Rb: uurtarief deskundige in deskundigenonderzoek gematigd van € 350,- tot € 200,-
Kosten voorlopig deskundigenbericht. 1. De rechtbank oordeelt dat de kosten van het deskundigenonderzoek voorshands moeten worden gedragen door de partij die om het verzoek verzoekt. Benadeelde had zich op het standpunt gesteld dat partijen ieder de helft dienden te vergoeden. 2. De rechtbank matigt het door de deskundige gedeclareerde bedrag (€ 3325 ; uurtarief € 350) tot . De rechtbank neemt aan dat een tarief van € 200 per uur gangbaar is en houdt het gebruikelijke uurtarief van € 200 aan x 9,5 uur, totaal € 1975,.
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/241568 / EX RK 12-4
Beschikking van 3 december 2013 in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. P.L.O. van de Waarsenburg te Nijmegen,
tegen
de stichting ZIEKENHUIS BERNHOVEN,
gevestigd te Oss,
verweerster,
advocaat mr. D. Zwartjens te Utrecht.
1. Verloop van de (verdere) procedure
1.1. De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 22 maart 2012, waarbij zij een deskundigenbericht heeft bevolen en hiertoe een deskundige heeft benoemd.
1.2. Op 12 april 2013 heeft prof. [naam deskundige] in casu zijn deskundigenrapport uitgebracht en deze met de einddeclaratie naar de griffie van deze rechtbank toegestuurd.
1.3. Op 11 september 2013 heeft de griffier van deze rechtbank een mondelinge behandeling bepaald omtrent de kosten van de deskundige en partijen opgeroepen voor deze zitting.
1.4. Bij brief van 17 september 2013 geeft mr. Zwartjens aan dat er sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop sinds het rapport van de deskundige is uitgebracht en dat de bepaling van de mondelinge behandeling niet goed te rijmen valt met overweging 5.4 van de beschikking van 22 maart 2012. In deze overweging staat immers genoteerd dat aan verzoekster geen voorschot wordt opgelegd, dat de zaak wordt aangehouden tot 6 weken na inlevering ter griffie van het deskundigenbericht teneinde partijen te laten meedelen of een geding aanhangig is en dat binnen 4 weken na afloop van de laatstgenoemde termijn een beslissing omtrent het bepaalde in artikel 205, lid 2, Rv zal volgen. Tevens geeft mr. Zwartjens aan dat zij nog niet beschikt over de declaratie van de deskundige. Om nodeloze kosten te vermijden stelt mr. Zwartjens voor om partijen de gelegenheid te geven schriftelijk te reageren.
1.5. Bij brief van 25 september 2013 van de griffier van deze rechtbank zijn partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren. Partijen hebben op 1 en 8 oktober gereageerd.
2. De beoordeling
2.1. Op grond van artikel 205 lid 2 Rv moet de rechter, nadat het voorlopig deskundigenonderzoek is afgerond, vaststellen welk deel van de voorlopig in debet gestelde kosten elk van partijen dient te dragen. Daarbij is van belang dat er geen procedure tussen partijen aanhangig is waarin (mede) over deze kosten zal worden beslist.
2.2. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten van het deskundigenonderzoek elk voor de helft door partijen gedragen dienen te worden. Zij voert daartoe het navolgende aan.
De rechtbank heeft verzuimd verzoekster in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de (of een) pro forma declaratie van de deskundige, met welke pro forma declaratie verzoekster zeker niet had ingestemd als zij geweten had dat deze € 3.325,— bedraagt. Verzoekster is van mening dat de deskundige [naam deskundige]een exorbitant hoog tarief van € 350,- per uur in rekening heeft gebracht. Verzoekster betwist bij deze de hoogte van de declaratie en geeft aan dat een tarief van € 200,— per uur gebruikelijk is. Voorts betwist verzoekster het aantal door [naam deskundige]gedeclareerde uren, omdat hij zich ondanks 2 korte en duidelijke vragen, onnodig en te uitvoerig heeft uitgeweid over zaken waarover hem in het geheel niets is gevraagd. Verzoekster geeft aan dat verweerster een bepalende rol heeft gespeeld in de opbouw van de te beantwoorden vragen door de deskundige en dat daardoor de deskundigen kosten tussen partijen dienen te worden verdeeld.
2.3. Bij brief van 8 oktober 2013 stelt mr. Zwartjens (namens verweerster) dat in lijn met de hoofdregel van artikel 195 Rv, verzoekster het deskundigenbericht zal moeten vergoeden. Van het ieder voor de helft betalen van de kosten kan geen sprake zijn.
Bovendien heeft verweerster geen aansprakelijkheid erkend. Verweerster betwist de stelling van verzoekster dat verweerster een rol heeft gespeeld in het samenstellen van de vragen aan de deskundige. Het deskundigenbericht is juist beschikbaar gekomen omdat verzoekster dit wenste. Vervolgens is uit overwegingen van efficiency tussen partijen overeenstemming bereikt, niet meer en niet minder.
De omvang van de declaratie heeft verweerster wel verbaasd. Gelet op de opdracht aan de deskundige komt het aantal genoteerde uren als bovenmatig voor. Een urenspecificatie ontbreekt wat maakt dat niet inzichtelijk is of en in hoeverre deze tijdsbesteding reëel is geweest. Voorts merkt verweerster op dat het door de deskundige gehanteerde uurtarief van € 350,— bovenmatig is en fors afwijkt van de gangbare tarieven.
2.4. De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 195 Rv de hoofdregel volgt dat de kosten van het deskundigenonderzoek (voorshands) moeten worden gedragen door de partij die om het onderzoek verzoekt, tenzij van zodanige omstandigheden is gebleken, dat hiervan dient te worden afgeweken. Vanwege de financiële situatie van verzoekster is haar destijds geen voorschot opgelegd, maar zijn de kosten voorlopig in debet gesteld. Dat betekent echter niet dat haar financiële situatie (ook) met zich brengt dat verweerster uiteindelijk de kosten dient te voldoen. Daarvoor biedt de wet geen aanknopingspunten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat als wel een procedure aanhangig wordt gemaakt en de aanvankelijk verzoekende partij in het ongelijk wordt gesteld en in de kosten wordt veroordeeld, die partij ook de voorlopig in debet gestelde kosten alsnog dient te dragen. Nu ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die aanleiding geven om af te wijken van de hoofdregel van artikel 195 Rv, is de rechtbank van oordeel dat verzoekster -overeenkomstig voornoemd artikel- de kosten van het deskundigenrapport aan de griffier dient te voldoen.
2.5. Desalniettemin zal het door de deskundige gedeclareerde bedrag coulancehalve worden gematigd. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat de rechtbank heeft verzuimd het door de deskundige [naam deskundige]verzocht bedrag voor te leggen aan partijen. Aangenomen moet worden dat een tarief van € 200,– per uur gangbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de door [naam deskundige]gewerkte uren verantwoord zijn omdat hij in de conceptrapportage van 6 november 2012 voldoende uiteen heeft gezet waar deze uren aan zijn besteed. De rechtbank zal het gebruikelijke uurtarief van € 200,– aanhouden x 9,5 uur, zodat in totaal een bedrag van € 1.975,– door verzoekster aan de griffier van deze rechtbank moet worden voldaan.
3. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt verzoekster tot betaling van de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek door de rechtbank begroot op € 1.975,–, te voldoen aan de griffier van deze rechtbank, door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.572 ten name van Arrondissement 536 ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van "kostenveroordeling deskundige en het zaak- en rolnummer.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2013.