Rb: politieoptreden voldoen deels aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, geen aansprakelijkheid voor letsel

Samenvatting:

Verzoeker raakt bij politieoptreden rondom ADO-stadion gewond en stelt politie aansprakelijk. 1. De rechtbank oordeelt dat het gebruikte geweld voor een deel rechtmatig is (inzet wapenstok en hond). De rechtbank acht het op deze wijze inzetten van de wapenstok in het licht van de omstandigheden, waarbij verzoeker de confrontatie is blijven zoeken en weigerde weg te gaan, in overeenstemming met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Voor een deel voldoet het geweld niet aan eisen proportionaliteit en subsidiariteit (klappen terwijl verzoeker op de grond lag). Het opgelopen letsel (bijtwonden en gebroken knieschijf) is het gevolg van het rechtmatig handelen van de politie, zodat de politie niet aansprakelijk is voor het letsel. De rechtbank wijst wel het subsidiaire verzoek en verklaart voor recht dat de politie onrechtmatig heeft gehandeld door hem te (blijven) slaan met de wapenstok nadat verzoeker zich had omgedraaid en probeerde op te staan. 2. Kosten deelgeschil: € 5.898,-; uurtarief € 205,-, aantal uren gematigd van 25 tot 20. 

ECLI:NL:RBDHA:2020:14249

Instantie

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak

17-12-2020

Datum publicatie

25-02-2021

Zaaknummer

C/09/596435 / HA RK 20-347

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Rekestprocedure

Beschikking

Inhoudsindicatie

Deelgeschil. Is sprake van onrechtmatig geweldgebruik door de politie bij charge richting supportersmenigte tijdens/na voetbalwedstrijd? Politie mocht ingrijpen, maar het gebruikte geweld voldoet op onderdelen niet aan eisen proportionaliteit en subsidiariteit. Gestelde schade echter geen gevolg van het als onrechtmatig aangemerkte politieoptreden. Begroting kosten deelgeschil.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rekestnummer: C/09/596435 / HA RK 20-347

Beschikking van 17 december 2020

in de zaak van

[verzoeker] te [plaats] ,

verzoeker,

advocaat: mr. D. Tap te Den Haag,

tegen

NATIONALE POLITIE te Den Haag,

verweerster,

advocaat: mr. E.P. Ceulen te Arnhem.

Partijen worden hierna [verzoeker] en de Politie genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift, bij de rechtbank ingekomen op 23 juli 2020, met producties 1 tot en met 7;

het verweerschrift, met producties 1 tot en met 4;

de brief van 5 oktober 2020 van de zijde van [verzoeker] , met producties 8 en 9;

de brief van 27 oktober 2020 van de zijde van [verzoeker] , met productie 10;

het e-mailbericht van 28 oktober 2020 van de zijde van de Politie, met twee ontbrekende pagina’s van productie 2;

het e-mailbericht van 29 oktober 2020 van de zijde van de Politie, met productie 5;

de brief van 29 oktober 2020 van de zijde van [verzoeker] , met productie 11.

1.2.

Op 29 oktober 2020 heeft de rechtbank de zaak mondeling behandeld. Bij deze behandeling waren aanwezig:

[verzoeker] , bijgestaan door mr. Tap voornoemd;

de [schadecoördinator] (schadecoördinator) namens de Politie, bijgestaan door mr. Ceulen voornoemd.

Mr. Tap heeft ter zitting namens [verzoeker] een pleitnota overgelegd die, na instemming van mr. Ceulen namens de Politie, aan het procesdossier is toegevoegd.

1.3.

Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] is groot fan van voetbalclub ADO Den Haag (hierna: ADO). Hij is actief supporter, bezoekt veel wedstrijden, is betrokken bij de supportersvereniging en onderdeel van de ‘harde kern’ van supporters.

2.2.

Op 23 november 2019 heeft [verzoeker] de wedstrijd ADO tegen Willem II bezocht. In de tweede helft, toen ADO achter stond, hebben verschillende supporters de tribunes verlaten om zich te begeven richting het hoofdgebouw van het stadion. De supporters waren voornemens om bij het hoofdgebouw te protesteren en hun ongenoegen te uiten naar de clubleiding over de slechte resultaten van ADO en het gevoerde beleid.

2.3.

De supporters die richting het hoofdgebouw gingen waren verdeeld in twee groepen. Een eerste groep bestaande uit circa 40-50 supporters en een tweede groep bestaande uit circa 200-250 supporters. [verzoeker] begaf zich in de tweede groep.

2.4.

De politie had de opdracht gekregen om te voorkomen dat de supporters het hoofdgebouw zouden bereiken. Hiertoe is onder meer de Mobiele Eenheid van de Politie ingezet. De Mobiele Eenheid heeft door het vormen van een linie getracht de supporters tegen te houden en terug te dringen. Hierbij is het tot een charge gekomen waarbij de wapenstok is gebruikt en waarbij hondengeleiders met diensthonden zijn ingezet. [verzoeker] is hierbij een aantal keer door een diensthond gebeten. Ook is hij met de wapenstok geslagen.

2.5.

In het Mutatierapport van de Politie met nummer [productie 1] (productie 1 van de Politie) staat over het gebeuren rondom het stadion onder meer het volgende vermeld:

“(…) Bevindingen ME (…) [nummer 1] ):

Tweede helft werd na 10 minute doorgegeven dat een groep van ongeveer 40 personen zich verzamelde onder vak O, zou harde kern ADO betreffen. Voorafgaande aan de wedstrijd was een TOOI versterking gedaan waaruit bleek dat bij verlies voor ADO er een omloop zou plaats gaan vinden door de harde kern ADO richting hoofdgebouw. Opdracht was om dit te voorkomen. Tevens bleek uit het vooroverleg dat de VBE [Rb: Voetbaleenheid] onder verscherpte aandacht van de harde kern ADO ligt ivm herkenningen en aanhoudingen (…). Via de verbindingen werd doorgegeven dat de verzamelde groep onder het vak opvallend rustig was en de VBE nauwlettend in de gaten hield.

Ivm het laatste een groep ME (30) gepositioneerd voor de ingang 15-18 om, indien noodzakelijk, direct te kunnen optreden in het stadion om de VBE te ontzetten. Andere twee groepen ME (10 + 20) inclusief hondengeleiders naast het stadion op de Schelde ter hoogte van de oude kassagebouwtjes opgesteld ivm de mogelijke omloop.

Hierop wordt toegangshek 15-18 zeer snel door de supporters ontwricht en komt de eerste groep van 40-50 man direct naar buiten gestormd. Groep 30 wordt hierdoor overlopen en direct bekogeld met verkeerspilonnen/borden, bier, flesjes etc. Groep 30 moet terugtrekken hierdoor en een groep van ongeveer 15-20 begint direct met de rennen om de omloop naar het hoofdgebouw te maken. De rest van de groep blijft ME groep 30 belagen.

De groep die aan de omloop begint stuit direct om de eerste hoek van het stadion op de hondengeleiders. Twee groepen ME (10 + 20) zijn op dat moment uit de voertuigen aan het gaan, maar er staat nog geen linie. Hondengeleiders maken de rennende groep direct mondeling duidelijk dat zij terug moeten en niet verder mogen. Ook wordt er door de hondengeleiders gewaarschuwd voor geweld. De groept loopt een stuk terug en op dat moment is ook de ME-linie gevormd. Vanuit de groep supporters wordt geschreeuwd dat zij naar het bestuur willen, dat het bestuur moet opstappen etc (“kankerbestuur moet tegen de muur!”). Dit gaat gepaard met behoorlijke verbale en fysieke agressie. Toestemming wordt verleend om ME volledig om te hangen.

Inmiddels is dan een groot gedeelte van vak Midden-Noord leeggestroomd en komt er een groep van circa 200-250 man richting de Schelde gerend om een omloop te doen. Door de ME-commandanten en door de hondenbrigade wordt meermalen luidkeels gevorderd om te keren en wordt voor geweld gewaarschuwd. Gezien de snelheid waarmee de omloop en de opbouw in mensenmassa zich ontvouwde heb ik geen tijd gehad om via de megafoon van mijn voertuig een vordering te doen, aangezien ik direct op straat achter de ME moest optreden.

De groep bekogeld de linie met materiaal uit de verkeersafzetting, flesjes en met bier. Er is grote agressie vanuit de groep richting de politie en het dreigen met geweld en met de diensthonden zorgt er niet voor dat de groep terug deinst. Sterker, de groep rent bewust door en lijkt bewust de confrontatie met de politie op te zoeken. Duidelijk is dat de groep niet terug wil keren en van plan is richting het hoofdgebouw te gaan. Het geroep en geluid vanuit de groep wordt steeds hard en luider en de groep maakt een zeer agressieve en opgefokte indruk, sfeer is grimmig. Hierop een charge met de honden en de ME uitgevoerd waarbij mensen vol naar de linie bleven rennen om de confrontatie met de politie bewust aan te gaan. In verband met de druk die hierdoor op de linie kwam ontstonden drie bijtincidenten, waarvan een persoon is aangehouden tzv niet voldoen aan bevel/vordering en de andere zijn gelost en door de linie weg zijn gedreven, omdat er geen personeel vrij was op dat moment om de aanhouding te effectueren. Door de ME-groepen in de linie wordt geweld gebruikt om de groep naar achteren te drijven. ME-linie vervolgens halt laten houden en met de paarden een tweetal charges uitgevoerd (…).”

2.6.

In een tweede Mutatierapport van de Politie, met nummer [productie 2] (productie 2 van de Politie), staat onder meer het volgende vermeld:

“(…) Toelichting bij actie

Team surveillancehonden geweldsmelding, senior ter plaats (…)

Tijdens maatregelen ADO-Willem II werd de sfeer in het stadion grimmig. Werden voorwerpen op het veld gegooid en er was informatie dat men vanaf de North-side om willen lopen naar het hoofdgebouw om deze te bestormen. Derhalve iom 39.00 (…) met drie hondenauto’s ter plaatse gegaan en aangesloten bij de reeds aanwezige TSH-eenheid. Positie ingenomen ter hoogte van ingang 15-18 bij een ME-eenheid. (…)

Door de ME-eenheid bij ingang 15-18 werd doorgegeven dat plotseling groepen harde kern-supporters de tribunes verlieten en naar buiten kwamen. Tevens werd tevens door de VoetBalEenheid gemeld dat grote groepen boze supporters van de tribune kwamen en dat zij meer collega’s ter plaatse wilde om hen te ondersteunen. Zij gaven aan zich te hebben teruggetrokken achter een hek omdat zij slechts met twee personen waren. Meteen hierna werd doorgegeven dat de groep supporters rennend onze kant op kwamen, in de richting van het hoofdgebouw. Wij stonden op dat moment met 3 hondeneenheden op het voorplein, wat verder leeg was. De wedstrijd was nog gaande en er bevonden zich geen supporters op het plein. Vanaf de lange zijde kwamen supporters vervolgens het plein oprennen, in de richting van het hoofdgebouw. Ter hoogte van de fanshop stonden nog ongeveer 5 ME’ers, de supporters in hun richting. Aangezien er slechts enkele ME’ers tussen de supporters en het hoofdgebouw stonden, hebben wij spoedig onze (6) diensthonden ter hand genomen. Vervolgens renden wij in de richting van de rennende supporters en namen positie in tussen hen en de genoemde ME’ers. Hierbij vorderden wij meermalen met luide stem op niet mis te verstande wijze de supporters onmiddellijk achteruit te gaan. Hierbij waarschuwden wij tevens voor het toepassen van geweld bij het niet opvolgen van de vordering. Het viel ons op dat meerder supporters in eerste instantie nog doorliepen in onze richting. Zij maakten een zeer opgefokte indruk op ons. Zij schreeuwden naar ons ‘dat kankerbestuur moet tegen de muur’ en dergelijke. Na meermalen vorderen en dreigen met geweld gingen deze supporters toch terug in de richting van het supportershome. Vervolgens werd door de mobiele eenheid een linie gevormd vanaf het stadion, over de rijbaan (evenwijdig aan de Donau) in de richting van P3. Hierdoor moest worden voorkomen dat men in een twee poging toch langs het stadion richting het hoofdgebouw kon bewegen. Wij verdeelden ons achter deze linie om de Mobiele Eenheid waar nodig te ondersteunen.

Wij zagen dat een groep van zo’n 200 supporters langs het stadion richting de ME-linie liep. De sfeer was zeer grimmig, er werd geschreeuwd en gejoeld. De groep kwam zeer dicht op de ME-linie te staan. Er werden voorwerpen richting de politie gegooid, waaronder materiaal van de verkeersafzetting. Door enkele figuren werd de groep duidelijk opgeruid, waarna leuzen werden gescandeerd zoals ‘Kankerbestuur tegen de muur’. Het opgefokte gedrag en wat uiterlijke kenmerken deden ons sterk vermoeden dat veel van de supporters onder invloed waren van verdovende middelen. De groep supporters naderden de ME-linie steeds dichter. Wij zagen dat de ME-linie achteruit werd gedrongen. Het geluid vanuit de groep werd steeds luider. De wijze waarop de groep op de linie ME en hondengeleiders afliep was echt opmerkelijk, zij gaven ons sterk de indruk dat zij hoe dan ook richting het hoofdgebouw wilden gaan, ook als daar een confrontatie met de politie voor nodig was. Hierop werd door de groepscommandant van de ME, welke zich direct achter de linie bevond welke door de grootste groep supporters werd belaagd, ons verzocht direct ruimte te maken voor de ME-linie om hen te ontzetten, gebruik makend van onze diensthonden. Ook op andere delen van de linie stond druk, waardoor vegen in de richting van het supportershome noodzakelijk werd om de orde te handhaven.

Hierop zijn wij voorwaarts gegaan. Wij hebben hierbij allen meermalen gevorderd en gedreigd met geweld. Tijdens het voorwaarts gaan om de druk op de ME-linie weg te nemen, zijn drie personen gebeten door een diensthond. (…)

Tijdens het leegmaken van het terrein is tevens door meerdere geleiders gebruik gemaakt van de lange wapenstok. (…)”

2.7.

In een Proces-verbaal van aanhouding (van een andere supporter) met nummer [productie 3] (productie 3 van de politie) staat voor zover relevant vermeld:

“(…) Bevindingen

zaterdag 23 november 2019 was ik als hondengeleider belast met de voetbalwedstrijd tussen ADO Den Haag en Willem 2.

Op diezelfde dag omstreeks 22:15 uur hoorde ik dat er een grote groep ADO supporters van de harde kern een omtrekkende beweging wilde maken richting het bestuur van ADO Den Haag uit onvrede voor de slechte prestaties van de club. Hierop heb ik samen met andere collega hondengeleiders onze diensthonden uit ons dienstvoertuig gehaald. Hierop hebben wij zo snel mogelijk een linie gevormd om deze omloop van de harde kern te stoppen. Ik zag dat er een groep van ongeveer 200 aanhangers van de harde kern van ADO Den Haag op ons af stormden. Ik zag dat de groep boos en agressief was en duidelijk niet het plan hadden om voor ons te stoppen. Ik zag dat de mobiele eenheid een linie voor ons vormde. Ik zag dat er uit de groep harde kern gegooid werd met diverse voorwerpen in onze richting. Ik had geen helm op en was bang dat ik iets op mijn hoofd zou krijgen. Ik zag dat de groep harde kern zich zeer dicht op de linie bevond. Ik zag dat de linie voor mij naar achteren bewoog en dat de druk op de linie opliep. Ik zag dat de persoon welke mijn diensthond later beet de groep in woord en gebaar aan het opruien was. Ik zag dat dit zichtbaar invloed had op de groep achter zich. Ik voelde dat de sfeer alleen maar grimmiger werd. Ik zal dat er nog steeds met voorwerpen in onze richting werd gegooid. Ik hoorde dat de commandant van de mobiele eenheid zei; “Vegen met die honden”. Hierop riep ik op duidelijke en niet mis te verstande wijze geroepen; “Politie Wegwezen”. Ook hoorde ik collega (…) roepen; “Politie, achteruit wegwezen, of geweld zal worden gebruikt”. Ik zag dat hier geen gehoor aangegeven werd. Hierop stapte ik met mijn diensthond naar voren, voorbij de linie van de mobiele eenheid de groep harde kern in. Deze afstand was ongeveer een meter, misschien wel korter. (…)”

2.8.

In een Rapport geweldsregistratie van de hulpofficier van justitie staat het volgende vermeld:

“(…)

Bijzonder optreden

– Groepsoptreden

Bijzonderheden : Optreden als groep hondengeleiders, met gebruikmaking van

diensthond.

Met toestemming

bevoegd gezag : Ja

Soort geweldsaanwending

Is waarschuwing

voorafgegaan : Ja

Hoe is gewaarschuwd : Meermalen mondeling gevorderd en gedreigd met geweld

(…)

Geweld is aangewend tijdens een voetbalwedstrijd van ADO Den Haag, tegen voetbalclub Willem II.

Vooraf was middels anonieme informatie bekend geworden dat supporters bij een voor hen negatieve

stand het hoofdgebouw, en daarmee het bestuur van de voetbalclub ADO Den Haag, wilden

bestormen. Tijdens de wedstrijd kwam ADO Den Haag op achterstand. Een grote groep

voetbalsupporters verlieten hierop het stadion, groepeerden en renden als groep in de richting van het

hoofdgebouw. Zij riepen daarbij leuzen en waren zichtbaar opgefokt.

Ten einde de groep tegen te houden en de rust te doen herstellen werd door leden van de Mobiele

Eenheid een linie gevormd. Deze linie kon niet voorkomen dat de groep voetbalsupporters

doorrenden. Hierop troffen zij een groep hondengeleiders met diensthonden. De situatie was zo

explosief dat de diensthonden daadwerkelijk ingezet werden. (…)

Motivatie

Geweld is gemeld bij zowel Algemeen commandant (…), als bij mij.

Het geweld is fors, maar proportioneel en voldoet aan het toetsingskader.

(…)”

2.9.

[verzoeker] heeft verschillende schriftelijke verklaringen van mede-supporters overgelegd. Deze supporters verklaren – evenals [verzoeker] zelf – in de kern dat zij van de politie geen ambtelijk bevel hebben gehad om zich te verwijderen en dat niet gewaarschuwd is voor geweld door de politie.

2.10.

[verzoeker] is door het politieoptreden rondom het stadion van ADO gewond geraakt en is door een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis is vastgesteld dat [verzoeker] verschillende bijtwonden had en dat hij zijn linker knieschijf had gebroken. Het SEH-verslag vermeldt in dit verband:

“Dhr was vanavond bij een voetbalwedstrijd, waarbij er een confrontatie met de politie plaatsvond. Dhr is gevallen is op zijn linker knie of is hiertegen geslagen.”

[verzoeker] is, anderhalve week later, aan zijn knie geopereerd in het ziekenhuis.

2.11.

[verzoeker] heeft zich vervolgens onder behandeling laten stellen van een fysiotherapeut. In een verslag van 14 januari 2020 staat onder ‘Anamnese’ onder meer opgenomen:

“Ontstaan = Bij ADO gebeten door politie hond bij onrust na wedstrijd. Is toen achteruit gevallen, waarna een politie vol op de linker knie met knuppel sloeg.”

2.12.

[verzoeker] heeft een eenmanszaak en is zelfstandig glaszetter. [verzoeker] is door de breuk in zijn knieschijf beperkt geweest in zijn werkzaamheden. Inmiddels is hij weer aan het werk.

2.13.

Per brief van 17 december 2019 is de Politie namens [verzoeker] aansprakelijk gesteld voor schade die hij door het politieoptreden heeft geleden. De Politie heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3 Het geschil

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):

Primair:

– te oordelen – de rechtbank begrijpt: voor recht te verklaren – dat de Politie aansprakelijk is voor de schade geleden door [verzoeker] als gevolg van het door de Politie op 23 november 2019 toegepaste geweld tegen hem middels de beten van de politiehond en/of middels het slaan met de wapenstok terwijl hij op de grond lag;

Subsidiair:

– te oordelen – de rechtbank begrijpt: voor recht te verklaren – dat, indien het primaire verzoek wordt afgewezen, de gedraging van de politiehond en de gedraging van de politieambtenaren die hem met de wapenstok hebben geslagen als een onrechtmatige daad van de Politie moet worden aangemerkt als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

Primair en subsidiair:

de Politie te veroordelen tot het betalen van een generiek voorschot van € 15.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;

de Politie ex artikel 1019aa BW te veroordelen in de kosten van dit geding, tot en met dit verzoekschrift begroot op € 6.201,25.

3.2.

[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de Politie, met het richting [verzoeker] gehanteerde geweld, onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. [verzoeker] voert in dit verband aan dat de politie geen bevel heeft gegeven aan [verzoeker] om zich te verwijderen en niet heeft gewaarschuwd voor de toepassing van geweld. Daarnaast voldoet het optreden volgens [verzoeker] niet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Daardoor is sprake van onrechtmatig geweldgebruik door de Politie. De Politie is daarom aansprakelijk voor de schade die [verzoeker] heeft geleden, onder andere bestaande uit verlies aan arbeidsvermogen, aldus [verzoeker] .

3.3.

De Politie concludeert tot afwijzing van het verzoek. Primair voert de Politie aan dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in deelgeschil. Subsidiair stelt de Politie zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is. Zij voert daartoe aan dat de inzet van de politiehond en het gebruik van de wapenstok in de gegeven omstandigheden was toegestaan en conform de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is toegepast. Van onrechtmatig handelen is daarom geen sprake. Daarnaast ontbreekt het volgens de politie aan causaal verband tussen het gebruik van de wapenstok en de schade (breuk in knieschijf). Voor zover geoordeeld zou worden dat de Politie toch aansprakelijk is, wordt betoogd dat de schade op grond van artikel 6:101 BW (eigen schuld) volledig voor rekening van [verzoeker] dient te blijven.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

  1. De beoordeling

Leent de zaak zich voor behandeling in deelgeschil?

4.1.

De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letselschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. In de deelgeschilprocedure kan ook de aansprakelijkheidsvraag – zoals die door [verzoeker] is voorgelegd – aan de orde komen. Wel moet daarbij de vraag worden beantwoord of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de investering in tijd, geld en moeite die met de beslissing op dit deelgeschil gepaard zal gaan. Volgens de Politie moet die vraag in dit geval ontkennend worden beantwoord. In dit verband heeft zij aangevoerd dat partijen van mening verschillen over de voor de beoordeling van de aansprakelijkheid relevante feiten en omstandigheden zodat nadere bewijslevering nodig zal zijn. Daarvoor is in dit deelgeschil geen plaats, aldus de Politie. [verzoeker] heeft dit betwist. De rechtbank overweegt hierover het volgende.

4.2.

Anders dan de Politie is de rechtbank van oordeel dat nadere bewijslevering niet noodzakelijk is om een beslissing op de verzoeken van [verzoeker] te kunnen nemen. Hierbij weegt de rechtbank mee dat er camerabeelden zijn overgelegd die een voldoende duidelijk beeld geven van de feitelijke toedracht, ook op de punten die partijen verdeeld houden. Niet in geschil is dat de primair verzochte beslissing op zichzelf zou kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank is van oordeel dat ook de subsidiair verzochte beslissing een bijdrage kan leveren aan de buitengerechtelijke onderhandelingsfase, nu het belangrijke geschilpunt over het al dan niet onrechtmatig handelen door de politie daarmee beslist zou worden. Het belang van het verzoek voor [verzoeker] is daarmee gegeven. Dit afgewogen tegen de investering in tijd, geld en moeite, bestaat er geen grond om het verzoek op voorhand af te wijzen. De rechtbank gaat daarom in het navolgende over tot een inhoudelijke beoordeling.

Politie aansprakelijk?

4.3.

[verzoeker] heeft de Politie aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van het politieoptreden op 23 november 2019. Deze aansprakelijkstelling is gegrond op artikel 6:162 BW. Voor het aannemen van aansprakelijkheid op grond van deze bepaling is onder meer vereist dat sprake is van onrechtmatig handelen, van schade en van causaal verband tussen dat onrechtmatig handelen en de schade. In deze deelgeschilprocedure verzoekt [verzoeker] de rechtbank primair om te oordelen dat de Politie aansprakelijk is tegenover hem voor het politieoptreden op 23 november 2019. Zijn subsidiaire verzoek ziet vervolgens niet op de beoordeling van de rechtbank of de Politie tegenover hem aansprakelijk is, maar enkel op de beoordeling of de gedragingen van de Politie gekwalificeerd kunnen worden als onrechtmatig handelen van de Politie tegenover hem.

De rechtbank zal hierna (integraal) het politieoptreden op 23 november 2019 en de voornoemde vereisten voor aansprakelijkheid beoordelen. Ten behoeve van deze beoordeling zal de rechtbank eerst de toedracht van hetgeen heeft plaatsgevonden vaststellen.

Toedracht

4.4.

Uit de stellingen van partijen en de ingebrachte processtukken, waaronder de verslagen van de Politie, de camerabeelden en de verklaringen van supporters, leidt de rechtbank af dat er tijdens de wedstrijd ADO – Willem II een onrustige situatie is ontstaan. De Politie kreeg te maken met twee groepen supporters die richting het hoofdgebouw van het stadion wilden gaan om te protesteren, waarbij de Politie de opdracht had gekregen dit te voorkomen. Anders dan [verzoeker] naar voren heeft gebracht, ging de ‘omloop’ vanaf de tribunes richting het hoofdgebouw niet op een rustige manier, maar werd er onder meer gerend, geschreeuwd, gegooid met spullen richting de Politie en werden er armgebaren gemaakt. De rechtbank stelt dat vast aan de hand van de verslagen van de Politie die worden ondersteund door de camerabeelden. De rechtbank acht de typering van de sfeer door de Politie, namelijk grimmig, agressief en opgefokt, in lijn met wat er op de beelden zichtbaar is.

4.5.

De rechtbank stelt aan de hand van de stukken ook vast dat de Politie op enig moment een (ME-)linie vormt op een hoek van het stadion om de tweede groep van circa 200-250 supporters een halt toe te roepen. Op de beelden is te zien, zoals de Politie ook beschrijft, dat dit niet maakt dat de supporters rechtsomkeert maken. Zij blijven zich massaal in de richting van de linie begeven en zoeken de confrontatie, met als doel het bereiken van het hoofdgebouw. De beschrijving van de Politie dat de linie – die sterk in ondertal was – onder druk stond vindt steun in wat er op de camerabeelden te zien is, zodat de rechtbank ook daar vanuit gaat.

4.6.

Vast staat ook dat de Politie op enig moment een charge uitvoert om de groep supporters naar achteren te drijven. Anders dan [verzoeker] , gaat de rechtbank er vanuit dat er voorafgaand aan dit ingrijpen een waarschuwing is gegeven. De Politie heeft betoogd dat weliswaar niet via de megafoon, maar door de betrokken politieambtenaren wel mondeling meerdere keren een waarschuwing is gegeven dat geweld zou worden gebruikt als de supporters zich niet zouden verwijderen. De rechtbank overweegt dat dit betoog van de Politie steun vindt in de door haar overgelegde verslagen van de betrokken ambtenaren. Daarin staat beschreven dat zowel de commandanten van de Mobiele Eenheid als de hondengeleiders luidkeels hebben gevorderd dat men zich diende te verwijderen en voor geweld hebben gewaarschuwd. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van deze ambtsedig opgemaakte processen-verbaal, te meer omdat een en ander wordt ondersteund door de camerabeelden. Hoewel de beelden geen geluid bevatten is daarop duidelijk te zien dat de groep supporters kort voor het politie-ingrijpen plotseling wel aanstalten maakt om zich te verwijderen en dat de supporterts naar achteren lopen en wegrennen. De rechtbank concludeert daaruit dat de groep op dat moment een duidelijke (laatste) waarschuwing heeft gehad en zich alsnog uit de voeten maakt. Dat [verzoeker] en zijn mede-supporters de waarschuwing(en) niet hebben gehoord zoals zij hebben verklaard, is gezien de onrustige situatie voorstelbaar, maar maakt de conclusie van de rechtbank dat zij er gelet op de overige stukken en verklaringen van uitgaat dat die waarschuwingen wel zijn gegeven niet anders.

4.7.

Op het moment dat de charge wordt uitgevoerd, de linie naar voren stapt en de menigte zich uit te weg maakt, blijft [verzoeker] staan. De rechtbank stelt dit vast aan de hand van de camerabeelden en verklaringen. Te zien is dat op het moment dat de groep supporters al verschillende meters naar achter is gerend, [verzoeker] zich nog altijd ophoudt rondom het politiebusje dat op de beelden zichtbaar is. Als de Politie zich specifiek tot hem wendt draait hij zich nog een keer naar hen om en schreeuwt wat. [verzoeker] rent pas weg als een hondengeleider met hond op hem af komt. [verzoeker] wordt vervolgens gebeten door de politiehond. Nadat hij is gebeten valt hij voorover. Op de camerabeelden is te zien dat [verzoeker] van de hondengeleider vervolgens twee klappen krijgt met de wapenstok. Daarna blijft [verzoeker] op de grond zitten. Hij krijgt daarop nog een aantal klappen met de wapenstok van andere politieambtenaren. Op de camerabeelden is te zien dat anders dan bij de eerste twee klappen (die [verzoeker] van voren troffen), [verzoeker] deze klappen krijgt op zijn rug dan wel achterlijf. Te zien is ook dat [verzoeker] zich op enig moment omdraait en probeert op te staan, maar dan weer op grond valt. Na enige tijd helpen de politieambtenaren [verzoeker] overeind, waarna hij ondersteund door politieambtenaren weg strompelt.

Wettelijk kader

4.8.

Dan komt de rechtbank toe aan het beoordelen van de gestelde onrechtmatigheid van het politieoptreden. Daarvoor is allereerst van belang wat het wettelijk kader is waarbinnen dit optreden moet worden beoordeeld. In artikel 3 van de Politiewet 2012 (Politiewet) is bepaald dat de politie onder meer tot taak heeft te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. In artikel 7 van de Politiewet is vervolgens bepaald dat de politie bij de uitvoering van die politietaak bevoegd is in de rechtmatige uitoefening van haar bediening geweld te gebruiken. Het gebruik van geweld is echter wel begrensd. Zo is in artikel 7 van de Politiewet ook neergelegd dat het gehanteerde geweld moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en dat daaraan zo mogelijk een waarschuwing vooraf moet gaan.

4.9.

Ten aanzien van de proportionaliteitseis geldt dat deze ziet op de evenredigheid tussen het doel en het gebruikte geweldsmiddel. De subsidiariteitseis houdt in dat een bepaald geweldsmiddel enkel mag worden aangewend wanneer het doel niet met een minder ingrijpend middel kan worden bereikt. Daarnaast dient op grond van artikel 7 van de Politiewet het gebruik van geweld in verhouding tot het boogde doel redelijk en gematigd te zijn.

4.10.

Partijen zijn het erover eens dat deze regelgeving het kader vormt voor de beoordeling van het politieoptreden in deze zaak en dat het optreden van de Politie pas onrechtmatig is als de voornoemde in de wet gestelde grenzen zijn overschreden; indien het geweld binnen die grenzen is gebleven bestaat er immers een rechtvaardigingsgrond voor dat geweld. Tussen partijen is in geschil of de Politie binnen de grenzen van de wet heeft gehandeld. [verzoeker] stelt dat dit niet het geval is omdat hij geen (hoorbare) waarschuwing heeft gekregen van de politie en dat bovendien niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Volgens de Politie heeft het geweld wel degelijk aan voornoemde vereisten voldaan.

4.11.

De rechtbank stelt bij haar beoordeling van het politieoptreden voorop dat beoordeeld moet worden of het tegen [verzoeker] toegepaste geweld aan de voornoemde eisen voldoet en niet of betrokken politieambtenaren redelijkerwijs een andere keuze hadden kunnen of moeten maken. Daarnaast geldt dat het handelen van de Politie dient te worden beoordeeld aan de ten tijde van dat handelen voor haar redelijkerwijs kenbare omstandigheden.

(On)rechtmatigheid van het politieoptreden

4.12.

Zoals onder ‘Toedracht’ is overwogen is sprake geweest van een grimmige, agressieve situatie waarbij er een grote groep supporters op de linie van de Politie is afgekomen, waarbij die groep de confrontatie zocht en waarbij de linie van de Politie sterk in ondertal was. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank – mede gelet op de taak van de Politie om de orde te handhaven en de situatie waarin de linie zich bevond – de door de Politie gestelde noodzaak om in te grijpen en een charge uit te voeren gerechtvaardigd. Het overgaan tot ingrijpen en het hanteren van geweld was naar oordeel van de rechtbank – in beginsel – dan ook binnen de grenzen van de wet.

4.13.

Zoals in artikel 7 van de Politiewet is bepaald dient aan dergelijk ingrijpen “zo mogelijk een waarschuwing vooraf” te gaan. De rechtbank leidt uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht af dat het in een situatie als hier aan de orde is de voorkeur verdient om een dergelijke waarschuwing per megafoon te geven. De Politie heeft toegelicht dat de commandant van de Mobiele Eenheid hiervoor geen tijd heeft gehad gezien de snelheid waarmee de ‘omloop’ en de opbouw van de mensenmassa zich ontvouwde. Die toelichting vindt steun in het Mutatierapport van de commandant zelf (zie r.o. 2.5). De rechtbank acht deze toelichting inzichtelijk en begrijpelijk. Zij acht het gezien de omstandigheden voorstelbaar en niet verwijtbaar dat de megafoon niet is gebruikt. Anders dan [verzoeker] heeft betoogd, heeft de rechtbank vastgesteld dat er wel mondeling waarschuwingen zijn gegeven. Zoals hiervoor overwogen, kan het zijn dat [verzoeker] deze niet heeft gehoord, maar dat valt de Politie in de gegeven omstandigheden niet te verwijten. In dit verband overweegt de rechtbank ook dat het feit dat de supporters de weg werd versperd door de Politie en dat er een linie werd gevormd, al voldoende signaal had moeten zijn voor de supporters dat zij zich dienden te verwijderen. De supporters kozen er zelf echter voor om de confrontatie op te zoeken.

4.14.

De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dan ook dat de Politie niet in strijd heeft gehandeld met het in artikel 7 van de Politiewet bepaalde waar het gaat om het zo mogelijk geven van een waarschuwing. De volgende vraag is of het door de Politie richting [verzoeker] gebruikte geweld aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft voldaan.

4.15.

Zoals hiervoor reeds overwogen, is uitgangspunt dat sprake was van een situatie waarbij het voor de Politie geëigend was om met geweld in te grijpen. Om de orde te handhaven was het noodzakelijk dat de Politie de supportersmenigte wegdreef door middel van het uitvoeren van een charge. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat op het moment dat de menigte zich uit de weg maakt en de linie naar voren stapt, [verzoeker] blijft staan en pas wegrent als de hondengeleider met hond op hem af komt. Onder deze omstandigheden – waarbij [verzoeker] de kans had om zich na aanvang van de charge uit de voeten te maken, maar ervoor kiest te blijven staan en de confrontatie blijft zoeken – acht de rechtbank het inzetten van de politiehond richting [verzoeker] proportioneel en in redelijke verhouding staan tot het doel. Ook aan de subsidiariteitseis is naar oordeel van de rechtbank voldaan. Zoals door de Politie is beschreven en op de camerabeelden zichtbaar is, had slechts de inzet van de hond effect op [verzoeker] en was het aldus nodig dit middel in te zetten.

4.16.

Ten aanzien van de twee klappen met de wapenstok die [verzoeker] vervolgens krijgt, kort nadat hij is gevallen, heeft de Politie toegelicht dat deze zijn gegeven om ervoor te zorgen dat de hond los zou laten – dat lukte niet omdat [verzoeker] niet stil zat – en om aan [verzoeker] duidelijk te maken dat hij op moest staan en zich alsnog uit de voeten moest maken. De rechtbank acht het op deze wijze inzetten van de wapenstok gelet op de – niet betwiste – toelichting van de Politie en in het licht van de omstandigheden, waarbij [verzoeker] de confrontatie is blijven zoeken en weigerde weg te gaan, in overeenstemming met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

4.17.

De rechtbank beoordeelt het handelen van de Politie en het richting [verzoeker] ingezette geweld tot zover dus als rechtmatig.

4.18.

Voor het handelen van de Politie na de voornoemde twee klappen ligt dat oordeel anders. De Politie heeft toegelicht dat [verzoeker] nog een aantal klappen met de wapenstok heeft gekregen met het doel om hem te laten opstaan en weg te krijgen. De rechtbank overweegt hierover het volgende. De rechtbank volgt de Politie in zoverre dat in te denken valt dat de Politie, ook nadat [verzoeker] op de grond was gevallen, zij met het gebruik van de wapenstok wilde bewerkstelligen dat [verzoeker] zich alsnog zou verwijderen en dat de Politie ook niet direct door had [verzoeker] iets mankeerde en niet goed zelf kon opstaan. Op de camerabeelden (vanaf ongeveer minuut 3.56 van de door [verzoeker] overgelegde ‘tweede opname’) is echter te zien dat [verzoeker] ook nog klappen krijgt als hij zich op enig moment omdraait en probeert op te staan, waarna hij door die klappen juist weer lijkt te vallen. In die situatie moet het voor de Politie naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk zijn geweest dat [verzoeker] moeilijk zelf op kon staan. [verzoeker] bleef echter klappen (en schoppen) krijgen. De noodzaak van deze klappen heeft de Politie ter zitting onvoldoende toegelicht en ziet de rechtbank ook niet. Zij acht hierbij mede van belang dat de Politie geen geweldregistratie ten aanzien van dit gebruik van de wapenstok heeft kunnen overleggen. Al met al ontbreekt een aanvaardbare verklaring voor en verantwoording van dit handelen. De rechtbank oordeelt dan ook dat het politieoptreden ten aanzien van de voornoemde klappen met de wapenstok – concreet: de klappen nadat [verzoeker] zich omdraait en probeert op te staan (vanaf ongeveer minuut 3.56 van ‘de tweede opname’) – de in de wet gestelde grenzen overschrijdt. Het gehanteerde geweld voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, althans de Politie heeft dat onvoldoende duidelijk kunnen maken.

Schade en causaal verband

4.19.

De rechtbank stelt aldus vast dat het voornoemde politieoptreden op onderdelen onrechtmatig is geweest. Daarmee is aan het eerste vereiste voor aansprakelijkheid voldaan. Voor het aannemen van aansprakelijkheid is ook vereist dat sprake is van schade en van causaal verband – in de zin van een condicio sine qua non-verband – tussen het onrechtmatig handelen en die schade. De rechtbank overweegt daarover het volgende.

4.20.

[verzoeker] heeft betoogd dat de schade die hij heeft geleden het gevolg is van de breuk in zijn knie. Zo stelt [verzoeker] onder meer dat hij medische kosten heeft moeten maken en dat hij inkomensschade heeft geleden doordat hij een periode niet of minder heeft kunnen werken. Dat [verzoeker] schade heeft geleden acht de rechtbank aannemelijk. De vraag is echter wat de kniebreuk en de daaruit voortgevloeide schade heeft veroorzaakt: het onrechtmatige politieoptreden (de klappen met de wapenstok die [verzoeker] heeft gekregen nadat hij zich omdraaide en probeerde op te staan) of het rechtmatige politieoptreden (het optreden daaraan voorgaand). Voor het aannemen van aansprakelijkheid is nodig dat het dat eerste is geweest.

4.21.

Partijen zijn het niet eens over de oorzaak van de kniebreuk. Volgens de Politie is het meest waarschijnlijk dat [verzoeker] zijn knie heeft gebroken door zijn val voorover, nadat hij door de hond was gebeten. Volgens [verzoeker] komt de breuk door het gebruik van de wapenstok, meer specifiek door een eerste klap nadat hij gevallen was. [verzoeker] heeft daarover verklaard dat hij vol met de stok op zijn knie is geslagen nadat hij was gevallen en de klappen daarna niet meer heeft meegekregen maar pas op de beelden heeft teruggezien. De rechtbank stelt aan de hand hiervan vast dat – volgens partijen en ook volgens de rechtbank – [verzoeker] zijn knie ofwel moet hebben gebroken door zijn val na de inzet van de politiehond, ofwel door de eerste twee klappen die daarop volgden.

Wat de precieze oorzaak is geweest van de kniebreuk – de val of de eerste klappen – kan in het midden blijven. Over zowel de inzet van de politiehond als de eerste twee klappen heeft de rechtbank immers geoordeeld dat dit rechtmatig is geweest. Dat betekent dat de door [verzoeker] gestelde schade – als gevolg van de kniebreuk – is ontstaan door rechtmatig politieoptreden. Daarvoor kan de Politie niet aansprakelijk worden gehouden.

4.22.

Voor zover [verzoeker] nog zou menen dat de breuk ook door de klappen nadien kan zijn veroorzaakt gaat de rechtbank daaraan voorbij. Gelet op de eigen verklaring van [verzoeker] en het feit dat [verzoeker] deze klappen op zijn achterlijf kreeg, acht de rechtbank dat niet mogelijk.

4.23.

Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat voor toepassing van de omkeringsregel ten aanzien van het causaal verband, zoals door [verzoeker] is betoogd, gelet op het voorgaande geen plaats is. Nog afgezien van de overige vereisten, is er ten aanzien van de gestelde schade immers al geen sprake van de voor toepassing noodzakelijke normschending.

4.24.

[verzoeker] heeft in deze deelgeschilprocedure geen feiten gesteld, en die zijn ook niet gebleken, op grond waarvan aannemelijk is dat hij schade heeft geleden als gevolg van de latere – onrechtmatige – klappen met de wapenstok, toen hij op de grond lag en probeerde op te staan. Ook anderszins zijn geen feitelijke aanknopingspunten gesteld of gebleken waaruit kan volgen dat dit deel van het politieoptreden enige schade bij [verzoeker] heeft veroorzaakt. Voor toewijzing van de verzochte verklaring voor recht dat de Politie aansprakelijk is tegenover hem voor schade vanwege het gebruikte geweld, bestaat derhalve in deze procedure onvoldoende grondslag.

4.25.

Het primaire verzoek van [verzoeker] om te oordelen dat de Politie aansprakelijk is, wordt op grond van het voorgaande afgewezen. Het subsidiaire verzoek van [verzoeker] , dat er toe strekt dat wordt geoordeeld dat het politieoptreden – los van de overige vereisten voor aansprakelijkheid – als onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW moet worden aangemerkt, is wel gedeeltelijk toewijsbaar. De rechtbank heeft immers vastgesteld dat het slaan door de Politie van [verzoeker] met de wapenstok nadat hij zich omdraaide en probeerde op te staan onrechtmatig is geweest. Het verzoek is daarom in zoverre – ten aanzien van dit deel van het politieoptreden – toewijsbaar. De mogelijkheid van schade als gevolg van dit onrechtmatig handelen valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten en daarbij is door de politie ook niet bestreden dat [verzoeker] bij dit verzoek een belang heeft, zodat [verzoeker] geacht moet worden voldoende belang bij toewijzing te hebben. De rechtbank wijst het verzoek toe zoals hierna onder ‘5. De beslissing’ wordt vermeld.

Slotsom

4.26.

De slotsom is dat het primaire verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen en dat het subsidiaire verzoek gedeeltelijk wordt toegewezen.

4.27.

Nu aansprakelijkheid niet is komen vast te staan zullen ook de verzoeken strekkende tot het veroordelen van de Politie tot betaling van een voorschot en tot betaling van de kosten van het deelgeschil van [verzoeker] worden afgewezen. Wel zal de rechtbank overgaan tot het begroten van de kosten van deze deelgeschilprocedure aan de zijde van [verzoeker] . Immers, ook als de verzoeken worden afgewezen dient de rechtbank de kosten in beginsel te begroten op grond van artikel 1019aa Rv. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, hetgeen hier niet het geval is geweest.

4.28.

De advocaat van [verzoeker] heeft de kosten begroot op een bedrag van € 6.201,25 in totaal (incl. BTW), uitgaande van 25 uur tijdsbesteding aan de zaak (tot en met de zitting) en een uurtarief van € 205,- (excl. BTW). Bij de beoordeling van deze begrote kosten dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Volgens de Politie kunnen de opgevoerde kosten die toets niet doorstaan. Zij voert daartoe aan dat de aan het deelgeschil bestede tijd aan de hoge kant is. Volgens de Politie is het redelijk om van 15 uur uit te gaan. Met de Politie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op met name de omvang en complexiteit van het verzoekschrift, het aantal uren gematigd moet worden. De rechtbank acht het redelijk om voor deze zaak uit te gaan van een tijdsbesteding van 20 uur in totaal. Dit leidt ertoe dat de aan deze procedure verbonden kosten worden begroot op een bedrag van € 4.961,- (20 uur x € 205,-, vermeerderd met 21% BTW). Deze kosten worden nog vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 937,-, zodat het totaalbedrag uitkomt op € 5.898,-. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien aansprakelijkheid alsnog komt vast te staan.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

verklaart voor recht dat de Politie onrechtmatig tegenover [verzoeker] heeft gehandeld door hem op 23 november 2019 te (blijven) slaan met de wapenstok nadat [verzoeker] zich had omgedraaid en probeerde op te staan (zoals dat op de tweede beeldopnamen zichtbaar is vanaf ongeveer minuut 3.56);

5.2.

begroot de kosten van de deelgeschilprocedure op € 5.898,-;

5.3

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel op 17 december 2020.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey