Rb: inlenende werkgever aansprakelijk ex art 7:658 lid 4 wegens ontbreken helder protocol en veiligheidsinstructie

Samenvatting:

Werkgeversaansprakelijkheid. Eiser, te werk gesteld bij inlener (gedaagde), wordt in ruim van schip geraakt als stuk staal wegschiet bij het vervangen van een bulldozer. De rechtbank stelt voorop dat de inlener aansprakelijk is ex art. 7:658 lid 4 BW, tenzij hij aantoont dat hij zijn de zorgplicht is nagekomen. De rechtbank oordeelt dat, nu het beladen van zeeschepen met metaalschroot één van de gebruikelijke werkzaamheden van de inlener is en het defectraken van een bulldozer niet uitgesloten is, de inlener als goed werkgever/inlener zorg dient te dragen voor een helder protocol en bijbehorende veiligheidsinstructie bij het vervangen van een defecte bulldozer uit het ruim van een geladen schip. Inlener heeft aan iedereen die bij haar komt werken portofoons verstrekt en uitleg geeft hoe daar mee om te gaan. Verder heeft zij geen specifieke maatregelen of instructies genoemd (r.o. 5.8). Gelet op de noodzakelijke samenwerking tussen bulldozermachinist zoals [eiser en kraanwerkers is heldere communicatie van essentieel belang. Ook op dit punt ontbreken protocollen en voldoende duidelijke instructies.

ECLI:NL:RBROT:2021:9726, Rechtbank Rotterdam, 8605198 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:RBROT:2021:9726

Instantie

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak

01-10-2021

Datum publicatie

11-10-2021

Zaaknummer

8605198

Rechtsgebieden

Arbeidsrecht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Hoofdzaak – inlener is aansprakelijk voor bedrijfsongeval van wn

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8605198 CV EXPL 20-21055

uitspraak: 1 oktober 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiser] ,

woonplaats [woonplaats eiser] ,

eiser bij exploot van dagvaarding van 7 juni 2020,

gemachtigde: mr. P. Kowalczyk,

tegen

European Metal Recycling B.V.,

vestigingsplaats: Rotterdam,

gedaagde,

gemachtigde: mr. L.K. de Haan.

Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” respectievelijk “EMR”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

het exploot van dagvaarding van 17 juni 2020, met producties;

de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties;

de conclusie van antwoord in het incident;

het vonnis in het incident;

de conclusie van antwoord;

de conclusie van repliek, met producties;

de conclusie van dupliek, met producties;

de akte uitlaten producties.

De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.

2.1

[eiser] is per 27 mei 2019 in dienst getreden bij Van ’t Hof Haven & Industrieservice B.V. (hierna: Van ’t Hof ) in de functie van monteur/machinist. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 1 jaar.

2.2

EMR is een wereldwijd opererend metaalrecyclingsbedrijf. Onderdeel van de werkzaamheden is het beladen van zeeschepen met metaalschroot. Het metaalschroot wordt vanaf de kade met behulp van een kadekraan in het ruim van het schip geladen. De kadekraan wordt bestuurd door een machinist van EMR. Om zoveel mogelijk schroot te kunnen verschepen, wordt het schroot in het scheepsruim platgemaakt en gestouwd. Dat is specialistisch werk, dat wordt verricht door zogenaamde “rijders” met behulp van een bulldozer. Tussen de kraanmachinist en de rijders verloopt de communicatie via een portofoon.

2.3

[eiser] is door Van ’t Hof aan EMR ter beschikking gesteld als rijder.

2.4

In de late avond van 3 oktober 2019 heeft een arbeidsongeval plaatsgevonden in het ruim van een zeeschip gelegen op de werf van EMR. Een weggeschoten stuk schroot is tegen de binnenzijde van de linker knie van [eiser] gekomen, met letsel tot gevolg.

2.5

Van dit ongeval is door EMR een zogenaamd “ongevallen- & incidentenrapport” (hierna: het ongevalsrapport) opgesteld. Dit rapport vermeld onder meer het volgende:

“OORZAKEN (kruis aan welke aspecten mogelijk hebben bijgedragen tot het ongeval/incident)

Handelingen Situatie/omgeving Organisatie

(…) (…) X niet opvolgen instructies

(…)

X onveilige plaats/houding X onveilige werklocatie X onvoldoende overleg

X niet uitvoeren handeling (…) `(…)

(…)

Beschrijving ongeval

Bij het laden van een zeeboot rijdt er in het ruim een Bob-Cat die het schroot in de hoeken duwt en plet om meer volume in het ruim te krijgen. De Bob-Cat was defect (vastgeslagen) en moest er uit worden getakeld en verplaatst worden. De chauffeur is uitgestapt en in het ruim gaan staan en de defecte Bob-Cat is uit het ruim getakeld. De chauffeur had besloten te wachten tot de nieuwe Bob-Cat het ruim in zou komen. De scheepskraan was de Bob-Cat aan het takelen, een collega gaf aan de kraan aan dat er extra materiaal neergelegd moest worden om een tafel te maken waar de Bob-Cat op moest komen en ondertussen was er een shiftwissel geweest. De kadekraanmachinist had iemand uit een Bob-Cat zien gaan aan dek, maar had niet door dat de machinist in het ruim gebleven was. Ondertussen moest hij materiaal voor de tafel onder de scheepskraan door in het ruim leggen en bij het neerleggen is de poliep gaan draaien waardoor er een buis uit het ruim weggesprongen is. De kraan heeft het materiaal op ca 10 meter afstand van de chauffeur in het ruim gelegd. Hierbij is een stuk metaal weggeschoten en tegen de knie van de chauffeur gekomen. Hierop is de persoon naar de EHBO gebracht.

(…)

Naam, mening QHSE-coördinator:

“Arno Kempers. Bij het takelen van een Bob-Cat uit een ruim is er een verhoogd risico voor de chauffeur. Qua risico op het voorkomen van letsel kan de chauffeur het beste blijven zitten in de cabine van de Bob-Cat, echter is dit uitgesloten omdat een persoon in een machine takelen verboden is. De chauffeur zal dus moeten uitstappen en over het schroot moeten lopen naar de trap in het ruim. Dit brengt ook risico’s op letsel met zich mee. In dit geval is hij nog langer blijven staan in het ruim wat waarschijnlijk onvoldoende opgemerkt is door de kraanmachinist op de kade. Als het schroot neergelegd wordt is er altijd een risico op wegspringend materiaal. In dit geval sprong er metaal weg en kwam tegen de knie van de chauffeur.”

2.6

Het vak ‘mening getroffene’ op het ongevalsrapport is niet ingevuld. [eiser]

heeft later separaat opmerkingen gemaakt over de inhoud van het rapport.

2.7

Op 17 april 2020 heeft [eiser] EMR voor het ongeval aansprakelijk gesteld.

2.8

De gemachtigde van EMR heeft op 29 april 2020 de aansprakelijkheid van EMR afgewezen.

2.9

Bij brief van 12 mei 2020 heeft [naam 1] , als chirurg verbonden aan het Ikazia Ziekenhuis, medische informatie verstrekt over [eiser] .

“Op 04-10-2019 zagen wij bovengenoemde patiënt op de spoedeisende hulp van ons ziekenhuis. Patiënt was betrokken bij een ongeval op het werk. Hij had een stalen buis tegen de binnenkant van de linker knie gekregen. (…) in verband met persisterende klachten werd op 26-11-2020 een MRI vervaardigd. Deze toonde een complexe ruptuur door de gehele achterhoorn van mediale meniscus. Mediaal collateraal bandletsel. Retinaculum patella mediale letsel. Letsel mediale patellarand en mediale femurcondyl.”

2.10

In de schriftelijke verklaring van [naam 2] , werknemer van EMR, van december 2020, staat – voor zover van belang – het volgende:

“Ik zat in de boordkraan. Dat is de kraan op het schip. Ik denk dat het aan het begin van onze shift was. Volgens mij was de kapotte bulldozer er toen al uit gehaald. Ik heb de bulldozer waarmee [eiser] moest gaan werken, in het ruim gehesen. [eiser] is naar beneden gegaan, ik denk via de trap. [eiser] moest de bulldozer losmaken van de hijsbalk. Dat duurde best lang. Als ik de bulldozer erin zet, dus: in het ruim, dan is mijn werk klaar. Ik moest wachten. Voor mijn gevoel duurde het even. Er was ook wat consternatie en verwarring, waarover weet ik niet meer. Er zaten mensen door elkaar heen te praten via de portofoons. Als je niet weet wat er aan de hand is doe je niks. Ik kon er geen appeltaart van maken, dus ik deed niks. Daarna is [naam 3] , die kadekraan bediende, gaan laden of een tafeltje gaan maken, misschien voor [eiser] zodat hij beter met de bulldozer kon rijden. Ik hoorde toen op een gegeven moment [eiser] schreeuwen dat hij geraakt was en eruit moest (….) Hij zei dat hij last had van zijn knie. (…)”.

2.11

In de schriftelijke verklaring van [naam 4] , werknemer van EMR, van december 2020, staat – voor zover van belang – het volgende

“De bulldozer rijders hadden wisseling van shift. De ene werd afgelost door de ander. (…) [naam 5] had de bulldozer gesloopt. Dat kan gebeuren als je op te grof materiaal rijdt. De bulldozer waarmee die avond werd gereden in het ruim, was dus kapot. [eiser] , red. ktr.) had de shift na [naam 5] en hij zou dus met een nieuwe bulldozer gaan werken. (…) mij is gevraagd (…) om fijn materiaal neer te leggen op de plek waar de oude bulldozer had gestaan. (..) Toen ik de eerste hap wilde neerleggen, ging het mis.”

2.12

Op 26 oktober 2020 heeft EMR Van ’t Hof in vrijwaring gedagvaard. Deze procedure heeft als kenmerk: 8850004 CV EXPL 20-39139.

3.De vordering en de grondslag daarvan

[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat EMR jegens [eiser] aansprakelijk is ter zake van het door hem op 3 oktober 2019 opgelopen letsel en EMR te veroordelen in de kosten van het geding.

3.1

Aan zijn vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.

Op 3 oktober 2019 stond [eiser] , tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden (het laden van een zeeschip met schroot), onbeschermd in het ruim van een zeeschip. De kadekraanmachinist, [naam 3] , was bezig om het ruim met schroot te laden. Daarbij is [eiser] geraakt, met letsel tot gevolg. [eiser] lijdt ten gevolge van het ongeval schade, onder meer bestaande uit smartengeld en verlies aan verdienvermogen. Primair is EMR aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade op grond van artikel 7:658 BW. Subsidiair is EMR aansprakelijk voor de fouten van hulppersonen/ ondergeschikten van EMR.

4.Het verweer

4.1

EMR heeft de vordering betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.

Primair: EMR betwist aansprakelijk te zijn voor de door [eiser] geleden schade. De door [eiser] geschetste toedracht is onjuist. EMR heeft geen zorgplicht jegens [eiser] geschonden. Onjuist is ook dat door een ondergeschikte van EMR een onrechtmatige daad jegens [eiser] is gepleegd. Verder blijkt nergens uit dat er sprake zou zijn geweest van ‘flink’ letsel zoals door [eiser] wordt gesteld. EMR heeft aan [eiser] alle instructies gegeven over veilig werken en had het scheepsruim moeten verlaten op het moment dat hij de defecte bulldozer had aangehaakt. Om te kunnen communiceren met de andere bij het werk betrokken werknemers, beschikken alle rijders die bij EMR werken, ook [eiser] , over een portofoon. EMR heeft mondeling instructies over het gebruik van de portofoon gegeven.

Subsidiair: Voor het geval EMR aansprakelijk is op grond van artikel 6:170 BW, verweert EMR zich subsidiair met een beroep op eigen schuld aan de zijde van [eiser] . Het is [eiser] die, ondanks alles wat hem geleerd en verteld is over veilig werken, in het scheepsruim is gebleven, met alle gevolgen van dien.

5.De beoordeling

5.1

In dit geschil moet de vraag worden beantwoord of EMR (als inlener) aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als werknemer van Van ’t Hof lijdt en heeft geleden als gevolg van een arbeidsongeval dat hem op 3 oktober 2019 is overkomen.

5.2

In artikel 7:658 lid 1 BW wordt de werkgever verplicht om de maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Deze zorgplicht vereist een hoog veiligheidsniveau voor de werkruimte, werktuigen en gereedschappen en de organisatie van de werkzaamheden, maar beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids-)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en hoe hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.

5.3

Als hoofdregel geldt dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden of lijdt (7:658 lid 2 BW). In artikel 7:658 lid 4 BW is bepaald dat ook de inlener, in dit geval EMR, aansprakelijk is voor de door werknemer geleden schade. De werkgever/inlener is echter niet aansprakelijk, wanneer hij aantoont dat hij de zorgplicht is nagekomen of dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

5.4

Partijen verschillen van mening over de precieze toedracht van het ongeval. Wel staat in elk geval tussen partijen vast dat [eiser] in de avond van 3 oktober 2019 zijn collega rijder (eveneens een werknemer van Van ’t Hof die bij EMR te werk was gesteld) heeft afgelost alsmede dat de bulldozer waarmee zijn collega had gewerkt en waarmee [eiser] zijn werkzaamheden had moeten gaan verrichten defect was geraakt en moest worden vervangen. Voor het plaatsen van de vervangende bulldozer in het ruim moest een ‘tafeltje’ (een stabiele ondergrond) worden gemaakt. Hiertoe takelt een kraanmachinist (bestuurd door een werknemer van EMR) kleine metaaldelen in het ruim. Bij het maken van dit tafeltje is een stuk staal weggeschoten. [eiser] bevond zich op dat moment in het ruim van het schip en is geraakt door het weggeschoten stuk metaal. [eiser] is dus een arbeidsongeval overkomen tijdens zijn werk en heeft dientengevolge schade geleden.

5.5

Wat betreft de betwisting van EMR ter zake van de ernst van de door [eiser] opgelopen letsel wordt overwogen dat [eiser] in de onderhavige procedure slechts een verklaring voor recht vordert. Voor de beantwoording van de vraag of EMR aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van het bedrijfsongeval is voldoende dat aannemelijk is dat sprake is van enige schade als gevolg van het ongeval. De omvang van de schade is in deze procedure niet aan de orde. Uit de door [eiser] in dit kader overgelegde medische informatie volgt afdoende dat er ten gevolge van het ongeval letsel aan zijn linker knie is ontstaan. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de chirurg in diens brief van 12 mei 2020 (zie ro. 2.9) melding maakt van bevindingen naar aanleiding van een MRI die heeft plaatsgevonden. De in zijn brief genoemde datum van deze MRI, 26 november 2020, is een datum gelegen na het schrijven van de brief en betreft derhalve een evidente verschrijving. Het punt dat EMR ter zake kennelijk wil maken, als zou het gaan om (nieuw) niet ongevalsgerelateerd letsel omdat dit pas bij een MRI in november 2020 zou zijn geconstateerd, mist feitelijke grondslag en is overigens ook misplaatst.

5.6

Vervolgens is het aan EMR om te stellen zo nodig te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.

5.7

Om de defecte bulldozer te vervangen moest deze uit het ruim en de vervangende bulldozer in het ruim worden getakeld met behulp van een scheepskraan. Deze scheepskraan werd bestuurd door een werknemer van EMR. Voordat een bulldozer kan worden getakeld, dient deze door iemand in het ruim aan de kraan te worden vastgemaakt (en, na verplaatsing, weer van de kraan te worden losgemaakt). Daarnaast diende er door een tafeltje te worden gemaakt, een plateau van kleinere metaaldelen, om de bulldozer op te plaatsen. Dit gebeurde door een ander kraanmachinist (eveneens in dienst bij EMR). Er is derhalve een nauwe samenwerking nodig van de betrokken kraanmachinisten in dienst van EMR en de chauffeur van de bulldozer.

5.8

Uit het ongevalsrapport (zoals hiervoor in r.o. 2.5 aangehaald) volgt dat het vervangen van een defecte bulldozer in een scheepsruim een verhoogd veiligheidsrisico voor de chauffeur van de bulldozer oplevert. De veiligste plek voor de chauffeur van de bulldozer in het scheepsruim is om in de cabine van de bulldozer te blijven. Precies dat is bij het vervangen van een bulldozer niet mogelijk: de defecte bulldozer dient aan de kraan te worden vastgemaakt, teneinde de kraanmachinist (in dienst van EMR) in staat te stellen de defecte bulldozer uit het ruim te tillen en de chauffeur kan daarna niet meer in die cabine terugkeren, omdat het de kraanmachinist verboden is om een machine, met een daarin aanwezige persoon, te takelen. In het geval als in casu, waarin het ruim inmiddels al met een substantiële hoeveelheid metaalschroot was geladen, werd dat risico aldus de QHSE-coördinator nog verder verhoogd doordat de chauffeur, om het ruim te kunnen verlaten, over het schroot zou hebben moeten lopen naar de trap in het scheepsruim, hetgeen voor hem evenzeer risico’s op letsel met zich mee zou hebben gebracht. Uit de stukken kan worden afgeleid en – gelet op de door EMR gehanteerde term ‘tafeltje maken’ – worden opgemaakt dat het niet ongebruikelijk was dat een bulldozer uit het ruim moest worden vervangen (zo volgt ook uit de schriftelijke verklaringen van de werknemers van EMR, zie ro. 2.10 en 2.11). Nu het beladen van zeeschepen met metaalschroot één van de gebruikelijke werkzaamheden van EMR is en het defectraken van een bulldozer die bij die werkzaamheden wordt gebruikt niet uitgesloten is, dient EMR als goed werkgever/inlener zorg te dragen voor een helder protocol en bijbehorende veiligheidsinstructie bij het vervangen van een defecte bulldozer uit het ruim van een (deels) geladen schip.

5.9

EMR heeft aangevoerd dat [eiser] nadat hij de defecte bulldozer aan de kraan had bevestigd het scheepsruim conform de aan hem verstrekte veiligheidsinstructies had moeten verlaten, maar dat niet heeft gedaan. EMR verwijst daartoe naar de door haar in het geding gebrachte veiligheidsvoorschriften van Van ’t Hof . Uit deze stukken volgt echter niet op welke wijze [eiser] het scheepsruim veilig had kunnen (en had dienen te) verlaten.

5.10

Behoudens dat EMR heeft aangevoerd dat zij aan iedereen die bij haar komt werken portofoons verstrekt en uitleg geeft hoe daar mee om te gaan, heeft zij verder geen specifieke maatregelen of instructies genoemd, en deze zijn ook anderszins niet gebleken, met betrekking tot een situatie als de onderhavige, waarbij sprake was van een verhoogd veiligheidsrisico voor de rijders en waarbij, behalve de betreffende rijder zelf, ook werknemers van EMR zijn betrokken. Gelet op de noodzakelijke samenwerking tussen bulldozermachinist (zoals [eiser] ) en kraanwerkers (die in dienst zijn van EMR) is heldere communicatie van essentieel belang. Ook op dit punt ontbreken protocollen en voldoende duidelijke instructies.

5.11

EMR heeft derhalve niet voldaan aan de op haar rustende instructieplicht, hetgeen een schending oplevert van de zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Nu evenmin is gebleken van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser] , leidt het voorgaande tot de slotsom dat EMR op grond van artikel 7:658 lid 2 jo. lid 4 BW aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als gevolg van het arbeidsongeval lijdt of zal lijden.

5.12

De slotsom is dat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is. De overige aangevoerde grondslagen van de vordering van [eiser] behoeven derhalve geen verdere bespreking.

5.13

EMR zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak in de hoofdzaak begroot op € 83,- aan griffierecht en € 105,50 aan exploitkosten en € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde (te weten 2 ½ punt ad € 311,- per punt). In het incident heeft [eiser] zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter, zodat de proceskosten in het incident aan zijn zijde worden begroot op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:

in de hoofzaak:

verklaart voor recht dat EMR jegens [eiser] aansprakelijk is ter zake het door [eiser] opgelopen letsel op of omstreeks 3 oktober 2019;

veroordeelt EMR in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 188,50 aan verschotten en € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde;

verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

in het incident:

veroordeelt EMR in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

898/821

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey