Rb: eiser niet geslaagd in bewijs van ‘vliegende tackle’ tijdens voetbalwedstrijd
De rechtbank heeft eiser in eerder tussenvonnis opgedragen te bewijzen dat gedaagde tijdens de voetbalwedstrijd een ‘vliegende tackle’ op hem heeft uitgevoerd. Meer concreet heeft de rechtbank eiser opgedragen te bewijzen dat gedaagde hem toen van achteren op volle snelheid via de lucht, zonder daarbij met zijn voeten contact te houden met de grond (als ware vliegend), heeft geraakt. De rechtbank oordeelt, na het horen van 12 getuigen dat eiser niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Verschillende getuigenverklaringen worden weersproken door andere getuigen. Vordering afgewezen.
ECLI:NL:RBNHO:2021:8029, Rechtbank Noord-Holland, C/15/290056 / HA ZA 19-410 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBNHO:2021:8029
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
08-09-2021
Datum publicatie
22-09-2021
Zaaknummer
C/15/290056 / HA ZA 19-410
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
eindvonnis na tussenvonnis ECLI:NL:RBNHO:2020:6291 – niet in bewijsopdracht geslaagd – geen vliegende tackle
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2021-0744
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/290056 / HA ZA 19-410
Vonnis van 8 september 2021
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. H.C.J. Coumou te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.K. Sjouw te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het tussenvonnis van 11 maart 2020 (hierna: het tussenvonnis),
–
de akte uitlaten bewijslevering van [eiser] ,
–
het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 5 en 6 oktober 2020,
–
de akte uitlaten voortzetten getuigenverhoor van [eiser] ,
–
de akte uitlaten tegenverhoor van [gedaagde] ,
–
het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor gehouden op 19 januari 2021 en van tegenverhoor gehouden op 19 en 21 januari 2021,
–
de conclusie na getuigenverhoor van [eiser] met productie 7,
–
de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
2De verdere beoordeling
De bewijsopdracht
2.1.
De rechtbank heeft [eiser] in het tussenvonnis een bewijsopdracht gegeven. [eiser] diende te bewijzen dat [gedaagde] op 4 mei 2014 tijdens de voetbalwedstrijd tussen Odin 3 tegen VSC 4 (hierna: de wedstrijd) een ‘vliegende tackle’ op hem heeft uitgevoerd. Meer concreet heeft de rechtbank [eiser] opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] hem toen van achteren op volle snelheid via de lucht, zonder daarbij met zijn voeten contact te houden met de grond (als ware vliegend), heeft geraakt.
Getuigenverhoren
2.2.
Om aan de bewijsopdracht te voldoen, heeft [eiser] zichzelf en nog zeven andere getuigen laten horen. Het gaat om [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] ,
[getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en de broer van [eiser] : [getuige 7] . [getuige 1] was de scheidsrechter van de wedstrijd en voorzitter van Odin. De andere getuigen van [eiser] waren zijn medespelers van Odin 3 die tijdens de wedstrijd waren opgesteld of op de bank zaten.
2.2.1.
[eiser] heeft als partijgetuige niets concreets verklaard over de manier waarop hij tijdens de wedstrijd door [gedaagde] is geraakt. Zijn broer heeft als getuige over het voorval het volgende gezegd:
“(…) De precieze looprichting van mijn broer is mij niet meer helemaal duidelijk, en ook het moment waarop de sliding werd ingezet en de richting waar vandaan meneer [gedaagde] kwam. (…) De heer [gedaagde] maakte een vliegende tackle (…) Met een vliegende tackle bedoel ik dat [gedaagde] volledig van de grond was, er was sprake van één been in de lucht. Ik weet niet meer welk been dat was. En met dat been werd mijn broer geraakt in zijn kuit. (…) Een normale sliding betekent dat je eerst contact hebt met de grond met een niet volledig gestrekt been. Het onderste deel van het been en de heup gaat dan over de grond. Ik heb volgens mij gezien dat [gedaagde] geen contact hield met de grond met zijn heup. (…) Op uw vraag waar het andere been zich bevindt in de situatie van een normale sliding antwoord ik dat beide benen zo lang mogelijk op elkaar liggen, waarbij het onderste deel van het bovenste been, ter hoogte van het onderste deel van de kuit en de voet, de grond raakt.”
2.2.2.
[getuige 1] heeft als getuige het volgende verklaard, voor zover relevant:
“(…) Er werd een sliding ingezet op hoge snelheid en [eiser] is op zijn been geraakt. (…) [gedaagde] kwam van de richting van het doel van VSC met een sliding richting [eiser] . (…) Het been van [gedaagde] was gestrekt voordat [eiser] geraakt werd. Ik weet niet wat de positie van zijn andere been was. [gedaagde] raakte hem boven zijn schoen. Omdat [eiser] boven zijn schoen werd geraakt moet het zo zijn geweest dat [gedaagde] zijn been in de lucht had. Ik zag hem inkomen met een gestrekt been maar ik weet niet of dat been al vanaf het begin al gestrekt was. (…) In mijn schriftelijke verklaring heb ik het over een tackle, vandaag spreek ik over een sliding. Een tackle en een sliding is wat mij betreft hetzelfde. Met mijn opmerking in mijn schriftelijke verklaring dat [gedaagde] is in komen vliegen bedoel ik dat het met hoge snelheid was. (…) De reden voor de rode kaart was de buitensporige inzet daarvoor is ook van belang de snelheid en de plek waar iemand geraakt wordt (…)”
2.2.3.
In de getuigenverklaring https://intro.rechtspraak.minjus.nl/Bedrijfsvoering/Communicatie/Nieuws/Paginas/CMT-vergadert-over-coronasituatie-na-25-september.aspxvan [getuige 2] is te lezen:
“(…) [gedaagde] kwam op [eiser] invliegen (…) Hij kwam heel hard aan met een gestrekt been. Ik weet niet hoe hoog het been was. (…) Ik heb gezien dat [gedaagde] vanaf ongeveer 2 meter afstand een aanloop nam om de bal te onderscheppen dat was vanaf het moment dat [eiser] de bal had aangenomen. Dat ging vliegend met zijn linkerbeen onder zijn rechterbeen. [eiser] werd boven de enkel geraakt met een gestrekt rechterbeen. Tijdens de beweging van [gedaagde] was zijn heup van de grond. Van de sliding was misschien het allerlaatste stukje over de grond. (…) Ik zag dat [eiser] 2 stappen had gezet en [gedaagde] maakte aanstalten om een sliding te maken, hij zette af en op het moment dat [eiser] werd geraakt was het duidelijk dat het mis was. Hij raakte hem met zijn middenvoet of hak. (…) Met invliegen bedoel ik de hoek waarmee [gedaagde] met zijn been de sliding maakte. Een normale sliding is horizontaal en lig je op je linker heup. In dit geval had alleen [gedaagde] zijn benen niet op de grond en dat noemen ze een vliegende tackle. (…)”
2.2.4.
[getuige 3] heeft als getuige onder meer verklaard:
“(…) De tackle kwam van achter, schuin op het rechterbeen van [eiser] . (…) De tackle kwam schuin van achter en kwam terecht op het been waar [eiser] op stond. (…) [gedaagde] kwam ingevlogen, het was een vliegende tackle op het been van [eiser] in de grond. (…) Het was een soort vliegende karaktetrap. Het been was omhoog en het was zeker niet vanaf de grond. Het been was van de grond waardoor die op de scheen van [eiser] terechtkwam. (…) [gedaagde] had 1 been gestrekt, geen 2 benen. Het andere been was volgens mij niet op de grond, ik denk dat het was ingetrokken. Ik denk dat het gestrekte been het linkerbeen was. (…)”
2.2.5.
Als getuige heeft [getuige 4] onder meer verklaard:
“(…) [eiser] had de bal aan de voet en [gedaagde] zette een tackle in op [eiser] . (…) Ik zag dat er een tackle werd ingezet met een gestrekt been. (…) De tackle werd ingezet met een gestrekt been met de voet omhoog. Een normale sliding gaat met een gebogen been om de klap op te vangen. Ik heb niet gezien waar [eiser] geraakt werd. (…) Met inglijden bedoel ik het inzetten van een sliding. Ik heb gezien dat [gedaagde] dat met een gestrekt been deed. Ik weet niet of dat been aan de grond was of in de lucht. (…) De beweging die [gedaagde] maakte, was inglijden met 1 gestrekt been. Het onderste been glijdt dan over de grond. Hoe hoog het been was weet ik niet.”
2.2.6.
Volgens de getuigenverklaring van [getuige 5] heeft hij geen herinnering meer aan de manier waarop [eiser] door [gedaagde] tijdens de wedstrijd werd geraakt.
2.2.7.
[getuige 6] heeft als getuige verklaard:
“(…) In mijn schriftelijke verklaring heb ik het over een vliegende tackle. Ik bedoel daarmee een tackle niet over de grond maar dat de speler ingevlogen komt en de tegenspeler raakt terwijl hij van de grond is. [gedaagde] had een recht gestrekt been. Of dat één of twee benen waren weet ik niet meer. Ik heb gezien dat [eiser] werd geraakt aan de binnenkant van zijn rechterbeen of aan de buitenkant van zijn linkerbeen. Dat weet ik niet precies. Dat kon ik niet goed zien vanaf de andere kant van het veld, op meer dan 50 meter afstand. Nu u dit weer dicteert wil ik u zeggen dat ik niet meer precies herinner op welke plek [eiser] werd geraakt. Ik weet alleen dat het aan de onderkant van zijn lichaam was, boven de enkels. Ik weet niet of het been of de benen gestrekt waren. (…)”
2.3.
[gedaagde] heeft in tegenverhoor, naast zichzelf, vijf getuigen laten horen, te weten
[getuige 8] , [getuige 9] , [getuige 10] , [getuige 11] en [getuige 12] . Deze getuigen zaten in het team van [gedaagde] . [getuige 10] was grensrechter van de wedstrijd. De andere getuigen van [gedaagde] speelden die dag.
2.3.1.
[gedaagde] heeft als partijgetuige verklaard:
“(…) De beweging die ik richting [eiser] maakte was een sliding, daarbij stak ik mijn been uit, mijn andere been gebogen daaronder, en met mijn billen op de grond. (…) Ik deed twee stappen en maakte de sliding, op dat moment speelde [eiser] de bal. Mijn rechterbeen had ik onder mijn lichaam en mijn linkerbeen licht gestrekt. Op het moment dat ik naar de grond ging zag ik dat wij zouden gaan botsen en trok ik mijn beide benen in. De sliding ging schuin ten opzichte van de vloer en ik gleed een beetje naar mijn rug. Ik had één been op de grond, en één been onder mij. Ik doe dat altijd zo. Ik heb mij achteraf wel afgevraagd of ik een andere beweging had moeten maken. Ik heb de snelheid van de situatie niet goed ingeschat. (…) Op uw vraag wat ik onder een vliegende tackle versta, bij een vliegende tackle kom je met twee benen van de grond en het doel is om de persoon te raken en niet de bal. Een vliegende tackle heb ik nooit gemaakt dus ik weet niet precies hoe je dat doet. Bij een sliding houdt je contact met de grond. Je vliegt dan niet op, je valt. Bij een sliding is je lichaam in één lijn met je benen. Ik heb daarna mijn beide benen ingetrokken en rolde naar mijn billen. (…) Ik hield contact met de grond. Ik had één been op de grond en het andere been uitgestrekt. (…) Voordat ik de sliding inzette heb ik twee stappen gezet. (…) Die stappen zijn bedoeld om snelheid te krijgen. De afstand tussen mijn positie waar ik mijn actie begon en waar ik [eiser] heb geraakt was ongeveer 2,5 meter. (…) Ik heb [eiser] geraakt in een hoek van 90 graden vanaf de zijkant. In plaats van de bal kwam ik [eiser] tegen. Met mijn billen gleed ik over de grond en mijn voeten waren een paar centimeter van de grond, verwacht ik. Maar dat weet ik niet zeker. (…)”
2.3.2.
[getuige 8] heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
“(…) [gedaagde] speelde rechts achter en maakte een verdedigende actie die te laat was. Hij zette een sliding in om de bal te spelen. (…) Met een sliding bedoel ik, een beweging met de voeten naar de grond, liggend op de grond. Een sliding begint in de lucht maar op het moment van raken van de bal steunen de heupen en knie op de grond. [eiser] speelde de bal weg, hij stond op dat moment vast in de grond. [gedaagde] raakte het been van [eiser] , ik heb niet gezien op welke plek. [eiser] had de bal net gespeeld. (…) Dit soort acties gebeuren vaak per wedstrijd. (…) De houding van de benen van [gedaagde] heb ik niet gezien. (…)”
2.3.3.
[getuige 9] heeft de volgende getuigenverklaring afgelegd, voor zover hier van belang:
“(…) [gedaagde] maakte een sliding vanaf rechts richting de bal om de val te veroveren. (…) Het was een sliding zoals die meerdere keren per wedstrijd wordt gemaakt. Dat betekent met één gestrekt been en het andere been onder of naast het lichaam waarbij een glijdende beweging over het gras richting de bal wordt gemaakt. Ik heb gezien dat [gedaagde] zo’n beweging maakte. Dat wil zeggen, met één been gestrekt richting de bal en het andere been gebogen langs het lichaam. (…) Bij de sliding van [gedaagde] was zijn lichaam aan de grond terwijl hij één been gebogen langs het lichaam had. (…) Ik weet niet welk been gestrekt was en welk been gebogen. (…)”
2.3.4.
Getuige [getuige 10] heeft verklaard:
“(…) [gedaagde] maakte een sliding met zijn linkerbeen vooruit gestoken en zijn rechterbeen gebogen. Hij lag op de grond en zijn voeten waren op de grond. In mijn beleving was het een sliding met het hele lichaam over de grond. Zijn bovenlichaam was gebogen. (…) [gedaagde] maakte een sliding met zijn linkerbeen op de bal. (…) Hij nam daarbij de speler mee met zijn rechterbeen en raakte het linker standbeen. (…) Ik stond op een afstand van ongeveer 2 of 3 meter er vandaan. (…) op uw vraag wat ik onder een vliegende tackle versta antwoord ik dat dan kom je los van de grond. (…) Een vliegende tackle is doelbewust om de tegenstander te verwonden. Een sliding is om de bal te veroveren dat is normaal in het voetbal. Een vliegende tackle hoort niet. Dit geval was het een sliding met de intentie om de val te spelen met natuurlijk een ongelukkige afloop. Die dingen gebeuren in het voetbal. (…) Ik kreeg [gedaagde] in mijn beeld op het moment dat de bal naar [eiser] werd gespeeld. Ik heb niet letterlijk gezien of hij kwam aanlopen. Ik heb hem enkele meters zien lopen voordat hij zijn actie inzette. (…) [gedaagde] raakte [eiser] schuin van voren. [gedaagde] was iets te laat met de sliding. (…) [gedaagde] had zijn voeten aan de grond op het moment van de impact.”
2.3.5.
[getuige 11] heeft het volgende als getuige verklaard:
“(…) [gedaagde] ging richting de bal en hij maakte een sliding. (…) Hij maakte een ingetrokken beweging, hij gleed door en raakte toen [eiser] . Hij deed dat niet met een lang gestrekt been. Hij trok zijn been iets terug. De positie van zijn andere been weet ik niet. Het was voor mij lastig te zien omdat ik op doel stond. Ik kon het niet op detail zien. Het was geen sprong met twee benen. Ik ga ervanuit dat zijn andere been achter zijn gestrekte been hing. Via de grond gleed hij naar [eiser] toe. [gedaagde] is een zware jongen, ik zie hem geen sprongsliding doen. Met een sprongsliding bedoel ik het inspringen met een soort halve karatetrap, dat was hier niet aan de orde. Het was een reguliere sliding. Daarmee bedoel ik dat het niet met twee benen vooruit was, het was met één been vooruit maar dat het gericht was op de bal, het was geen gekke sprong en niet met de intentie om de speler te raken maar om de bal te pakken. (…) En sliding is zoals [gedaagde] het deed, ingezet op de bal. Een vliegende tackle is meer uit frustratie omdat iemand de tegenstander niet mag. Een vliegende tackle is minder gecontroleerd en erop gericht de speler te raken. (…) Een sliding kan ook met twee benen maar [gedaagde] deed het met één been. Een sliding met twee gestrekte benen was in elk geval niet aan de orde. (…) [eiser] (…) zette een sliding in (…) Hij trok toen zijn benen iets terug in plaats van er vol in te gaan. (…) Hij is doorgegleden op het veld, zijn andere been had hij ook iets terug. Zijn benen waren een beetje gebogen op elkaar waardoor ze iets dichter bij elkaar zaten. (…) Op uw vraag in welke hoek [eiser] is geraakt antwoord ik dat hij niet van achteren is geraakt, ik zou zeggen scheef voor. (…) Ik zag bij de botsing dat de benen van [gedaagde] niet in de lucht gingen. (…) [gedaagde] had de benen opgetrokken laag bij de grond. (…)”
2.3.6.
In de getuigenverklaring van [getuige 12] ten slotte staat het volgende:
“(…) [gedaagde] lag op zijn rechterbeen, zijn linkerbeen strekte hij uit. [gedaagde] nam de sliding, dat wil zeggen op de bal gericht die hij wilde pakken en over de grond. Zijn linkerbeen had hij recht vooruit. Of het ook een gestrekt been was vind ik moeilijk te bedenken. Hij is de sliding met een gebogen been begonnen, daarmee bedoel ik dat zijn been iets was ingetrokken. (…) Ik herinner mij dat [eiser] van opzij werd geraakt, hij was net [gedaagde] voorbij toen hij geraakt werd. Het was in ieder geval niet van achteren. (…) Op uw vraag wat volgens mij het verschil is tussen een vliegende tackle en een sliding antwoord ik dat een vliegende tackle los is van de grond met twee benen vooruit richting de man. Een sliding is met één been op de grond en het andere been uitstrekkend naar de bal. De actie van [gedaagde] was een sliding zoals die vaker wordt gemaakt. Het was niet bijzonder. Wel treurig dat ‘ie te laat was. Zijn been was op de grond. (…) Het linkerbeen heeft hij later gestrekt om de bal te kunnen raken. (…)”
Bewijs geleverd?
2.4.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Dit om de volgende reden.
2.5.
[eiser] diende onder meer te bewijzen dat [gedaagde] hem heeft geraakt via de lucht zonder daarbij met zijn voeten contact te houden met de grond (als ware vliegend). Van de voorgebrachte getuigen heeft alleen de broer van [eiser] expliciet verklaard dat [gedaagde] volledig van de grond was toen hij [eiser] tijdens de wedstrijd raakte. De getuigen [getuige 3] en [getuige 6] spreken weliswaar over een vliegende tackle maar uit hun verklaringen kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] [eiser] “vliegend” heeft geraakt door geen contact te houden met de grond.
2.6.
[getuige 3] heeft immers verklaard dat [gedaagde] één been omhoog had. Over de positie van het andere been van [gedaagde] is [getuige 3] echter minder stellig (“Het andere been was volgens mij niet op de grond, ik denk dat het was ingetrokken.”).
2.7.
[getuige 6] heeft verklaard achter zijn eerdere schriftelijke verklaring (productie 5 van [eiser] ) te blijven staan. Daarin staat dat [gedaagde] een vliegende tackle op [eiser] heeft gemaakt. Hoewel [getuige 6] als getuige heeft verduidelijkt dat dit volgens hem betekent dat de speler komt invliegen waarbij de speler de tegenspeler raakt terwijl hij van de grond is, blijkt uit de getuigenverklaring van [getuige 6] dat zijn zicht op het gebeuren niet optimaal was. Op het moment dat [gedaagde] [eiser] raakte bevond [getuige 6] zich volgens zijn getuigenverklaring immers op 50 meter afstand, aan de andere kant van het veld (bij de dug-out). [getuige 6] heeft als getuige verklaard dat hij daarom ook niet goed kon zien waar [eiser] door [gedaagde] werd geraakt en of dit met één gestrekt been of twee gestrekte benen was.
2.8.
De verklaringen van de andere getuigen van [eiser] dragen niet bij aan het bewijs dat [gedaagde] [eiser] als ware vliegend heeft geraakt, integendeel. [getuige 4] heeft als getuige van [eiser] zelfs verklaard dat [gedaagde] een sliding heeft gemaakt met zijn onderste been glijdend over de grond. Wat [getuige 2] over dit punt heeft verklaard, acht de rechtbank tegenstrijdig en daarmee weinig overtuigend. [getuige 2] verklaart namelijk dat [gedaagde] op [eiser] is komen invliegen en zijn benen niet op de grond had, terwijl hij ook verklaart dat het laatste stukje van de sliding van [gedaagde] misschien over de grond was. En [getuige 1] weet volgens zijn getuigenverklaring niet meer wat de positie van het andere been van [gedaagde] is geweest toen hij [eiser] raakte. Getuige [getuige 5] kan zich niets meer herinneren.
2.9.
De getuigenverklaringen van de broer van [eiser] , [getuige 3] en [getuige 6] worden op dit punt ook weersproken door de getuigen die in tegenverhoor zijn gehoord. De getuigen van [gedaagde] hebben allemaal (kort gezegd en in essentie) verklaard dat de actie van [gedaagde] op [eiser] een sliding is geweest waarbij [gedaagde] contact heeft gehouden met de grond, hoewel zij deels verschillend hebben verklaard over de uitvoering daarvan (zoals wel of niet met gestrekt been) en het voor getuige [getuige 11] lastig was te zien.
2.10.
De rechtbank ziet geen grond om, ook gelet op wat in 2.6 en 2.7 is overwogen, meer waarde te hechten aan de getuigenverklaringen van de broer van [eiser] , [getuige 3] en [getuige 6] dan aan de andersluidende verklaring van [getuige 4] en die van de aan de kant van [gedaagde] gehoorde getuigen. Dat [gedaagde] [eiser] tijdens de wedstrijd heeft geraakt via de lucht zonder daarbij met zijn voeten contact te houden met de grond, als ware vliegend, is met de getuigenverklaringen dan ook niet komen vast te staan. Omdat het bewijs op dit punt niet is geleverd, kan in het midden blijven of [gedaagde] zijn actie op [eiser] van achteren en op volle snelheid heeft uitgevoerd.
2.11.
De rechtbank heeft in 4.10 van het tussenvonnis al overwogen dat als [eiser] niet in zijn bewijsopdracht slaagt, zijn vordering zal worden afgewezen. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat uit een aantal getuigenverklaringen wel mogelijk is af te leiden dat [gedaagde] via de grond een grove, wellicht niet goed getimede sliding met een gestrekt been heeft gemaakt. Daarmee is echter nog geen sprake van een tackle of van een sliding met een dermate buitensporige inzet dat de actie van [gedaagde] als onrechtmatig zou moeten worden aangemerkt.
Proces- en nakosten
2.12.
Omdat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van [gedaagde] tot op vandaag worden begroot op:
– griffierecht € 297,00;
– getuigenkosten 657,70;
– salaris advocaat 2.815,00 (5 punten × tarief II),
totaal € 3.769,70.
2.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten en de over de proces- en nakosten gevorderde wettelijk rente zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
3De beslissing
De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot op vandaag begroot op € 3.769,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. J. Blokland, mr. M.C. van Rijn en mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021.1
1type: NMB coll: