Rechtbank: Vaststellen verlies aan verdienvermogen. Hypothetische doorgroeimogelijkheden.
Verzoekster is in 2011 in een ziekenhuis behandeld vanwege een kaaktumor, waarbij gebruik is gemaakt van bot uit het linkeronderbeen. Na de reconstructie is in dit been een compartimentsyndroom opgetreden. In 2016 heeft de verzekeraar namens het ziekenhuis aansprakelijkheid erkend ‘voor het feit dat op basis van de klinische tekenen niet tot operatie is overgegaan’.
Partijen hebben tot op heden geen overeenstemming bereikt over de afwikkeling van de schade van verzoekster. Om duidelijkheid te krijgen over de klachten en beperkingen die zich bij verzoekster voordoen, beveelt de rechtbank een onderzoek door vier deskundigen (neuroloog, psychiater, verzekeringsarts en arbeidsdeskundige). De rechtbank benoemt de deskundigen en bepaalt de aan hen te stellen vragen.
Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/724975 / HA RK 22-369
Beschikking van 22 juni 2023
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. B.P. Dekker te Amsterdam,
en
- de stichting
STICHTING VUMC,
gevestigd te Amsterdam,
- de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRAMED B.A.,
gevestigd te Zoetermeer,
verweersters,
advocaat mr. C.J. van Weering te Leiden.
Partijen worden hierna [verzoekster] , VUmc en Centramed genoemd.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift, met producties, ingekomen ter griffie op 7 november 2022;
–
de beschikking van 29 december 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
–
het verweerschrift, met producties;
–
de mondelinge behandeling van 20 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
–
het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 maart 2023 en de daarin genoemde spreekaantekeningen van mr. Dekker;
–
het e-mailbericht van mr. Dekker van 5 april 2023;
–
het e-mailbericht van de griffier van 14 april 2023 en het daaropvolgende emailbericht van mr. Van Weering van 18 april 2023;
–
het e-mailbericht van de griffier van 19 april 2023 en de daaropvolgende emailberichten van mr. Van Weering van 1 mei 2023, van mr. Dekker van 3 mei 2023 en van mr. Van Weering van 10 mei 2023;
–
het e-mailbericht van de griffier van 11 mei 2023 en de daaropvolgende emailberichten van mr. Van Weering van 20 mei 2023, van mr. Dekker van 23 mei 2023 en van mr. Van Weering van 30 mei 2023.
1.2.
Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald. Partijen zijn van de beschikkingsdatum op de hoogte gesteld.
2De feiten
2.1.
Op 18 januari 2011 is [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1990, behandeld in het VUmc vanwege een kaaktumor. Bij de behandeling heeft een reconstructie plaatsgevonden van de onderkaak. Voor deze reconstructie is gebruik gemaakt van bot, spieren en huidweefsel uit het linkerbeen.
2.2.
Na de reconstructie is het zogenoemde compartimentsyndroom opgetreden in het linkeronderbeen. Kort gezegd ontstaat bij dit syndroom verhoogde druk op een spiercompartiment, waardoor de doorbloeding in gevaar kan komen en spieren en zenuwen beschadigd kunnen raken. Op 27 januari 2011 is [verzoekster] aan haar linkeronderbeen geopereerd.
2.3.
Als gevolg van het compartimentsyndroom heeft [verzoekster] pijnklachten in haar linkerbeen, een spitsstand van het enkelgewricht, klauwtenen, een klapvoet en verminderde gevoeligheid van de voetzool.
2.4.
[verzoekster] heeft VUmc in 2012 aansprakelijk gesteld voor de vertraging in de behandeling van de beenklachten.
2.5.
In 2015 heeft deze rechtbank chirurg E.J.M.M. Verleisdonk als deskundige benoemd. In zijn rapport van 30 januari 2016 heeft Verleisdonk geconcludeerd dat de dag na de operatie een acuut compartimentsyndroom is ontstaan, dat deze diagnose op basis van de klinische gegevens toen had moeten worden gesteld en dat het been direct had moeten worden behandeld door de huid te openen.
2.6.
Op 21 april 2016 heeft Centramed namens VUmc aansprakelijkheid erkend ‘voor het feit dat op basis van de klinische tekenen op 19 januari 2011 niet tot operatie is overgegaan’.
2.7.
In 2017 heeft [naam] op verzoek van partijen arbeidsdeskundigonderzoek verricht. Met ondersteuning van [naam] heeft [verzoekster] in 2018 een Wajong-uitkering aangevraagd, waarna het UWV de uitkering heeft toegekend. [naam] heeft op 30 september 2020 een eindrapport opgesteld.
2.8.
[verzoekster] heeft nog altijd last van haar linkerbeen, -enkel en -voet en is hier inmiddels meer dan dertig keer aan geopereerd. Vanwege de klachten gebruikt [verzoekster] orthopedisch schoeisel. Binnenshuis of bij korte afstanden gebruikt zij daarnaast elleboogkrukken of een rollator en bij langere afstanden een rolstoel.
2.9.
Het medisch dossier vermeldt daarnaast psychische klachten, behandeling bij een psycholoog, spanningshoofdpijn en pijnklachten in de nek en schouders. Ook hebben meerdere behandelingen plaatsgevonden die gerelateerd zijn aan de verwijderde kaaktumor.
2.10.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de afwikkeling van de schade van [verzoekster] .
- Het verzoek en het verweer
3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen en daarbij een neuroloog, psychiater, neuropsycholoog, verzekeringsarts en arbeidsdeskundige als deskundigen zal benoemen. Het doel van de deskundigenberichten is om duidelijkheid te krijgen over de klachten en beperkingen die het gevolg zijn van het feit dat op 19 januari 2011 niet tot operatie van het linkerbeen van [verzoekster] is overgegaan.
3.2.
VUmc en Centramed (hierna verder gezamenlijk: Centramed) voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
Toewijzing verzoek
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek tot benoeming van de deskundigen aan de wettelijke eisen van artikel 202 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voldoet. Het verzoek moet daarom in beginsel worden toegewezen. Dit is alleen anders als [verzoekster] geen belang bij het verzoek heeft, zoals bedoeld in artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW), of als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig bezwaar dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
4.2.
Centramed voert aan dat er redenen zijn om het verzoek af te wijzen, kort gezegd omdat het medisch dossier onvolledig en onbetrouwbaar zou zijn. Uit het kostenoverzicht van de zorgverzekeraar blijkt namelijk dat in 2019 sprake was van behandeling bij het LUMC vanwege een goedaardig gezwel van de huid in de hoofd-halsregio en dat [verzoekster] in 2020 bij Wever Facial Plastics is behandeld aan een goed- of kwaadaardige tumor op de neus. Kennelijk was dus sprake van een recidief, maar dit blijkt niet uit het huisartsenjournaal of andere medische informatie en [verzoekster] heeft Centramed hierover ook niet geïnformeerd. Daarnaast ontbreekt informatie over de aard en inhoud van de psychologische begeleiding. Daarom moet eerst het volledige medisch dossier worden verstrekt voordat deskundigenonderzoeken kunnen plaatsvinden, aldus Centramed.
4.3.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen reden om het verzoek af te wijzen. [verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de kaaktumor niet is teruggekomen, maar dat de behandeling in het LUMC zag op het aanbrengen van een filler in haar onderlip, zodat deze niet naar binnen klapt. Vervolgens is voor de zekerheid ook gekeken naar een moedervlek op de rechterwang, maar deze moedervlek hoefde niet behandeld te worden. Dat hierover niets in het huisartsenjournaal staat, komt doordat [verzoekster] door een arts in het ziekenhuis is doorverwezen en niet door de huisarts. Daarnaast heeft de psycholoog laten weten dat zij het dossier niet meer heeft, maar dat zij bereid is om concrete vragen te beantwoorden. Gelet op deze toelichting van [verzoekster] ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het medisch dossier zodanige discrepanties of onvolledigheden bevat dat geen deskundigenbericht kan worden bevolen.
4.4.
De rechtbank ziet ook geen grond voor het oordeel dat [verzoekster] ten onrechte geen informatie heeft gegeven over de werkzaamheden die zij in het bedrijf van haar moeder (heeft) verricht, zoals Centramed heeft aangevoerd. [verzoekster] heeft tijdens de zitting onbetwist naar voren gebracht dat zij niet in het bedrijf van haar moeder werkt, maar dat zij wel eens met haar moeder is meegegaan omdat de muren op haar af kwamen en zij onder de mensen wilde zijn. Voor zover in de stukken op dit punt sprake is van discrepanties, heeft [verzoekster] met de gegeven toelichting vooralsnog voldoende opgehelderd waarom zij in het bedrijf van haar moeder aanwezig is geweest.
4.5.
Centramed voert ten slotte aan dat [verzoekster] er geen belang bij heeft dat een deskundige wordt benoemd om onderzoek te doen naar de oorsprong van de hoofd-, schouder- en nekpijnklachten en de invloed van stress, omdat al bekend is dat het gaat om spanningsklachten. Ook dit verweer slaagt niet. Tussen partijen is juist in geschil wat de oorzaak is van de spanningsklachten. Centramed stelt dat geen verband zou bestaan met het beenletsel, terwijl [verzoekster] stelt dat er juist wel een verband is. Een deskundigenonderzoek kan hier meer duidelijkheid over geven, omdat daarbij kan worden gevraagd naar de huidige situatie en de hypothetische situatie waarin het been van [verzoekster] op 19 januari 2011 zou zijn geopereerd. [verzoekster] heeft daarom voldoende belang bij haar verzoek en maakt daarmee, anders dan Centramed betoogt, ook geen misbruik van recht.
4.6.
De conclusie is dat het verzoek tot benoeming van deskundigen zal worden toegewezen. Hierna wordt toegelicht op welke wijze de deskundigenonderzoeken zullen plaatsvinden.
De deskundigen
4.7.
[verzoekster] heeft in het verzoekschrift vier personen voorgesteld die als deskundigen kunnen worden benoemd. Centramed heeft bezwaren aangevoerd tegen de benoeming van deze personen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om andere mogelijke deskundigen aan te dragen, waarna partijen zich een aantal keer bij email hebben uitgelaten over de personen van de te benoemen deskundigen. Uit de emailwisselingen blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van neuroloog P.E. Vos, psychiater W.H.J. Mutsaers, verzekeringsarts G. Koster en arbeidsdeskundige E. Audenaerde. De griffier heeft daarom contact opgenomen met deze personen.
4.8.
Uit navraag door de griffier bij Expertise Centrum MediLibra is gebleken dat neuroloog Vos pas in 2024 beschikbaar is. De griffier heeft partijen hierover geïnformeerd en hen verzocht om een andere neuroloog aan te dragen. Hierna hebben partijen geen overeenstemming bereikt over een andere neuroloog. Namens [verzoekster] is vervolgens naar voren gebracht dat zij de wachttijd van Vos voor lief neemt. Hierna heeft de griffier contact opgenomen met Vos, waarop hij heeft laten weten dat hij bereid is het onderzoek te verrichten en dat hij daartoe vrijstaat. De rechtbank zal hem daarom als deskundige benoemen. Een medewerker van Expertise Centrum MediLibra heeft de griffier op 6 juni 2023 telefonisch laten weten dat het onderzoek naar verwachting in april 2024 kan worden ingepland. De rechtbank zal bij de benoeming van Vos rekening houden met deze wachttijd.
4.9.
Psychiater Mutsaers heeft verklaard dat hij bereid is het deskundigenonderzoek te verrichten en dat hij daartoe vrij staat. Mutsaers heeft de griffier daarbij laten weten dat hij niet langer praktiserend is, maar nog wel optreedt als deskundige en lid is van de NVMSR. De griffier heeft partijen er vervolgens van op de hoogte gebracht dat Mutsaers niet langer praktiserend is. Dit gegeven vormde voor partijen op zichzelf geen bezwaar. De rechtbank zal Mutsaers daarom als deskundige benoemen.
4.10.
Ten slotte hebben ook verzekeringsarts Koster en arbeidsdeskundige Audenaerde verklaard dat zij bereid zijn het deskundigenonderzoek te verrichten en dat zij hiertoe vrij staan. De rechtbank zal hen daarom als deskundigen benoemen.
4.11.
[verzoekster] heeft de rechtbank in het verzoekschrift verzocht om ook een neuropsycholoog als deskundige te benoemen. Centramed heeft bezwaar gemaakt tegen de door [verzoekster] genoemde deskundige en heeft daarnaast aangevoerd dat neuropsychologisch onderzoek een hulponderzoek voor de neuroloog is en dat een neuropsycholoog geen zelfstandig onderzoek kan doen. [verzoekster] heeft dit niet betwist. Partijen hebben in de e-mailwisseling over de personen van de te benoemen deskundigen niets meer naar voren gebracht over een te benoemen neuropsycholoog. De rechtbank ziet op dit moment daarom geen aanleiding een neuropsycholoog als deskundige te benoemen. Als de neuroloog een neuropsychologisch onderzoek geïndiceerd acht, dan wordt hij verzocht de rechtbank en partijen hierover te informeren.
4.12.
De rechtbank bepaalt dat eerst de neuroloog en psychiater zullen rapporteren. Daarna zal de verzekeringsarts rapporteren, na kennisname van de rapportages van de neuroloog en psychiater. Tot slot zal de arbeidsdeskundige rapporteren, na kennisname van de rapportages van de neuroloog, psychiater en verzekeringsarts.
De vraagstelling
4.13.
De door [verzoekster] voorgestelde vraagstelling voor de neuroloog en de psychiater is gebaseerd op de IWMD-vraagstelling. Centramed stelt zich op het standpunt dat deze vraagstelling te algemeen is voor de complexe medische problematiek van [verzoekster] en dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de klachten die voortvloeien uit de kaakproblematiek en de klachten die voortvloeien uit de beenproblematiek. De rechtbank ziet geen aanleiding om de door Centramed gewenste aanpassingen te doen. Uit de stukken blijkt duidelijk dat [verzoekster] verschillende medische klachten heeft (gehad). De door [verzoekster] voorgestelde vraagstelling is geschikt om meer duidelijkheid te krijgen over de klachten en beperkingen die het gevolg zijn van de vertraging in de behandeling van het compartimentsyndroom. In de vraagstelling wordt namelijk eerst gevraagd naar de huidige situatie en vervolgens naar de hypothetische situatie zonder incident (dus de situatie waarin het onderbeen direct op 19 januari 2011 zou zijn geopereerd). Aanpassing van de vraagstelling is daarom niet nodig.
4.14.
Centramed heeft geen bezwaren aangevoerd tegen de door [verzoekster] geformuleerde vraagstelling voor de verzekeringsarts. De rechtbank zal deze vraagstelling daarom opnemen onder de beslissing.
4.15.
Centramed heeft de rechtbank verzocht een aantal aanpassingen te doen in de door [verzoekster] geformuleerde vraagstelling voor de arbeidsdeskundige. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Dekker ingestemd met deze aanpassingen. De rechtbank zal deze gewijzigde vraagstelling daarom opnemen onder de beslissing.
4.16.
De rechtbank verzoekt de deskundigen de rechtbank en partijen te informeren indien tijdens het onderzoek blijkt dat zij met de vraagstelling (die in concept aan hen is voorgelegd) of de beschikbare gegevens op enigerlei wijze niet uit de voeten kunnen.
Kosten
4.17.
[verzoekster] heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat Centramed (het voorschot op) de kosten van de deskundigenonderzoeken moet betalen. Centramed heeft zich niet tegen dit verzoek verzet. Omdat Centramed aansprakelijkheid heeft erkend, bepaalt de rechtbank dat het voorschot op de kosten van de deskundigen door Centramed moet worden gedeponeerd.
Slotopmerkingen
4.18.
Zoals in 4.3 is vermeld, heeft de voormalig psycholoog van [verzoekster] laten weten dat zij bereid is om specifieke vragen over de behandeling van [verzoekster] te beantwoorden. Als het voor de deskundige(n) bij de uitvoering van het onderzoek van belang is om over aanvullende informatie van de psycholoog te beschikken, dan kan deze informatie door de deskundige(n) bij de psycholoog worden opgevraagd. De deskundige(n) wordt verzocht om vragen zo veel als mogelijk schriftelijk te stellen. Bij eventueel telefonisch contact wordt de deskundige(n) verzocht om zo duidelijk en compleet mogelijk schriftelijk vast te leggen wat er is besproken.
4.19.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.20.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, moet zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
4.21.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. De fout waarvoor Centramed aansprakelijkheid heeft erkend, dat op 19 januari 2011 niet tot operatie van het linkerbeen is overgegaan, heeft zich inmiddels ruim tien jaar geleden voorgedaan. Partijen zijn nog steeds niet tot een oplossing gekomen. [verzoekster] heeft op de mondelinge behandeling verteld hoe dat haar leven beïnvloedt. Partijen wordt dringend in overweging gegeven een spoedige oplossing te vinden voor hun geschil.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door vier deskundigen en bepaalt dat aan de deskundigen de vragen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze beschikking ter beantwoording zullen worden voorgelegd,
5.2.
benoemt tot deskundigen:
als neuroloog
1) P.E. Vos
[adres 1]
[e-mailadres 1]
[telefoonnummer 1]
als psychiater (niet-praktiserend)
2) W.H.J. Mutsaers
[adres 2]
[telefoonnummer 2]
[e-mailadres 2]
als verzekeringsarts
3) G. Koster
[adres 3]
[e-mailadres 3]
[telefoonnummer 3]
als arbeidsdeskundige
4) E. Audenaerde
[adres 4]
[telefoonnummer 4]
[e-mailadres 4]
5.3.
bepaalt dat de griffier vandaag een afschrift van deze beschikking aan de deskundigen zal toezenden,
het voorschot
5.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
–
de deskundigen dienen binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
–
de griffie zal de opgave van de deskundigen vervolgens toezenden aan partijen,
–
partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
–
indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag,
–
indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.5.
bepaalt dat Centramed het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.6.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.7.
bepaalt dat (de advocaat van) [verzoekster] het procesdossier in afschrift aan de deskundigen zal toezenden binnen één week na de datum van deze beslissing,
5.8.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.9.
bepaalt dat eerst de neuroloog en de psychiater zullen rapporteren, dat vervolgens de verzekeringsarts zal rapporteren na kennisneming van de rapporten van de neuroloog en de psychiater en dat tot slot de arbeidsdeskundige zal rapporteren na kennisneming van de rapporten van de neuroloog, psychiater en verzekeringsarts,
5.10.
bepaalt dat de arbeidsdeskundige de verzekeringsarts vragen kan stellen naar aanleiding van zijn rapport,
5.11.
wijst de deskundigen er op dat:
–
de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis dienen te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
–
de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier over betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
–
de deskundigen de rechtbank en partijen dienen te informeren over mogelijke beperkingen die voortvloeien uit de vraagstelling of de beschikbare gegevens en die kunnen afdoen aan de bruikbaarheid van het deskundigenbericht voor de door de rechtbank te nemen beslissing,
–
de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.12.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien zij daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.13.
draagt de neuroloog op om na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot en binnen drie maanden na aanvang van het onderzoek een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.14.
draagt de psychiater op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.15.
draagt de verzekeringsarts op om na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot en uiterlijk drie maanden na ontvangst van de door de rechtbank doorgezonden rapporten van de neuroloog en de psychiater een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.16.
draagt de arbeidsdeskundige op om na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot en uiterlijk drie maanden na ontvangst van de door de rechtbank doorgezonden rapporten van de neuroloog, psychiater en verzekeringsarts een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.17.
wijst de deskundigen er op dat:
–
uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
–
dat de deskundigen [verzoekster] in de gelegenheid moeten stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoekster] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoekster] (eventueel onder gesloten couvert via haar advocaat) moeten toesturen en [verzoekster] daarbij een termijn van twee weken moeten bieden om aan te geven of zij gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [verzoekster] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
–
dat, indien [verzoekster] binnen die termijn meedeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundigen de werkzaamheden onmiddellijk moeten staken en dit aan de rechtbank moeten meedelen,
–
dat, indien [verzoekster] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundigen het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moeten toezenden,
5.18.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
5.19.
verklaart de beslissing over het voorschot (ambtshalve) uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter, bijgestaan door mr. C.C.H. Hersbach, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.
De griffier is verhinderd om deze
beschikking te ondertekenen.
Vraagstelling neuroloog en psychiater
Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een incident. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het incident is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie met incident) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het incident nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder incident).
Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met incident. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder incident zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van de onderzochte voorafgaand aan het incident is relevant voor de beoordeling van beide situaties.
Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn – zo veel als mogelijk – in acht te nemen.
Vraag vooraf: Beschikt u over voldoende gegevens om over deze casus te rapporteren? Zo nee, wilt u dan laten weten welke gegevens u nog wenst te ontvangen?
1De situatie met incident
- Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het (psychisch en/of lichamelijk) letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
- Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
– de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
– de medische behandeling van het (psychisch en/of lichamelijk) letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
- Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij uw onderzoek en eventueel hulponderzoek?
- Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
- Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
- Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
- Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in haar huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het incident? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van de in te schakelen arbeidsdeskundige?
- Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het incident mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde (psychisch en/of lichamelijk) letsel?
- Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
- Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
- Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
2De situatie zonder incident
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c – 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
- Bestonden voor de fout bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
- Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
- Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als geen fout zou zijn gemaakt?
- Zo ja (dus zonder fout ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
- Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
- Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet aan de fout te relateren klachten en afwijkingen?
- Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
- Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
- Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3Overig
- Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Vraagstelling verzekeringsarts
Uw onderzoek vindt plaats tegen de achtergrond van een civielrechtelijk geschil. En hoewel daarbij gebruik kan worden gemaakt van een FML, verschilt de wijze van beoordelen op een aantal aspecten van de beoordeling in het kader van de sociale verzekeringswetgeving. In de eerste plaats dient thans te worden uitgegaan van de concrete mogelijkheden van betrokkene en niet van het WIA-begrip “gangbare arbeid”. In de tweede plaats bent u bij een beoordeling in het kader van een civiele procedure niet gebonden aan specifieke WIA-regelingen (waaronder de richtlijn Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium, het Schattingsbesluit en het Besluit uurloonschatting).
- Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in de huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Kunt u op basis van de beschikbare deskundigenrapporten een belastbaarheidsprofiel opstellen? U kunt bij uw onderzoek uitgaan van een FML. Aan u het verzoek in ieder geval een niet-gereglementeerde, verhalende beschrijving van de beperkingen te geven.
Zijn er beperkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als geen fout zou zijn gemaakt?
Wilt u, naar aanleiding van uw onderzoek, laten weten of naar uw mening nader deskundigenonderzoek noodzakelijk is?
Hebt u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze kwestie?
Vraagstelling arbeidsdeskundige
Verlies van arbeidsvermogen
- Kunt u nagaan hoe het opleidings- en arbeidsverleden van betrokkene eruit ziet?
- Kunt u, uitgaande van de door u bij uw antwoord op de vorige vraag geschetste werkzaamheden en eventueel andere carrièremogelijkheden, de ontwikkelingen in de hypothetische situatie zonder fout inventariseren ten aanzien van deze beroepsactiviteiten? Wilt u daarbij onder andere aandacht besteden aan de arbeidsduur, inkomensontwikkeling en pensioenopbouw? Wilt u bij uw antwoord op deze vraag uitgaan van het door u beschreven opleidings- en arbeidsverleden van betrokkene alsmede haar interesses en persoonlijke omstandigheden? Anders geformuleerd: hoe zou het arbeidszaam leven (loopbaan, verdiencapaciteit, uren per week) van betrokkene, gezien haar persoon, interesses, werkervaring, opleiding en mogelijkheden op de arbeidsmarkt naar redelijkheid zijn geweest in de hypothetische situatie zonder fout?
- Welke verdiencapaciteit had, respectievelijk heeft betrokkene ondanks haar beperkingen? Zijn of waren er voor betrokkene reële mogelijkheden om haar restverdiencapaciteit te benutten op de arbeidsmarkt? Wilt u bij uw antwoord opnieuw uitgaan van het door u beschreven opleidings- en arbeidsverleden van betrokkene, haar interesses en persoonlijke omstandigheden alsmede concrete mogelijkheden op de arbeidsmarkt? Wilt u deze vraag beantwoorden aan de hand van het beperkingenprofiel zoals opgesteld door de verzekeringsgeneeskundige voor zover dit betreft de beenklachten en daaraan gerelateerde problematiek (en dus niet de problemen die verband houden met de kaaktumor)?
- Heeft u andere opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
Huishoudelijke hulp
- Welke huishoudelijke werkzaamheden dienen er in de huidige woning van betrokkene te worden verricht? Wilt u de verschillende taken zoveel mogelijk kwantificeren in onder meer termen van aaneengesloten duur, frequentie, intensiteit en dagbelasting?
- Acht u betrokkene, gegeven haar beperkingen, in staat de door u omschreven huishoudelijke werkzaamheden te verrichten? Zo ja, welke? Zo nee, welke niet? Wilt u daarbij uitgaan van het beperkingenprofiel zoals opgesteld door de verzekeringsarts?
- Zijn er aanpassingen en voorzieningen mogelijk die de behoefte aan huishoudelijke hulp kunnen verminderen?
- Kunt u, met het oog op mogelijk toekomstige verhuizingen, aangeven in hoeverre die behoefte specifiek samenhangt met de kenmerken van de huidige woning van betrokkene?
- Heeft u andere opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
Verlies van zelfwerkzaamheid
- Welke werkzaamheden in en rond de woning, anders dan de werkzaamheden van huishoudelijke aard, dienen er verricht te worden? Het gaat om vermogen dat wordt benut in de privésfeer voor het verrichten van werkzaamheden in, aan of rond de woning en die ook tegen betaling door derden (vakmensen) kunnen worden verricht. Wilt u de verschillende taken zoveel mogelijk kwantificeren in onder meer termen van aaneengesloten duur, frequentie, intensiteit en dagbelasting?
- Acht u betrokkene, gegeven haar beperkingen, in staat de door u omschreven zelfwerkzaamheden te verrichten? Zo ja, welke? Zo nee, welke niet? Wilt u daarbij uitgaan van het beperkingenprofiel zoals opgesteld door de verzekeringsarts?
- Zijn er aanpassingen en voorzieningen mogelijk die de behoefte aan zelfwerkzaamheid kunnen verminderen?
- Kunt u, met het oog op mogelijke toekomstige verhuizingen, aangeven in hoeverre de behoefte aan (professionele) ondersteuning bij het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning specifiek samenhangt met de kenmerken van de huidige woning van betrokkene?
- Heeft u andere opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
Zorg (ADL)
- Kunt u nagaan welke vormen van zorg betrokkene, gelet op haar beperkingen, in het dagelijks leven nodig heeft? Wilt u de zorgbehoefte zoveel mogelijk specificeren?
- Kunt u, met het oog op mogelijke toekomstige verhuizingen, aangeven in hoeverre de door u vast te stellen zorgbehoefte specifiek samenhangt met de huidige leefomstandigheden van betrokkene?
- Heeft u andere opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
Wonen
- Kunt u nagaan in hoeverre de huidige woonsituatie voor betrokkene passend is, voor dit moment en voor de toekomst? Indien u tot de conclusie komt dat de huidige woonsituatie niet passend is, is het verzoek te inventariseren of deze passend te maken is.
- Indien u tot de conclusie komt dat de huidige woning voor betrokkene ongeschikt is en niet is aan te passen, kunt u dan ten behoeve van een mogelijk in te schakelen makelaar beschrijven aan welke eisen een woning moet voldoen?
- Heeft u andere opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
Aanpassingen en voorzieningen
- Wilt u de noodzakelijkheid van aanpassingen en voorzieningen inventariseren die betrokkene in haar dagelijks functioneren zouden kunnen ondersteunen?
- Kunt u, met het oog op mogelijk toekomstige verhuizingen, aangeven in hoeverre bepaalde aanpassingen en voorzieningen specifiek samenhangen met de kenmerken van de huidige leefomstandigheden van betrokkene?
- Heeft u andere opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?