Hof: vergoeding belangenbehartiger, algemene voorwaarden

Samenvatting:

A heeft de belangen behartigd van de zoon van B. Volgens B moet A nog een bedrag aan schadevergoeding doorbetalen dat A heeft ontvangen van de verzekeraar van de aansprakelijke partij. A stelt dat het niet-doorbetaalde deel een overeengekomen vergoeding voor haar werkzaamheden is. Ter onderbouwing beroept A zich op een contract met bijbehorende algemene voorwaarden. Het contract brengt volgens A mee dat zij recht heeft op 30% van het door Delta Lloyd voor B en diens zoon betaalde bedrag.

Het hof overweegt dat vaststaat dat Delta Loyd een bedrag van € 10.000,- op de rekening van A heeft gestort, bestemd voor B. Ook heeft Delta Loyd € 8.000,- aan buitengerechtelijke kosten betaald.

Het hof oordeelt dat ook als van de gelding van het contract wordt uitgegaan, A de bedragen die zij voor B heeft ontvangen volledig had moeten doorbetalen aan B. Daarbij is van belang dat het contract vermeldt: “Mocht de tegenpartij alle BGK kosten conform feitelijke kosten betalen dan is B geen enkel percentage verschuldigd.” Deze clausule kan niet anders worden uitgelegd dan dat A géén recht heeft op 30% van de door B ontvangen schadevergoeding, als de verzekeraar de feitelijke kosten van A heeft vergoed. Het komt er dus op aan te beoordelen of Delta Lloyd de in redelijkheid vast te stellen kosten van A heeft vergoed. Het hof oordeelt dat het bedrag dat Delta Loyd heeft betaald redelijk is en dat B geen enkel percentage aan A is verschuldigd.

ECLI:NL:GHDHA:2023:958

Instantie Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak 11-04-2023
Datum publicatie 06-06-2023
Zaaknummer 200.301.807/01
Rechtsgebieden Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken

Inhoudsindicatie

Hoger beroep

Vergoeding belangenbehartiger letselschadezaak. Algemene voorwaarden.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

PS-Updates.nl 2023-0305

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.301.807/01

Zaaknummer rechtbank : 8815959 \ CV EXPL 20-3535

Arrest van 11 april 2023

in de zaak van

Corpocon Legal/Letselschadeclaim B.V., gevestigd in Alphen aan den Rijn, appellante, advocaat: mr. C.W. Simonis, kantoorhoudend in Amsterdam,

tegen

[verweerder] , wonende in [woonplaats], verweerder, advocaat: mr. E.A. Kazzaz-de Hoog, kantoorhoudend in Den Haag.

Het hof zal partijen hierna noemen Corpocon en [verweerder] .

  • De zaak in het kort
    • Corpocon heeft in een letselschadezaak de belangen behartigd van de – destijds minderjarige – zoon van [verweerder] . Volgens [verweerder] moet Corpocon nog een bedrag aan schadevergoeding doorbetalen dat Corpocon heeft ontvangen van de verzekeraar van de veroorzaker van het letsel. Corpocon stelt dat het niet-doorbetaalde deel een overeengekomen vergoeding voor haar werkzaamheden is.
  • Procesverloop in hoger beroep
    • Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
      • de dagvaarding van 20 juli 2021, waarmee Corpocon in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 22 april 2021;
      • het arrest van dit hof van 23 november 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast; – het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 februari 2022 en de daarin genoemde stukken;
      • de memorie van grieven van Corpocon, met bijlagen; – de memorie van antwoord van [verweerder] .
    • Op 17 februari 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd en partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
  • Feitelijke achtergrond
    • De destijds minderjarige zoon van [verweerder] is op 8 maart 2007 betrokken geweest bij een verkeersongeval waarbij hij letselschade heeft opgelopen. Bij het ongeval was een auto betrokken, die voor aansprakelijkheid was verzekerd bij Delta Lloyd. Delta Lloyd heeft aansprakelijkheid erkend.
    • [verweerder] heeft omstreeks 2013 Corpocon ingeschakeld om de belangen van hem en zijn zoon verder te behartigen. De werkzaamheden door Corpocon werden feitelijk verricht door de heer [X]

. Als bijlagen bij een email van 10 juni 2015 heeft Delta Lloyd aan [X] een vaststellingsovereenkomst en een belastinggarantie gestuurd. Deze email luidt voor zover van belang als volgt: “Geachte heer [X] ,

In aansluiting op uw mailverkeer met onze schaderegelaar mevrouw [naam] gaan hierbij de vaststellingovereenkomst en de belastinggarantie.

Overeenkomsten

Wilt u zorgen voor machtiging van de kantonrechter, een BEM rekening en getekende overeenkomsten. Zodra de genoemde stukken zijn ontvangen zal ik de afgesproken slotbetalingen van € 7.500,00 op de BE rekening en € 1.000,00 slot BGK op uw rekening uitvoeren.

Betalingen

Zoals afgesproken heb ik vandaag € 10.000 ten behoeve van de ouders van uw client en € 8.000 voor

de kosten buiten rechte aan u overgemaakt (…)”

3.3 De aan het slot van de email van 10 juni 2015 genoemde bedragen zijn die dag of kort nadien door Delta Lloyd aan Corpocon overgemaakt en door Corpocon ontvangen. Op 14 juli 2015 heeft Corpocon een bedrag van € 3.647,50 overgemaakt op de rekening van [verweerder] met de omschrijving “ [naam 2] schadeuitkering CCL BV verrek (…)”.

3.4 Bij brief van 26 januari 2016 heeft de huidige advocaat van [verweerder] , mr. Kazzaz, aan Corpocon verzocht om overdracht van het dossier. Op 12 september 2018 heeft mr. Kazzaz aan Corpocon verzocht om € 10.000,- aan [verweerder] over te maken, althans om te bewijzen dat dit bedrag al aan [verweerder] is overgemaakt.

  • Procedure bij de rechtbank
    • [verweerder] heeft Corpocon gedagvaard en gevorderd dat Corpocon wordt veroordeeld om aan [verweerder] € 10.000,- te betalen, vermeerderd met rente en kosten, waaronder € 875,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
    • Aan zijn vordering legde [verweerder] ten grondslag dat Corpocon in opdracht van [verweerder] de belangen van de – destijds minderjarige – zoon van [verweerder] heeft behartigd. Delta Lloyd, de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval heeft aansprakelijkheid erkend en een bedrag van € 10.000,- overgemaakt op de rekening van Corpocon. Dat bedrag was bestemd voor de ouders. Op dezelfde dag heeft Corpocon van Delta Lloyd een bedrag van € 8.000,- ontvangen ter zake van “kosten buiten rechte”. Corpocon heeft nagelaten het gehele bedrag van € 10.000,- door te betalen aan de ouders.
    • Corpocon heeft in voorwaardelijk reconventie gevorderd om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.000,-. Deze vordering stelde Corpocon in onder de voorwaarde dat de kantonrechter van oordeel zou zijn dat Corpocon is gehouden tot betaling van enig bedrag aan [verweerder] .
    • Corpocon legde aan de voorwaardelijke reconventionele vordering ten grondslag dat Corpocon boven het eerder door Delta Lloyd betaalde bedrag van € 8.000,- aan buitengerechtelijke kosten nog een slotbetaling van € 1.000,- zou ontvangen, maar dat dit bedrag nooit is betaald omdat [verweerder] verzuimde een BEM-rekening te openen. Dit bedrag dient daarom door [verweerder] te worden betaald.
    • De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie gedeeltelijk toegewezen en de vordering in voorwaardelijke reconventie afgewezen en Corpocon veroordeeld in de kosten in conventie en in reconventie. De kantonrechter overwoog dat de in redelijkheid door Corpocon gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Corpocon heeft nagelaten inzicht te geven in welke rekening zij Delta Lloyd heeft voorgelegd en ook nagelaten om de door haar gemaakte kosten te specificeren. Delta Lloyd heeft kennelijk de in redelijkheid gemaakte kosten vergoed, althans nergens uit blijkt dat dit anders zou zijn en/of dat Corpocon een hogere vergoeding dan € 8.000,toekomt. Voor zover tussen Corpocon en [verweerder] al een overeenkomst is gesloten waarbij Corpocon recht heeft op 30 % van de door Delta Lloyd uitgekeerde schadevergoeding, dient die niet zo ruim te worden uitgelegd dat Corpocon recht heeft op een bedrag boven de door Delta Lloyd reeds betaalde € 8.000,-. Tussen partijen is volgens de kantonrechter niet in geschil dat van het door Delta Lloyd overgemaakte bedrag van € 10.000,- een bedrag van € 6.235,50 niet is doorbetaald. Dit bedrag heeft de kantonrechter toegewezen met de wettelijke rente daarover en de (op de toegewezen hoofdsom afgestemde) buitengerechtelijke kosten. De voorwaardelijke eis in reconventie is afgewezen omdat de kantonrechter in conventie oordeelde dat Corpocon geen hogere vergoeding dan € 8.000,- toekomt.
  • De vordering in hoger beroep
    • Corpocon vordert in hoger beroep dat de vorderingen van [verweerder] alsnog worden

afgewezen en dat de voorwaardelijk in reconventie ingestelde eis alsnog wordt toegewezen. [verweerder] concludeert tot bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.

  • Corpocon heeft een aantal grieven (bezwaren) geformuleerd tegen het vonnis van de kantonrechter. Met de grieven I en V stelt Corpocon aan de orde dat [verweerder] niet deugdelijk gemotiveerd heeft betwist dat hij het contract en de algemene voorwaarden heeft ondertekend. [verweerder] heeft gesteld dat het niet zijn handtekening is die onder de door Corpocon overgelegde stukken staat, maar dat is volgens Corpocon een onvoldoende betwisting. Corpocon had zonder onderliggende overeenkomst geen werkzaamheden voor [verweerder] kunnen verrichten; Delta Lloyd zou ook geen gelden aan Corpocon overmaken zonder een getekende machtiging van [verweerder] . De kantonrechter heeft ten onrechte eerst gekeken naar de inhoud van de overeenkomst alvorens een uitspraak te doen over de geldigheid daarvan. Er dient alsnog een handtekeningenonderzoek plaats te vinden op kosten van [verweerder] .
  • Met de grieven II, III en IV voert Corpocon aan dat de overeenkomst tussen partijen, waarin is opgenomen dat Corpocon 30 % van de gerealiseerde vergoeding ontvangt, bindend is. De kantonrechter gaat er voorts ten onrechte van uit dat Delta Lloyd de in redelijkheid aan Corpocon toekomende kosten heeft vergoed. Bovendien geldt dat Delta Lloyd aan Corpocon € 9.000,- heeft toegezegd en niet € 8.000,-. Delta Lloyd heeft verder in het nadeel van Corpocon rekening gehouden met de omstandigheid dat Corpocon niet de eerste belangenbehartiger van

[verweerder] was en ook kosten aan die eerdere belangenbehartiger heeft betaald. [verweerder] heeft met de in hoger beroep overgelegde “erkenning openstaande kosten” alsnog bevestigd dat hij bekend en akkoord is met het oorspronkelijke contract en de daarin opgenomen afspraken omtrent vergoedingen, dat wil zeggen dat Corpocon 30% toekomt van het van Delta Lloyd ontvangen bedrag. Grief VI heeft betrekking op de ingangsdatum van de wettelijke rente. Volgens Corpocon heeft de kantonrechter ten onrechte niet vastgesteld vanaf welk moment Corpocon in verzuim was. Met Grief VII betoogt Corpocon dat zij ten onrechte in de kosten van het geding in conventie is veroordeeld. Volgens grief VIII heeft de kantonrechter ten onrechte de voorwaardelijk eis in reconventie afgewezen en Corpocon veroordeeld in de proceskosten in conventie.

  • De beoordeling in hoger beroep
    • Bij de beoordeling stelt het hof het volgende voorop. Tussen partijen staat vast dat Corpocon (in de persoon van [X] ) de belangen van [verweerder] en zijn zoon heeft behartigd naar aanleiding van een aan de zoon overkomen verkeersongeval. Corpocon heeft contact onderhouden met Delta Lloyd, de verzekeraar van de aansprakelijke partij. Dit heeft er toe geleid dat Delta Loyd een bedrag van € 10.000,- op de rekening van Corpocon heeft gestort, bestemd voor [verweerder] . Corpocon heeft daarmee een voor een derde bestemd bedrag in ontvangst genomen, waarmee is gegeven dat zij dit bedrag moest doorbetalen aan [verweerder] . Corpocon stelt zich op het standpunt dat hij aanspraak heeft op een bedrag aan buitengerechtelijke kosten en dat hij deze met het voor [verweerder] bestemde bedrag mocht verrekenen. Dit is een bevrijdend verweer. De stelplicht en de bewijslast ter zake rusten op Corpocon.
    • Corpocon beroept zich ter onderbouwing van haar aanspraken op een tussen haar en

[verweerder] gesloten schriftelijk contract met bijbehorende algemene voorwaarden (hierna: het contract) dat door [verweerder] is ondertekend. [verweerder] betwist dat hij een contract heeft getekend. Volgens hem is de overeenkomst mondeling gesloten en zijn er geen (duidelijke) afspraken gemaakt over een vergoeding voor Corpocon.

  • Het contract waarop Corpocon zich beroept brengt volgens Corpocon mee dat zij recht heeft op 30% van het door Delta Lloyd voor [verweerder] en diens zoon betaalde bedragen. Het contract bevat onder meer de volgende passages:

“OVERWEGENDE

dat Opdrachtgever ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot het claimen van letselschade t.g.v. een verkeersongeval op d.d. – – en alle daaruit voortvloeiende bijkomende schade

Opdrachtnemer in dient heeft genomen om tegen het regime van een no-cure no-pay vergoeding

claims/ schadevergoedingen te onderhandelen c.q. te bedingen vanwege het nalatig en toerekenbaar kwalijk aanrijden door tegenpartij met alle ernstige gezondheidsschade (en navolgende letselschades) voor opdrachtgever ten gevolge; dat Opdrachtnemer beschikt over kennis en ervaring in de door Opdrachtgever gewenste gebieden met betrekking tot het vorderen van een rechtelijke claimschadevergoeding, waarbij opdrachtgever en opdrachtnemer overeenstemming hebben bereikt dat bij een succesvolle vordering en de facto geldelijke uitkering/minnelijke schikking verwijzing naar derden/advocaten aan opdrachtgever/gedupeerde de opdrachtnemer de volgende hieronder vermelde commissie zal worden toebedeeld: 30% ex. btw van alle gegunde schadevergoedingen incl. voorschotten. Mocht de tegenpartij alle BGK kosten conform feitelijke kosten betalen dan is de heer [naam 3] en de heer [verweerder] geen enkel percentage verschuldigd. Dit conform de geldige LSR richtlijnen. Wij brengen nimmer dubbele kosten in rekening en onderschrijven de geldende LSA en Letselschade Keurmerk richtlijnen.

(…)

Artikel 4 Tarief van diensten: no-cure no-pay basis

4.1 De vergoeding van de opdrachtnemer is gebaseerd op een fee/commissie van alle eventuele toekomstige vergoedingen/tegemoetkomingen en/of claimtegoeden van 30% ex. btw fee die opdrachtgever/slachtoffer krijgt uitgekeerd als mogelijke compensaties/schadeclaims vergoedingen voor toebedeeld leed door de tegenpartij.”

6.4 De kantonrechter is tot de conclusie gekomen dat de vordering van [verweerder] kan worden toegewezen, ook uitgaande van de gelding van het contract. Volgens Corpocon moet hoe dan ook worden uitgezocht of [verweerder] het stuk heeft getekend om de vordering te kunnen beoordelen. Die stelling is niet juist. Als het voor de toewijsbaarheid van een vordering niet uitmaakt of een contract wel of niet tussen partijen geldt, kan een – kostbaar – handtekeningenonderzoek achterwege worden gelaten.

6.5 Het hof komt tot dezelfde conclusie als de kantonrechter: ook als veronderstellenderwijs van de gelding van het contract wordt uitgegaan, moet Corpocon de bedragen die zij ten behoeve van [verweerder] heeft ontvangen volledig doorbetalen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat het contract vermeldt: “Mocht de tegenpartij alle BGK kosten conform feitelijke kosten betalen dan is de heer [naam 3] en de heer [verweerder] geen enkel percentage verschuldigd. Dit conform de geldige LSR richtlijnen. Wij brengen nimmer dubbele kosten in rekening en onderschrijven de geldende LSA en Letselschade Keurmerk richtlijnen.” Deze clausule in het contract kan niet anders worden uitgelegd dan dat Corpocon géén recht heeft op 30 % van de door [verweerder] ontvangen schadevergoedingen, als de verzekeraar de feitelijke kosten van Corpocon heeft vergoed. Het contract vermeldt niet wat bedoeld is met “alle BGK kosten conform feitelijke kosten”. Voor zover het contract voor meerderlei uitleg vatbaar is, geldt dat sprake is van een overeenkomst tussen professionele dienstverlener en een consument, die door de professionele dienstverlener is opgesteld, waarbij die overeenkomst in het voordeel van de consument moet worden uitgelegd. Gezien dit uitgangspunt mocht [verweerder] “alle BGK kosten conform feitelijke kosten” zo begrijpen dat hij geen kosten verschuldigd zou worden indien de aansprakelijke partij (in dit geval Delta Lloyd) de in redelijkheid vast te stellen kosten aan Corpocon zou vergoeden.

6.6 Het komt er dus op aan te beoordelen of Delta Lloyd de in redelijkheid vast te stellen kosten van Corpocon heeft vergoed. Delta Lloyd heeft aan Corpocon € 8.000,- uitbetaald aan buitengerechtelijke kosten en – in de brief van 10 juni 2015 – nog een bedrag van € 1.000,toegezegd, dat zou worden betaald als de BEM-rekening ten behoeve van de zoon was geopend. Corpocon stelt dat zij deze slotbetaling nooit heeft ontvangen omdat [verweerder] nalatig was met het openen van de BEM-rekening, zodat [verweerder] in ieder geval dit bedrag van € 1.000,nog verschuldigd is. Het hof volgt deze stelling niet. In de eerste plaats blijkt nergens uit dat Corpocon [verweerder] behulpzaam is geweest bij het openen van deze rekening, wat als belangenbehartiger wel van haar mocht worden verwacht. Tijdens de mondelinge behandeling ten overstaan van het hof is bovendien aan de orde gekomen dat Delta Lloyd het aan de zoon toekomende bedrag inmiddels rechtstreeks aan hem heeft uitbetaald; Corpocon kan zich ten aanzien van deze slotbetaling dus tot Delta Lloyd wenden. Dat zij dat tot op heden kennelijk niet heeft gedaan, komt voor haar eigen rekening.

6.7 Corpocon heeft zich verder op het standpunt gesteld dat zij een bedrag van € 27.000,- aan feitelijke kosten gemaakt heeft. Corpocon heeft – in hoger beroep voor het eerst – een overzicht overgelegd waaruit zou volgen dat er 121,85 uur aan de zaak zijn besteed. [verweerder] betwist de juistheid van dit overzicht. Voor zover hem bekend is er slechts sprake geweest van enkele contacten van Corpocon met Delta Lloyd en heeft hij zelf [X] twee of drie keer kort gesproken bij diens woning in [plaats] . Telefonisch was Corpocon nooit bereikbaar, aldus [verweerder] . Verder heeft [verweerder] van zijn vorige belangenbehartiger, mr. [naam 4] , gehoord dat deze – anders dan volgt uit het overzicht – nooit met Corpocon / [X] heeft gesproken.

6.8 Het hof is van oordeel dat Corpocon met het overgelegde overzicht volstrekt onvoldoende heeft toegelicht dat de bedragen van € 8.000,- en € 1.000,- niet overeenkomen met de in redelijkheid door Corpocon gemaakte kosten. Afgezet tegen de van Delta Lloyd ten behoeve van [verweerder] en zijn zoon ter beschikking gestelde vergoedingen van in totaal € 17.500,- is dit bedrag alleszins redelijk. Dit geldt te meer gezien het feit dat Delta Lloyd voor de inschakeling van Corpocon al aansprakelijkheid had erkend, zodat alleen de hoogte van de schade ter discussie stond. [verweerder] heeft er verder terecht op gewezen dat het urenoverzicht niet is voorzien van onderbouwende bescheiden, zoals stukken uit het dossier waaruit bijvoorbeeld blijkt van correspondentie of besprekingen met Delta Lloyd. Er is te minder reden om van de juistheid van het overzicht uit te gaan omdat meerdere posten op het overzicht vragen oproepen. Zo heeft [X] op de zitting van het hof erkend dat hij nooit een huisbezoek bij [verweerder] heeft afgelegd, terwijl in het overzicht wel een huisbezoek van maar liefst 3,5 uur met 1,2 uur reisuren voorkomt. Dat het zou gaan om een bezoek van [verweerder] aan een door Corpocon tijdelijk gehuurd kantoor, zoals [X] toelichtte, is door [verweerder] betwist en niet aannemelijk geworden, waarbij komt dat Corpocon geen reisuren in rekening kan brengen bij een bezoek van [verweerder] aan haar kantoor. Verder valt op dat er uren zijn geschreven met als omschrijving “reistijd ivm intakegesprek bij client thuis” toen de zaak al twee jaar bezig was. Corpocon heeft verder niet toegelicht van welk uurtarief zij is uitgegaan en waarom dit redelijk is; het contract waarop zij zich beroept vermeldt ook geen uurtarief. Corpocon heeft nog aangevoerd dat de door Delta Lloyd vergoede kosten geen rekening is gehouden met het feit dat [verweerder] voor de inschakeling van Corpocon een andere belangenbehartiger had, en dat Delta Lloyd geen dubbele kosten wilde vergoeden. Dat Delta Lloyd ook buitengerechtelijk kosten heeft vergoed aan de voorgaande belangenbehartiger wordt door [verweerder] betwist en blijkt niet uit de door Corpocon overgelegde mailwisseling met Delta Lloyd over de te betalen kosten.

6.9 Corpocon heeft aandacht gevraagd voor het feit, dat zij een aanzienlijk hogere vergoeding voor [verweerder] van heeft gerealiseerd dan diens vorige belangenbehartiger. Corpocon verwijst naar een email van Delta Lloyd aan mr. [naam 4] van 15 september 2009, waaruit volgt dat Delta Lloyd toen een bedrag van € 3.800,- heeft aangeboden. [verweerder] heeft op de zitting van het hof betwist dat dit aanbod een eindafrekening betrof; er was toen nog geen sprake van een medische eindtoestand. Wat daarvan verder zij, het feit dat door tussenkomst van Corpocon een hogere schadevergoeding is gerealiseerd maakt niet dat het door Corpocon genoemde aantal uren redelijk is.

6.10 De slotsom is dat Corpocon onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de in redelijkheid vastgestelde buitengerechtelijke kosten reeds door Delta Lloyd aan haar zijn vergoed.

6.11 Corpocon heeft in hoger beroep verder aangevoerd dat [verweerder] zich akkoord heeft verklaard met een door Corpocon opgestelde eindafrekening van 10 juli 2015 uitgaande van het tarief van 30 % van de opbrengst. Corpocon heeft – in hoger beroep voor het eerst – deze eindafrekening overgelegd, en een door Corpocon opgestelde verklaring gedateerd 22-01-2016 waarin onder meer staat:

“(…)

  1. De kostenregeling conform contract is bekend en naar waarheid en volledige instemming van [verweerder] getekend, hij bevestigt dit nogmaals. Er is niets ‘gestolen’.
  2. [verweerder] erkend en bevestigd verder finaal dat de vorige belangenbehartiger mr. [naam 4] 3.800 eu na vele jaren finaal als eindbedrag aanbood en er niets meer in zat. CCL BV zulks na vele inspanningen toch wist te verhogen na overleg met DL en kosten navenant (zie contract) c.q. aanvullende kosten altijd al mocht verrekenen, na alle extra inspanning van CCL BV bleef er minimaal 2 x 3.800 euro over met insteming en akkoord van [verweerder] , immers was dat de doelstelling. Meer dan dat zat er bewijsrechtelijke niet in en alle ingehouden bedragen zijn conform afspraak legitiem verrekend met en door CCL BV, altijd naar volle tevredenheid van [verweerder] .
  3. De ruimschoots te late achteraf verwijten voor meer geld door [verweerder] zijn lasterlijk en teneinde door ons een gerechtelijke incasso en rechtszaak te voorkomen tegen hem dient [verweerder] z.s.m. deze ondergetekende verklaring en akkoord verklaring met kosten verrekening bij ons vrijwillig ondertekend in te leveren, mochten wij deze uiterlijk 25-01-2016 niet alsnog ontvangen hebben, gaan wij genoodzaakt over tot het nemen van rechtsmaatregelen d.d. 27-01-2016 tegen [verweerder] . Wij verhalen alle kosten daarvoor op U.”
    • Volgens Corpocon heeft [verweerder] deze verklaring ondertekend en ook op 23 januari 2016 een email gestuurd waarin hij de juistheid van deze verklaring bevestigt. Die (eveneens voor het eerst in hoger beroep overgelegde) email luidt als volgt:

“Sorry broer, voor het misverstand,ik wil geen problemen,ik heb de verklaring van donderdag ondertekend, alles klopt en ga deze komende maandag kopie afgeven bij jou op kantoor dank voor alles mvg [verweerder] ”

  • [verweerder] heeft betwist dat Corpocon hem er ooit op attent heeft gemaakt dat Delta Lloyd Corpocon “te weinig” betaalde en dat [verweerder] en zijn zoon haar aanvullend dienden te betalen. Op de zitting van het hof heeft [verweerder] hieraan toegevoegd dat hij de hiervoor geciteerde verklaring nooit heeft getekend en ook nooit een email aan Corpocon heeft gestuurd; hij communiceerde met Corpocon via de mobiele telefoon (SMS).
  • Het hof is van oordeel dat Corpocon onvoldoende heeft onderbouwd dat [verweerder] zich met een eindafrekening akkoord heeft verklaard. De door Corpocon overgelegde verklaring kan niet als een erkenning van de juistheid van de eindafrekening worden beschouwd. De verklaring verwijst niet naar enige eindafrekening en ook overigens valt uit de verklaring redelijkerwijze niet af te leiden met welke inhoudingen of verrekeningen [verweerder] zich akkoord zou verklaren. Het kan daarom in het midden blijven of [verweerder] deze verklaring heeft getekend. Voor de overgelegde email geldt hetzelfde. Daarbij komt dat Corpocon in hoger beroep geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan van zijn stellingen dat [verweerder] zich met de afrekening akkoord heeft verklaard, de verklaring heeft ontvangen en getekend en voornoemde email heeft verstuurd. Ten overvloede merkt het hof op dat het opmerkelijk is dat Corpocon in hoger beroep voor het eerst een beroep doet op de gestelde accordering van de eindafrekening door

[verweerder] , terwijl in de door Corpocon overgelegde mailwisseling met mr. Kazzaz van februari 2016, dus kort nadat [verweerder] volgens Corpocon de akkoordverklaring getekend zou hebben, daarop door Corpocon geen beroep is gedaan.

  • Het voorgaande betekent dat de grieven I t/m V falen.
  • Grief VI heeft betrekking op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Corpocon voert aan dat deze pas toewijsbaar is vanaf het moment dat deze is aangezegd (4 februari 2020), althans vanaf het moment dat zij in verzuim is, . Het is juist dat op de voet van artikel 6:74 lid 2 BW in verbinding met artikel 6:82 lid 1 BW de gevolgen van de niet-nakoming intreden na een ingebrekestelling. Er zijn geen omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat het verzuim in dit geval zonder ingebrekestelling intreedt. De brief van [verweerder] van 12 september 2018 van mr. Kazzaz-de Hoog, waarnaar Corpocon verwijst, moet als een ingebrekestelling worden aangemerkt. Dit betekent dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf 14 dagen na die datum, dus vanaf 27 september 2018. In zoverre slaagt grief VI.
  • De grief slaagt niet voor zover gericht tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 838,08. Niet in geschil is dat [verweerder] zijn huidige advocaat heeft ingeschakeld en dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht.
  • Het voorgaande brengt mee dat Corpocon in eerste aanleg terecht in de kosten van geding is veroordeeld. Grief VII slaagt daarom niet.
  • Grief VIII ziet op de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering tot betaling van €

1.000,-. Zoals volgt uit hetgeen is overwogen onder 6.6 hierboven, is er geen grondslag voor de verschuldigdheid van dit bedrag door [verweerder] . Corpocon kan zich tot Delta Lloyd wenden. Grief VIII slaagt daarom evenmin.

Conclusie en proceskosten

  • De conclusie is dat het hoger beroep van Corpocon alleen slaagt voor wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen met uitzondering van die ingangsdatum, en daarvoor als ingangsdatum 27 september 2018 in de plaats stellen. Het hof zal Corpocon als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] begroot op € 338,- aan griffierecht en € 1.672,- aan kosten advocaat (2 punten in tarief I).

7 Beslissing Het hof:

  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 22 april 2021, met uitzondering van de ingangsdatum van de wettelijke rente die is opgenomen in de veroordeling in conventie onder het eerste gedachtenstreepje en bepaalt dat de ingangsdatum van de wettelijke rente 27 september 2018 is;
  • veroordeelt Corpocon in de kosten van het hoger beroep, aan de zijden van [verweerder] tot op de datum van dit arrest begroot op € 338,- aan griffierecht en € 1.672,- aan kosten advocaat; – verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mr. D.A. Schreuder, mr. A.M.A. Verscheure en mr. R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023 in aanwezigheid van de griffier.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey