Rb, deelgeschil: verzekeraar gebonden aan deskundigenrapporten op gezamenlijk verzoek, partijen dienen verzekeringsgeneeskundige opdracht geven beperkingen vast te stellen

Samenvatting:

De rechtbank wijst het zoek om verklaring voor recht dat de deskundigenrapporten door neuroloog en neuropsycholoog als uitgangspunt dienen voor de afwikkeling van de schade. De bezwaren van de verzekeraar zijn niet van zodanige aard dat zij niet in redelijkheid aan de uitkomst van het deskundigenonderzoek kan worden gehouden. 2. Tussen partijen is niet in geschil dat het letsel van verzoeker in causaal verband staat tot het ongeval. De rechtbank overweegt dat of de eventuele beperkingen ook in causaal verband staan tot het ongeval, de zogeheten medische causaliteit, op dit moment nog niet is vast te stellen. Om de beperkingen te kunnen vaststellen, moet het onderzoek van de verzekeringsgeneeskundige worden afgewacht. Verklaring voor recht dat beperkingen ongevalsgevolg zijn afgewezen. De rechtbank bepaalt dat verzoeker en verzekeraar gezamenlijk opdracht geven voor een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat verzoeker onverkort medewerking verleent aan dat onderzoek. 3. Voorschot van € 10.000,- toegewezen (gevorderd € 25.000,-).  

ECLI:NL:RBOVE:2022:277, Rechtbank Overijssel, C/08/268210 / HA RK 21-90 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:RBOVE:2022:277

Instantie

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak

28-01-2022

Datum publicatie

01-02-2022

Zaaknummer

C/08/268210 / HA RK 21-90

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Beschikking

Inhoudsindicatie

Letselschade. Deelgeschil. Gebondenheid partijen aan deskundigenonderzoek.

Toekenning voorschot op schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rekestnummer: C/08/268210 / HA RK 21-90

Beschikking van 28 januari 2022

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonend in [woonplaats] ,

verzoeker,

advocaat mr. J. Schep uit Amersfoort,

tegen

de rechtspersoon

HET NEDERLANDS BUREAU DER MOTORRIJTUIGVERZEKERAARS, in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van de vennootschap naar buitenlands recht Euro Insurance Ltd, gevestigd in Ierland,

gevestigd in Rijswijk,

verweerster,

advocaat mr. A.F. Collignon-Smit Sibinga uit Amsterdam.

Partijen worden hierna [verzoeker] en Euro Insurance genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift met producties 1 tot en met 7, op 4 november 2021 aangevuld met de ontbrekende productie 5

het verweerschrift met producties 1 tot en met 9

de later ingediende producties 8, 9 en 10 van [verzoeker]

de brief van 10 december 2021 van [verzoeker]

de vermeerdering van het verzoek van 13 december 2021

de mondelinge behandeling van 14 december 2021, waarbij namens [verzoeker] pleitnotities zijn overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

Ten slotte is een datum vastgesteld voor de beschikking.

2Vaststaande feiten

2.1.

Op 15 juli 2016 is [verzoeker] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. [verzoeker] is als bestuurder van een bestelbusje, rijdend met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, van achteren aangereden door een bij Euro Insurance verzekerde auto.

2.2.

Euro Insurance heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend en de schadeafwikkeling ter hand genomen.

2.3.

Euro Insurance heeft tot en met vandaag ongeveer € 19.274,00 betaald als voorschot op de schadevergoeding.

3Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt na vermeerdering van zijn verzoek, samengevat:

een verklaring voor recht dat Euro Insurance is gehouden zich te gedragen naar de bevindingen van de in het verzoekschrift genoemde deskundigenrapporten en deze rapporten te hanteren als uitgangspunt voor de afwikkeling van de schade;

een verklaring voor recht dat de klachten en beperkingen die uit de medische rapporten zijn gebleken, in causaal verband staan met het ongeval;

de medewerking van Euro Insurance aan een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige aan de hand van een vooraf overeen te stemmen vraagstelling;

een voorschot op de schadevergoeding van € 25.000;

een voorschot op de buitengerechtelijke incassokosten van € 16.581,93;

de vergoeding van de kosten van de behandeling van dit verzoek, vastgesteld op € 5.965,75, te vermeerderen met rente;

de veroordeling van Euro Insurance om de voorschotten en kosten binnen veertien dagen na de datum van de beschikking te betalen en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.

Euro Insurance bepleit de afwijzing van het verzoek. Daarnaast verzoekt Euro Insurance de rechtbank bij wijze van tegenverzoek om te bepalen dat [verzoeker] meewerkt aan een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige, de heer J.M.W.N. Derks. In haar verweerschrift heeft Euro Insurance de vragen opgenomen die zij gesteld zou willen zien.

3.3.

De standpunten van partijen zullen hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, worden besproken.

4De beoordeling

4.1.

In deze zaak heeft Euro Insurance de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval dat [verzoeker] is overkomen erkend. Met betrekking tot de schadeafwikkeling hebben partijen nog geen overeenstemming kunnen bereiken. Omdat de onderhandelingen zijn vastgelopen, is [verzoeker] deze deelgeschilprocedure gestart om een beslissing te krijgen op een aantal verzoeken. Die verzoeken worden hierna elk afzonderlijk besproken.

Hanteren van de deskundigenrapporten als uitgangspunt voor de schadeafwikkeling

4.2.

In het kader van de schadeafwikkeling hebben verschillende deskundigen-onderzoeken plaatsgevonden. Op 2 juni 2020 heeft de heer dr. W.I.M. [A] (hierna: [A] ), neuroloog, [verzoeker] neurologisch onderzocht. [A] heeft zijn bevindingen neergelegd in zijn deskundigenrapport van 1 september 2020. In opdracht van [A] , maar met voorafgaande instemming van partijen, heeft de heer drs. [B] , gezondheidszorgpsycholoog, een neuropsychologisch onderzoek uitgevoerd. De bevindingen van [B] zijn neergelegd in zijn rapport van 28 oktober 2020. [A] heeft met inachtneming van de bevindingen van [B] een aanvullende rapportage opgesteld, gedateerd op 8 december 2020.

4.3.

[verzoeker] heeft verzocht dat de rechtbank voor recht verklaart dat Euro Insurance zich bij de schadeafwikkeling moet gedragen naar de bevindingen in de deskundigenrapporten van [A] en [B] . Tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank gebleken dat partijen nauwelijks van mening verschillen over de uitkomsten van de deskundigenonderzoeken. Alleen ten aanzien van het onderzoek door [B] heeft Euro Insurance aangevoerd zich niet te kunnen verenigen met diens opmerkingen over het verval van intelligentie en het al dan niet bestaan van een hersenbeschadiging.1 Ten aanzien van de hersenbeschadiging is door partijen ter zitting vastgesteld dat in de rapportage van [B] niet wordt geconcludeerd tot het daadwerkelijk bestaan van een hersenbeschadiging. Dit discussiepunt behoeft daarom niet verder te worden besproken. Ten aanzien van het eventuele verval van intelligentie geldt dat het aan een verzekeringsgeneeskundige is voorbehouden om de beperkingen ten aanzien van de cognitieve functies vast te stellen. Ook dit punt van Euro Insurance is daarom niet van zodanige aard dat zij niet in redelijkheid aan de uitkomst van het deskundigenonderzoek kan worden gehouden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat naast alle beschikbare medische informatie ook de twee rapportages van [A] en [B] , overgelegd als producties 1, 2 en 3 bij het verzoekschrift, tot uitgangspunt moeten dienen bij de afwikkeling van de schade. De verzekeringsgeneeskundige zal dan ook mede van deze rapportages van [A] en [B] moeten uitgaan. De rechtbank zal de verklaring voor recht toewijzen op de hierna in de beslissing vermelde wijze.

Medewerking aan verzekeringsgeneeskundig onderzoek

4.4.

Partijen zijn het met elkaar eens over de noodzaak en de wenselijkheid van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Uit de brief van 10 december 2021 namens [verzoeker] en de verklaringen ter zitting is gebleken dat partijen inmiddels overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de verzekeringsgeneeskundige, te weten mevrouw drs. [C] , verbonden aan Ad Valorem in Vught. Over de vragen zijn partijen het tijdens de mondelinge behandeling eens geworden, met dien verstande dat de rechtbank vraag 3 van Euro Insurance met instemming van partijen anders zal formuleren. De rechtbank zal bepalen dat partijen gezamenlijk opdracht geven aan drs. [C] ter uitvoering van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat [verzoeker] aan dat onderzoek dient mee te werken. De volgende vragen zullen aan drs. [C] worden voorgelegd:

Welke belemmeringen/beperkingen stelt [verzoeker] in de actuele situatie te ondervinden bij het verrichten van activiteiten van het algemene dagelijkse leven, de zelfverzorging, de vrijetijdsbesteding, de sportbeoefening, de huis(houd)elijke activiteiten en het verrichten van loonvormende arbeid?

Welke van de hiervoor bedoelde belemmeringen/beperkingen zijn naar uw deskundig oordeel redelijk en reëel te achten als gevolg van het bij het onderhavige ongeval opgelopen letsel?

Wilt u uw oordeel motiveren aan de hand van de overgelegde medische informatie, waaronder de rapporten van de heer dr. [A] en de heer drs. [B] ?

Kunt u de hiervoor bedoelde beperkingen en de eruit voortvloeiende restmogelijkheden ten behoeve van een arbeidsdeskundige beoordeling zo uitgebreid mogelijk omschrijven in de vorm van een zogenoemde functionele mogelijkhedenlijst (FML)?

Gaat het om blijvende beperkingen of valt verbetering te verwachten?

Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

Causaal verband tussen de beperkingen en het ongeval

4.5.

[verzoeker] heeft verzocht dat de rechtbank voor recht verklaart dat de klachten en beperkingen, die voortvloeien uit de medische rapportages, in causaal verband staan tot het ongeval. Euro Insurance heeft zich hiertegen verweerd.

4.6.

Tussen partijen is niet in geschil dat het letsel van [verzoeker] in causaal verband staat tot het ongeval. Of de eventuele beperkingen ook in causaal verband staan tot het ongeval, de zogeheten medische causaliteit, is op dit moment nog niet vast te stellen. Voordat de medische causaliteit kan worden vastgesteld, moet worden beoordeeld of, en zo ja welke, beperkingen [verzoeker] ervaart. Om de beperkingen te kunnen vaststellen, moet het onderzoek van de verzekeringsgeneeskundige worden afgewacht. Pas daarna kan de rechtbank een oordeel geven over het antwoord op de vraag of de beperkingen in causaal verband staan tot het ongeval. De rechtbank wijst daarom de gevraagde verklaring voor recht af.

Voorschot op de schadevergoeding van € 25.000,00

4.7.

[verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op een voorschot op de schadevergoeding van € 25.000,00. [verzoeker] heeft verwezen naar zijn schadestaat die, met betrekking tot de reeds verschenen schade, sluit op een bedrag van € 64.762,25.2

4.8.

Euro Insurance heeft als verweer aangevoerd dat [verzoeker] niet heeft gesteld dat er causaal verband bestaat tussen de geleden schade en het ongeval en dat de schadestaat niet is onderbouwd. Of er sprake is van blijvende beperkingen, is op dit moment nog niet vast te stellen, waardoor ook de causale relatie tussen de beperkingen en het ongeval niet vaststaat.

4.9.

De rechtbank zal als voorschot op de schadevergoeding een bedrag van € 10.000,00 toewijzen. [verzoeker] heeft zijn verzoek voldoende gemotiveerd en hij heeft een uitgebreide schadestaat ingediend. Mede gelet op de medische informatie die op dit moment voorhanden is (de rapportages van [A] en [B] ) is de rechtbank van oordeel dat een voorschot van € 10.000,00 alleszins redelijk is. De rechtbank overweegt daarbij dat vooralsnog onvoldoende is gebleken dat er sprake is van pre-existentie, zoals Euro Insurance heeft aangevoerd maar door [verzoeker] is weersproken. Ook voor de gestelde schending van de schadebeperkingsplicht bestaan op dit moment onvoldoende aanwijzingen.

Voorschot op de buitengerechtelijke incassokosten van € 16.581,93

4.10.

[verzoeker] heeft verder aanspraak gemaakt op een voorschot op de vergoeding van de buitengerechtelijke werkzaamheden ten bedrage van € 16.581,93. Dit bedrag bestaat uit de buitengerechtelijke werkzaamheden van de belangenbehartiger Boomkamp & Zwarts Letselschadespecialisten (€ 12.644,42) en de buitengerechtelijke werkzaamheden, voorafgaand aan het opstellen van het verzoekschrift door de advocaat van [verzoeker] (€ 3.937,51).

4.11.

Uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid en de hoogte van de geleden (letsel)schade te bepalen, worden vergoed door (de verzekeraar van) de aansprakelijke partij, voor zover het redelijk en noodzakelijk was daarvoor deskundige bijstand in te roepen en de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets).

4.12.

Aan de eerste redelijkheidstoets is voldaan. Bij letselschade is het in het algemeen redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Dat is ook niet in geschil.

4.13.

Ten aanzien van de hoogte van de kosten heeft Euro Insurance aangevoerd dat de gevorderde kosten niet in verhouding staan tot de geleden en nog te lijden schade. Euro Insurance voert verder aan dat de kosten van overdracht en correspondentie tussen de advocaat en mevrouw [D] van Boomkamp & Zwarts Letselschadespecialisten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.14.

Bij de beoordeling van de vraag of de hoogte van de kosten redelijk is, is in de jurisprudentie het uitgangspunt dat het enkele feit dat de schade nog niet vaststaat, of als uiteindelijk komt vast te staan dat de geleden schade beperkt is, op zichzelf geen reden is om in redelijkheid gemaakte kosten niet te vergoeden.3 In letselschadezaken betekent dit uitgangspunt dat, ook al staat de omvang van de schade niet vast en/of is de aansprakelijke partij van mening dat de uiteindelijke schade beperkt zal zijn, dit op zichzelf geen reden is om te weigeren voorschotten te betalen op de buitengerechtelijke kosten, zelfs als dit meer is dan de uiteindelijke schade. De reden hiervan is dat de benadeelde de (financiële) mogelijkheid moet hebben om zijn of haar schade te verhalen en dat het niet redelijk is dat de benadeelde dit gedeelte van de schade zou moeten voorfinancieren.

4.15.

De rechtbank zal een voorschot op de buitengerechtelijke kosten ter zake van de kosten gemaakt door Boomkamp & Zwarts Letselschadespecialisten toewijzen. Tussen partijen is niet geschil is dat deze kosten zijn gemaakt ter vaststelling van de schade en ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Daarnaast geldt dat de omvang van de kosten door Euro Insurance niet gemotiveerd is betwist. Gelet op de omstandigheid dat de omvang van de schade op dit moment nog niet is vast te stellen, acht de rechtbank een voorschot van € 10.000,00 redelijk. Dat de zaak is overgedragen van het letselschadebureau naar een advocaat en dat daar kosten mee zijn gemoeid, is geen reden om deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen. De overdracht naar een advocaat was in deze zaak noodzakelijk voor het kunnen starten van een procedure, omdat het letselschadebureau zelf geen advocaten in dienst heeft en voor een procedure bij de rechtbank verplichte procesvertegenwoordiging geldt.

4.16.

De gevorderde buitengerechtelijke kosten van de advocaat van [verzoeker] worden afgewezen. Namens [verzoeker] is onvoldoende toegelicht waarom deze kosten als buitengerechtelijke kosten moeten gelden, dus ter vaststelling van de schade en ter oplossing van het geschil, en niet ter instructie van de zaak en ter voorbereiding van een procedure. Dat leidt ertoe dat deze werkzaamheden vooralsnog niet als buitengerechtelijke kosten kunnen worden aangemerkt. Daar komt bij dat deze kosten door het ontbreken van een toelichting op dit moment evenmin de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan.

Kosten van het deelgeschil

4.17.

[verzoeker] heeft verzocht dat Euro Insurance wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van de behandeling van het verzoek, begroot op € 5.965,75 inclusief btw en met inbegrip van het griffierecht. Ten aanzien van deze kosten heeft Euro Insurance aangevoerd dat de kosten worden gedekt door een rechtsbijstandsverzekering en dat zij daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.18.

Ingevolge artikel 1019aa Rv dienen de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] te worden begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking moeten worden genomen. Het moet gaan om kosten die in redelijkheid gemaakt zijn en de hoogte van die kosten dient eveneens redelijk te zijn. Mr. Schep heeft een specificatie opgesteld waaruit een tijdsbesteding van 17 uren volgt tegen een uurtarief van € 275,00 exclusief btw. Euro Insurance heeft deze kosten niet gemotiveerd betwist, maar heeft enkel aangevoerd dat [verzoeker] een beroep kan doen op zijn rechtsbijstandsverzekering. [verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat hij geen dekking onder de polis verzoekt, omdat de bijdrage van de rechtsbijstandsverzekeraar voor de proceskosten erg beperkt is en [verzoeker] die bijdrage wil bewaren voor een eventuele bodemprocedure, waarin een beperkte proceskostencompensatie mogelijk is.

De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] onder de door hem aangevoerde en door Euro Insurance niet weersproken omstandigheden niet verplicht is om voor vergoeding van de proceskosten een beroep te doen op zijn rechtsbijstandsverzekeraar. [verzoeker] heeft het recht om de schade te verhalen op degene die volgens de wet aansprakelijk is. [verzoeker] heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd waarom hij geen dekking vordert onder de polis, zodat van een gebrek aan belang bij het onderhavige verzoek niet kan worden gesproken. Omdat tegen de hoogte van de gevorderde kosten geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank het bedrag toewijzen dat [verzoeker] heeft verzocht. [verzoeker] zal worden veroordeeld tot betaling van 17 uren × € 275,00 × 21% = € 5.656,75 inclusief btw, te vermeerderen met het griffierecht van € 309,00. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

verklaart voor recht dat de deskundigenrapporten van [A] en [B] , overgelegd als producties 1, 2 en 3 bij het verzoekschrift, mede als uitgangspunt dienen voor de afwikkeling van de schade,

5.2.

bepaalt dat [verzoeker] en Euro Insurance gezamenlijk opdracht geven voor een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat [verzoeker] onverkort medewerking verleent aan dat onderzoek, dat zal worden uitgevoerd door:

drs. [C], verzekeringsgeneeskundige

verbonden aan Ad Valorem

postbus 2114

5250 CC Vught

tel. 06- [xxxx]

e-mail: [mailadres]

5.3.

bepaalt dat de volgende vragen aan drs. [C] worden voorgelegd:

Welke belemmeringen/beperkingen stelt [verzoeker] in de actuele situatie te ondervinden bij het verrichten van activiteiten van het algemene dagelijkse leven, de zelfverzorging, de vrijetijdsbesteding, de sportbeoefening, de huis(houd)elijke activiteiten en het verrichten van loonvormende arbeid?

Welke van de hiervoor bedoelde belemmeringen/beperkingen zijn naar uw deskundig oordeel redelijk en reëel te achten als gevolg van het bij het onderhavige ongeval opgelopen letsel?

Wilt u uw oordeel motiveren aan de hand van de overgelegde medische informatie, waaronder de rapporten van de heer dr. [A] en de heer drs. [B] ?

Kunt u de hiervoor bedoelde beperkingen en de eruit voortvloeiende restmogelijkheden ten behoeve van een arbeidsdeskundige beoordeling zo uitgebreid mogelijk omschrijven in de vorm van een zogenoemde functionele mogelijkhedenlijst (FML)?

Gaat het om blijvende beperkingen of valt verbetering te verwachten?

Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

5.4.

veroordeelt Euro Insurance om binnen veertien dagen na heden aan [verzoeker] een voorschot op de schadevergoeding te betalen ten bedrage van € 10.000,00,

5.5.

veroordeelt Euro Insurance om binnen veertien dagen na heden aan [verzoeker] een voorschot op de buitengerechtelijke incassokosten te betalen ten bedrage van € 10.000,00,

5.6.

veroordeelt Euro Insurance om binnen veertien dagen na heden aan [verzoeker] de kosten van het deelgeschil te betalen, vastgesteld op een bedrag van € 5.656,75 inclusief btw, te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 309,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling,

5.7.

verklaart deze beschikking voor wat betreft 5.4, 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad,

5.8.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, op 28 januari 2022.

1Onderzoek van [B] , bladzijde 8, onder 1 en 2.

2Productie 5 bij het verzoekschrift.

3Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey