Rb: werkgever niet aansprakelijk voor val ervaren werknemer van steile trap die voldoet aan Bouwbesluit, geen nadere instructies nodig
Ervaren werkneemster valt bij verhelpen van storing in hamermolenruimte van trap. Een dergelijke storing werd door werkneemster één à twee keer per week verholpen. De ruimte kon alleen worden bereikt via een steile trap. Zij stelt haar werkgever aansprakelijk ex art 7:658 BW. 1. De kantonrechter overweegt dat werkneemster zeer ervaren was en dat geen sprake was van een ongebruikelijke gang van zaken. Het afdalen van de trap, als onderdeel van de werkzaamheden van werkneemster, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet als bijzonder risicovol worden aangemerkt. Weliswaar was de trap vrij steil, bestonden de treden uit roosters en waren de treden korter dan gebruikelijk, maar vast staat dat de trap aan het Bouwbesluit voldeed en daarom in beginsel als veilig moet worden aangemerkt. Onder die omstandigheid hoefde werkgever voor wat betreft deze trap geen RI&E uit te voeren. 2. De kantonrechter is verder van oordeel dat van een ervaren kracht redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij in staat was in te schatten of zij veilig de trap af kon lopen met gereedschap in één van haar handen. De kantonrechter oordeelt dat op werkgever redelijkerwijs geen plicht rustte om voor wat betreft het gebruik van de trap nadere instructies te geven of maatregelen te nemen. Vordering afgewezen.
ECLI:NL:RBNNE:2022:1064, Rechtbank Noord-Nederland, 9140038 CV EXPL 21-1951 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBNNE:2022:1064
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
05-04-2022
Datum publicatie
07-04-2022
Zaaknummer
9140038 CV EXPL 21-1951
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Op tegenspraak
Inhoudsindicatie
Arbeidsongeval. Val van een trap. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever niet is tekortgesloten in haar zorgplicht en daarom niet aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 9140038 CV EXPL 21-1951
Vonnis d.d. 5 april 2022
inzake
[eiseres] ,
wonende te [plaats] ,
eiseres, hierna [eiseres] te noemen,
gemachtigde mr. J. Klijnsma,
tegen
1de besloten vennootschap Unicharm Mölnlycke B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hoogezand;
- de buitenlandse rechtsvorm Aktiebolag If Skadeförsäkring AB,
gevestigd te Stockholm (Zweden), kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagden, hierna Unicharm en If Skadeförsäkring te noemen,
gemachtigde mr. L.K. de Haan.
1De verdere procesgang
1.1.
De verdere procesgang blijkt uit:
–
het tussenvonnis van 22 juni 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
–
de mondelinge behandeling op 25 november 2021 in aanwezigheid van partijen (Unicharm en If Skadeförsäkring deugdelijk vertegenwoordigd) en hun gemachtigden.
1.2.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.
2De feiten
2.1.
[eiseres] is op 3 maart 1980 krachtens arbeidsovereenkomst bij Unicharm in dienst is getreden.
2.2.
Unicharm beschikt over een systeem (het ‘OS systeem’) waarin medewerkers melding kunnen maken van onveilige situaties in haar bedrijf. In de functioneringsgesprekken wordt de afspraak gemaakt dat de medewerkers jaarlijks minimaal twee meldingen van onveilige situaties doen. In de Huisregels van Unicharm wordt er eveneens op gehamerd dat de werknemers (in hun ogen) onveilige situaties dienen te melden. [eiseres] heeft in 2003 deze Huisregels ondertekend.
2.3.
[eiseres] is op 3 augustus 2012 bij de uitoefening van haar werkzaamheden als operator een arbeidsongeval overkomen. [eiseres] , die destijds VCA-gediplomeerd was, moest op die datum samen met twee collega’s een storing verhelpen in de zogenaamde hamermolenruimte. Een dergelijke storing werd door [eiseres] destijds één à twee keer per week verholpen. De hamermolenruimte kon alleen worden bereikt via een steile, uit roosters bestaande trap, waarvan de treden korter waren dan gebruikelijk. Niettemin voldeed de trap aan het Bouwbesluit. [eiseres] moest het gereedschap meenemen dat nodig was om de storing te verhelpen. Nadat de storing was verholpen, daalde [eiseres] samen met haar twee collega’s (één voor haar en één achter haar) de trap weer af. Daarbij had zij in haar rechterhand een deel van het gereedschap waarmee de storing werd verholpen. [eiseres] hield met haar linkerhand de leuning vast. Bij het afdalen van de trap is [eiseres] voorover gevallen, waarbij zijn gewond is geraakt.
2.4.
In de door [eiseres] ondertekende melding van het incident aan de Inspectie SZW (door Unicharm) staat onder meer:
“ Omstandigheden waaronder het probleem zich voordeed:
Desbetreffende trap is steil en de treden zijn korter dan gebruikelijk in de plant.
De traptreden zijn gemaakt van roosters waardoor gezichtsbedrog kan optreden bij afdalen van de treden.
Verlichting op de werkplaats was goed.
De trap was technisch in orde en er lagen geen obstakels op de trap.
Medewerkster hield de leuning vast met linkerhand.
Medewerkster hield in de rechterhand een bos sleutels vast.
Medewerkster was fit en gebruikte geen medicijnen.
Medewerkster liep tussen twee collega’s de trap af.
Samengevat kun je stellen dat het slachtoffer als gevolg van een samenloop van omstandigheden is gevallen van de trap.
(…)
Conclusie:
De medewerkster werkte op een veilige manier en was niet onachtzaam.
De technische staat van de trap was goed echter steil en voorzien van kortere treden.
De samenloop van omstandigheden in combinatie met een misstap hebben geleid tot het ongeval.
Trappen die steil zijn en voorzien zijn van kortere treden vormen een extra risico.
Uit gesprekken is gebleken dat medewerkers eerder hebben geklaagd over desbetreffende trap.
(…)
Gebeurtenissen die hebben bijgedragen tot het ongeval
(…)
Slachtoffer heeft met 2 collega’s een storing verholpen. Slachtoffer is vervolgens tussen 2 collega’s de trap afgelopen waarbij ze de leuning vasthield met 1 hand. De trap is behoorlijk steil en de treden zijn kort (het is onmogelijk om de gehele voet op de trede te plaatsen). De werkzaamheden vonden plaats in de laatste van 5 nachtdiensten. Slachtoffer had geen last van vermoeidheid en had goed gegeten.
(…)
Vervolg acties
- Welke acties zijn direct ondernomen naar aanleiding van het ongeval:
Ri&E uitgevoerd op de trap. Waarschuwings/Gebodsbord geplaatst: trap altijd afdalen met beide handen aan de leuning en met het gezicht naar de trap toe. Tevens wordt gereedschap dat specifiek bij de hamermolenruimte wordt gebruikt in een krat geplaatst. De traptreden worden voorzien van een markering om de veiligheid te bevorderen.
(…)
- Welke acties moeten worden ondernomen naar aanleiding van het ongeval:
De trappen worden over de gehele plant voorzien van een extra RIE. De daaruit voortvloeiende resultaten worden beoordeeld en gekoppeld aan een pva.
(…)
III. Overige suggesties ter verbetering
Het veilig betreden en afdalen van de trappen onder de aandacht brengen.”
2.5.
Op 8 augustus 2012 schreef de Inspectie SZW aan [eiseres] onder meer:
“De Inspectie SZW heeft de melding geregistreerd en ziet vooralsnog af van onderzoek naar de toedracht en de oorzaken van het ongeval.
De Inspectie SZW heeft vastgesteld dat het u overkomen ongeval is aan te merken als een ongelukkige samenloop van omstandigheden, hetgeen niet door u of de werkgever voorkomen had kunnen worden. De Inspectie SZW ziet daarom af van nader onderzoek.”
2.6.
De Inspectie SZW heeft over het voorval in haar onderzoeksrapport van 12 februari 2013 onder meer het volgende gerapporteerd:
“ Bevindingen onderzoek Slachtoffer is ten val gekomen terwijl zij een vaste trap afdaalde. Ik heb het slachtoffer gesproken en zij vertelde mij de toedracht van het ongeval. Ter plaatse is door mij de trap onderzocht. Tijdens mijn onderzoek heb ik echter geen verband kunnen vaststellen tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en de oorzaak van het (…) arbeidsongeval (…).”
3De vordering
3.1.
[eiseres] vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht wordt verklaard dat Unicharm en If Skadeförsäkring hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval op 3 augustus 2012;
Unicharm en If Skadeförsäkring worden veroordeeld, in die zin dat als de één betaalt, de ander zal zijn gekweten, om aan [eiseres] te vergoeden alle door haar geleden en nog te lijden schade ten gevolge van dit ongeval, kosten en interesten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de regelen van de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf primair de dag der opeisbaarheid en subsidiair vanaf de dag der dagvaarding, tot aan die der algehele voldoening;
Unicharm en If Skadeförsäkring worden veroordeeld in de kosten van het geding vermeerderd met de wettelijke rente over de (na)kosten.
4Het geschil
4.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of Unicharm en If Skadeförsäkring aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het arbeidsongeval dat [eiseres] op 3 augustus 2012 is overkomen. [eiseres] meent dat dit het geval is. Unicharm en If Skadeförsäkring denken daar anders over.
4.2.
Hierna zal bij de beoordeling nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.
5De beoordeling
5.1.
Op grond van artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Krachtens het tweede lid van artikel 7:658 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] op 3 augustus 2012 bij de uitoefening van haar werkzaamheden een arbeidsongeval is overkomen. Bij de beoordeling van de vraag of Unicharm de op haar rustende zorgplicht als werkgever als bedoeld in artikel 7:658 BW heeft geschonden, stelt de kantonrechter het volgende voorop.
5.3.
Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW kan, indien vaststaat dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden, de werkgever zich van aansprakelijkheid daarvoor bevrijden door te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de in lid 1 van dat artikel genoemde verplichtingen is nagekomen. Indien de werkgever ter onderbouwing van dit verweer voldoende concrete feitelijke gegevens aanvoert, zal van de werknemer mogen worden verlangd dat hij zijn betwisting van dat verweer voldoende concreet motiveert, zij het dat aan die motivering niet zodanig hoge eisen mogen worden gesteld dat in betekenende mate afbreuk wordt gedaan aan de strekking van artikel 7:658 lid 2 BW om de werknemer door verlichting van zijn processuele positie bescherming te verlenen tegen de risico’s van schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Artikel 7:658 BW beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen gevaar. Een werkgever dient ingevolge dit artikel die maatregelen te nemen en aanwijzingen te geven die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn onder meer de mate van ervaring van de werknemer en de aard van de werkzaamheden van belang. Of van een werkgever verwacht kan worden dat hij maatregelen neemt tegen een bepaald gevaar, hangt verder onder andere af van de vraag of hij bekend was of behoorde te zijn met dit gevaar. De zorgplicht van de werkgever strekt zich dus niet alleen uit tot de gevaren die hij kent, maar ook tot gevaren die hij behoort te kennen. De werkgever heeft tot op zekere hoogte een onderzoeksplicht met betrekking tot de risico’s in de werkomgeving. Onder meer is de werkgever op grond van artikel 5 van de Arbowet namelijk verplicht de aan de arbeid verbonden risico’s te inventariseren en te evalueren (RI&E). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of de werkgever dit dient te doen voordat de werknemer zijn werkzaamheden gaat verrichten. Tegen deze achtergrond overweegt de kantonrechter verder als volgt.
5.4.
Vast staat dat [eiseres] ten tijde van het ongeval een zeer ervaren werkneemster was. Nadat [eiseres] een storing had verholpen, moest zij op de bewuste dag via de trap weer naar beneden lopen, waarbij zij in haar rechterhand gereedschap had en met haar linkerhand de leuning vast hield. Dat was voor [eiseres] geen ongebruikelijke gang van zaken. Storingen als de onderhavige werden destijds namelijk één à twee keer per week door haar verholpen. Het afdalen van de trap, als onderdeel van de werkzaamheden van [eiseres] , kan naar het oordeel van de kantonrechter niet als bijzonder risicovol worden aangemerkt. Weliswaar was de trap vrij steil, bestonden de treden uit roosters en waren de treden korter dan gebruikelijk, maar vast staat dat de trap aan het Bouwbesluit voldeed en daarom in beginsel als veilig moet worden aangemerkt. Verder is gesteld noch gebleken dat er bijvoorbeeld voorwerpen op de trap lagen die daar niet thuis hoorden of dat er door andere factoren een onveilige situatie is ontstaan. Voorts hebben Unicharm en If Skadeförsäkring onbetwist gesteld dat er geen gevallen bekend zijn waarbij eerder werknemers op de trap ten val zijn gekomen waarbij zij schade hebben opgelopen. Ook hebben Unicharm en If Skadeförsäkring gesteld dat er door de werknemers en dus ook door [eiseres] bij Unicharm nooit is geklaagd over de (vermeende) onveiligheid van de trap. Volgens [eiseres] is dat wel het geval, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd. Aan die stelling zal daarom voorbij worden gegaan. In dit verband overweegt de kantonrechter nog dat in de melding van het incident aan de Inspectie SZW weliswaar is aangegeven dat uit gesprekken is gebleken dat medewerkers eerder hebben geklaagd over desbetreffende trap, maar daarin staat niet dat de klachten richting de leiding van het bedrijf zijn geuit. In ieder geval heeft de toenmalige leidinggevende van [eiseres] , [naam leidinggevende] , als zijn (door [eiseres] in het geding gebrachte) verklaring doen optekenen dat daar bij hem nooit over is geklaagd. Verder hebben Unicharm en If Skadeförsäkring onweersproken gesteld dat Unicharm over een systeem (het ‘OS systeem’) beschikt waarin medewerkers melding kunnen doen van onveilige situaties in haar bedrijf en dat in de functioneringsgesprekken en in de Huisregels wordt benadrukt dat medewerkers melding moeten doen van onveilige situaties. Volgens Unicharm en If Skadeförsäkring heeft Unicharm daarin geen klachten over de trap aangetroffen. Volgens [eiseres] zijn daarin wel klachten geboekt, maar zijn deze later door Unicharm verwijderd. Unicharm en If Skadeförsäkring hebben dat betwist. Ook hier geldt dat [eiseres] deze stelling niet heeft onderbouwd en dat daar daarom aan voorbij wordt gegaan. Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter de conclusie dat Unicharm vóór 3 augustus 2012 niet wist of kon weten dat de onderhavige trap bij gebruik zoals hier is gemaakt, een onveilige situatie zou (kunnen) opleveren. Onder die omstandigheid hoefde Unicharm naar het oordeel van de kantonrechter voor wat betreft deze trap geen RI&E uit te voeren.
5.5.
De kantonrechter is verder van oordeel dat van een ervaren kracht als [eiseres] redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij in staat was in te schatten of zij veilig de trap af kon lopen met gereedschap in één van haar handen (met de andere hand hield zij de leuning vast). Dat geldt temeer omdat [eiseres] destijds VCA-gediplomeerd was, zodat moet worden aangenomen dat zij zich nog meer van eventuele gevaren bewust was. Ook Unicharm mocht hiervan uit gaan. Van belang is verder dat [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij, voordat zij de trap afliep, zoveel mogelijk gereedschap in haar zakken had gestoken en dat zij nog een paar gereedschapsstukken in haar hand hield toen zij de trap afliep. Ook daaruit blijkt dat [eiseres] zich bewust was van eventueel gevaar bij het afdalen van de trap.
5.6.
Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter de conclusie dat op Unicharm redelijkerwijs geen plicht rustte om voor wat betreft het gebruik van de onderhavige trap nadere instructies te geven of maatregelen te nemen. Unicharm is jegens [eiseres] derhalve niet tekortgeschoten in haar zorgplicht. Het ongeval van [eiseres] is, zoals de Inspectie SZW ook heeft vastgesteld, veeleer een gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Mogelijk is het ongeval een gevolg van onvoldoende oplettendheid van [eiseres] . Artikel 7:658 BW schept voor dit soort ongevallen evenwel geen (risico)aansprakelijkheid van de werkgever (zie in dit verband ook Gerechtshof Den Haag 20 mei 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1661).
5.7.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen. [eiseres] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De meegevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna bij de beslissing nader omschreven. De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen.
6De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering van [eiseres] af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van Unicharm en If Skadeförsäkring tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde, alsmede op een bedrag van € 100,00 aan nakosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis voor het geval de proceskosten alsdan niet zullen zijn betaald;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, kantonrechter, en op 5 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
c688