Rb, deelgeschil: partijen gebonden aan gezamenlijk deskundigenrapport orthopedisch chirurg en neuroloog, benadeelde moet meewerken aan arbeidsdeskundig onderzoek

Samenvatting:

Ongeval 2008; benadeeld woont in Australië. In gezamenlijk overleg heeft expertise door orthopedisch chirurg en neuroloog plaatsgevonden en is verzekeringsgeneeskundige ingeschakeld. Verzekeraar verzoekt in deelgeschil te bepalen dat partijen gebonden zijn de rapporten en dat benadeelde moet meewerken aan arbeidsdeskundig onderzoek. De rechtbank oordeelt dat er geen steekhoudende en zwaarwegende bezwaren tegen de totstandkoming en de inhoud van de rapporten, terwijl verweerder ook niet heeft aangetoond dat zijn gezondheidssituatie sindsdien wezenlijk is veranderd. Verzoek van verzekeraar wordt toegewezen. NB: Bij beschikking van dezelfde datum wordt psychiatrische expertise bevolen.

ECLI:NL:RBDHA:2020:14414

Instantie

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak

18-12-2020

Datum publicatie

12-05-2021

Zaaknummer

C/09/591063 / HA RK 20-162

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Rekestprocedure

Inhoudsindicatie

Deelgeschil letselschade. Partijen gebonden aan gezamenlijk deskundigenrapport orthopedisch chirurg en neuroloog.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rekestnummer: C/09/591063 / HA RK 20-162

Beschikking van 18 december 2020

in de zaak van

NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V. te Den Haag,

verzoekster,

advocaten mr. P. Oskam en mr. H.P. Verdam te Amsterdam,

tegen

[verweerder] te [plaats] , Australië,

verweerder,

advocaat mr. S. Baggerman te Apeldoorn.

Verzoekster zal hierna worden aangeduid met ‘NN’. Verweerder zal hierna worden aangeduid met ‘ [verweerder] ’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift deelgeschil ex artikel 1019 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) van 6 april 2020, met producties;

het verweerschrift deelgeschil ex artikel 1019 Rv tevens zelfstandig tegenverzoek van 8 juni 2020, met producties;

– de mondelinge behandeling van het verzoek op 13 juli 2020, die vanwege de Coronamaatregelen heeft plaatsgevonden via ‘Skype for Business’. Hierbij zijn verschenen namens verzoekster de [heer 1] , bijgestaan door mr. H.P. Verdam voornoemd en namens verweerder de daartoe gemachtigde [heer 2] , bijgestaan door mr. S. Baggerman voornoemd.

1.2.

Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek van [verweerder] tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek ex artikel 202 lid 1 Rv, ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 3 april 2020, bekend onder zaaknummer C/09/590830 / HA ZA 20-155, in welke zaak deze rechtbank heden eveneens beschikking heeft gewezen.

1.3.

Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verweerder] is op 31 oktober 2008 betrokken geraakt bij een verkeersongeval waarvoor NN (voorheen Delta Lloyd) namens haar verzekerde aansprakelijkheid heeft erkend. Als gevolg van het ongeval heeft [verweerder] letsel opgelopen met blijvende pijnklachten en beperkingen tot gevolg. [verweerder] is afkomstig uit Australië en werkte ten tijde van het ongeval in Den Haag. Na het ongeval en de eerste ziekenhuisperiode is [verweerder] op 19 december 2008 teruggekeerd naar Australië. Hij heeft daar zijn revalidatie voortgezet.

2.2.

In gezamenlijk overleg heeft een geneeskundige expertise plaatsgevonden, waarbij [verweerder] is onderzocht door orthopedisch chirurg [orthopedisch chirurg] (‘ [orthopedisch chirurg] ’) en neuroloog [neuroloog] (‘ [neuroloog] ’), beiden werkzaam bij het Neuro-Orthopaedisch Centrum te Bilhoven (‘het NOC’). NN heeft de kosten van dit onderzoek voor haar rekening genomen.

2.3.

Op 20 februari 2012 hebben [orthopedisch chirurg] en [neuroloog] een concept van hun rapport aan de advocaat van [verweerder] gezonden om [verweerder] in de gelegenheid te stellen desgewenst gebruik te maken van zijn inzage-, correctie- en blokkeringsrecht. [verweerder] heeft met de inhoud van het conceptrapport ingestemd, op een paar correcties en kanttekeningen na, die door het NOC zijn gecorrigeerd of in voetnoten zijn verwerkt.

2.4.

Op 29 maart 2012 is een definitief rapport verschenen (‘het NOC-rapport’). In het NOC-rapport is omschreven welke klachten en beperkingen [verweerder] ondervindt.

2.5.

Partijen zijn in overleg getreden over de afwikkeling van de schade.

2.6.

[verweerder] heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd na afgifte van het NOC-rapport. Op 19 december 2014 heeft de advocaat van [verweerder] in dat verband twee brieven van de huisarts van [verweerder] , te weten dr. [de huisarts] (‘ [de huisarts] ’), aan NN doorgestuurd (gedateerd 1 november en 7 december 2014) en het volgende geschreven:

“(…). Mijns inziens blijkt hieruit duidelijk de huidige medische situatie van cliënt. Ik meen dat het niet nodig is aanvullend medisch onderzoek te laten doen. Het beperkingenprofiel, zoals opgesteld door dr. [de huisarts] , rechtvaardigt mijns inziens een behoefte aan hulp en verzorging van 30 uur per week, zoals eerder door mij werd gevorderd. Mocht u van mening zijn dat dit niet het geval is, dan stel ik voor dat wij een expertise laten plaatsvinden door een verzekeringsarts gevolgd door arbeidsdeskundig onderzoek. (…).”

2.7.

Het Nederlands Rekencentrum Letselschade (‘NRL’) heeft op verzoek van partijen een letselschadeberekening opgesteld en heeft daarbij drie scenario’s uitgewerkt. Op 2 april 2015 heeft het NRL een conceptrapport afgegeven.

2.8.

Partijen zijn overeengekomen de heer [arbeidsdeskundige] (‘ [arbeidsdeskundige] ’), werkzaam als arbeidsdeskundige bij Arbeidsdeskundig Bureau Radar B.V. (‘Radar’), in te schakelen. De advocaat van [verweerder] heeft [arbeidsdeskundige] bij brief van 18 december 2015 opdracht gegeven onderzoek te doen naar de behoefte van [verweerder] aan huishoudelijke hulp, zelfwerkzaamheid en verzorging, uit te drukken in een aantal uren. Zowel het NOC-rapport met beperkingenlijst als de beperkingenlijst van [de huisarts] zijn aan de brief toegevoegd. [arbeidsdeskundige] zal zijn onderzoek uitvoeren via Skype.

2.9.

Op 3 mei 2016 heeft [arbeidsdeskundige] zijn conceptrapport aan partijen voorgelegd en geschreven dat hij vooralsnog geen antwoord kan geven op de gestelde vragen. [arbeidsdeskundige] licht dit toe als volgt:

“(…). 6. Beschouwing

6.1.

Algemeen

Op basis van de verkregen onderzoeksgegevens zijn wij van mening dat betrokkene ernstig beperkt is, (…). Zijn letsel is fors en divers. Hij ervaart dit zelf ook en geeft hierover uitgebreide informatie die in dit rapport is opgenomen. Hij heeft naast fysieke klachten, cognitieve klachten en beperkingen en betrokkene geeft aan depressief te zijn.

Aan ons is gevraagd zijn behoefte vast te stellen op het gebied van zelfwerkzaamheid, huishoudelijke arbeid en verzorging. Partijen hebben echter geen overeenstemming over de belastbaarheid van betrokkene. Dit is de reden dat wij 2 beoordelingen moeten doen, gebaseerd op verschillende uitgangspunten voor wat betreft de belastbaarheid van betrokkene.

Wij hebben echter problemen met de vertaalslag van de door de heer [de huisarts] verwoorde beperkingen naar functionaliteiten. Op basis van zijn beschrijving van het letsel en de beperkingen van betrokkene kunnen wij geen beoordeling uitvoeren. Ons voorstel is daarom dat verzekeringsgeneeskundige mr. [verzekeringsgeneeskundige 1] , verbonden aan ons kantoor, de vastgelegde informatie van de heer [de huisarts] vertaalt in een zogenaamde Functionele Mogelijkhedenlijsten (FML). Daarmee ontstaat informatie die wij als arbeidsdeskundige kunnen en mogen gebruiken om de hulpbehoefte te beoordelen.

In verband met eenduidigheid stellen wij voor om op basis van het expertiserapport van het NOC de heer [verzekeringsgeneeskundige 1] ook een FML te laten opstellen. Hierdoor ontstaat namelijk een tweede document met daarin dezelfde ‘taal’, waardoor de verschillende uitgangspunten wat betreft de belastbaarheid van betrokkene expliciet worden. Een FML doet bovendien recht aan de vraag van partijen om de beperkingen te kwantificeren waarop de hulpbehoefte is gebaseerd. (…).”.

2.10.

Bij brief van 21 september 2016 heeft NN gereageerd op een verzoek van [verweerder] om een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te laten uitvoeren in Nederland. NN heeft zich op het standpunt gesteld dat het NOC-rapport de basis is voor de beoordeling van de beperkingen en de schade. Haar medisch adviseur ziet in de informatie van [de huisarts] geen medische onderbouwing van een verergering van het klinische beeld sinds de NOC-expertise, met uitzondering van darm- en longproblemen. NN beschrijft dat de arbeidsdeskundige van Radar de behoefte aan huishoudelijke hulp, het verlies aan zelfwerkzaamheid en de verzorging van [verweerder] heeft onderzocht en dat zij zich kan vinden in het voorstel van [arbeidsdeskundige] om verzekeringsgeneeskundige [verzekeringsgeneeskundige 1] in te schakelen, maar dat [verweerder] dit heeft afgewezen. NN heeft geen vertrouwen meer in een minnelijke regeling, meent over voldoende informatie te beschikken om tot een schadeberekening te kunnen komen en gaat over tot eenzijdige afwikkeling op basis van het derde NRL-scenario (2.7). NN gaat derhalve uit van 20 uur per week en stelt zich op het standpunt dat met de betaling van een bedrag van € 670.000 alle door [verweerder] geleden en nog te lijden schade, derhalve ook toekomstige schade, is gedekt. Na aftrek van bevoorschotting zal nog een bedrag van

€ 267.500 aan [verweerder] worden overgemaakt, aldus NN.

2.11.

De medisch adviseur van [verweerder] , [medisch adviseur 1] (‘ [medisch adviseur 1] ’) heeft op 25 oktober 2016 het volgende geschreven:

“Ik heb u in 2014 naar aanleiding van het dossier een functionele mogelijkheden lijst gestuurd. Uiteraard beperkt door het feit dat ik cliënt niet zelf kon onderzoeken en cliënt klaarblijkelijk achteruitgegaan is in zijn gezondheidstoestand, waarover medische informatie nog ontbreekt. (…). Mijns inziens is het goed als cliënt zelf zoveel mogelijk actuele informatie opvraagt bij zijn behandelaars in Australië en deze vervolgens opstuurt ter onderbouwing van de achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. (…).”

2.12.

In december 2016 heeft [verweerder] een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek ingediend bij deze rechtbank, waartegen NN verweer heeft gevoerd.

2.13.

Partijen hebben ter zitting van 23 mei 2017 overeenstemming bereikt over de benoeming van verzekeringsgeneeskundige dr. [verzekeringsgeneeskundige 2] (‘ [verzekeringsgeneeskundige 2] ’).

2.14.

Bij brief van 31 augustus 2017 heeft de advocaat van [verweerder] aan [verzekeringsgeneeskundige 2] verzocht om een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te verrichten, waarbij de beperkingen van [verweerder] moesten worden verwerkt in een belastbaarheids- en beperkingenprofiel ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek. De advocaat heeft geschreven dat gezien de uitvoerige al beschikbare gegevens in beginsel geen beletsel bestaat tegen een gesprek via Skype, maar dat [verweerder] bereid is naar Nederland af te reizen indien dit noodzakelijk blijkt. [verzekeringsgeneeskundige 2] is verzocht eventuele verschillen tussen het NOC-rapport en de recente medische informatie te noteren en deze zo nodig in een tweede FML weer te geven, waardoor dan twee aparte FML’s ontstaan.

2.15.

[verzekeringsgeneeskundige 2] heeft een conceptrapport opgesteld en heeft partijen op 13 februari 2018 in de gelegenheid gesteld te reageren op de inhoud hiervan.

2.16.

Bij brief van 7 maart 2018 heeft de advocaat van [verweerder] als volgt gereageerd op voornoemd conceptrapport:

“(…). In uw rapportage suggereert u dat de posttraumatische stressstoornis van cliënt niet gerelateerd is aan het ongeval. (…).

Mijn medisch adviseur stelt voor dat cliënt eerst in Australië een psychiater bezoekt in verband met het stellen van een diagnose. Indien deze diagnose inderdaad luidt dat sprake is van psychische klachten gerelateerd aan het ongeval, dan stelt mijn medisch adviseur voor om een psychiatrische expertise te laten plaatsvinden. Vervolgens kan aanvullend verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsvinden.

2.17.

Op 26 april 2018 heeft [verzekeringsgeneeskundige 2] haar definitieve rapport uitgebracht (‘de verzekeringsgeneeskundige rapportage’). Zij heeft daarin onder meer vermeld:

“(…). Inhoudelijke beoordeling van de reacties

Van de zijde van Delta Lloyd werd in de brief van 10 april 2018 aangegeven dat geen reden werd gezien om niet tot een definitieve rapportage te komen, waarbij de suggestie werd gedaan dat ik zo nodig de mededeling kon opnemen dat partijen nog in overleg zijn over de noodzaak van een separate beoordeling van de psychische klachten. Ik kan mij goed in dit voorstel vinden. Zoals medisch adviseur [medisch adviseur 1] aangeeft is een skypegesprek niet de aangewezen weg om tot een goede psychiatrische diagnostiek te komen, waaraan ik nog toe kan voegen dat psychiatrische diagnostiek ook niet de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts betreft. Mijn bevindingen en conclusies op psychiatrisch terrein zijn met name oriënterend bedoeld. Oriënterend zag ik geen psychiatrische ziekte waarbij ik er goede nota van nam dat dit de situatie betreft onder gebruik van antidepressieve medicatie. Mijn opmerking dat de PTSS niet het ongeval betreft kwam voort uit het anamnetisch gegeven dat de nachtmerries over gebeurtenissen in het werk gaan, niet over het ongeval. Ik heb hier mijn aantekeningen nog eens gecontroleerd, die ik tijdens de skypesessie maakte, en kan mij de gesprekspassage ook nog goed herinneren omdat ik aanvankelijk dacht dat de nachtmerries over het ongeval gingen maar op dat punt door verzekerde werd gecorrigeerd. Verzekerde vertelde, overigens zonder dat wij er nader op in gingen, in zijn werk vreselijke dingen te hebben meegemaakt. Hoewel ik dit natuurlijk niet zeker kan weten heb ik niet de indruk dit verkeerd te hebben begrepen. Overigens gaf verzekerde wel aan door het ongeval psychisch wel kwetsbaarder te zijn geworden waardoor die PTSS (over de andere voorvallen) de kop op kon steken.

Ik nam aandachtig kennis van de (ongedateerde) reactie van betrokkene op de rapportage. Voor zover de reactie het psychiatrische terrein betreft gaf ik zojuist mijn visie. Op de overige terreinen lees ik geen nieuwe gegevens die leiden tot een wijziging in de beoordeling. Ook reactie van medisch adviseur [medisch adviseur 1] gaf mij op deze terreinen geen argumenten die tot wijziging leiden en de medisch adviseur van Delta Lloyd kon zich sowieso in de rapportage vinden. Op de niet-psychische terreinen zie ik dus geen aanleiding tot wijziging van mijn eerdere overwegingen en conclusies.

Conclusie

Zoals gezegd is een skypesessie door een verzekeringsarts niet de aangewezen weg om tot diepgaande psychiatrische diagnostiek te komen. Nu op de overige terreinen van de zijde van de beide medisch adviseurs en van de zijde van betrokkene zelf, geen argumenten worden gegeven die tot een gewijzigde visie leiden, breng ik thans de definitieve rapportage uit met de opmerking dat tussen partijen overleg gaande is over een separate beoordeling van de psychische toestand.”

2.18.

Bij brief van 25 mei 2018 heeft de advocaat van [verweerder] gereageerd op een bericht van NN van 10 april 2018, waarin zij heeft gemeld bereid te zijn te overleggen over een psychiatrisch onderzoek, maar dat zij dan eerst meer informatie en documentatie wil ontvangen, omdat zij geen inzicht heeft in de psychische klachten van [verweerder] . De advocaat van [verweerder] bestrijdt dat NN geen inzicht heeft in de psychiatrische problematiek. Hij wijst erop dat NN beschikt over medische informatie van neuropsycholoog [neuropsycholoog] , bij wie [verweerder] vanaf mei 2009 tot september 2010 onder behandeling heeft gestaan, en dat het bestaan van psychische klachten in het NOC-rapport is vermeld. De advocaat schrijft dat [verweerder] op 11 juli 2014 een eenmalig gesprek heeft gehad bij psychiater [psychiater] , maar dat hierover geen medische informatie beschikbaar is. [verweerder] heeft van 22 juli 2014 tot 30 november 2014 onder behandeling gestaan van psycholoog [psycholoog 1] . Medische informatie over die behandeling is niet beschikbaar, maar wordt verwacht. Op 28 mei 2018 zal [verweerder] starten met een behandeling bij psychiater [psycholoog 2] (‘ [psycholoog 2] ’), met wie zes afspraken zijn gepland. In dat verband verzoekt [verweerder] NN een aanvullend voorschot van € 1.500 te betalen. NN zal zodra mogelijk in het bezit worden gesteld van informatie van [psycholoog 2] , aldus de advocaat.

2.19.

NN heeft het door [verweerder] verzochte aanvullende voorschot verstrekt.

2.20.

Op 22 oktober 2018 is een rapport van psychiater [psycholoog 2] beschikbaar gekomen.

2.21.

Bij e-mailbericht van 11 maart 2019 heeft NN de reactie van haar medisch adviseur (de heer [medisch adviseur 2] ) aan de advocaat van [verweerder] gestuurd. [medisch adviseur 2] acht het rapport van [psycholoog 2] niet geschikt als basis voor een regeling van de schade. Indien [verweerder] zich hierin niet kan vinden, is volgens [medisch adviseur 2] een psychiatrische expertise nodig, doch niet eerder dan dat de ontbrekende gegevens zijn aangeleverd.

3 Het geschil

3.1.

Het verzoek op grond van artikel 1019w Rv strekt ertoe:

voor recht te verklaren dat [verweerder] gebonden is aan het rapport van het NOC van 29 maart 2012 alsmede de door dr. [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage van 26 april 2018 en de daarbij behorende FML en;

[verweerder] te gelasten mee te werken aan een (gezamenlijk) arbeidsdeskundig onderzoek, op afstand, door de heer [arbeidsdeskundige] van Radar, op basis van voornoemde rapporten en de vraagstelling zoals opgenomen in productie 14 bij het verzoekschrift.

3.2.

NN legt aan haar verzoek ten grondslag dat partijen gebonden zijn aan de uitkomst van het NOC-rapport en de door [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage (met bijbehorende FML), omdat de deskundigen door partijen gezamenlijk buiten rechte zijn ingeschakeld en geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen de totstandkoming of de inhoud van de rapportages. Omdat het NOC-rapport en de verzekeringsgeneeskundige rapportage met bijbehorende FML als uitgangspunt dienen voor de verdere schadeafwikkeling, ligt het in de rede om – net als in 2016 door partijen is beoogd – een arbeidsdeskundige in te schakelen die [verweerder] ’s behoefte aan huishoudelijke hulp en verzorging kan vaststellen. Dat bleek in 2016 niet mogelijk wegens het ontbreken van overeenstemming over de belastbaarheid en vanwege problemen met de vertaalslag van de door [de huisarts] verwoorde beperkingen naar functionaliteiten. Met de door [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde FML zal een arbeidsdeskundige nu echter wel in staat zijn de hulpbehoefte van [verweerder] te beoordelen. Arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] heeft eerder immers al aangegeven dat hij na het opstellen van een FML door een verzekeringsgeneeskundige verder kan. Hij schreef: “Daarmee [lees: met een FML] ontstaat informatie die wij als arbeidsdeskundige kunnen en mogen gebruiken om de hulpbehoefte te beoordelen” (2.9). Deze handelwijze, die in lijn is met het oorspronkelijke plan van partijen, zal duidelijkheid verschaffen over de omvang van het aantal benodigde uren aan huishoudelijke hulp en verzorging en zal daarmee voortgang kunnen brengen in de afwikkeling van de zaak. Voor het vaststellen van de hulpbehoefte is geen aanvullend psychiatrisch onderzoek nodig, zoals [verweerder] heeft verzocht (1.2). Er is onvoldoende informatie voorhanden om te concluderen dat nader psychiatrisch onderzoek noodzakelijk is en bovendien valt niet te verwachten dat een dergelijke expertise partijen vooruit zal helpen en een dergelijke expertise de schaderegeling wel onnodig zou vertragen en bemoeilijken. NN begrijpt dat eventuele psychische klachten voor [verweerder] bezwarend zijn, maar meent dat dergelijke klachten de uitkomst van zijn hulpbehoefte niet of nauwelijks zullen beïnvloeden. In het beperkingenprofiel van het NOC en de door [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde FML wordt immers al rekening gehouden met zeer vergaande beperkingen die maken dat [verweerder] zijn werkzaamheden en vrijwel al zijn dagelijkse activiteiten niet meer zelf kan verrichten. Bovendien zijn de gestelde psychische klachten al in voldoende mate verdisconteerd in de door [verzekeringsgeneeskundige 2] opgestelde FML. NN wil zich richten op het bereiken van voortgang over de behoefte aan huishoudelijke hulp en verzorging en de daarmee samenhangende discussie over de medische stand van zaken.

3.3.

[verweerder] concludeert tot afwijzing van het verzoek van NN. Daarnaast heeft hij een zelfstandig tegenverzoek ingediend, dat ertoe strekt:

  1. i) te bepalen dat NN aan [verweerder] een aanvullend voorschot betaalt van € 1.500 in verband met de door hem als gevolg van het ongeval gemaakte en nog te maken medische kosten die niet door de eigen zorgverzekeraar worden betaald;

  1. ii) de kosten van zijn advocaat te begroten op 16,5 uur tegen een uurtarief van

€ 260 vermeerderd met 5% kantoorkosten en 21% BTW, derhalve in totaal een bedrag van € 5.450,45.

3.4.

[verweerder] erkent dat het NOC-rapport in gezamenlijk overleg tot stand is gekomen, maar voert aan dat het geen recht meer doet aan de situatie waarin hij thans als gevolg van het ongeval is komen te verkeren, omdat zijn gezondheidstoestand na het opstellen daarvan is verslechterd. De verergering van zijn klachten rechtvaardigt nieuw onderzoek door [orthopedisch chirurg] . [verweerder] verwijst naar het verzoekschrift met producties tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek (1.2), waarin hij heeft verzocht om een orthopedisch heronderzoek, een psychiatrisch deskundigenbericht door een nog te benoemen deskundige, een verzekeringsgeneeskundig onderzoek door [verzekeringsgeneeskundige 2] en een arbeidsdeskundig onderzoek door een nieuwe arbeidsdeskundige. In voornoemd verzoekschrift is [verweerder] ingegaan op de verergering van zijn klachten. Hij verwijst naar de in die procedure overgelegde medische informatie van [de huisarts] (van 1 november 2014), dr. [A] , dr. [B] en [C] . Daarnaast voert hij aan dat [orthopedisch chirurg] er al vanuit ging dat geen sprake was van een medische eindtoestand en dat rekening moest worden gehouden met een verslechtering. Ook uit het rapport van [verzekeringsgeneeskundige 2] blijkt van de verergering.

3.5.

[verweerder] erkent tevens dat het rapport van [verzekeringsgeneeskundige 2] in gezamenlijk overleg tot stand is gekomen. Ten aanzien van de gebondenheid aan dat rapport voert [verweerder] aan dat [verzekeringsgeneeskundige 2] heeft geconcludeerd dat een skypesessie door een verzekeringsarts niet de aangewezen weg is om tot diepgaand psychiatrisch onderzoek te komen. [verzekeringsgeneeskundige 2] heeft haar rapport uitgebracht in de wetenschap dat partijen in overleg waren over een separate beoordeling van de psychische klachten van [verweerder] . Indien alsnog een psychiatrisch deskundigenbericht beschikbaar komt, kan aanvullend verzekeringsgeneeskundig onderzoek door [verzekeringsgeneeskundige 2] worden verricht. Dit is wat [verweerder] heeft beoogd met voornoemd verzoekschrift (1.2).

3.6.

Tussen partijen bestaat discussie over de noodzaak van een psychiatrische expertise en de omvang van de schadeposten huishoudelijke hulp, verzorging en verlies zelfwerkzaamheid. Het belang van [verweerder] om over de aard en ernst van zijn klachten en beperkingen en de omvang van zijn schade duidelijkheid te verkrijgen middels een voorlopig psychiatrisch deskundigenbericht is hiermee gegeven. Reeds hieruit volgt dat bij de waardering van de letselschade van [verweerder] niet kan worden uitgegaan van de conclusies van het NOC noch van [verzekeringsgeneeskundige 2] . Eerst dient aanvullend onderzoek plaats te vinden.

3.7.

Ter onderbouwing van het eerste zelfstandig tegenverzoek heeft [verweerder] een nota van [psycholoog 2] overgelegd van 23 januari 2020 ter hoogte van 660 Australische dollars (‘AUD’) en een nota van 29 januari 2020 ter hoogte van AUD 270. In totaal komt dit bedrag volgens [verweerder] overeen met een bedrag van circa € 571,50. Ter onderbouwing van het tweede zelfstandige tegenverzoek heeft de advocaat van [verweerder] de volgende opsomming gegeven:

Studie dossier

0,50 uur

Opstellen verzoek-/ verweerschrift

5,00 uur

Correspondentie met/van cliënt

1,00 uur

Voorbereiden mondelinge behandeling

4,00 uur

Bijwonen mondelinge behandeling

5,00 uur

Bestuderen beschikking / afwikkeling

1,00 uur

Totaal

16,5 uur

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Behandeling in deelgeschil

4.1.

De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. Wat partijen op dit moment verdeeld houdt is in de kern terug te voeren op de vraag of zij op basis van de beschikbare rapportages van de deskundigen van het NOC en [verzekeringsgeneeskundige 2] tot overeenstemming kunnen komen over een afwikkeling van de letselschade van [verweerder] of dat daarvoor eerst nodig is dat opnieuw of aanvullend onderzoek wordt verricht. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat deze vraag zich leent voor een behandeling in deelgeschil.

4.2.

Er is geen grond om aan de conclusies uit het NOC-rapport of de rapportages van [verzekeringsgeneeskundige 2] voorbij te gaan. Dat wordt hierna uitgelegd.

4.3.

Als uitgangspunt geldt dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenrapport dat op hun gezamenlijk verzoek is opgesteld, tenzij daartegen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn in te brengen. Dit is niet gesteld noch gebleken.

4.4.

Partijen waren het eens over het inschakelen van orthopedisch chirurg [orthopedisch chirurg] en neuroloog [neuroloog] . Hetzelfde geldt voor [verzekeringsgeneeskundige 2] ; ook zij heeft een opdracht van partijen gezamenlijk gekregen. [verweerder] heeft niet gesteld dat de vraagstelling of de opdracht aan de deskundigen onjuist of onvolledig was. In deze gegeven omstandigheden geldt voornoemd uitgangspunt van gebondenheid dus evengoed. In elk geval geldt dat de rechtbank in een dergelijk geval de expertise(s) van de deskundige(n) in beginsel tot uitgangspunt bij haar beoordeling neemt. Dat kan anders zijn indien het deskundigenrapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. Ook fundamentele gebreken in de wijze van totstandkoming ervan, bijvoorbeeld in geval van schending van hoor en wederhoor, kunnen afbreuk doen aan de waarde van een deskundigenrapport. Dit is evenmin gesteld of gebleken.

4.5.

De deskundigheid van [neuroloog] , [orthopedisch chirurg] of [verzekeringsgeneeskundige 2] is op zichzelf niet in geschil. In tegendeel: [verweerder] heeft in het met het onderhavige geschil samenhangende verzoek om een voorlopig deskundigenbericht (1.2) verzocht om een heronderzoek door [orthopedisch chirurg] alsmede om [verzekeringsgeneeskundige 2] haar rapportages te laten aanvullen nadat psychiatrisch onderzoek is verricht. Daarmee heeft hij blijk gegeven van zijn vertrouwen in hun deskundigheid. Ook niet in geschil is dat de deskundigen hun bevindingen voldoende hebben beschreven en op inzichtelijke wijze hebben toegelicht, dat zij hebben gerapporteerd op basis van welke feiten en welke gegevens zij tot hun bevindingen zijn gekomen en hoe zij daarbij te werk zijn gegaan. Uitgangspunt is dat de deskundigen alle vragen uitgebreid, inzichtelijk en op consistente wijze hebben beantwoord en daarbij alle relevante medische gegevens hebben betrokken. [verweerder] heeft tijdens de onderzoeken de vragen kunnen stellen die hij wilde stellen. Uit het dossier blijkt niet dat de deskundigen vragen onbeantwoord hebben gelaten. [verweerder] heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de concepten van beide rapporten te reageren en heeft ingestemd met de inhoud daarvan. In de definitieve rapporten hebben de deskundigen ervan blijk gegeven dat die reactie is betrokken in hun afwegingen. [verweerder] heeft ook geen inhoudelijke bezwaren tegen de bevindingen en conclusies van de deskundigen en heeft niet bepleit dat sprake is van een gebrek in de werkwijze van de deskundigen. Hiermee staat vast dat het NOC-rapport voldoende basis biedt voor het verrichten van een arbeidsdeskundig onderzoek in 2016. Dit vindt ook bevestiging in een vermelding van [verzekeringsgeneeskundige 2] op pagina 5 van haar rapport: “Argumenten om van de gecombineerde neurologische – orthopedische expertise af te wijken ontbreken zodat ik deze in de beoordeling van de beperkingen als uitgangspunt zal nemen.

4.6.

De rechtbank volgt [verweerder] niet in zijn betoog dat geen betekenis meer kan toekomen aan het NOC-rapport, omdat zijn gezondheidssituatie na het opstellen daarvan zou zijn verslechterd. [verweerder] heeft geen steekhoudende medische onderbouwing naar voren gebracht die gerechtvaardigd tot de conclusie kan leiden dat aan het NOC-rapport geen betekenis meer toekomt. De enkele (betwiste) visie van zijn huisarts – bestaande uit één brief van 1 november 2014 waarbij een medische onderbouwing afkomstig van behandelaars ter onderbouwing ontbreekt – volstaat in dit verband niet. Dit nog daargelaten dat ook de medisch adviseur van [verweerder] twee jaar later zelf heeft geschreven dat de verslechterde gezondheidstoestand nader moet worden onderbouwd (2.11). Daar komt bij dat [verzekeringsgeneeskundige 2] met inachtneming van recente(re) medische informatie in 2018 geen significante verslechtering heeft geconstateerd ten opzichte van de klachten en beperkingen zoals beschreven in het NOC-rapport. Zij concludeert op pagina 6 van haar rapport: “Al met al acht ik geen grote verschillen aan de orde in tussen de bij de expertise aangegeven beperkingen en de beperkingen van nadien”.

4.7.

De rechtbank gaat tevens voorbij aan de overige informatie afkomstig van diverse behandelaars die [verweerder] in het geding heeft gebracht (3.4), nu hij niet heeft toegelicht waarom betekenis aan de bevindingen van deze personen moet worden toegekend en evenmin heeft geconcretiseerd waarom hieruit volgt dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd. Het had op de weg van [verweerder] gelegen zijn standpunt op dit onderdeel te voorzien van een concrete (medische) onderbouwing, bijvoorbeeld door zelf een partijdeskundige in te schakelen. Ten aanzien van de gebondenheid aan het rapport van [verzekeringsgeneeskundige 2] geldt voorts dat [verweerder] hiertegen alleen heeft aangevoerd dat zij heeft geschreven dat een skypesessie door een verzekeringsarts niet de aangewezen weg is om tot diepgaand psychiatrisch onderzoek te komen. Nu psychiatrisch onderzoek niet tot de expertise van een verzekeringsarts behoort, is die opmerking onvoldoende om ook aan dit rapport voorbij te gaan.

4.8.

Er zijn, kortom, geen steekhoudende en zwaarwegende bezwaren tegen de totstandkoming en de inhoud van het NOC-rapport of de rapportage van [verzekeringsgeneeskundige 2] , terwijl [verweerder] ook niet heeft aangetoond dat zijn gezondheidssituatie sindsdien wezenlijk is veranderd. De op gezamenlijk verzoek opgemaakte rapportages zijn zorgvuldig tot stand gekomen en voldoen aan de vereisten die aan een dergelijk rapport mogen worden gesteld.

Partijen zijn (mede) gebonden zowel aan de in het NOC-rapport als aan de in de rapportage van [verzekeringsgeneeskundige 2] (met bijbehorende FML) verwoorde uitkomsten.

4.9.

Het verzoek van NN zoals geformuleerd onder 3.1 (a) zal derhalve worden toegewezen, zij het met inachtneming van het hierna volgende.

4.10.

De beslissing over een deelgeschilprocedure dient ingevolge artikel 1019z Rv bij te kunnen dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou luiden indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. Met andere woorden: de rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.

4.11.

In dat kader heeft de rechtbank dan ook bij beschikking van heden in het met onderhavig geschil samenhangende verzoek (1.2), kort gezegd, bepaald dat geen heronderzoek door [orthopedisch chirurg] zal worden bevolen, maar dat wel een psychiatrische expertise moet worden verricht, aan de hand waarvan [verzekeringsgeneeskundige 2] haar verzekeringsgeneeskundige rapportage zo nodig kan aanvullen, waarna een arbeidsdeskundig onderzoek dient te worden verricht. Hierbij heeft de rechtbank mede overwogen dat een onderzoek door een psychiater in dit geval mogelijk en zinvol kan zijn om tot een juiste waardering van de klachten en beperkingen van [verweerder] te komen. Hoewel op voorhand niet kan worden beoordeeld in hoeverre de uitkomst van een psychiatrisch onderzoek partijen verder kan helpen bij het maken van afspraken in het kader van de schadeafwikkeling, valt niet uit te sluiten dat zij bij de beoordeling van de schadeposten – de omvang van de behoefte aan huishoudelijke hulp en verzorging (30 uur of 20 uur per week en tegen welk uurtarief) en de omvang van het verlies zelfwerkzaamheid – mede kunnen putten uit aspecten van een psychiatrische expertise. Bovendien hebben de NOC-deskundigen destijds ook een onderzoek door een psychiater geadviseerd. Dat partijen daarvan destijds omwille van een mogelijke regeling hebben afgezien, laat onverlet dat dit een advies betreft van twee in gezamenlijk overleg benoemde deskundigen. Een en ander doet in ieder geval niets af aan het belang van [verweerder] om duidelijkheid te verkrijgen over de aard en ernst van zijn psychische klachten en de vraag of deze medisch causaal verbonden geacht moeten worden aan het ongeval. Het gegeven dat [verzekeringsgeneeskundige 2] de door [verweerder] ervaren psychiatrische klachten in haar rapport heeft meegewogen, leidt niet zonder meer tot de door NN voorgestane conclusie dat die klachten in voldoende mate zijn verdisconteerd in de door haar opgestelde FML. In aanmerking moet immers worden genomen dat [verzekeringsgeneeskundige 2] in haar definitieve rapport uitdrukkelijk heeft opgemerkt dat psychiatrische diagnostiek niet de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts betreft en dat haar bevindingen en conclusies op psychiatrisch terrein in het conceptrapport met name oriënterend waren bedoeld.

4.12.

De verzochte verklaring voor recht in conventie zal derhalve worden toegewezen zoals in het dictum van deze beschikking vermeld.

Het zelfstandig tegenverzoek ter zake van de betaling van een aanvullend voorschot

4.13.

NN heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het tegenverzoek om een aanvullend voorschot te voldoen en heeft uiteengezet dat zij eerder al een voorschot onder algemene titel beschikbaar heeft gesteld ter hoogte van € 1.500 (2.19), hetgeen voor dit soort onderzoek bedoeld was. [verweerder] heeft de ontvangst van dit bedrag bevestigd en heeft toegelicht dat het eerdere voorschot is opgebruikt, maar dat [verweerder] nog wel onder behandeling is.

4.14.

Er zijn geen stukken waaruit blijkt dat de zorgverzekeraar van [verweerder] de kosten van zijn behandeling op dit moment niet vergoedt of waaruit anderszins een concrete onderbouwing blijkt van te maken medische kosten. [verweerder] heeft in zijn verweerschrift geschreven dat het totaal van de gefactureerde bedragen omgerekend neerkomt op een bedrag van € 571,50. Gelet op de geringe hoogte van dit bedrag en de aannemelijkheid dat die kosten ook werkelijk zijn gemaakt, acht de rechtbank vergoeding door NN van dit bedrag redelijk. Voor een nader aanvullend voorschot ziet de rechtbank zonder nadere onderbouwing geen gronden.

Kosten deelgeschil

4.15.

Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten van de deelgeschilprocedure aan de zijde van de benadeelde begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Dat geldt ook als een verzoek in deelgeschil wordt afgewezen. Begroting kan alleen achterwege blijven, als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Daarvan is in dit geval geen sprake.

4.16.

Bij het begroten van de kosten worden alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking genomen. Daarbij moet de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd: zowel het inroepen van rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moet redelijk zijn.

4.17.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft NN de begrote kosten voor het deelgeschil betwist: zij heeft bezwaar gemaakt tegen de door de advocaat van [verweerder] genoteerde 5 uren voor de zitting en acht het uurtarief van € 260 aan de hoge kant, reden waarom zij bezwaar heeft gemaakt tegen de kantoorkosten van 5%.

4.18.

De advocaat van [verweerder] heeft ter onderbouwing van het verzoek van [verweerder] geen afschriften van declaraties met specificaties overgelegd. Werkzaamheden die zijn verricht in het kader van het met dit geschil samenhangende verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht (1.2), derhalve werkzaamheden voor het opstellen van het verzoekschrift, kunnen niet worden opgevoerd als kosten in het deelgeschil. Het zelfstandig tegenverzoek acht de rechtbank zodanig verbonden met het verweer tegen het verzoekschrift dat daaraan in redelijkheid niet afzonderlijk een tijdsbesteding aan gekoppeld kan worden. Bij gebreke van een nadere onderbouwing ziet de rechtbank niet in waarom 4 uur in rekening is gebracht voor “voorbereiden mondelinge behandeling”, terwijl de mondelinge behandeling zelf twee uur heeft geduurd. De rechtbank acht matiging van het aantal uren tot een totaal van twaalf uur geïndiceerd. De rechtbank wijst voorts af de verzochte vergoeding van 5% kantoorkosten bij gebreke aan een concrete toelichting en acht deze kosten zonder een dergelijke toelichting verdisconteerd in het uurtarief, althans beschouwt zij deze als niet gemaakt.

4.19.

De rechtbank begroot in redelijkheid de totale tijdsinvestering van de advocaat van [verweerder] in verband met het deelgeschil op 12 uur x € 260 exclusief btw = € 3.120, derhalve in totaal € 3.775,20 inclusief 21% btw.

4.20.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

verklaart voor recht dat [verweerder] gebonden is aan het NOC-rapport van 29 maart 2012 en de verzekeringsgeneeskundige rapportage van [verzekeringsgeneeskundige 2] van 26 april 2018 (met bijbehorende FML);

5.2.

gelast [verweerder] mee te werken aan een gezamenlijk arbeidsdeskundig onderzoek, op afstand (online) door de heer [arbeidsdeskundige] van Radar, met dien verstande dat dit arbeidsdeskundig onderzoek moet worden verricht op basis van het nog op te stellen psychiatrisch deskundigenbericht alsmede de aan de hand daarvan aangevulde verzekeringsgeneeskundige rapportage van [verzekeringsgeneeskundige 2] , zoals bepaald bij beschikking van deze rechtbank van heden, bekend onder zaaknummer C/09/590830 / HA ZA 20-155;

5.3.

veroordeelt NN om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 571,50 ter vergoeding van de kosten van psychiater [psycholoog 2] en “Xtreme Performance Physio”;

5.4.

begroot de kosten van dit deelgeschil als bedoeld in artikel 1019aa Rv op een bedrag van € 3.775,20 inclusief btw, en veroordeelt NN tot betaling aan [verweerder] van deze kosten;

5.5.

wijst af het anders of meer verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.1

1 type: 2513 coll:

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey