Rb: speler slaat hockeybal tegen hoofd van trainer, sport- en spelsituatie, geen aansprakelijkheid
Tijdens training roept trainer (verzoeker) spelers bijeen op het midden van trainingsveld. Speler (verweerder) slaat vervolgens bal naar middenlijn en raakt daarbij het hoofd van de trainer. Trainer stelt dat speler de bal zonder enige reden, hard, volstrekt onnodig, onbesuisd geslagen. De rechtbank overweegt dat sprake is van een sport – en spelsituatie, waarbij volgens constante rechtspraak van de Hoge Raad minder snel onrechtmatig handelen wordt aangenomen dan daarbuiten. De rechtbank oordeelt dat het slaan van een bal op goal niet buitensporig of abnormaal is op een dood moment. De rechtbank betrekt hierbij de in het geding gebrachte videobeelden en komt tot het oordeel dat geen sprake is van onrechtmatig handelen van de speler.
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
10-12-2020
Datum publicatie
12-05-2021
Zaaknummer
C/15/303659 / HA RK 20-99
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Deelgeschil. Onrechtmatige daad. Sport- en spelsituatie. Volgens verzoeker heeft verweerder heeft zonder enige reden, hard, volstrekt onnodig, onbesuisd en onverantwoord een hockeybal richting de spelers op het andere veld geslagen.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/303659 / HA RK 20-99
Beschikking van 10 december 2020
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. E.F. Klungers te Alkmaar,
tegen
1 [verweerder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
- de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerders,
advocaat mr. T. Smith-Hussein te ‘s-Gravenhage.
Partijen worden hierna [verzoeker] , [verweerder] en NN genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift met producties,
–
het verweerschrift met producties,
–
de brief van 24 september 2020 met productie 13 van [verzoeker] ,
–
de brief van 28 september 2020 met productie 14 van [verzoeker] ,
–
de mondelinge behandeling van 30 september 2020 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen en het urenoverzicht van mr. Klungers. Tevens is door NN een volmacht overgelegd waaruit blijkt dat aan mevrouw J.E. van Es een volmacht is verleend om NN te vertegenwoordigen op de mondelinge behandeling.
2 De feiten
2.1.
[verzoeker] en [verweerder] zijn op 27 maart 2019 betrokken geweest bij een voorval waarbij [verzoeker] letsel heeft opgelopen (hierna: het incident).
2.2.
Het voorval vond plaats op het hoofdveld van de hockeyclub [clubnaam] . Dit veld was verdeeld in twee trainingsvelden. Op de middellijn van het hoofdveld waren twee goals geplaatst, één goal voor het ene trainingsveld, één goal voor het andere trainingsveld. De goals waren ieder een andere kant op gericht. Op beide delen van het veld werd getraind. Op het ene trainingsveld trainde [verzoeker] als trainer met zijn team. Op het andere veld trainde [verweerder] als speler met zijn team.
2.3.
Op enig moment onderbrak de trainer van [verweerder] zijn training en riep de spelers bijeen in het midden van het trainingsveld. [verweerder] heeft vervolgens toen hij naar het midden van het trainingsveld liep een hockeybal richting de goal op de middellijn geslagen. Die bal passeerde de goal en raakte het hoofd van [verzoeker] , die op het andere trainingsveld stond. [verzoeker] heeft hierdoor hoofdletsel opgelopen.
2.4.
[verzoeker] heeft [verweerder] aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het voorval. [verweerder] is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij NN. NN heeft de aansprakelijkheid namens [verweerder] afgewezen.
3 Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt dat de rechtbank bij beschikking:
- voor recht verklaart dat [verweerder] aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die [verzoeker] leidt en nog zal leiden als gevolg van het letsel dat hij opliep op 27 maart 2019,
- voor recht verklaart dat NN op grond van artikel 7:954 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gehouden is de schadepenningen rechtstreeks aan [verzoeker] te betalen,
III. [verweerder] en NN veroordeelt tot betaling van de kosten van deze verzoekschriftprocedure zoals door de rechtbank is begroot, vermeerderd met de door [verzoeker] betaalde griffierechten.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Er is geen sprake van een sport- en spelsituatie. Er was geen sprake van een wedstrijdsituatie en de training was stilgelegd. Er was ten tijde van de gedraging geen sprake van een situatie die het spel nu eenmaal uitlokt, waaronder onvermijdelijk van tijd tot tijd ook misslagen, die spelers over en weer van elkaar hebben te verwachten. [verweerder] heeft zonder enige reden, volstrekt onnodig en onverantwoord de hockeybal richting de spelers op het andere veld geslagen, terwijl hij wist althans behoorde te weten dat er een groot risico was dat deze bal één van de personen op het andere veld zou raken met als gevolg ernstig letsel, zoals zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Daarom is [verweerder] aansprakelijk voor de gevolgen van het letsel van [verzoeker] .
3.3.
[verweerder] en NN concluderen tot afwijzing van het verzoek en voeren daartoe – kort gezegd – het volgende aan. Tijdens het voorvalwas sprake van een sportsituatie. Het voorval vond namelijk plaats tijdens een hockeytraining. Ook ‘dode’ sportmomenten, zoals een moment tussen twee oefeningen, zoals hier het geval, maken deel uit van een sportsituatie. Het feit dat partijen op verschillende trainingsvelden stonden doet ook niet af aan het feit dat sprake was van een sportsituatie. Daarbij is ook van belang dat beide partijen tijdens het voorval met de uitoefening van hockey bezig waren en gedragingen verbonden aan die sport van elkaar moesten en hadden te verwachten. Doordat sprake was van een sportsituatie, is het handelen van [verweerder] niet als onrechtmatig aan te merken. [verweerder] heeft de zorgvuldigheidsnorm die van toepassing is op een sportsituatie namelijk niet overschreden. Ook als geen sprake zou zijn van een sportsituatie heeft [verweerder] niet onrechtmatig gehandeld, want ook dan moet rekening worden gehouden met het feit dat het voorval plaatsvond tijdens een hockeytraining.
4 De beoordeling
Sport- en spelsituatie?
4.1.
De eerste vraag die voorligt, is of het voorval plaatsvond tijdens een sport- en spelsituatie. Naar constante rechtspraak van de Hoge Raad moet de vraag of een deelnemer aan een sport- of spelsituatie onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging als gevolg waarvan aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, namelijk minder spoedig bevestigend worden beantwoord dan het geval zou zijn geweest wanneer die gedraging niet in een sport- of spelsituatie zou hebben plaatsgevonden. De reden daarvan is dat de deelnemers aan die sport of dat spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar moeten verwachten (Hoge Raad 28 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0300 en Hoge Raad 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2680).
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank vond het voorval plaats tijdens een sport- en spelsituatie gelet op het volgende.
4.2.1.
De situatie dat partijen op twee trainingsvelden op hetzelfde hoofdveld bezig waren met een training, brengt mee dat ze rekening moesten houden met elkaars gedragingen over en weer. Daaraan doet niet af dat op verschillende helften van het hoofdveld een andere training werd gegeven. Dit leidt de rechtbank af uit het “schaatsbaanarrest” (ECLI:NL:HR: 2003:AF2680). In dat arrest heeft de Hoge Raad immers overwogen dat het feit dat beide schaatsers zich tijdens het trainingsuur (ook al was de training van een afgelopen en was de ander bezig met zijn training) op dezelfde baan bevinden, hun verwachtingen over en weer beïnvloeden. Dat betekent in dit geval dat de deelnemers aan de hockeytrainingen op het hoofdveld er rekening mee moeten houden dat er, mede gelet op de stand van de goals, ballen over en weer op elkaars veld terecht kunnen komen. Uit voormeld arrest volgt ook dat de sport- en spel situatie niet ophoudt zodra een training zou zijn afgelopen terwijl een andere training (op hetzelfde veld) nog doorgaat.
4.2.2.
Het feit dat hier sprake was van een training en geen wedstrijd, maakt niet dat geen sprake was van een sport- en spelsituatie. De verhoogde drempel om aansprakelijkheid te kunnen aannemen geldt namelijk ook tijdens trainingen, zo volgt uit het eerder genoemde Schaatsbaan-arrest. Immers juist in een training is er sprake van het uitproberen van bepaalde slagen of nabootsen van wedstrijdsituatie waarbij slecht getimede of ongecoördineerde actie kunnen plaatsvinden. Bovendien heeft [verzoeker] niet betwist dat ook tijdens een training wedstrijdjes worden gespeeld. [verzoeker] heeft gesteld dat het Schaatsbaan-arrest niet van toepassing is, omdat het daar niet ging om een bewuste gedraging maar een val (en vallen hoort nu eenmaal bij schaatsen). De rechtbank volgt dit standpunt niet. Uit het Schaatsbaan-arrest volgt namelijk niet dat het feit dat het ging om een val in plaats van een bewust gedraging van doorslaggevend belang is geweest bij de beoordeling of sprake was van een sport- en spelsituatie. Daarbij horen ook onbedoelde afzwaaiers bij een sport- en spelsituatie.
4.2.3.
Anders dan [verzoeker] heeft aangevoerd kan hij niet gelijk gesteld worden met een toevallige passant of toeschouwer. Hij had rekening moeten houden met de gedragingen van personen op het andere trainingsveld. Hij nam deel aan een training op het zelfde hoofdveld en moest zijn verwachtingen, ook wat betreft activiteiten op het andere gedeelte van het hoofdveld, afstemmen op situaties die zich kunnen voordoen tijdens een hockeytraining. Ook in dit opzicht vond het voorval dus plaats tijdens een sport- en spelsituatie.
4.2.4.
Tot slot kan de rechtbank het beroep van [verzoeker] op het Judoarrest (Hoge Raad 11 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1533) niet volgen. Immers die situatie ziet op twee deelnemers aan dezelfde wedstrijd of training en dat is hier niet aan de orde.
4.2.5.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank voor de vraag of er sprake is van een sport- en spelsituatie doorslaggevend vindt dat er op het hoofdveld waar [verzoeker] zich bevond, verschillende trainingen werden gegeven en hij om die reden rekening moest houden met gedragingen van spelers die op de andere helft trainden.
Onrechtmatig handelen van [verweerder]
4.3.
De volgende vraag is of de gedragingen van [verweerder] zodanig abnormaal waren dat [verzoeker] daarmee geen rekening hoefde te houden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
4.3.1.
[verzoeker] heeft aangevoerd dat [verweerder] hard, onnodig, onverantwoord en onbesuisd de bal heeft geslagen richting een speler en een veiligheidsregel heeft geschonden.
4.3.2.
Volgens [verweerder] en NN was het gebruikelijk om ballen op het midden van het trainingsveld te verwijderen, was het alleen een losse tik, heeft [verweerder] niet hard geslagen, was het een slag op doel en behoorde [verzoeker] deze handeling, inclusief het misslaan op de goal, te verwachten. Er was geen veiligheidsregel van toepassing, want het reglement waar [verzoeker] naar verwijst, is niet aan [verweerder] overhandigd, aldus [verweerder] en NN.
4.3.3.
De rechtbank overweegt dat het slaan van een bal op goal niet buitensporig of abnormaal is op een dood moment (zie ook het Tennisbal-arrest). [verzoeker] heeft zijn standpunt op dit punt onvoldoende onderbouwd gelet op de gemotiveerde betwisting van [verweerder] en NN. De rechtbank betrekt hierbij ook de in het geding gebrachte videobeelden die zij van de gedraging van [verweerder] heeft bekeken. De bal had namelijk ook in het kader van wedstrijdje tijdens de training op dezelfde manier geslagen kunnen worden. Het was niet van doorslaggevend belang dat de training even was stil gelegd. [verzoeker] moest in beide gevallen rekening houden met het feit dat er vanaf het andere trainingsveld ballen op “zijn” trainingsveld konden komen, ook misgeslagen ballen. Daarbij heeft te gelden dat de gedraging van [verweerder] niet onzorgvuldig wordt op de enkele grond dat zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tot gevolg heeft dat [verzoeker] letsel heeft opgelopen. Overigens is gemotiveerd betwist door [verweerder] en NN dat een veiligheidsregel van toepassing was en is geschonden. Conclusie is dan ook dat [verweerder] in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig heeft gehandeld.
4.4.
Gelet op het voorgaande zullen de onderdelen I. en II. van het verzoek worden afgewezen.
4.5.
De rechtbank zal de kostenbegroting toewijzen als verzocht. Het verweer van [verweerder] en NN dat het aantal uren hoogt lijkt, volgt de rechtbank niet. De rechtbank acht zowel het in rekening gebrachte tarief (€ 255,- exclusief btw) als het aantal uren (14) redelijk. Onderdeel III. van het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
begroot de kosten van de deelschilprocedure als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv op € 4.319,70 (inclusief btw) en € 656,- griffierecht;
5.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr.drs. J. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2020.1
1 type: IV coll: JB