta Lloyd werd in de brief van 10 april 2018 aangegeven dat geen reden werd gezien om niet tot een definitieve rapportage te komen, waarbij de suggestie werd gedaan dat ik zo nodig de mededeling kon opnemen dat partijen nog in overleg zijn over de noodzaak van een separate beoordeling van de psychische klachten. Ik kan mij goed in dit voorstel vinden. Zoals medisch adviseur [medisch adviseur 1] aangeeft is een skypegesprek niet de aangewezen weg om tot een goede psychiatrische diagnostiek te komen, waaraan ik nog toe kan voegen dat psychiatrische diagnostiek ook niet de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts betreft. Mijn bevindingen en conclusies op psychiatrisch terrein zijn met name oriënterend bedoeld. Oriënterend zag ik geen psychiatrische ziekte waarbij ik er goede nota van nam dat dit de situatie betreft onder gebruik van antidepressieve medicatie. Mijn opmerking dat de PTSS niet het ongeval betreft kwam voort uit het anamnetisch gegeven dat de nachtmerries over gebeurtenissen in het werk gaan, niet over het ongeval. Ik heb hier mijn aantekeningen nog eens gecontroleerd, die ik tijdens de skypesessie maakte, en kan mij de gesprekspassage ook nog goed herinneren omdat ik aanvankelijk dacht dat de nachtmerries over het ongeval gingen maar op dat punt door verzekerde werd gecorrigeerd. Verzekerde vertelde, overigens zonder dat wij er nader op in gingen, in zijn werk vreselijke dingen te hebben meegemaakt. Hoewel ik dit natuurlijk niet zeker kan weten heb ik niet de indruk dit verkeerd te hebben begrepen. Overigens gaf verzekerde wel aan door het ongeval psychisch wel kwetsbaarder te zijn geworden waardoor die PTSS (over de andere voorvallen) de kop op kon steken.
Ik nam aandachtig kennis van de (ongedateerde) reactie van betrokkene op de rapportage. Voor zover de reactie het psychiatrische terrein betreft gaf ik zojuist mijn visie. Op de overige terreinen lees ik geen nieuwe gegevens die leiden tot een wijziging in de beoordeling. Ook reactie van medisch adviseur [medisch adviseur 1] gaf mij op deze terreinen geen argumenten die tot wijziging leiden en de medisch adviseur van Delta Lloyd kon zich sowieso in de rapportage vinden. Op de niet-psychische terreinen zie ik dus geen aanleiding tot wijziging van mijn eerdere overwegingen en conclusies.
Conclusie
Zoals gezegd is een skypesessie door een verzekeringsarts niet de aangewezen weg om tot diepgaande psychiatrische diagnostiek te komen. Nu op de overige terreinen van de zijde van de beide medisch adviseurs en van de zijde van betrokkene zelf, geen argumenten worden gegeven die tot een gewijzigde visie leiden, breng ik thans de definitieve rapportage uit met de opmerking dat tussen partijen overleg gaande is over een separate beoordeling van de psychische toestand.”
2.18.
Bij brief van 25 mei 2018 heeft de advocaat van [verzoeker] gereageerd op een bericht van NN van 10 april 2018, waarin zij heeft gemeld bereid te zijn te overleggen over een psychiatrisch onderzoek, maar dat zij dan eerst meer informatie en documentatie wil ontvangen, omdat zij geen inzicht heeft in de psychische klachten van [verzoeker] . De advocaat van [verzoeker] bestrijdt dat NN geen inzicht heeft in de psychiatrische problematiek. Hij wijst erop dat NN beschikt over medische informatie van neuropsycholoog [neuropsycholoog] , bij wie [verzoeker] vanaf mei 2009 tot september 2010 onder behandeling heeft gestaan, en dat het bestaan van psychische klachten in het NOC-rapport is vermeld. De advocaat schrijft dat [verzoeker] op 11 juli 2014 een eenmalig gesprek heeft gehad bij psychiater [psychiater 1] , maar dat hierover geen medische informatie beschikbaar is. [verzoeker] heeft van 22 juli 2014 tot 30 november 2014 onder behandeling gestaan van psycholoog [pyscholoog] . Medische informatie over die behandeling is niet beschikbaar, maar wordt verwacht. Op 28 mei 2018 zal [verzoeker] starten met een behandeling bij psychiater [psychiater 2] (‘ [psychiater 2] ’), met wie zes afspraken zijn gepland. In dat verband verzoekt [verzoeker] NN een aanvullend voorschot van € 1.500 te betalen. NN zal zodra mogelijk in het bezit worden gesteld van informatie van [psychiater 2] , aldus steeds de advocaat.
2.19.
NN heeft het door [verzoeker] verzochte aanvullende voorschot verstrekt.
2.20.
Op 22 oktober 2018 is een rapport van psychiater [psychiater 2] beschikbaar gekomen.
2.21.
Bij e-mailbericht van 11 maart 2019 heeft NN de reactie van haar medisch adviseur (de heer [medisch adviseur 2] ) aan de advocaat van [verzoeker] gestuurd. [medisch adviseur 2] acht het rapport van [psychiater 2] niet geschikt als basis voor een regeling van de schade. Indien [verzoeker] zich hierin niet kan vinden, is volgens [medisch adviseur 2] een psychiatrische expertise nodig, doch niet eerder dan dat de ontbrekende gegevens zijn aangeleverd.
2.22.
Bij verzoekschrift van 6 april 2020 (zie ook 1.2) heeft NN een deelgeschil ingesteld bij deze rechtbank waarin zij zich kort gezegd op het standpunt heeft gesteld dat partijen gebonden zijn aan het NOC-rapport van 29 maart 2012 en de op 24 april 2018 door [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage (en bijbehorende FML). NN heeft verzocht [verzoeker] te gelasten mee te werken aan een (gezamenlijk) arbeidsdeskundig onderzoek op afstand door [arbeidsdeskundige 1] (Radar) op basis van voornoemde rapportages en een door NN opgestelde vraagstelling.
3 Het geschil
3.1.
Het verzoek op grond van artikel 202 lid 1 Rv strekt ertoe dat de rechtbank bij beschikking beveelt:
–
- i) dat opnieuw als deskundige wordt benoemd orthopeed [orthopedisch chirurg] (NOC);
–
- ii) dat na het beschikbaar komen van het deskundigenrapport van [orthopedisch chirurg] als deskundige wordt benoemd psychiater [psychiater 3] ;
–
iii) dat na het beschikbaar komen van het psychiatrisch deskundigenbericht opnieuw als deskundige wordt benoemd verzekeringsarts [verzekeringsgeneeskundige 2] ;
–
- iv) dat na het beschikbaar komen van het deskundigenrapport van [verzekeringsgeneeskundige 2] als deskundige wordt benoemd arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 2] ( [plaats 2] );
–
- v) dat aan de deskundigen een exemplaar van dit verzoekschrift inclusief producties wordt toegestuurd teneinde antwoord te geven op een nog door de rechtbank te formuleren vraagstelling;
–
- vi) dat de conceptrapportages eerst aan [verzoeker] worden gestuurd in verband met zijn inzage- en correctierecht met de vraag of [verzoeker] gebruik wenst te maken van zijn blokkeringsrecht;
–
vii) dat de conceptrapportages eerst op kosten van NN worden vertaald door een vertaalbureau teneinde [verzoeker] in staat te stellen gebruik te maken van zijn inzage-, correctie- en blokkeringsrecht;
–
viii) dat de kosten van de deskundigen evenals de reis- en verblijfkosten van [verzoeker] ten laste van NN worden gebracht nu NN aansprakelijk is voor het [verzoeker] op 31 oktober 2008 overkomen ongeval.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat het NOC-rapport geen recht meer doet aan zijn gezondheidstoestand, omdat ten tijde van het opstellen daarvan nog geen sprake was van een medische eindtoestand en omdat zijn gezondheidstoestand nadien aanmerkelijk is verslechterd. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [verzoeker] verwezen naar twee brieven afkomstig van zijn huisarts [de huisarts] (2.6) alsmede een medico-legal report van back doctor [A] (5 juni 2017 en 8 juli 2020), een brief van dr. [B] (18 januari 2020) en een brief van sports physiotherapist [C] (29 januari 2020). Ook uit de anamnese van dr. [verzekeringsgeneeskundige 2] blijkt dat sprake is van een verslechtering van de gezondheidstoestand van [verzoeker] .
3.2.1.
De psychische klachten zijn niet meegenomen in de door [verzekeringsgeneeskundige 2] aan [verzoeker] opgelegde beperkingen, terwijl noodzakelijk is duidelijkheid te verkrijgen over de aard en ernst daarvan en de causale relatie tussen de klachten en het ongeval. Daarom moet een psychiatrisch onderzoek plaatsvinden in Nederland door een Nederlandse psychiater (die de Engelse taal goed machtig is), want Nederlandse psychiaters zijn gewend om te werken met de IWMD-vraagstelling.
3.2.2.
Het daarop volgende psychiatrisch rapport moet vervolgens aan [verzekeringsgeneeskundige 2] worden voorgelegd, zodat zij haar eerdere rapportage waar nodig kan aanvullen of bijstellen. Als tevens orthopedisch heronderzoek plaatsvindt zal ook de uitkomst hiervan door [verzekeringsgeneeskundige 2] kunnen worden verwerkt.
3.2.3.
Om de hulpbehoefte van [verzoeker] te kunnen beoordelen dient daarna arbeidsdeskundig onderzoek plaats te vinden. [arbeidsdeskundige 1] is eerder in gezamenlijk overleg ingeschakeld, maar [verzoeker] heeft geen vertrouwen meer in [arbeidsdeskundige 1] , omdat hij heeft gezegd in staat te zijn het onderzoek uit te voeren, maar hier later op terugkwam. Daarom verzoekt [verzoeker] om de benoeming van een nieuwe arbeidsdeskundige.
3.3.
NN concludeert tot afwijzing van de verzoeken.
3.3.1.
De onderzoeken op orthopedisch en verzekeringsgeneeskundig gebied zijn al verricht. Er is geen reden van de eerdere bevindingen af te wijken of de onderzoeken opnieuw te laten uitvoeren: de rapporten zijn deugdelijk en er is geen sprake van een wezenlijke verandering van omstandigheden. NN betwist de betrouwbaarheid en objectiviteit van [de huisarts] . Voor zover al sprake is van een verslechtering, is het sowieso de vraag of dat verschil zal maken voor de beperkingen van [verzoeker] . NN betwist tevens dat ten tijde van het opstellen van het NOC-rapport geen sprake was van een medische eindtoestand. De NOC-deskundigen hebben aangegeven dat het mogelijk was de blijvende gevolgen van het ongeval in kaart te brengen en de discussie over de gestelde verslechtering van de gezondheidstoestand is in ieder geval beslecht door [verzekeringsgeneeskundige 2] . Blijkens een brief van de advocaat van [verzoeker] van 3 augustus 2017 heeft [verzoeker] in dat verband medische informatie over de periode tot en met juni 2017 aan [verzekeringsgeneeskundige 2] gezonden, afkomstig van [D] (4 oktober 2010 en 13 september 2016), [de huisarts] (1 november 2014 en 7 december 2014), [E] (25 januari 2016), [F] (2 juni 2017), Dr. [A] (5 juni 2017), [G] (13 juni 2017) en [H] (14 juni 2017). Dit betekent dus dat [verzekeringsgeneeskundige 2] ten tijde van het opstellen van haar rapport over recente medische informatie beschikte, mede op basis waarvan heeft zij geconcludeerd dat op neurologisch en orthopedisch gebied geen duidelijke achteruitgang blijkt althans dat grote verschillen niet aan de orde zijn. Zij heeft de weergave van de beperkingen dan ook kunnen beperken tot één FML. Dit is dus een gepasseerd station.
3.3.2.
Ook voor een psychiatrisch onderzoek ziet NN onvoldoende basis. Eventuele psychische klachten leken geen grote rol te spelen voordat [verzekeringsgeneeskundige 2] werd ingeschakeld. Daar komt bij dat medische documentatie over de gestelde psychische klachten over de periode van 2012 tot 2018 ontbreekt. In ieder geval is niet duidelijk hoe een dergelijk onderzoek partijen vooruit zou helpen in de schaderegeling. [verzoeker] heeft geen, althans onvoldoende zwaarwegend belang bij een dergelijke expertise (zeker gezien de daarmee gemoeide tijd en kosten) dan wel zijn verzoek is niet ter zake dienend.
3.3.3.
Voortgang kan het beste worden bereikt door hervatting van de eerdere gezamenlijke benoeming van een arbeidsdeskundige. Die kan uitsluitsel geven over de omvang van de zorgbehoefte. De benodigde informatie is voorhanden, want [verzekeringsgeneeskundige 2] heeft een deugdelijke en werkbare FML opgesteld waarin de beperkingen van [verzoeker] zijn vastgelegd en waarin ook de geuite psychische klachten zijn meegewogen. NN volhardt dan ook in haar verzoek tot (her) benoeming van arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] , zoals ingesteld bij verzoekschrift deelgeschil van 6 april 2020, bekend onder zaak-/ rolnummer C/09/591063 HA ZA 20-162 (1.2).
3.3.4.
NN maakt voorts bezwaar tegen de persoon van [psychiater 3] . Indien de rechtbank beslist dat een psychiatrisch expertise moet worden verricht, dan kan deze in Australië worden uitgevoerd door psychiater [psychiater 4] . [verzoeker] hoeft dan niet te reizen, de psychiater spreekt dezelfde taal en is bekend met de medische context ter plekke en er kan een Engelse vertaling van de IWMD-vraagstelling worden gehanteerd (productie 17). De deskundige dient vooraf een ‘disclosure statement’ af te geven. Indien een psychiatrisch onderzoek wordt verricht, dan kan dat aan [verzekeringsgeneeskundige 2] worden voorgelegd met het verzoek haar eerdere rapportage waar nodig aan te vullen of bij te stellen, aldus NN.
4 De beoordeling
4.1.
Op grond van artikel 202 Rv kan, voordat een zaak aanhangig is, op verzoek van een belanghebbende een voorlopig deskundigenbericht worden bevolen. Bij de beoordeling van een verzoek hiertoe komt aan de rechter geen discretionaire bevoegdheid toe. Het verzoek dient in beginsel te worden toegewezen, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenbericht kunnen worden bewezen. Toewijzing van het verzoek kan echter achterwege blijven indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen misbruik wordt gemaakt of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
4.2.
Zo kan een verzoek tot het verrichten van een voorlopig deskundigenbericht worden afgewezen indien er al medische onderzoeken zijn verricht en/of indien het belang bij een nieuw deskundigenonderzoek onevenredig is in verhouding tot de betrokken belangen van de wederpartij. Voorts kan een verzoeker geen belang hebben bij het verzoek tot een nieuw deskundigenbericht als er al eerder een (zelfde) deskundigenonderzoek is uitgevoerd en er geen concrete aanleiding is (in de vorm van zwaarwegende bezwaren tegen het eerdere onderzoek) om dit onderzoek opnieuw te laten verrichten.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.
[orthopedisch chirurg] heeft in onderhavige zaak reeds een op gezamenlijk verzoek opgesteld orthopedisch deskundigenrapport uitgebracht. [verzoeker] wil dat [orthopedisch chirurg] hetzelfde onderzoek opnieuw uitvoert. Naar het oordeel van de rechtbank zal een dergelijk verzoek in het algemeen slechts kunnen worden ingewilligd indien sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die een door de rechter te gelasten deskundigenonderzoek rechtvaardigen of zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen de wijze van totstandkoming en/of de inhoud van het eerder uitgebrachte deskundigenrapport, die maken dat dit geen duidelijkheid geeft over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en dus onbruikbaar is om de procespositie te bepalen. Voor het gelasten van een deskundigenonderzoek door de rechter is geen ruimte indien degene die daarom verzoekt dit verzoek doet, omdat hij het niet eens is met de inhoud van het deskundigenbericht en de daarin verwoorde conclusies.
4.5.
Nieuwe feiten of omstandigheden kunnen zijn gelegen in een latere verslechterde gezondheidstoestand, zoals [verzoeker] stelt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] echter in het licht van de betwisting van NN voor het bestaan hiervan niet een voldoende concrete medische onderbouwing gegeven. De enkele (betwiste) visie van zijn huisarts – bestaande uit één brief van 1 november 2014 waarbij een medische onderbouwing afkomstig van behandelaars ontbreekt – volstaat in dit verband niet. Dit nog daargelaten dat ook de medisch adviseur van [verzoeker] twee jaar later zelf heeft geschreven dat de verslechterde gezondheidstoestand nader moet worden onderbouwd (2.11). Daar komt bij dat [verzekeringsgeneeskundige 2] met inachtneming van recente(re) medische informatie in 2018 geen significante verslechtering heeft geconstateerd ten opzichte van de klachten en beperkingen zoals beschreven in het NOC-rapport. Zij concludeert op pagina 6 van haar rapport: “Al met al acht ik geen grote verschillen aan de orde in tussen de bij de expertise aangegeven beperkingen en de beperkingen van nadien”. De rechtbank gaat ook voorbij aan de overige door [verzoeker] overgelegde informatie afkomstig van diverse behandelaars (3.2), nu hij niet heeft toegelicht waarom betekenis aan de bevindingen van deze personen kan worden gehecht en hij evenmin heeft geconcretiseerd waarom hieruit volgt dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd. Kortom, er zijn onvoldoende objectieve aanknopingspunten waaruit de gestelde verslechtering van de gezondheidstoestand van [verzoeker] blijkt.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] voorts onvoldoende feiten naar voren gebracht die leiden tot de conclusie dat nieuw orthopedisch onderzoek geboden is omdat ten tijde van het opstellen van het NOC-rapport geen sprake was van een medische eindtoestand. Zij acht van belang, zoals NN heeft betoogd, dat in het NOC-rapport op bepaalde punten rekening is gehouden met de mogelijkheid van verslechtering van de gezondheidstoestand van [verzoeker] en in zoverre al in het NOC-rapport is verdisconteerd. [orthopedisch chirurg] heeft op pagina 36 van het NOC-rapport gesignaleerd dat daarmee rekening moet worden gehouden, maar heeft die kans niet groot geacht:
“(…). Vanuit een orthopaedisch oogpunt is het mogelijk om minstens de blijvende gevolgen van het ongeval voor u in kaart te brengen, maar met een verslechtering van de huidige situatie dient op termijn zonder meer rekening te worden gehouden. Betrokkene is momenteel 57 jaar en met het oseosynthesemateriaal c.q. de schouderprothese kunnen altijd verdere problemen ontstaan. Tevens moet in theorie rekening worden gehouden met het vervroegd optreden van coxartrose rechts. De kans op een coxartrose en ook een gonartrose rechts lijkt niet erg groot, maar desondanks [moet] er mee rekening worden gehouden. De kans op het ontstaan van een glenohumerale artrose is overigens ook niet erg groot vanwege het matige actieve gebruik van de linker schouder, maar ook daarmee moet toch rekening gehouden worden. (…).
Waarna [neuroloog] vervolgt:
“Gelet op de tijd die sinds het ongeval is verstreken (ruim drie jaar) kan vanuit een neurologisch oogpunt van een blijvend gevolg van het ongeval gesproken worden. Dit betekent dus dat geen essentiële verbetering ten opzichte van de huidige situatie meer verwacht behoeft te worden. Het is echter ook niet redelijk om uit te gaan van een verslechtering.”
Een en ander vindt vervolgens bevestiging in het rapport van [verzekeringsgeneeskundige 2] . Op bladzijde 6 van haar rapport heeft zij geschreven dat [orthopedisch chirurg] een mogelijke toekomstige verslechtering heeft vermeld, dat volgens haar geen duidelijke achteruitgang is onderbouwd met de informatie van [de huisarts] alsmede dat zij geen grote verschillen aan de orde acht tussen de in het NOC-rapport aangegeven beperkingen en de beperkingen van nadien, waarna zij overgaat tot het opstellen van één beperkingenlijst. Rechtvaardiging voor een nieuw orthopedisch onderzoek door [orthopedisch chirurg] kan derhalve evenmin worden gevonden in de stelling van [verzoeker] dat in 2012 geen sprake was van een medische eindtoestand.
4.7.
[verzoeker] heeft ook overigens geen argumenten naar voren gebracht die, niettegenstaande het vorenstaande, maken dat opnieuw orthopedisch onderzoek is geïndiceerd. Het NOC-rapport is bindend. Het opnieuw uitvoeren van het orthopedisch onderzoek zou naar het oordeel van de rechtbank een herhaling van zetten zijn. De rechtbank verwijst naar haar beschikking van heden in de deelgeschilprocedure met zaak- en rekestnummer C/09/590830 / HA RK 20-155. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank het verzoek onder 3.1 (i) afwijzen vanwege het ontbreken van een voldoende zwaarwichtig belang en derhalve in strijd met de goede procesorde.
Het verzoek tot het verrichten van een psychiatrische expertise
4.8.
Dit geldt niet voor een psychiatrische expertise. Een dergelijk onderzoek is niet eerder uitgevoerd. Gelet op het in (4.1) overwogene moet een dergelijk verzoek in beginsel worden toegewezen. Degene die de rechtbank verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te gelasten moet conform artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) neergelegde regel voldoende belang hebben bij dat verzoek. De doelstelling van een voorlopig deskundigenbericht is (onder meer) een partij de mogelijkheid te verschaffen om aan de hand daarvan zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden, en zo beter te beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] NN meer inzicht in (het verloop van) de door hem gestelde psychische klachten heeft kunnen en moeten geven. De medische onderbouwing van [verzoeker] ten aanzien van de gestelde psychische klachten over de periode van 2012 tot 2018 is summier. De rechtbank stelt voorts vast dat partijen in de eerste plaats verdeeld zijn over de vraag van het benodigd aantal uren per week aan zorgbehoefte. Het is de vraag in hoeverre de resultaten van een psychiatrisch onderzoek relevantie hebben voor dit geschilpunt tussen partijen. Niettemin ziet de rechtbank hierin onvoldoende grond voor afwijzing van het verzoek. Zij acht daartoe allereerst redengevend dat de eerder door partijen aangezochte NOC-deskundigen ook al psychiatrisch onderzoek hebben geadviseerd. Dat partijen daarvan omwille van een mogelijke regeling hebben afgezien, zoals [verzoeker] onweersproken heeft toegelicht, laat onverlet dat dit een advies betreft van twee in gezamenlijk overleg benoemde deskundigen. Voorts leidt het gegeven dat [verzekeringsgeneeskundige 2] de door [verzoeker] ervaren psychiatrische klachten in haar rapport heeft meegewogen niet vanzelfsprekend tot de conclusie dat voornoemde klachten in voldoende mate zijn verdisconteerd in de door haar opgestelde FML. In aanmerking moet immers worden genomen dat [verzekeringsgeneeskundige 2] in haar definitieve rapport heeft toegelicht dat psychiatrische diagnostiek niet de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts betreft en dat haar bevindingen en conclusies op psychiatrisch terrein in het conceptrapport met name oriënterend waren bedoeld (2.17).
4.10.
Al met al betekent dit dat onderzoek door een psychiater mogelijk is en zinvol kan zijn om tot een juiste waardering van de klachten en beperkingen van [verzoeker] te komen. In hoeverre de uitkomst van een psychiatrisch onderzoek partijen vervolgens verder helpt bij het maken van afspraken kan niet op voorhand worden beoordeeld, maar niet valt uit te sluiten dat zij bij de beoordeling van de schadeposten mede kunnen putten uit aspecten van een psychiatrische expertise. Een en ander doet in ieder geval niets af aan het belang dat [verzoeker] heeft om duidelijkheid te verkrijgen over de aard en ernst van zijn psychische klachten, de causale relatie tussen deze klachten en het ongeval en de plicht van beide partijen ervoor zorg te dragen dat zo spoedig mogelijk tot een regeling wordt gekomen.
4.11.
Het verzoek van [verzoeker] tot het verrichten van een psychiatrische expertise zal derhalve worden ingewilligd met inachtneming van het hierna volgende.
Wijze van invulling van het psychiatrisch onderzoek, persoon van de deskundige en vraagstelling
4.12.
Kort gezegd heeft [verzoeker] een voorkeur voor een expertise in Nederland, terwijl NN een voorkeur heeft voor een expertise in Australië. NN heeft in ieder geval bezwaar tegen de persoon van [psychiater 3] , waarna [verzoeker] als alternatief heeft voorgesteld psychiater [psychiater 5] (WPEX) of dr. [psychiater 6] (Psyon).
4.13.
Voorop staat het belang van beide partijen bij een voortvarende afwikkeling van het schadetraject. De rechtbank begrijpt de voorkeur van [verzoeker] voor een onderzoek in levende lijve boven een onderzoek met gebruikmaking van digitale middelen. De rechtbank acht het uitvoeren van een psychiatrische expertise onder leiding van een Nederlandse deskundige, bekend met de IWMD-vraagstelling en letselschadeprocedures naar Nederlands recht, geïndiceerd. In beginsel zal die psychiatrische expertise via een onlineverbinding plaatsvinden, met dien verstande dat de rechtbank de te benoemen deskundige uitdrukkelijk in overweging geeft om een psychiater (niet behandelaar van [verzoeker] ) in Australië in te schakelen die [verzoeker] in een persoonlijke ontmoeting nader kan onderzoeken. Daarbij kan gedacht worden aan dr. [psychiater 4] , die NN heeft voorgesteld en waartegen [verzoeker] geen bezwaar heeft gemaakt. De IWMD-vraagstelling zal in ieder geval op kosten van NN in het Engels moeten worden vertaald. Indien en voor zover [verzoeker] (toch) naar Nederland wenst te komen, staat hem dat vrij, met dien verstande dat NN alsdan niet gehouden is de daarmee gemoeide kosten te vergoeden. De rechtbank acht dit een voldoende passende en constructieve oplossing die recht doet aan de wederzijdse belangen.
4.14.
De rechtbank zal partijen derhalve opdragen een eensluidend voorstel te doen ter benoeming van een Nederlandse psychiatrisch deskundige die in staat en bereid is (hetgeen zij zelf op voorhand dienen na te gaan) om aan de hand van een (in het Engels vertaalde) IWMD-vraagstelling een online psychiatrisch onderzoek te verrichten, bij gebreke waarvan de rechtbank ambtshalve zal overgaan tot het benoemen van een psychiatrisch deskundige genoemd op de deskundigenlijst van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportage (NVMSR) en WPEX, te weten mevrouw [psychiatrisch deskundige] te [plaats 3] .
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek door dr. [verzekeringsgeneeskundige 2]
4.15.
Partijen zijn het erover eens dat het psychiatrisch deskundigenbericht aan verzekeringsarts [verzekeringsgeneeskundige 2] kan worden voorgelegd met het verzoek haar eerdere rapportage daar waar nodig aan te vullen of bij te stellen. De eerdere, door partijen gezamenlijk overeengekomen vraagstelling aan [verzekeringsgeneeskundige 2] is voor deze nadere rapportage leidend.
4.16.
De rechtbank zal het onder 3.1 (iii) geformuleerde verzoek derhalve toewijzen.
De benoeming van een arbeidsdeskundige
4.17.
Partijen zijn het er tevens over eens dat na het beschikbaar komen van een psychiatrisch deskundigenbericht en een (aangevuld) verzekeringsgeneeskundig rapport, een arbeidsdeskundige moet worden benoemd, maar zij zijn het niet eens over de persoon van de arbeidsdeskundige.
4.18.
De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] niet inwilligen en zal overgaan tot benoeming van [arbeidsdeskundige 1] . Bij dit oordeel is betrokken dat [arbeidsdeskundige 1] eerder door partijen gezamenlijk is ingeschakeld en bekend is met het dossier, hetgeen de voortvarendheid kan bevorderen. De enkele stelling van [verzoeker] dat [arbeidsdeskundige 1] in tegenstelling tot zijn eerdere bevestiging heeft gemeld dat hij geen beoordeling kan uitvoeren, is onvoldoende om aan de eerder tussen partijen gemaakte afspraak voorbij te gaan. Niet valt in te zien waarom een (arbeids)deskundige gedurende de uitvoering van een onderzoek niet tot de conclusie zou kunnen komen dat een onderzoeksvraag niet kan worden beantwoord vanwege onduidelijke of ontbrekende informatie, hetgeen volgens [arbeidsdeskundige 1] hier het geval was. Mede gelet op dat wat de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van de brieven van [de huisarts] (4.5), is de toelichting die [arbeidsdeskundige 1] heeft gegeven (2.9), aanvaardbaar. Hieruit blijkt bovendien niet dat [arbeidsdeskundige 1] de opdracht teruggeeft, maar juist voorstellen doet ter zake van een zorgvuldige uitvoering van het onderzoek. Ook voor deze nadere rapportage is de eerdere door partijen gezamenlijk overeengekomen vraagstelling aan [arbeidsdeskundige 1] leidend.
4.19.
De rechtbank zal derhalve overgaan tot de benoeming van [arbeidsdeskundige 1] als arbeidsdeskundige, zoals in het dictum beschreven.
4.20.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen geldt ook voor zowel het verzekeringsgeneeskundig onderzoek als het arbeidsdeskundig onderzoek dat, indien [verzekeringsgeneeskundige 2] respectievelijk [arbeidsdeskundige 1] ter zake van de uitvoering van hun onderzoek persoonlijk contact met [verzoeker] nodig achten, dat dit eveneens op afstand en derhalve online zal dienen plaats te vinden.
Het honorarium van de deskundigen
4.21.
De rechtbank ziet in het feit dat NN aansprakelijkheid heeft erkend voor de in redelijkheid aan het ongeval toe te rekenen schade die [verzoeker] lijdt, voldoende aanleiding om in afwijking van artikel 195 Rv te bepalen dat een eventueel voorschot op het honorarium van de deskundigen door NN moet worden gedeponeerd. NN heeft hiertegen ook geen verweer gevoerd. Zodra de nog te benoemen psychiatrisch deskundige alsook [verzekeringsgeneeskundige 2] en [arbeidsdeskundige 1] een begroting van (het voorschot op) hun honorarium hebben gegeven, krijgen partijen gelegenheid zich hierover uit te laten.
Informatie ten behoeve van de onderzoeken
4.22.
[verzoeker] heeft verzocht de deskundigen (enkel) te voorzien van het verzoekschrift inclusief producties (3.1 (v). De deskundigen dienen echter de beschikking te krijgen over het gehele procesdossier inclusief producties. Het is aan hen hun beoordeling op basis daarvan op passende wijze in te vullen. De rechtbank laat het aan de deskundigen over te beoordelen welke (aanvullende) medische gegevens en informatie zij daarnaast voor hun onderzoek noodzakelijk achten en zal derhalve bepalen dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken indien deze daarom verzoeken.
De medewerkingsplicht
4.23.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan (een van) de deskundige(n) doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
4.24.
De rechtbank zal in de beschikking ter zake van de benoeming bepalen dat de deskundigen [verzoeker] in de gelegenheid moeten stellen gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht alsmede dat de conceptrapportages eerst op kosten van NN in het Engels dienen te worden vertaald. De rechtbank wijst er in dit verband op dat partijen wettelijk verplicht zijn mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting eveneens uitwerken in voornoemde beschikking. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, waaronder ook een (lichtvaardig) beroep op het blokkeringsrecht kan worden begrepen, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
Tot slot
4.25.
Behalve het onderhavige verzoek is tevens een deelgeschil aanhangig tussen partijen (zie onder 1.2 en 2.22). Kort gezegd volgt in lijn met onderhavige beslissing zoals weergegeven in het dictum uit de beslissing in het deelgeschil bij beschikking van heden dat partijen gebonden zijn aan het NOC-rapport en het rapport van [verzekeringsgeneeskundige 2] alsmede dat [verzoeker] dient mee te werken aan een arbeidsdeskundig onderzoek op afstand door [arbeidsdeskundige 1] .
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1.
beveelt een psychiatrisch onderzoek door een in Nederland gevestigde psychiatrisch deskundige, online uit te voeren en zo nodig met inschakeling door de genoemde deskundige van een in Australië gevestigde psychiatrisch deskundige die [verzoeker] in een persoonlijke ontmoeting kan onderzoeken;
5.2.
draagt partijen op om binnen vier weken na heden een eensluidend voorstel te doen ter benoeming van een Nederlandse psychiatrisch deskundige die in staat en bereid is om aan de hand van een (in het Engels vertaalde) IWMD-vraagstelling een online psychiatrisch onderzoek te verrichten, bij gebreke waarvan de rechtbank ambtshalve zal overgaan tot het benoemen van een psychiatrisch deskundige genoemd op de deskundigenindex;
5.3.
bepaalt dat aan de nog te benoemen psychiatrisch deskundige een (op kosten van NN via een vertaalbureau te vertalen) Engelse versie van de IWMD-vraagstelling, zoals in kopie aan deze beschikking gehecht, ter beantwoording zal worden voorgelegd;
5.4.
bepaalt dat na het beschikbaar komen van een psychiatrisch deskundigenrapport als deskundige wordt benoemd verzekeringsarts dr. [verzekeringsgeneeskundige 2] ;
5.5.
bepaalt dat na het beschikbaar komen van een verzekeringsgeneeskundig rapport als deskundige wordt benoemd arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] , werkzaam bij Radar;
5.6.
beveelt dat aan de deskundigen een exemplaar van het procesdossier wordt toegestuurd teneinde antwoord te geven op de door de nog te benoemen psychiater aan deze beschikking gehechte IWMD-vraagstelling althans de verzekeringsgeneeskundige rapportage;
5.7.
beveelt dat de conceptrapportages van de deskundigen steeds eerst aan [verzoeker] zullen worden gestuurd in verband met zijn inzage- en blokkeringsrecht met de vraag of [verzoeker] daarvan gebruik wil maken;
5.8.
beveelt dat de conceptrapportages van de deskundigen eerst op kosten van NN in het Engels dienen te worden vertaald door een vertaalbureau teneinde [verzoeker] in staat te stellen gebruik te maken van zijn inzage-, correctie- en blokkeringsrecht;
5.9.
beveelt dat de kosten van de deskundigen ten laste van NN zullen worden gebracht nu NN aansprakelijk is voor het [verzoeker] op 31 oktober 2008 overkomen ongeval, met dien verstande dat NN zich steeds eerst mag uitlaten over een nog door de deskundigen op te stellen begroting;
5.10.
wijst af het anders of meer verzochte;
5.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.1
1 type: 2513 coll: