RB, deelgeschil: verzoek ex artikel 31 RV voor aanpassing van de beschikking wordt afgewezen
Bij beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de klachten van verzoeker het gevolg zijn van het hem overkomen ongeval. In een rechtsoverweging staat dat de rechtbank – met partijen – van oordeel is dat (nader) onderzoek door een verzekeringsarts en – in voorkomend geval – een arbeidsdeskundige in de rede ligt. De verzekeraar stelt dat in de beschikking sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv en zij verzoekt de zinsnede “- met partijen – “ te verwijderen. Het verzoek wordt afgewezen. De zinsnede “- met partijen -“ heeft geen betrekking op het primaire verweer van de verzekeraar.
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
beschikking Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/10/406822 / HA RK 12-606 Beschikking van 16 januari 2013 in de zaak van [verzoeker], tegen de naamloze vennootschap Partijen zullen hierna [verzoeker] en London genoemd worden. 1. Het verdere verloop van de procedure 2. De verdere beoordeling 2.1.1. Aan [verzoeker] is op 29 oktober 2007 een verkeersongeval overkomen. Daarbij is de bestuurder van een bij London verzekerde auto achterop de auto van [verzoeker] gereden (hierna: het ongeval). 2.1.2. Bij verzoekschrift, ingekomen op 6 augustus 2012, heeft [verzoeker] zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het verzoek strekt er -in essentie en primair- toe te bepalen dat de gestelde klachten aan het ongeval moeten worden toegerekend. London heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is de zaak op 26 september 2012 mondeling behandeld. 2.1.3. Bij beschikking van 10 oktober 2012 heeft de rechtbank bepaald dat de klachten van [verzoeker] het gevolg zijn van het hem op 29 oktober 2007 overkomen ongeval en London gelast haar medewerking te verlenen aan een onderzoek door een verzekeringsarts en, in voorkomend geval, een arbeidsdeskundige. 2.1.4. Bij faxbericht van 15 november 2012 heeft mr. Volker aan de rechtbank bericht dat naar de mening van London in de beschikking van 10 oktober 2012 sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv, te weten dat London de mening zou zijn toegedaan dat onderzoek door een verzekeringsarts aan de orde zou zijn, en de rechtbank verzocht de beschikking van 10 oktober 2012 te herstellen in die zin dat het in rechtsoverweging 4.21 voorkomende zinsdeel “– met partijen –“ in een nieuw af te geven grosse niet (meer) voorkomt. Bij faxbericht van 7 december 2012 heeft mr. Uitdehaag de rechtbank meegedeeld dat [verzoeker] akkoord gaat met de door mr. Volker namens London voorgestelde wijziging van de beschikking van 10 oktober 2012. 2.2. De rechtbank overweegt als volgt. 2.2.1. Het verzoek van London richt zich tegen rechtsoverweging 4.21 van de beschikking van 10 oktober 2012, waarin de rechtbank als volgt heeft overwogen: 2.2.2. Vooropgesteld wordt dat met de regeling van artikel 31 Rv is beoogd om kennelijke fouten die zich lenen voor eenvoudig herstel te laten verbeteren door de rechter die de beschikking heeft gewezen, zodat partijen daarvoor geen rechtsmiddel behoeven aan te wenden. Daarbij is van belang dat voor partijen en derden direct duidelijk dient te zijn, dat van een vergissing sprake is. Hoewel vanzelfsprekend gewicht toekomt aan de visie van partijen op dit punt is, anders dan in civiele procedures in het algemeen geldt, niet voldoende dat één partij meent dat sprake is van een kennelijke fout die verbeterd dient te worden, terwijl de andere partij daarmee akkoord gaat. De rechtbank dient ook in dat geval zelf te beoordelen of inderdaad de passage in kwestie als een kennelijke fout valt aan te merken. 2.2.3. Van hetgeen London aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat direct duidelijk is, dat van een vergissing sprake is. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. 2.2.4. Ter zitting heeft London primair het standpunt ingenomen dat geen sprake kan zijn van een onderzoek door een verzekeringsarts nu door de neuroloog ([neuroloog]) geen beperkingen zijn vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Volker namens London ter zake het volgende verklaard: 2.2.5. Subsidiair heeft London echter laten weten dat zij – in voorkomend geval – haar medewerking zal verlenen aan (nader) onderzoek door een verzekeringsarts. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Volker namens London ter zake het volgende verklaard: 2.2.6. Zowel het primaire als het subsidiaire standpunt van het verweer van London blijkt ook uit rechtsoverweging 4.3, 4.10, 4.13 en 4.18 van de beschikking van 10 oktober 2012. Tegen die achtergrond kan rechtsoverweging 4.21 van de beschikking van 10 oktober 2012 naar het oordeel van de rechtbank dan ook in redelijkheid niet anders worden begrepen dan dat de zinsnede “– met partijen –“ ten aanzien van London op haar subsidiaire standpunt slaat, zodat daaraan niet de door London gevreesde ongewenste betekenis toekomt dat deze zo kan worden opgevat dat zij het primaire -en principiële- standpunt ter zake van het ontbreken van beperkingen en de consequenties daarvan zou hebben prijsgegeven. 2.3. Nu gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank in de beschikking van 10 oktober 2012 geen sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent, wordt het verzoek afgewezen. 3. De beslissing wijst af het verzoek van London strekkende tot aanpassing van de beschikking van deze rechtbank van 10 oktober 2012. Deze beschikking is gegeven door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2013.? |
||||||||||||
|
||||||||||||
|