Rb, toewijzing verzoek tot bevelen voorlopig deskundigenbericht na verkeersongeval

Samenvatting:

Verzoeker verzoekt de rechtbank om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van een arbeidsdeskundige zodat het carrièreverloop, de inkomensontwikkeling, de zwarte inkomsten, de behoefte aan huishoudelijke hulp en het verlies aan zelfwerkzaamheid kan worden onderzocht. De rechtbank wijst het verzoek toe. Anders dan de verzekeraar, vindt de rechtbank het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht concreet en ter zake dienend, nu partijen het over bovenstaande omstandigheden niet eens zijn en deze met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Weliswaar kan niet met zekerheid worden bewezen welke carrière [verzoeker] daadwerkelijk zou hebben gemaakt en welk inkomen hij daarmee zou hebben genoten, maar wel kunnen relevante feiten en omstandigheden worden onderzocht op grond waarvan een zo reëel mogelijke inschatting hiervan kan worden gemaakt, zoals het studie- en arbeidsverleden van [verzoeker] en wat gebruikelijke salarissen zijn voor een bepaalde functie. Ook is de arbeidsdeskundige, beter dan de rechter, in staat om te onderzoeken wat het meest waarschijnlijke carrièreverloop van [verzoeker] zou zijn geweest, gelet op zijn achtergrond en sterkere en zwakkere kanten.

ECLI:NL:RBDHA:2023:4967

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 16-03-2023
Datum publicatie 01-05-2023
Zaaknummer C/09/632863 / HA RK 22-298
Rechtsgebieden Burgerlijk procesrecht
Bijzondere kenmerken

Inhoudsindicatie

Beschikking

Tussenbeschikking

Beschikking voorlopig deskundigenonderzoek in letselschadezaak.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

PS-Updates.nl 2023-0242

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG Team handel

zaaknummer / rekestnummer: C/09/632863 / HA RK 22-298 Beschikking van 16 maart 2023

in de zaak van

[verzoeker] te [plaats] , verzoeker, advocaat mr. C.P.J. Wijnakker te Amsterdam,

tegen

1 AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.te Den Haag,

  1. GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V. te Gouda, verweersters, advocaat mr. C.J. van Weering te Leiden.

Verzoeker wordt hierna [verzoeker] genoemd en verweersters worden tezamen Aegon c.s. genoemd. Verweerster sub 1 zal hierna Aegon worden genoemd en verweerster sub 2 Goudse.

1 De procedure

1.1. [verzoeker] heeft op 26 juli 2022 een verzoekschrift met producties 1 tot en met 22 ingediend, waarin hij de rechtbank – kort weergegeven – verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te bevelen en een deskundige te benoemen.

1.2. Aegon c.s. heeft op 30 januari 2023 een verweerschrift met producties 1 tot en met 3 ingediend.

1.3. Op 2 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:

– [verzoeker] in persoon, vergezeld van zijn echtgenote en bijgestaan door mr. Wijnakker; – namens Aegon c.s.: mevrouw mr. H.C. van der Plas (advocaat bij Aegon), bijgestaan door mr. Van Weering.

1.4. Ten slotte is een datum voor een beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1. [verzoeker] is op 6 mei 2014 betrokken geraakt bij een verkeersongeval (hierna: het eerste ongeval). [verzoeker] heeft hierbij letsel opgelopen, te weten klachten en beperkingen in de nek en schouderregio en arm. De auto waardoor [verzoeker] werd aangereden, was conform de WAM verzekerd bij Aegon. Aegon heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het eerste ongeval.

2.2. [verzoeker] werkte ten tijde van het eerste ongeval als allround constructiebankwerker

(metaalbewerker) bij [bedrijf] B.V (hierna: [bedrijf]). Het dienstverband bij [bedrijf] is per mei 2016 beëindigd.

2.3. [verzoeker] is op 30 januari 2017 opnieuw betrokken geraakt bij een verkeersongeval (hierna: het tweede ongeval). De klachten die bij het eerste ongeval waren ontstaan, zijn hierdoor verergerd. De auto waardoor [verzoeker] werd aangereden, was conform de WAM verzekerd bij Goudse. Goudse heeft de aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het tweede ongeval.

2.4. Aegon treedt op als regelend verzekeraar.

2.5. Met ingang van 9 oktober 2018 ontvangt [verzoeker] een IVA-uitkering. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [verzoeker] naast deze uitkering geen restverdiencapaciteit heeft.

3 Het geschil

3.1. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:

  • een voorlopig deskundigenbericht beveelt met benoeming van arbeidsdeskundige de heer E.P. Audenaerde (hierna: Audenaerde) als deskundige en hem opdraagt de in randnummer 5.1 van het verzoekschrift geformuleerde vragen te beantwoorden;
  • beslist dat de kosten verbonden aan het deskundigenbericht voor rekening van Aegon c.s. komen, althans dat het voorschot op deze kosten ten laste van Aegon c.s. komt.
    • [verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat partijen van mening verschillen over de hypothetische situatie zonder ongeval, in het bijzonder over het carrièreverloop en de inkomensontwikkeling van [verzoeker] in die situatie en de vraag in hoeverre hij naast zijn inkomen uit loondienst nog zwarte inkomsten zou hebben gehad. Daarnaast verschillen partijen volgens [verzoeker] van mening over zijn ongeval gerelateerde behoefte aan huishoudelijke hulp / mantelzorg en het verlies aan zelfredzaamheid. Volgens hem is het nodig dat een arbeidsdeskundige hiernaar onderzoek doet en zijn bevindingen rapporteert.
    • Primair verzet Aegon c.s. zich tegen toewijzing van het verzoek. Een geschil over de fictieve situatie zonder ongeval hoort volgens haar thuis bij de bodemrechter of deelgeschilrechter. Er is in de hypothetische situatie zonder ongeval geen sprake van feiten en omstandigheden waarover [verzoeker] geen zekerheid heeft en die door middel van een voorlopig deskundigenbericht kunnen komen vast te staan. Over de hypothetische situatie zonder ongeval valt namelijk nooit zekerheid te krijgen. Dit is anders voor de behoefte aan huishoudelijke hulp / mantelzorg en verlies aan zelfredzaamheid, maar niet is gesteld of aannemelijk gemaakt dat van de hiervoor geldende richtlijnen moet worden afgeweken. Bovendien hebben partijen nog nauwelijks een inhoudelijk debat gevoerd over deze posten. In zoverre is het verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek dan ook prematuur.

Subsidiair maakt Aegon c.s. bezwaar tegen de voorgestelde deskundige. Alhoewel Audenaerde een uitstekend arbeidsdeskundige is, ligt zijn expertise volgens Aegon c.s. meer op het terrein van zorgschade dan op het terrein van de hypothetische carrière en het daarmee te verwerven inkomen. Aegon c.s. stelt voor een arbeidsdeskundige van EHC of Wibbens te benoemen. Verder vindt Aegon c.s. de door [verzoeker] geformuleerde vraagstelling te summier en zij vindt dat de in randnummer 38 van de conclusie van antwoord geformuleerde vraagstelling meer in aanmerking komt. Voor wat betreft de kosten heeft Aegon c.s. zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4 De beoordeling

4.1. Voorop staat dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen, mits het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is slechts anders als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe.

4.2. Anders dan Aegon c.s., vindt de rechtbank het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht ten aanzien van de carrière en inkomensontwikkeling van [verzoeker] in de hypothetische situatie zonder ongeval ter zake dienend en voldoende concreet. Vast staat namelijk dat partijen het hierover niet eens zijn, terwijl duidelijk is welke aspecten door de deskundige onderzocht zouden moeten worden. Ook betreft het feiten en omstandigheden die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Weliswaar kan niet met zekerheid worden bewezen welke carrière [verzoeker] daadwerkelijk zou hebben gemaakt en welk inkomen hij daarmee zou hebben genoten, maar wel kunnen relevante feiten en omstandigheden worden onderzocht op grond waarvan een zo reëel mogelijke inschatting hiervan kan worden gemaakt. Die relevante feiten en omstandigheden betreffen bijvoorbeeld het studie- en arbeidsverleden van

[verzoeker] en wat gebruikelijke salarissen zijn voor een bepaalde functie. Ook is de arbeidsdeskundige, beter dan de rechter, in staat om te onderzoeken wat het meest waarschijnlijke carrièreverloop van [verzoeker] zou zijn geweest, gelet op zijn achtergrond en sterkere en zwakkere kanten. Niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.

4.3. Daarnaast vindt de rechtbank het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht over de kosten van huishoudelijke hulp / mantelzorg en het verlies aan zelfredzaamheid ter zake dienend en voldoende concreet. [verzoeker] heeft namelijk onweersproken gesteld dat de richtlijn voor huishoudelijke hulp alleen geldt voor de eerste zes maanden na het ongeval en dat er voor begeleiding tot nu toe ver boven de richtlijn is betaald. Voor het verlies van zelfwerkzaamheid geldt dat [verzoeker] onweersproken heeft gesteld dat hij handiger is dan de gemiddelde Nederlander waarop de richtlijn is gebaseerd. Het is daarom relevant dat de deskundige rapporteert over deze kosten. Niet in geschil is dat het feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Anders dan Aegon c.s. stelt, acht de rechtbank het verzoek ten aanzien van deze onderwerpen niet prematuur. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de mondelinge behandeling de rechtbank te laten weten of zij alsnog overeenstemming hebben bereikt. Bij e-mail van 16 februari 2023 heeft de advocaat van [verzoeker] de rechtbank bericht dat er geen overeenstemming is bereikt. Dit is bij e-mail van 17 februari 2023 door de advocaat van Aegon c.s. bevestigd. De rechtbank vindt het verzoek dus niet in strijd met de goede procesorde en er is ook geen sprake van misbruik van bevoegdheid. Ook is niet gebleken van een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.

4.4. Het verzoek van [verzoeker] tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht zal dus worden toegewezen.

Persoon van de deskundige

4.5. Aegon c.s. maakt bezwaar tegen de door [verzoeker] voorgestelde deskundige Audenaerde, omdat zij zich afvraagt of hij ook expertise heeft op het gebied van het hypothetische carrière- en inkomensverloop. Daarom heeft de rechtbank Audenaerde benaderd met onder meer de vragen of hij op dit gebied deskundig is en zo ja, of hij vrij staat ten opzichte van partijen en of hij bereid en in staat is om in deze zaak als deskundige op te treden, waarbij ook de hierna genoemde vraagstelling aan hem is voorgehouden. Audenaerde heeft daarop geantwoord dat hij bereid en in staat is om in deze zaak als deskundige op te treden. De rechtbank leidt hieruit af dat Audenaerde op alle gebieden waarop het onderzoek ziet deskundig is. Omdat [verzoeker] gemotiveerd heeft gesteld waarom hij juist Audenaerde als deskundige wil en Aegon c.s. geen andere bezwaren ten aanzien van Audenaerde naar voren heeft gebracht, zal de rechtbank hem benoemen als deskundige.

De vraagstelling

4.6. [verzoeker] is het eens met de door Aegon c.s. voorgestelde vraagstelling, met uitzondering van de tweede vraag waarin wordt gevraagd om een inschatting te maken van het carrièreverloop van

[verzoeker] vanaf 2021. [verzoeker] heeft voorgesteld om de deskundige te vragen een inschatting te maken vanaf de datum van het eerste ongeval.

4.7. Gebleken is dat partijen de brieven van de voormalige werkgever van [verzoeker] van 30 maart 2021 en 21 december 2021 (productie 7 en 8 bij het verzoekschrift) over het carrière- en inkomensverloop tot 2021 anders uitleggen. Daardoor verschillen zij van mening over de vraag hoe de carrière van [verzoeker] hoogstwaarschijnlijk zou zijn verlopen tussen 2014 en 2021, als

de ongevallen hem niet waren overkomen. Om die reden vindt de rechtbank het raadzaam als de deskundige zich buigt over het hypothetische carrièreverloop (en het daarbij behorende inkomen) van [verzoeker] vanaf de datum van het eerste ongeval.

4.8. Dit leidt tot de volgende vraagstelling:

M.b.t. de hypothetische situatie zonder ongeval

  1. Kunt u het studie- en arbeidsverleden van de heer [verzoeker] in kaart brengen? Wilt u daarbij de behaalde studieresultaten, diploma’s, alsmede beoordelingen en verklaringen verzamelen?
  2. Kunt u een inschatting maken van het carrièreverloop van [verzoeker] vanaf 6 mei 2014, gezien zijn opleidingsniveau, ervaring, leeftijd en affiniteit in de situatie dat hem het ongeval niet zou zijn overkomen?
  3. Wilt u bij uw beoordeling ook de verklaring van de voormalig werkgever van [verzoeker] van 30 maart respectievelijk 21 december 2021 betrekken?
  4. Acht u het gelet op zijn opleiding, het niveau waarop hij presteerde en zijn arbeidsverleden in de rede liggen dat [verzoeker] de functie van werkvoorbereider zou hebben kunnen vervullen?
  5. Kunt u een inschatting geven van het met het door u ingeschatte carrièreverloop samenhangende bruto-inkomen en de eventuele pensioenopbouw?

M.b.t. het huishouden

  1. Wilt u een beschrijving geven van de woning van [verzoeker] en de inrichting daarvan?
  2. Wilt u de belasting in de verschillende deeltaken in het huishouden van [verzoeker] beschrijven?
  3. Wilt u deze belasting relateren aan de door de verzekeringsgeneeskundige omschrevenbelastbaarheid en aangeven welke taken [verzoeker] redelijkerwijs niet meer kan uitvoeren?
  4. Wat is de behoefte aan huishoudelijke hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
  5. Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen kanworden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
  6. Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeidekosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?

M.b.t. de zelfwerkzaamheid

  1. Wilt u een beschrijving geven van de woning en de tuin van [verzoeker] ?
  2. Wilt u de belasting in de verschillende deeltaken aan, in en om het huis en in de tuin van [verzoeker] beschrijven?
  3. Wilt u deze belasting relateren aan de door de verzekeringsgeneeskundige omschreven belastbaarheid en aangeven welke taken [verzoeker] redelijkerwijs niet meer kan uitvoeren?
  4. Wat is de behoefte aan hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
  5. Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen en/of inrichting kan worden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen/inrichting en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
  6. Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeide kosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?

Algemeen

  1. Welke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder van belang?

De informatie ten behoeve van het onderzoek

4.9. De rechtbank zal bepalen dat [verzoeker] de in deze procedure over en weer overgelegde stukken en overige medische stukken voorafgaand aan het onderzoek in afschrift aan de deskundige ter beschikking moet stellen.

4.10. De rechtbank laat het verder aan de deskundige over om te beoordelen welke medische gegevens en informatie hij voor zijn onderzoek noodzakelijk acht. De rechtbank zal daarom bepalen dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien hij daarom verzoekt.

Het voorschot

4.11. De rechtbank heeft de deskundige benaderd over het door hem te hanteren voorschot. Audenaerde heeft hierop te kennen gegeven dat hij als voorschot op zijn honorarium voor het volledige onderzoek een bedrag van € 12.138,72 inclusief btw verlangt. Hij gaat hierbij uit van een tijdsbesteding van 48 uur en een uurtarief van € 209,- exclusief btw. Partijen zijn bij e-mail van 24 februari 2023 in de gelegenheid gesteld om te reageren op het gevraagde voorschot. Beide partijen hebben de rechtbank bericht dat zij geen bezwaar hebben tegen het genoemde tijdsbesteding en kosteninschatting. Ook de rechtbank komt een en ander niet onredelijk voor en zij zal het voorschot daarom overeenkomstig de inschatting van de deskundige vaststellen.

4.12. In de omstandigheid dat Aegon c.s. aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend, ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat de verzoekende partij het voorschot moet voldoen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door Aegon c.s. moet worden gedeponeerd.

Overig

4.13. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van die partij.

4.14. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, moet zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij verstrekken.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1. beveelt een arbeidsdeskundig onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de vragen zoals vermeld in overweging 4.8;

5.2. benoemt tot deskundige:

de heer E.P. Audenaerde,

Trivium Advies

Postbus 1045 8001 BA Zwolle telefoon: 06-51609841, emailadres: audenaerde@triviumadvies.nl het voorschot

5.3. stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 12.138,72;

5.4. bepaalt dat Aegon c.s. het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;

5.5. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;

het onderzoek

5.6. bepaalt dat [verzoeker] het volledige procesdossier, waaronder ook het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 27 december 2018, het capaciteitenonderzoek van 24 mei 2019, de arbeidsdeskundige rapportage van 16 juli 2015 en alle medische adviezen, in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen;

5.7. bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de hem in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;

5.8. wijst de deskundige er op dat:

  • hij voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie); – hij het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot mag aanvangen;
  • hij het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;

5.9. bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als hij daarom verzoekt, hem toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en hem ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek;

het schriftelijk rapport

5.10. draagt de deskundige op om uiterlijk vijf maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank (Team Handel – afdeling algemene zaken, postbus 20302, 2500 EH Den Haag) in te leveren, onder vermelding van het zaak- en rekestnummer en onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;

5.11. wijst de deskundige er op dat:

  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken zijn oordeel is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
    • bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren;
    • bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan partijen en aan de deskundige zal zenden.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.1

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey