Rb: werkneemster niet geslaagd in bewijs dat zij schade heeft opgelopen bij werkzaamheden in spoelkeuken
Werkneemster stelt dat zij in spoelkomen ten val is gekomen en dat keukenspullen op haar terecht zijn gekomen. De kantonrechter overweegt dat werknemer in het kader van art. 7:658 BW dient te bewijzen dat hij of zij schade heeft geleden in de uitoefening van diens werkzaamheden. Gelet op de verklaringen van twee getuigen, die zeggen dat de keukenspullen werkneemster niet hebben geraakt , maar ook op de mogelijke pre-existente klachten en overige oorzaken die tot de gestelde medische klachten hebben kunnen leiden dient voor risico van verzoeker te komen dat er niet (vrijwel) direct een eerste medisch onderzoek heeft kunnen plaatsvinden. De kantonrechter komt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat werkneemster in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden.
ECLI:NL:RBDHA:2018:16139
Uitspraak delen
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
19-12-2018
Datum publicatie
28-03-2019
Zaaknummer
7144850 RP VERZ 18-50469
Rechtsgebieden
Burgerlijk procesrecht
Bijzondere kenmerken
Beschikking
Inhoudsindicatie
Letsel. Deelgeschil. Zorgplicht werkgever. Niet kan worden vastgesteld dat werkneemster schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CK
Zaak-/rolnummer: 7144850 RP VERZ 18-50469
19 december 2018
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.P. de Witte,
(toevoeging: KC5051)
tegen
ISS Nederland B.V.,
gevestigd te De Meern,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. R. Gruben.
Partijen worden aangeduid als [verzoeker] en ISS.
1
Procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 14 augustus 2018;
–
het op 7 november 2018 ingekomen verweerschrift, met producties.
1.2.
Op 14 november 2018 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen: [verzoeker] in persoon bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, alsmede namens ISS de gemachtigde voornoemd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Aansluitend is een datum voor de uitspraak bepaald en ambtshalve aangehouden tot heden.
2
De feiten
2.1.
[verzoeker] is sinds [2007] als [functie] in loondienst van ISS.
2.2.
Op 19 november 2014 is [verzoeker] door ISS te werk gesteld bij AkzoNobel in Sassenheim. [verzoeker] verrichtte aldaar werkzaamheden in de spoelkeuken waarbij zij de taak had vaatwasmachines in en uit te ruimen.
2.3.
[verzoeker] heeft zich 20 november 2014 bij haar huisarts gemeld. In het huisartsenjournaal is daarover en over de week erna het volgende opgenomen:
27-11-14 S Pijn in het hoofd lijkt erger te worden , mw heeft
S rust genomen, in de ochtend gelijk misselijk.
27-11-14 S nog steeds hoofdpijn en nekpijn,wil ft
O nl neurologisch onderzoek
O Verwijzing->Specialist: afdeling Fysiotherapie
P nogmaals uitleg beloop, verwijzing mee
21-11-14 S nog steeds schouderklachten,en hoofdpijn
O slechte houding
P uitleg belooop
20-11-14 S Op werk potten en pannen op het hoofd gekregen
S gisteren, vielen uit rek, nu hoofdpijn en
S misselijk. Vd pijn slecht geslapen; pmol
S gebruikt+. V-, zicht gelijk. Gisteren een buil op
S het hoofd. Baas is mee, vandaag wordt er een MIB
S ingevuld, mw is bang voor fractuur?
O Dun haar, rode hoofdhuid (door haarverf volgens
O mw), geen bull of wondje, niet drukpijnlijk,
O drukpijn m trapezius, wat stijve nek, pupillen
O isocoor.
E mogelijk lichte hersenschudding
P enkele dagen rustig aan, zn pmol
20-11-14 S Mw heeft gisteren tijdens bukken keukenspullen op
S haar hoofd gekregen, was een bult gisteren en ook
S pijnlijk. Misselijk geweest, nu vooral pijn en
S niet lekker bij het bukken.
P kks inloop, aangegeven voor 12uur langs komen.
2.4.
Na 20 november 2014 heeft [verzoeker] niet meer gewerkt en inmiddels is zij volledig arbeidsongeschikt.
2.5.
Op 22 oktober 2015 is [verzoeker] een auto-ongeval overkomen.
2.6.
Tijdens een voorlopig getuigenverhoor dat heeft plaatsgevonden 11 juli 2017 heeft [verzoeker] het volgende verklaard (voor zover relevant):
Ik verplaatste een kar waarop 3 rekken waren aangebracht en die vol lagen met boren, zware metalen pannen en warmhoudplaten. Een en was opgestapeld tot een hoogte die boven mij uit kwam. Terwijl ik deze kar aan het verplaatsen was ging een deel van het opgestapelde serviesgoed glijden en kwam dit op mij terecht. Ik weet niet meer exact wat en hoeveel er op mij terecht kwam, maar ik weet nog wel dat in ieder geval een zware pan met een diameter van ongeveer 50 cm op mij terecht kwam. Wat er verder op mij terecht is gekomen weet ik dus niet meer. Ten gevolge van het gegeven dat deze spullen op mij kwamen gleed ik uit op de natte vloer en kwam ten val.
2.7.
Tijdens een voorlopig getuigenverhoor dat heeft plaatsgevonden 11 juli 2017 heeft [betrokkene 1] het volgende verklaard (voor zover relevant):
Op 20 november 2014 was ik [functie] bij ISS Nederland B.V.. Die dag was ik elders werkzaam, namelijk bij Corpus in Oegstgeest. Ik heb het ongeluk zelf dus niet gezien. Rond 14.00 uur werd ik gebeld door een andere medewerker, die mij vroeg snel te komen in verband met een ongeval dat mevrouw [verzoeker] was overkomen.
2.8.
Tijdens een voorlopig tegengetuigenverhoor dat heeft plaatsgevonden 14 november 2017 heeft [betrokkene 2] het volgende verklaard (voor zover relevant):
Op 20 november 2014 was ik werkzaam bij Akzo Nobel in de spoelkeuken.
Om 12 uur die dag begon ik daar te werken in de spoelkeuken waarbij mevrouw [verzoeker] de spullen in de spoelmachine zette en ik de spullen er weer uit haalde.
Daarbij maken wij gebruik van rekken om borden en pannen in te zetten en uit te halen. Deze rekken komen tot borsthoogte.
Toen [verzoeker] schalen uit het bovenste gedeelte van het rek probeerde te halen is er een aantal schalen op de grond gevallen. Het betroffen 3 schalen van ongeveer 30 cm in diameter en het materiaal weet ik niet precies. Ik weet zeker dat deze schalen niet op het lichaam van [verzoeker] terecht zijn gekomen. Hierna kwam [betrokkene 3] waarvan ik de achternaam niet weet poolshoogte nemen. [betrokkene 3] was [functie] in de keuken daar. [betrokkene 3] vroeg aan [verzoeker] of zij een ongeluk had gehad waarop [verzoeker] antwoordde: Nee er is niets aan de hand. Nadat [betrokkene 3] en [verzoeker] hadden opgeruimd is mevrouw [verzoeker] doorgegaan met werken.
Tot ongeveer 15.00 uur zijn [verzoeker] en ik door gegaan met werken in de spoelkeuken.
Na 15.00 uur ben ik weggegaan omdat mijn dienst er op zat. Mevrouw [verzoeker] was toen nog aan het werk. Over liet incident verklaar ik nog dat mevrouw [verzoeker] is blijven staan toen de schalen op de grond vielen. De afstand tussen mij en mevrouw [verzoeker] was ongeveer 3 meter en de afstand tussen mevrouw [verzoeker] en de stelling was ongeveer een halve meter. Ik stond op dat moment met mijn gezicht naar [verzoeker] toe.
2.9.
Crawford heeft in opdracht van ISS onderzoek uitgevoerd naar het ongeval. Op 4 juli 2016 hebben medewerkers van Crawford de locatie bezocht. Op 8 augustus 2016 heeft zij haar rapport uitgebracht.
2.10.
In het rapport van Crawford staat het volgende opgenomen over [betrokkene 4] ( [functie] ISS), voor zover relevant:
De heer [betrokkene 4] was op het moment van het ongeval wel aanwezig. Hij heeft het ongeval niet zien gebeuren. Bij hem is ook geen melding gedaan op dat moment, hetgeen volgens hem wel had gemoeten.
(…)
Met betrekking tot het vermeende ongeval verklaarde de heer [betrokkene 4] dat wederpartij na het vermeende ongeval gewoon heeft doorgewerkt. Zij zou volgens hem haar dienst hebben afgemaakt.
2.11.
In het rapport van Crawford staat het volgende opgenomen over [betrokkene 5] :
Mevrouw [betrokkene 5] heeft aan ons verklaard dat zij op het moment van het vermeende ongeval samen met wederpartij aan het werk was in de spoelkeuken. Zij diende de schone vaat op te ruimen, en wederpartij diende de vuile vaat in de vaatwasser te laden. Zij verklaarde dat er inderdaad wat spullen van een kar zijn afgevallen, maar dat deze wederpartij niet geraakt hebben. Wederpartij zou achteruit zijn gesprongen, en de spullen vielen volgens mevrouw [betrokkene 5] op de grond. Voorts verklaarde mevrouw [betrokkene 5] dat wederpartij daarna gewoon doorgewerkt heeft, en haar dienst heeft afgemaakt.
2.12.
In het rapport van Crawford staat het volgende opgenomen over [betrokkene 3] (verantwoordelijke van AkzoNobel vanuit de keuken):
“Mevrouw [betrokkene 3] verklaarde aan ons dat zij op het moment van het vermeende ongeval eveneens in de spoelkeuken aanwezig was. Ook zij verklaarde dat zij heeft waargenomen dat spullen uit de kar op de grond vielen, maar dat deze wederpartij niet hebben geraakt. Er zouden enkel wat spullen op de grond zijn gevallen. Mevrouw [betrokkene 3] verklaarde daarbij nog dat pannen nooit in de karren worden vervoerd, en dat zware objecten door mensen uit de keuken van Akzo in een aparte spoelbak worden neergezet.”
2.13.
Op 28 juni 2018 heeft [betrokkene 6] , voor zover relevant, het volgende schriftelijk verklaard aan de gemachtigde van [verzoeker] :
In 2014 werkte ik als [functie] bij ISS. Ik had 300 mensen onder mij, onder wie mevrouw [verzoeker] . De heer [betrokkene 1] was mijn assistent.
Op 19 november 2014 was ik op mijn kantoor in Capelle aan den IJssel. Ik werd gebeld door [betrokkene 1] . Hij vertelde mij dat er in de keuken van Akzo Nobel, waar ISS-mensen aan het werk waren, een ongeluk was gebeurd. Mevrouw [verzoeker] had een lading spullen op haar hoofd gekregen. Ik vroeg aan hem of het erg was en of er een ambulance moest komen. Hij vertelde mij dat er mensen van Akzo Nobel bij waren, dat mevrouw [verzoeker] zat te rusten op een stoel en een paracetamol had gekregen. Hij vertelde ook dat zij naar huis zou gaan om bij te komen.
De volgende dag zijn mevrouw [verzoeker] en [betrokkene 1] bij mij op kantoor gekomen om te vertellen wat er was gebeurd. Ik heb naar aanleiding daarvan een Incidentenformulier ingevuld.
De week daarna ben ik naar Akzo Nobel gegaan om over het ongeluk te praten. Ik heb gesproken met het hoofd van de keuken en ook met mevrouw [betrokkene 5] en [betrokkene 3] , die bij Akzo Nobel werkte. Het was voor iedereen duidelijk dat er een ongeluk was gebeurd en dat mevrouw [verzoeker] daarbij letsel heeft opgelopen. We hebben naar aanleiding van het ongeluk juist afspraken gemaakt hoe dit soort ongelukken in de toekomst konden worden voorkomen.
Ik begrijp dat er van de kant van ISS wordt gezegd dat [verzoeker] niet geraakt is. Dat is onzin. Voor iedereen met wie ik heb gesproken stond vast dat zij geraakt was.
Ik weet ook dat [verzoeker] als gevolg van het ongeluk een tijd lang ziek thuis is gebleven. Zij is toen herhaaldelijk gecontroleerd door de Arbo-Arts.
Dit is de waarheid. Ik ben bereid deze verklaring onder ede bij de rechter te herhalen.
2.14.
ISS heeft de aansprakelijkheid afgewezen
3
Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat ISS aansprakelijk is voor de (letsel)schade van [verzoeker] ontstaan als gevolg van het arbeidsongeval dat heeft plaatsgevonden op 19 november 2014, met begroting van en veroordeling in de kosten van dit deelgeschil.
3.2.
[verzoeker] heeft aan haar verzoek artikel 7:658 BW ten grondslag gelegd stellende dat ISS niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De omgeving waarin zij werkte was niet veilig omdat er geen duidelijke instructies zijn gegeven aan de ISS-medewerkers waardoor het looprek niet op de juiste wijze gestapeld was waardoor de zware potten en pannen op het hoofd van [verzoeker] terecht zijn gekomen. Daarnaast was de vloer van de keuken nat en glad waardoor zij ten val is gekomen.
3.3.
ISS heeft gemotiveerd verweer gevoerd en bestreden dat [verzoeker] een bedrijfsongeval is overkomen. Daarnaast heeft ISS aangevoerd dat indien zou komen vast te staan dat [verzoeker] het ongeval is overkomen, dat niet is gebleken dat zij daarbij letsel heeft opgelopen. Er is mogelijk ook sprake van pre-existente klachten en life events.
4
De beoordeling
4.1.
Partijen twisten erover of [verzoeker] een ongeval is overkomen. [verzoeker] heeft gesteld dat bij aankomst in de spoelkeuken de keukenspullen boven op het rek zijn gaan schuiven en van het rek zijn gevallen, dat zij uitgleed over de gladde vloer, ten val kwam en de vallende keukenspullen op haar lichaam en hoofd, met name nek en rug, terecht zijn gekomen. ISS heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat er weliswaar keukenspullen van het rek zijn gevallen, maar dat deze [verzoeker] niet geraakt hebben. Zij baseert deze stelling op de verklaringen van twee onder ede gehoorde getuigen.
4.2.
De twee getuigen, [betrokkene 5] en [betrokkene 3] , die aanwezig waren toen de keukenspullen van het rek vielen en daarmee het incident hebben zien gebeuren waardoor zij uit eigen waarneming kunnen verklaren, verklaren dat er weliswaar keukenspullen van het rek zijn gevallen maar dat deze niet op [verzoeker] terecht zijn gekomen. [betrokkene 3] heeft nog verklaard dat zich geen zware objecten op het rek bevonden omdat deze objecten, waaronder pannen, niet in die rekken worden vervoerd maar door medewerkers van AkzoNobel in een aparte spoelbak worden gezet. Beide getuigen reppen met geen woord over een gladde en/of natte vloer. Daar staat tegenover dat [verzoeker] zich de dag na het ongeval heeft gemeld bij haar huisarts. Uit het huisartsenjournaal is op te maken dat [verzoeker] zich meldt met vooral hoofdpijn. De huisarts heeft op basis van het verhaal van [verzoeker] vermeld dat zich de 19e november 2014 een pijnlijke bult bevond op het hoofd van [verzoeker] , maar heeft dit tijdens het consult de volgende dag niet zelf kunnen vaststellen. Verder zijn de drie verklaringen die het standpunt van [verzoeker] zouden kunnen ondersteunen allen van (oud-)medewerkers die het incident niet hebben zien gebeuren, waarvan alleen de verklaring van [betrokkene 1] onder ede is afgelegd en de verklaring van [betrokkene 6] bijna vier jaren na het incident is opgesteld.
4.3.
In het kader van artikel 7:658 BW dient een werknemer te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij of zij schade heeft geleden in de uitoefening van diens werkzaamheden. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de getuigenverklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 3] een doorslaggevende betekenis. Uit de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 4] en [betrokkene 6] blijkt dat zij geen van allen aanwezig waren toen de keukenspullen van het rek vielen en zij uit de omstandigheden hebben afgeleid dat er een ongeval heeft plaatsgevonden. Deze verklaringen kunnen om die reden niet opwegen tegen de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 3] , die wel aanwezig waren toen de keukenspullen van het rek vielen. Bovendien zijn de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 3] consistent. Daarnaast heeft [verzoeker] zich pas de dag na het ongeval gemeld bij de huisarts, hetgeen niet voor de hand ligt wanneer [verzoeker] – zoals zij stelt – een zware pan op haar hoofd heeft gekregen en waardoor er enige tijd verstreken is tussen het ongeval en het onderzoek door de huisarts. Gelet op de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 3] , maar ook gelet op de mogelijke pre-existente klachten en overige oorzaken die tot de gestelde medische klachten hebben kunnen leiden dient voor risico van [verzoeker] te komen dat er niet (vrijwel) direct een eerste medisch onderzoek heeft kunnen plaatsvinden. [verzoeker] heeft verder geen omstandigheden aangevoerd waaruit zou moeten blijken dat zij schade heeft geleden in de uitvoering van haar werkzaamheden. Verder heeft [verzoeker] geen bewijsaanbod gedaan en ook overigens leent deze procedure zich daar niet voor.
4.4.
De slotsom is dan ook dat niet is komen vast te staan dat [verzoeker] in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden, zodat haar verzoek zal worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.5.
Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat van een volstrekt onnodig of onterecht ingestelde procedure geen sprake is aangezien partijen belang hebben bij duidelijkheid over de aansprakelijkheidsvraag. Er zal worden overgaan tot begroting van de kosten.
4.7.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft verzocht de kosten te begroten op € 2.208,60 bestaande uit de volgende bedragen. Een bedrag van € 1.760,00 waarbij is uitgegaan van 8 uur tegen een uurtarief van € 220,00 nog te vermeerderen met 21% btw. Dit bedrag dient voorts nog vermeerderd te worden met het betaalde griffierecht van € 79,00. ISS heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt zodat de kantonrechter dienovereenkomstig de kosten zal begroten.
4.8.
Aangezien de aansprakelijkheid van ISS niet vast staat, is de verzochte veroordeling van ISS tot voldoening van deze kosten niet toewijsbaar. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van ISS alsnog in rechte komt vast te staan.
5
Beslissing
De kantonrechter:
5.1.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 2.208,60 (inclusief btw en griffierecht);
5.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. J.L.M. Luiten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2018.