Rechtbank: Geen causaal verband tussen klachten en verkeersongeval

Samenvatting:

De rechtbank moet in deze zaak de vraag beantwoorden of de door eiseres gestelde rug-, nek- en bekkenklachten en psychische klachten het gevolg zijn van het verkeersongeval dat op 17 april 2020 heeft plaatsgevonden, en zo ja, wat de schade is die eiseres heeft geleden en nog lijdt.

ASR betwist dat er een causaal verband bestaat tussen de door eiseres gestelde klachten en het verkeersongeval. De rechtbank oordeelt dat zij wel wil aannemen dat eiseres deze klachten daadwerkelijk ervaart, maar eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat de klachten in een juridisch causaal verband staan met het verkeersongeval van 17 april 2020. Vaststaat dat eiseres gedurende acht maanden na het verkeersongeval haar werkzaamheden als verzorgende in de thuiszorg heeft voortgezet. Naar eigen zeggen verrichtte zij na het ongeval slechts lichte werkzaamheden bij één cliënt en heeft zij hiermee na acht maanden moeten stoppen omdat het echt niet meer ging. Echter, uit de door haarzelf overgelegde berekening volgt dat eiseres niet alleen heel 2020 is blijven werken maar dat haar omzet in het tweede half jaar van 2020 ook aanmerkelijk hoger was dan in de eerste helft van het jaar. Volgens de rechtbank ligt het niet voor de hand dat een slachtoffer van een verkeersongeval met zoveel gezondheidsklachten, veel meer omzet draait dan vóór het ongeval. Eiseres heeft hier ter zitting ook geen enkele verklaring voor kunnen geven. Daarnaast was in deze zaak ook sprake van pre-existente klachten bij eiseres.

ECLI:NL:RBROT:2023:5722

Instantie Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak 28-06-2023
Datum publicatie 13-07-2023
Zaaknummer C/10/648493 / HA ZA 22-947
Rechtsgebieden Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken

Inhoudsindicatie

Eerste aanleg – enkelvoudig

Geschil met verzekeraar, verkeersongeval, verlies arbeidsvermogen, smartengeld, vorderingen afgewezen.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/648493 / HA ZA 22-947 Vonnis van 28 juni 2023

in de zaak van

[eiseres01] , wonende te [woonplaats01] , eiseres, advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,

tegen

de naamloze vennootschap ASR SCHADEVERZEKERING N.V. , gevestigd te Utrecht, gedaagde, advocaat mr. P.J. klein Gunnewiek te Utrecht.

Partijen worden hierna [eiseres01] en ASR genoemd.

  • De procedure
    • Het verloop van de procedure blijkt uit:
      • de dagvaarding van 14 november 2022, met producties 1 tot en met 5;
      • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
      • het als aanvullende productie door [eiseres01] toegestuurde rapport van Spine & Joint van 9 maart 2023;
      • de mondelinge behandeling van 10 mei 2023; – de spreekaantekeningen van [eiseres01] ; – de spreekaantekeningen van ASR.
    • Ten slotte is vonnis bepaald.
  • De feiten
    • Op 17 april 2020 is [eiseres01] als fietser betrokken geweest bij een verkeersongeval.

[eiseres01] is tijdens het oversteken door een automobilist geraakt, als gevolg waarvan zij ten val is gekomen.

  • De automobilist was in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) voor aansprakelijkheid verzekerd bij de verzekeringsmaatschappij ASR.
  • ASR heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
  • ASR heeft in totaal een bedrag van € 11.500,00 aan voorschotten uitgekeerd aan [eiseres01] .
  • [eiseres01] was ten tijde van het ongeval werkzaam als zelfstandige in de thuiszorg.
  • Het geschil
    • [eiseres01] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ASR te veroordelen tot betaling van:
      1. een voorschot op het verlies van arbeidsvermogen van € 30.000,00;
      2. een bedrag aan smartengeld van € 25.000,00;
      3. een voorschot op bijkomende kosten van € 3.000,00;
      4. alle schade als gevolg van verlies van arbeidsvermogen, op te maken bij schadestaat en tevereffenen volgens de wet; 5. de kosten van het geding.
    • [eiseres01] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij ten gevolge van het verkeersongeval letsel heeft opgelopen voornamelijk bestaande uit rug-, nek- en bekkenklachten en psychische klachten. Als gevolg van deze klachten kan [eiseres01] haar werkzaamheden als verzorgende in de thuiszorg niet langer uitvoeren waardoor zij verlies van arbeidsvermogen lijdt. Daarnaast vordert zij smartengeld en een post aan bijkomende kosten zoals kosten van huishoudelijke ondersteuning, reiskosten en kosten van energieverbruik thuis. De door [eiseres01] geleden schade gaat het bedrag dat ASR aan voorschotten heeft uitgekeerd te boven. Nu ASR aansprakelijkheid heeft erkend is zij gehouden om de door [eiseres01] geleden schade te vergoeden.
    • Het verweer van ASR strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres01] met veroordeling van [eiseres01] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van de procedure.
  • De beoordeling
    • De rechtbank moet in deze zaak de vraag beantwoorden of de door [eiseres01] gestelde klachten en beperkingen het gevolg zijn van het verkeersongeval dat op 17 april 2020 heeft plaatsgevonden en zo ja, wat de schade is die [eiseres01] hierdoor heeft geleden en nog lijdt.
    • ASR heeft in reactie op de vorderingen en onderbouwing van [eiseres01] het volgende als verweer aangevoerd. ASR betwist dat er een causaal verband bestaat tussen de door [eiseres01] gestelde klachten en beperkingen en het verkeersongeval. Op grond van de door [eiseres01] overgelegde medische informatie is geen medische verklaring te vinden voor het aanhouden van klachten als gevolg van het verkeersongeval. Daarnaast wijst ASR erop dat uit de medische informatie blijkt dat [eiseres01] voor het verkeersongeval reeds rug- en bekkenklachten ervaarde en dat de oorzaak daarvan is gelegen in een bij [eiseres01] vastgestelde afwijkende houding van de wervelkolom. Evenmin is voor het aanhouden van psychische klachten en het causaal verband tussen deze klachten en het verkeersongeval in de medische stukken enige onderbouwing te vinden.
    • De rechtbank oordeelt als volgt. [eiseres01] dient als partij die zich op het rechtsgevolg beroept te stellen en, bij betwisting, te bewijzen dat zij de door haar gestelde gezondheidsklachten heeft, dat deze een gevolg van het verkeersongeval zijn en dat zij hierdoor schade lijdt.
    • In de door [eiseres01] overgelegde (medische) informatie, die zeer summier is, wordt weliswaar benoemd dat [eiseres01] rug-, nek- en bekkenklachten en psychische klachten ervaart, maar uit deze stukken kan geen medisch objectiveerbaar letsel als gevolg van het verkeersongeval worden afgeleid.
    • Het ontbreken van een specifieke medische aantoonbare verklaring voor de klachten hoeft niet in de weg te staan aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het verkeersongeval en de klachten geleverd is. Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval daardoor ook klachten kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering. Het gaat niet om medische maar om juridische causaliteit. De vraag naar het (juridisch) causaal verband tussen het ongeval en de klachten is, nu het een juridisch oordeel betreft, voorbehouden aan de rechter. Voor het aanwezig zijn van dit juridisch causaal verband gaat het erom of de klachten als zodanig daadwerkelijk bestaan en dat die klachten mede gelet op de toedracht van het ongeval daaraan redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven. Indien komt vast te staan dat het slachtoffer vóór het ongeval deze klachten niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband veelal geleverd zijn.
    • Enige objectivering van de – subjectieve – klachten is echter wel vereist. Daarvoor is noodzakelijk en voldoende dat bij zorgvuldige beoordeling van alle (medische) informatie kan worden vastgesteld dat aannemelijk is dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Dit in de jurisprudentie ontwikkelde criterium komt er op neer dat de rechter er, op grond van de beschikbare medische informatie, van overtuigd moet zijn dat het gaat om klachten die de betrokkene daadwerkelijk heeft zonder dat hij of zij tracht de situatie ernstiger te doen overkomen dan deze is.
    • ASR betwist niet dat [eiseres01] de door haar gestelde gezondheidsklachten heeft (gehad) en ook de rechtbank wil aannemen dat [eiseres01] deze klachten daadwerkelijk ervaart. [eiseres01] heeft echter, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van ASR, onvoldoende onderbouwd dat deze klachten en de daaruit volgens [eiseres01] voortvloeiende beperkingen en schade in een juridisch causaal verband staan met het verkeersongeval van 17 april 2020. Waarom het (juridisch) causaal verband ontbreekt licht de rechtbank hierna toe.
    • Vast staat dat [eiseres01] gedurende acht maanden na het verkeersongeval haar werkzaamheden als verzorgende in de thuiszorg heeft voortgezet. Naar eigen zeggen verrichtte zij na het ongeval slechts lichte werkzaamheden bij één cliënt aan wie zij vóór het

verkeersongeval ook zorg verleende, deed zij dit vooral op wilskracht en heeft zij hiermee na acht maanden moeten stoppen omdat het echt niet meer ging. Echter, uit de door haarzelf bij dagvaarding overgelegde berekening van Dekra Experts van 6 mei 2021 volgt dat [eiseres01] niet alleen heel 2020 is blijven werken maar dat haar omzet in het tweede half jaar van 2020 ook aanmerkelijk hoger was dan in de eerste helft van het jaar. De door haar behaalde omzet was volgens genoemd rapport in 2020 als volgt: Q1: € 6.992,01, Q2: € 4.850,28, Q3: € 10.810,28, Q4: € 9.600,00. De rechtbank heeft [eiseres01] op de mondelinge behandeling meerdere malen gevraagd hoe het kan dat zij in het derde en vierde kwartaal van 2020 aanmerkelijk meer omzet heeft gehaald dan in de eerste twee kwartalen, in aanmerking nemende dat haar op 17 april van dat jaar het verkeersongeval was overkomen met alle door haar gestelde gevolgen van dien. [eiseres01] heeft hier geen enkele verklaring voor gegeven. Dit lag wel op haar weg. Immers, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ligt het niet voor de hand dat een slachtoffer van een verkeersongeval met naar eigen zeggen zoveel gezondheidsklachten als gevolg dat zij alleen met veel moeite nog lichte werkzaamheden voor één cliënte kon verrichten, veel meer omzet draait dan voor het ongeval.

  • Afgezien van het voorgaande geldt dat sprake is van een aannemelijke alternatieve oorzaak voor de door [eiseres01] gestelde rug- en bekkenklachten. ASR heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat uit de door [eiseres01] overgelegde medische informatie blijkt dat [eiseres01] voor het verkeersongeval eerder rug- en bekkenklachten heeft ervaren en dat een afwijkende houding van de wervelkolom bij [eiseres01] is vastgesteld. Gelet op deze contraindicatie voor het bestaan van een causaal verband tussen het verkeersongeval en de gestelde klachten, had het (ook) op de weg van [eiseres01] gelegen om gemotiveerd aan te geven waarom volgens haar het verkeersongeval en niet de afwijkende houding in de wervelkolom de oorzaak is van haar klachten. Een dergelijke motivering ontbreekt echter.
  • Concluderend heeft [eiseres01] onvoldoende onderbouwd, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van ASR, dat er causaal verband bestaat tussen het verkeersongeval van 17 april 2020 en door [eiseres01] gestelde klachten en de daaruit volgens [eiseres01] voortvloeiende beperkingen en schade. Hiervan uitgaande, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Nu het causaal verband ontbreekt heeft [eiseres01] geen recht op de schadevergoeding die zij in deze procedure vordert en bestaat er geen aanleiding voor verwijzing naar een schadestaatprocedure.

De vorderingen worden afgewezen.

Proceskosten

  • [eiseres01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
    • griffierecht € 2.837,00
    • salaris advocaat € 366,00 (2 punten × tarief € 1.183,00) Totaal € 5.203,00
  • De kostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de vordering daartoe is gegrond op de wet en zij niet is weersproken door [eiseres01] .
  • De beslissing

De rechtbank

  • wijst de vorderingen af,
  • veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op €

5.203,00,

  • verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 28 juni 2023.

3304/1582

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey