Rb: hoogteverschil van 2,5 in wegdek niet ongebruikelijk, wegbeheerder niet aansprakelijk ex art 6:174 BW

Samenvatting:

Fietser valt bij een oneffenheid in het wegdek en stelt de gemeente aansprakelijk o.g.v. art. 6:174 BW. De rechtbank acht de gemeente niet aansprakelijk. De rechtbank oordeelt dat niet vast is komen te staan dat er een gleuf en een hoogteverschil van elk 2,5 centimeter bestonden tussen de betonplaten bestonden. Ook als dit hoogteverschil wel bestond kan niet worden geconcludeerd dat de weg gebrekkig was. De normen (CROW-richtlijnen) waaraan in dit geval getoetst moet worden, kwalificeren dergelijke afwijkingen immers niet als ernstig. In het algemeen geldt verder dat een weggebruiker rekening moet houden met enige oneffenheid in een weg, zeker waar het gaat om een weg in een buitengebied die doorgaans ook veelvuldig door landbouwverkeer wordt gebruikt. Als de  gestelde gleuf en/of het hoogteverschil bestond, acht de rechtbank deze niet van zodanig ongebruikelijke of onverwachte aard en omvang dat eiser daar niet op bedacht hoefde te zijn.

ECLI:NL:RBOBR:2021:1234, Rechtbank Oost-Brabant, C/01/357032 / HA ZA 20-243 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:RBOBR:2021:1234

Instantie

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak

24-03-2021

Datum publicatie

30-03-2021

Zaaknummer

C/01/357032 / HA ZA 20-243

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Bodemzaak

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Letselschadezaak. Een fietser valt bij een oneffenheid in het wegdek en stelt de gemeente aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW. De gemeente wordt niet aansprakelijk gehouden omdat er geen sprake is van een gebrekkige opstal. De oneffenheid is gering en niet groter dan ter plaatse te verwachten.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

PS-Updates.nl 2021-0297

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch

Zaaknummer / rolnummer: C/01/357032 / HA ZA 20-243

Vonnis van 24 maart 2021

in de zaak van:

[eiser] ,

wonende te [plaats] ,

eiser,

advocaat: mr. A. Ombre te Amsterdam,

tegen

  1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE OSS,

zetelend te Oss,

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MELIOR VERZEKERINGEN B.V.,

zetelend te Oldenzaal,

gedaagden,

advocaat: mr. I.I. Assink te Borne.

Partijen zullen hierna enerzijds “ [eiser] ” en anderzijds “gemeente Oss” en “Melior” worden genoemd.

1De procedure

1.1.

De procedure blijkt uit:

– het tussenvonnis van 22 juli 2020;

– het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 18 januari 2021;

– het bericht van partijen dat onderling geen overeenstemming is bereikt en dat om vonnis wordt verzocht.

1.2.

Vervolgens is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

[eiser] heeft op zondag 1 juli 2018 meegedaan aan een georganiseerde recreatieve fietstoertocht op een racefiets, startend vanuit Oss. [eiser] reed met een groep van 8 fietsers, allen lid van [A] , die in tweetallen naast elkaar fietsten. [eiser] reed voorop aan de rechterzijde.

2.2.

Toen [eiser] in het buitengebied van Oss op de Gewandeweg reed en de kruising met de Weisestraat naderde, heeft hij voorgesorteerd om linksaf te slaan en is hij op de verkeersdrempel die ter plaatse ligt, ten val gekomen. De verkeersdrempel bestond uit betonplaten en bovenop klinkers.

2.3.

[eiser] is door de val buiten bewustzijn geraakt en met een ambulance afgevoerd. Bij [eiser] zijn diverse ernstige fracturen, een klaplong en een hersenschudding vastgesteld. [eiser] verbleef 2 weken in het ziekenhuis en moest daarna revalideren.

2.4.

[eiser] heeft gemeente Oss op 18 augustus 2018 aansprakelijk gesteld voor zijn schade. Deze aansprakelijkheid is door Melior, als aansprakelijkheidsverzekeraar van gemeente Oss, afgewezen.

3De vordering en het verweer

3.1.

[eiser] vordert voor recht te verklaren dat gemeente Oss aansprakelijk is voor de schade van [eiser] voortvloeiende uit zijn val op 1 juli 2018. Daarnaast vordert [eiser] gemeente Oss en Melior hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] de nader bij staat op te maken en volgens de wet te vereffenen schade te vergoeden, vermeerderd met rente en kosten zoals vermeld in de dagvaarding.

[eiser] legt hieraan het volgende ten grondslag.

De weg waar het ongeval plaatsvond is een openbare, verharde weg. Op grond van artikel 6:174 lid 2 BW rust de aansprakelijkheid op gemeente Oss, die ervoor moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert. De weg voldeed niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. [eiser] kwam namelijk ten val door een gleuf tussen twee betonplaten op de verkeersdrempel en door het verschil in hoogte tussen die twee platen. Die verschillen in breedte en hoogte voldeden niet aan de veiligheidseisen van Rijkswaterstaat, zoals vastgelegd in het Handboek Voegovergangen van het Platform Voegovergangen en Opleggingen (PVO) dat vanaf 2018 is ondergebracht bij CROW.

Toen [eiser] de drempel op reed, bleef zijn voorwiel vastzitten tussen de betonplaten. [eiser] verwijst naar een aantal getuigenverklaringen. De weg is bestemd voor gemotoriseerd en ongemotoriseerde voertuigen, waaronder fietsers, maar voorziet niet in een separaat fietspad. De kans dat een soortgelijk ongeval zich voordoet, is groot. Gemeente Oss had onderhouds- en veiligheidsmaatregelen kunnen nemen, maar heeft dat niet gedaan. Eerst na het ongeval zijn er herstel- en onderhoudswerkzaamheden verricht. Gemeente Oss heeft een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, althans in stand gehouden, en ook onvoldoende voor het gevaar gewaarschuwd. Subsidiair is gemeente Oss aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW.

3.2.

Gemeente Oss en Melior voeren verweer.

De verkeersdrempel voldeed aan de eisen en is daarmee geen gebrekkig opstal als bedoeld in artikel 6:174 BW. Niet vast komen te staan is hoe [eiser] ten val is gekomen. De getuigenverklaringen leveren hiervan geen bewijs op. Uit de metingen van [eiser] en van gemeente Oss zelf volgt dat het voorwiel van [eiser] niet tussen de betonplaten vast kon komen te zitten. De hoogte- en breedteverschillen bedroegen hooguit 2 centimeter, zoals zichtbaar is op de door [eiser] overgelegde foto’s. Dit zou in lijn zijn met de toegestane afwijking op basis van het Handboek Voegovergangen van het PVO, maar dat is hier niet van toepassing. Voor zover de CROW-richtlijnen van toepassing zouden zijn, wat volgens [eiser] zelf niet het geval is, valt het hoogteverschil ook binnen die normen. [eiser] mocht niet verwachten dat de weg in het buitengebied van Oss aan dezelfde eisen voldoet als een fietspad. De zorgplicht van de gemeente strekt ook niet zo ver dat zij specifiek rekening houdt met racefietsen. Het enkele feit dat [eiser] is gevallen, betekent niet dat er sprake was van een gevaar zettende situatie. Er is daarom ook geen waarschuwing gegeven. Uit de jaarlijkse inspectie zijn geen gebreken of bijzonderheden naar voren gekomen. De weg is regulier onderhouden. Gemeente Oss heeft niet onrechtmatig gehandeld ex artikel 6:162 BW. Bovendien staat de toedracht van het ongeval niet vast, zodat in ieder geval een causaal verband ontbreekt.

Voor zover gemeente Oss aansprakelijk zou zijn, dient vanwege de grote mate van onvoorzichtigheid van [eiser] op basis van artikel 6:101 BW rekening te worden gehouden met diens eigen schuld bij het bepalen van de mate van aansprakelijkheid.

Er is tot slot geen reden voor toepassing van de omkeringsregel.

Gemeente Oss en Melior concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .

3.3.

Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

Wat houdt de toets van artikel 6:174 BW in?

4.1.

Op grond van artikel 6:174 BW is de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor schade die het gevolg is van een gebrek aan de openbare weg of de weguitrusting. Het gaat om een risicoaansprakelijkheid. De wegbeheerder is aansprakelijk als een weg gebrekkig is en daardoor gevaar oplevert voor personen of zaken, en dat gevaar zich ook verwezenlijkt.

Van een gebrek is sprake indien de weg, objectief gezien, niet voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden gesteld mogen worden en om die reden een gevaar oplevert voor personen of zaken. Of dit het geval is hangt volgens vaste jurisprudentie af van het antwoord op de vraag of de weg met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Hierbij moet worden gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming van de weg. Ook van belang is hoe groot de kans is op verwezenlijking van het gevaar en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs van de gemeente verwacht mogen worden.

Anderzijds moet een weggebruiker er rekening mee houden dat een weg niet altijd in goede staat verkeert en dus zelf oplettend en voorzichtig zijn.

De stelplicht en bewijslast rusten in beginsel op de eiser. In dit geval rust dus op [eiser] de bewijslast van het gestelde gebrek aan de weg (het breedte- en hoogteverschil tussen de betonplaten) en van zijn stelling dat zijn val op 1 juli 2018 door dat gebrek is veroorzaakt.

Was er sprake van een gebrek aan de weg c.q. verkeersdrempel?

4.2.

Aan de hand van de afbeelding boven punt 4 van de dagvaarding en de vierde foto die als productie 7 bij dagvaarding is overgelegd, stelt de rechtbank vast dat de situatie ten tijde van het ongeval was als volgt.

De Gewandeweg en de Weisestraat kruisen elkaar in het buitengebied van Oss. Het is een gelijkwaardige kruising. Beide wegen zijn geasfalteerd en bestemd voor zowel gemotoriseerd als ongemotoriseerd verkeer. Er zijn op beide wegen (rode) fietssuggestiestroken aangebracht met doorbroken strepen. De kruising zelf wordt gevormd door een verkeersdrempel. Deze drempel bestond ten tijde van het ongeval uit betonplaten (6 stuks per rijrichting) die de verhoging inleidden, en bovenop klinkers (zie ook productie 12 bij de dagvaarding).

4.3.

Volgens [eiser] was de weg, meer specifiek de verkeersdrempel, gebrekkig. Tussen de tweede en derde betonplaat, vanuit rechts bezien (komend vanuit Oss via de Gewandeweg), bestond namelijk een gleuf van 2,5 centimeter, en ook een hoogteverschil van 2,5 centimeter. Zowel de gleuf als het hoogteverschil vormen, afzonderlijk en tezamen, een gebrek dat gevaar oplevert. [eiser] verwijst hierbij naar het Handboek Voegovergangen van het PVO en de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 juli 2018 (ECLI:NL:

RBGEL:2018:3271). De CROW-richtlijnen zijn volgens [eiser] de onderkant van verantwoord wegbeheer, maar niet doorslaggevend. Het Handboek Visuele Inspectie van CROW is in ieder geval niet van belang, omdat dit is geschreven voor voetgangers, aldus [eiser] .

4.4.

De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de wegen, en in het bijzonder de verkeersdrempel opstallen zijn in de zin van artikel 6:174 BW. Vaststaat dus dat gemeente Oss ervoor moest zorgen dat de weg destijds in goede staat van onderhoud verkeerde. Maar, wat is hiervoor de maatstaf?

De rechtbank stelt vast dat het Handboek Voegovergangen van het PVO niet op de onderhavige situatie van toepassing is. Gemeente Oss en Melior stellen terecht dat dit handboek ziet op voegen die worden gemaakt om kunstwerken (zoals bruggen; vgl ECLI:NL:RBGEL:

2018:3271, viaducten, tunnels, etc.) te verbinden met de rijbaan. De rechtbank maakt dit ook overigens op uit paragraaf 1.1 van het handboek (productie 1 bij de spreekaantekeningen van mr. Assink). Een verkeersdrempel is geen kunstwerk. Volgens bijlage 12 “Bijzondere constructies” bij het handboek Aansprakelijkheid beheer openbare ruimte van CROW is een verkeersremmende maatregel, zoals een drempel, een bijzondere constructie, en bestaan hiervoor geen richtlijnen voor de geaccepteerde schades (productie 2 bij de spreekaantekeningen van mr. Assink).

Kortom, voor verkeersdrempels gelden de algemene CROW-richtlijnen. Deze richtlijnen hebben geen wettelijke normerende werking, maar bevatten gezien hun karakter wel objectieve aanknopingspunten voor het antwoord op de vraag of een weg voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 augustus 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2552). Van belang is verder dat [eiser] ten tijde van het ongeval niet op een fietspad reed, maar op een weg in een buitengebied waar een maximumsnelheid van 60 km/u is toegestaan. Aan die weg kunnen niet dezelfde eisen worden gesteld als aan een fietspad.

4.5.

De rechtbank oordeelt ten eerste dat niet vast is komen te staan dat er een gleuf en een hoogteverschil van elk 2,5 centimeter bestonden tussen de betonplaten in kwestie. Bij dit oordeel heeft de rechtbank de foto’s betrokken die [eiser] als productie 7 bij dagvaarding heeft overgelegd en tijdens de mondelinge behandeling zijn besproken.

Foto 1 is bedoeld om het hoogteverschil van 2,5 centimeter aan te tonen. Op de foto is echter te zien dat de duimstok niet aan beide zijden 2,5 centimeter aanwijst. Bovendien heeft [eiser] de kanttekening geplaatst dat de betonplaten aan weerszijden wat zijn afgeschaafd. Een hoogteverschil van 2,5 centimeter kan uit deze foto niet worden afgeleid.

Foto 2 is bedoeld om de diepte van de gleuf tussen de betonplaten aan te tonen. Ter hoogte van de waterpas valt nog geen 2 centimeter af te lezen. Daar komt bij dat [eiser] heeft verklaard dat de duimstok niet dieper tussen de platen kon.

Foto 3 is bedoeld om aan te tonen dat er tussen de platen een ruimte zit van 2,5 centimeter. Dit is echter gerekend vanaf daar waar de platen wat zijn afgeschaafd en betreft niet de ruimte tussen de platen.

Foto 4 laat tot slot de verkeersdrempel in zijn geheel zien, dat wil zeggen de zijde die [eiser] vanuit Oss opreed. De rechtbank ziet op deze foto verder geen bijzonderheden wat betreft de staat van onderhoud van de drempel. Dergelijke bijzonderheden zijn ook anderszins niet gesteld of gebleken.

4.6.

De rechtbank oordeelt voorts dat, ook indien ervan uitgegaan wordt dat er een gleuf van 2,5 centimeter en/of een hoogteverschil van 2,5 centimeter tussen de betonplaten bestond zoals [eiser] stelt, niet kan worden geconcludeerd dat de weg gebrekkig was. De normen (CROW-richtlijnen) waaraan in dit geval getoetst moet worden, kwalificeren dergelijke afwijkingen immers niet als ernstig. In het algemeen geldt verder dat een weggebruiker rekening moet houden met enige oneffenheid in een weg, zeker waar het gaat om een weg in een buitengebied die doorgaans ook veelvuldig door landbouwverkeer wordt gebruikt. Als de door [eiser] gestelde gleuf en/of het hoogteverschil bestond, acht de rechtbank deze niet van zodanig ongebruikelijke of onverwachte aard en omvang dat [eiser] daar niet op bedacht hoefde te zijn.

4.7.

Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:174 BW. Niet vast komen te staan is dat de weg c.q. verkeersdrempel gebrekkig was. De gleuf en/of het hoogteverschil betekenen immers objectief gezien niet dat de weg niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. Gemeente Oss is reeds om die reden niet aansprakelijk, ook al zou de val van [eiser] zijn veroorzaakt door een gleuf en/of hoogteverschil, hetgeen allerminst vaststaat.

Is bewijslevering aan de orde?

4.8.

Omdat aansprakelijkheid van gemeente Oss niet kan worden aangenomen nu een gebrek als bedoeld in artikel 6:174 BW ontbreekt, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering. De toedracht van het ongeval is immers niet meer relevant.

Omdat de weg voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen, en gemeente Oss dus geen normen heeft geschonden, gaat de rechtbank, voor zover nog relevant, ook voorbij aan de stelling van [eiser] dat de bewijslast (vanwege de omkeringsregel) op gemeente Oss althans Melior rust.

Heeft gemeente Oss onrechtmatig gehandeld?

4.9.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat, ook al doet zich geen gebrek ex artikel 6:174 BW voor, toch sprake is van een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW. Er was geen sprake van een gevaar zettende situatie, zodat gemeente Oss geen onderhouds- en/of veiligheidsmaatregelen hoefde te treffen, noch hoefde te waarschuwen.

Hoe luidt het eindoordeel van de rechtbank?

4.10.

De vordering van [eiser] zal worden afgewezen.

4.11.

Omdat [eiser] ongelijk krijgt, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Oss en Melior worden begroot op:

– griffierecht € 656,00

– salaris advocaat € 1.126,00 (2,0 punten × tarief € 563,00)

Totaal € 1.782,00

De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag na dagtekening van dit vonnis.

4.12.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.13.

De overige stellingen van partijen kunnen niet tot een ander oordeel leiden en blijven daarom verder onbesproken.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Oss en Melior tot op heden begroot op € 1.782,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de 15e dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;

5.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey