Rb (kort geding): causaal verband tussen klachten en bedrijfsongeval niet zonder meer aannemelijk, voorschot afgewezen

Samenvatting:

Eiser vordert in kort geding voorschot van verzekeraar na bedrijfsongeval. Verzekeraar heeft gemotiveerd betwist dat eiser klachten heeft die het gevolg zouden kunnen zijn van het bedrijfsongeval. Zij wijst hierbij onder meer op het ontbreken van objectivering van de klachten. Medisch objectiveerbaar letsel en neurologische afwijkingen ontbreken, waardoor niet kan worden vastgesteld of de vermeende klachten en gestelde beperkingen daadwerkelijk door het ongeval zijn ontstaan of mogelijk door andere oorzaken. Dat geldt des te meer nu sprake is van een mogelijke alternatieve oorzaak in de vorm van een (kleine) hernia. Hoewel de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de door eiser ervaren klachten, acht hij niet zonder meer aannemelijk dat deze klachten, uitsluitend, te herleiden zijn tot het bedrijfsongeval. Vordering afgewezen.

 
zaaknummer / rolnummer: C/10/627093 / KG ZA 21-892
Vonnis in kort geding van 22 november 2021
in de zaak van
[EISER],

wonende te Maasdijk,

eiser,

advocaat mr. O. Arslan te Den Haag,

tegen
Partijen worden hierna [eiser], Allianz en [verzekerde van Allianz] genoemd.
1.
De procedure
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.
2.
De feiten
2.1.
[Eiser] is in 2019 gestart met zijn eigen onderneming, […]

Na het ongeval is [eiser] met een ambulance naar het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk gebracht. Daar zijn röntgenfoto’s en een CT-scan gemaakt. Hieruit bleek dat er geen breuken waren maar dat er wel afwijkingen in de spieren werden gevonden. Bij lichamelijk onderzoek is aan de rugzijde ter hoogte van de eerste drie borstwervels een lichte zwelling gezien. Er was geen sprake van verwondingen of bloeduitstortingen. Er is röntgenonderzoek verricht van de gehele wervelkolom waarbij geen afwijkingen konden worden geconstateerd. [eiser] werd geadviseerd om een week rust te houden en kreeg zware pijnstillers mee.

Op 17 maart 2020 heeft [eiser] zijn werkzaamheden hervat. Hij heeft vervolgens op 18, 19, 20, 30 en 31 maart 2020, en op 1 en 2 april 2020, 8 uur per dag gewerkt. Na 2 april 2020 heeft [eiser] zich volledig arbeidsongeschikt gemeld.

[eiser] heeft op 3 april 2020 [verzekerde van Allianz] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade ten gevolge van het ongeval. Allianz heeft, als AVB-verzekeraar van [verzekerde van Allianz] op 14 mei 2020 aansprakelijkheid erkend, een voorschot van € 5.000,00 toegezegd en de schaderegeling ter hand genomen

[eiser] heeft op 10 april 2020 de huisarts gebeld met het verzoek om extra pijnmedicatie. [eiser] heeft van de huisarts het advies gekregen om de klachten zes weken aan te zien alvorens te starten met fysiotherapie.

Op 29 april 2020 is [eiser] op het spreekuur van de huisarts verschenen omdat zijn nek- en schouderklachten bleven aanhouden. Bij het onderzoek heeft de huisarts drukpijn met bewegingsbeperking aan nek en schouderspieren geconstateerd. Omdat de klachten niet minder werden is [eiser] na zes weken gestart met fysiotherapie. Tevens heeft [eiser] zich met psychische klachten gemeld voor begeleiding door de praktijkondersteuner van de huisarts.

Op 11 juni 2020 is [eiser] thuis bezocht door een medewerker van. Andriessenexpertise, daartoe ingeschakeld door Allianz. Naar aanleiding van dit huisbezoek is een expertiserapport opgesteld. Dat rapport van 3 juli 2020 bevat een eerste opgave van reeds vastgestelde schade, ten bedrage van € 2.071,83, en te verwachten schadeposten waarover is opgemerkt dat het verlies van arbeidsvermogen nog niet te worden berekend. Het rapport vermeldt dat verder dat herstel van [eiser] moet worden afgewacht, dat de belangenbehartiger medische informatie zal opvragen om het medische dossier te completeren en dat nadere onderbouwing van de schade, met name ten aanzien van het gestelde verlies van arbeidsvermogen, wordt verzameld en toegezonden. Tot slot is geadviseerd om een aanvullend voorschot van € 6.500,00 te voldoen, waarvan € 1.000,00 als eerste voorschot op het smartengeld.

Partijen hebben vervolgens afgesproken dat [eiser] aanvullende financiele stukken zou aanleveren om de financiële situatie ten tijde van het ongeval inzichtelijk te maken.

Op gezamenlijk verzoek van partijen is daarna arbeidsdeskundige Van Bakel ingeschakeld, om de re-integratiemogelijkheden van [eiser] te onderzoeken. In de rapportage arbeidsdeskundig onderzoek van 18 augustus 2020 staat dat in afwachting van verder medisch onderzoek en besluitvorming over een mogelijke ingreep nog geen concreet plan van aanpak kan worden gemaakt.

2.11.

[eiser] om aanvullende medische en financiële informatie verzocht.

2.12.     [eiser] is in September 2020 door de huisarts doorverwezen naar een neuroloog.

neuroloog heeft een MRI scan beoordeeld en een kleine hernia geconstateerd van de wervelschijf tussen de 5e en 6e halswervel rechts. De neuroloog heeft voorts geconcludeerd dat sprake is van spierpijnklachten en heeft fysiotherapie geadviseerd en geadviseerd om, mocht [eiser] zijn werk weer hervatten, dit vaak te onderbreken voor nekoefeningen.

2.13.

andere financiële stukken naar Allianz gestuurd. Mr. Arslan geeft daarbij aan dat [eiser], uitgaande van zijn omzet in 2019, in 2020 in potentie een netto maandelijks inkomen had kunnen generen van € 3.091,00 per maand. De door [eiser] geleden schade tot en met oktober 2020 wordt dan begroot op € 24.732,34. Mede gelet op het al verstrekte voorschot, wordt verzocht om een nader voorschot van € 30.000,00.

2.14.

financiele en medische dossiers nog niet compleet zijn waardoor het berekende verlies van arbeidsvermogen nog niet kan worden beoordeeld. Allianz verklaart zich bereid om aanvullend € 20.000,00 te bevoorschotten en verzoekt om nadere stukken.

2.15.

medisch advies uitgebracht waarin, voor zover van belang, het volgende staat:

Op basis van het totals beeld is de neuroloog van mening dat de klachten niet worden veroorzaakt door deze kleine hernia, een beeld dat overigens vaker wordt gezien. Naar zijn mening zijn de klachten terug te voeren tot spieren en pezen en zal er op dat niveau behandeld moeten worden. Er worden adviezen gegeven voor fysiotherapeutische behandeling middels massage en warmteapplicatie. Volgens de neuroloog kan betrokkene met de klachten, zoals die ten tijde van het consult aan de orde zijn, onmogelijk zijn werk als elektricien verrichten. Het advies is om bij werkhervatting dit werk zeer vaak te onderbreken voor nekoefeningen.

Wanneer ik de nu voorliggende informatie juist interpreteer ga ik uit van een gunstige prognose. Gegeven de aard van het letsel verwacht ik met de door de neuroloog geadviseerde behandeling dat het gauw beter zal gaan. We kunnen op dit moment niet veel meer dan de ontwikkelingen afwachten. (…) ”

Bij e-mailbericht van 17 november 2020 heeft Allianz opnieuw financiële informatie bij [eiser] opgevraagd

  • Op 20 november 2020 heeft arbeidsdeskundige Van Bakel bericht verdere begeleiding nog niet mogelijk te achten.
Op 15 december 2020 heeft mr. Arslan aan Allianz bericht dat het geschatte verlies

2.18.

van arbeidsvermogen tot en met december 2020 ongeveer € 30.910,00 bedraagt en dat dit waarschijnlijk hoger zal uitvallen bij een nauwkeurige berekening. Namens [eiser] heeft mr. Arslan Allianz verzocht om aanvullend € 15.000,00 te bevoorschotten. In reactie hierop heeft Allianz bij e-mailbericht van 17 december 2020 aan mr. Arslan bericht dat de financiële informatie nog altijd niet compleet is waardoor het verlies van arbeidsvermogen

C/10/627093 /KG ZA 21-892 22 november 2021

onvoldoende kan worden beoordeeld. Desondanks verklaart Allianz zich bereid om een aanvullend voorschot van € 7.500,00 aan [eiser] te verstrekken. .

Bij e-mailbericht van 22 februari 2021 verzoekt Allianz aanvullende informatie en

2.19.

een update over het letsel en de eventuele ontwikkelingen qua werk van [eiser]. In antwoord hierop laat mr. Arslan bij e-mailbericht van 5 maart 2021 weten dat hij nog niet over alle informatie beschikt. Met het e-mailbericht stuurt mr. Arslan een schadestaat mee waarin de totale begrootte schade op dat moment € 69.655,61 beloopt terwijl pas € 39.000,00 is bevoorschot. Mr. Arslan verzoekt om die reden verzocht om een aanvullend voorschot van €25.000,00.

Op 9 maart 2021 heeft Allianz toegezegd om nog een voorschot van € 2.500,00

2.20.

over te maken aan [eiser]. Bij e-mailbericht van 18 maart 2021 deelt Allianz aan mr. Arslan mee geen aanleiding te zien voor een aanvullend voorschot. Allianz schrijft verder het volgende: ■

Tijdens ons telefoongesprek van 15 maart jl. gaf u aan dat het niet goed gaat met mv client. Er is een nekhernia geconstateerd. De fysiotherapeut zou niets meet- voor hem kunnen betekenen. Hij is nu door de arts in het ziekenhuis doorverwezen naar de manueel therapeut.

U vroeg mij of wij het eens kunnen worden over het WA. Ik kan u daarover niet positiefberichten.

Medisch causaal verband slaat niet vast

Allereerst moet er namelijk meer duidelijkheid komen over het medische causale verband. Ik belde vanmorgen met mijn medisch adviseur. Eerder adviseerde hij al, zie zijn advies van 3 november 2020, dat hij uitgaat van een gunstige prognose. Er is een minimale hernia geconstateerd maar de neuroloog meent op basis van het totale beeld dat de klachten niet kunnen worden veroorzaakt door de kleine hernia. Een beeld dat wel vaker wordt gezien.

Met de informatie die u mijn maandag jl. telefonisch gaf, is de visie van mijn medisch adviseur vooralsnog niet anders. Graag ontvangt hij de informatie van de arts uit het ziekenhuis. en van de behandelend fysiotherapeut en manueel therapeut.

Een neurologische expertise lijkt geïndiceerd.

Uw schadestaat van 5 maart 2021

Wat betreft uw schadestaat merk ik, naast bovenstaande opmerkingen over de medische causaliteit, op over:

  • IA A: ik vroeg u eerder om bewijsstukken van de opdrachtgever(s) van uw client. U stuurde mij een opdrachtbevestiging van Duran aan uw client van 28 februari 2020. Deze is niet door uw client ondertekend. Ook de vragen die ik u daarover stelde zijn nog niet beantwoord. Verdere bewijsstukken van uitgevoerde dan wel openstaande opdrachten ontbreken nog. Ik kan daarmee niet zander meer uitgaan van een continuïteit van opdrachten na het betreffende ongeval op 9 maart 2020. Ook zie ik geen aanleiding om alleen uit te gaan van 01 2020 (in dit geval januari tot 9 maart 2020).
  • Medische kosten: uw client vertelde tijdens het gezamenlijk bezoek met onze schaderegelaar dat zijn zorgverzekeraar het eigen risico mogelijk niet in rekening zou brengen nu er een aansprakelijke party is. Uit de claim van zijn zorgverzekeraar maak ik op dat er geen eigen risico in rekening is gebracht. Ik heb deze claim volledig aan de zorgverzekeraar voldaan.
  • Huishoudelijke hulp: u vermeldt dat uw client een aandeel in het huishouden had van 50%. Tijdens het gezamenlijk bezoek bleek dat zijn partner een aandeel heeft van 75/80%. Uw client deed de rest: vuilniszakken buiten zetten, stofzuigen de wekelijkse boodschappen en de wasmand naar boven dragen.
  • Reis- en parkeerkosten: ik is een onderbouwing hiervan.

 

Immateriële schade: u noteert een bedrag op basis van voorlopige inschatting va € 3 500,-. Dit bedrag komt mij gezien bovenstaande causaliteitsvraag hoog voor.

(…)

Het totaal aan betaalde voorschotten bedraagt daarmee f 41.500,- (waarvan € 1.000,- op de immateriële schade). Vooralsnog lijkt dit bedrag een reële compensatie.

Vervolg                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                          ,

Gezien bovenstaande bestaat er onduidelijkheid over het medische causale verband en de financiele onderbouwing van de schade. Daarover moet eerst meer duidelijkheid komen. (…) Mogelijk dat daarna een neurologische expertise in gang gezet moet warden. (…) ”

2.21.

adviseur van [eiser], dr. T.J.M. Kootstra, aan Allianz ter hand gesteld en verzocht om [eiser] aanvullend te bevoorschotten. In het advies staat voor zover van belang het volgende:

“(…)

Het is niet de taak van medisch adviseurs om diagnoses te stellen, maar het klachtenpatroon vertoont overeenkomsten met een “whiplash associated disorder” graad 2, dit in tegenstelling tot de “tendomyogene” klachten of spierpijnklachten die de neuroloog benoemt en waar collega Klop het mee eens is. De stolen balk is gelukkig niet tegen het hoofd van client aan gevallen, maar wel tegen de bovenrug van client. Daar het een zeer zware en hoge stolen balk betreft die vanuit staande positie is omgevallen terwijl client gehurkt op de grand zat, moet de balk een grote snelheid hebben gehad toen deze client raakte. Vanwege het gewicht van de balk had deze aan het einde van zijn val een grote kinetische energie. Deze forse krachten hebben ingewerkt op de nek en bovenrug van client. Niet uitgesloten is dat als gevolg van de massatraagheid van het hoofd de nek een acceleratie-decleratie traumamechanisme heeft doorgemaakt, wat de typische WAD-klachten kan verklaren.

Aangezien sprake is geweest van substantiële geweldsinwerking op de nek, een posttraumatisch klachtenpatroon dat aansluit bij de aard van het trauma en ontbreken van relevante voorgeschiedenis, acht ik causaliteit een feit. Ik adviseer om het klachtenpatroon van client te behandelend als IVAD-beeld. Bij een WAD van de 21‘ graad is een eindsituatie te verwachten na anderhalf tot twee jaar. Fysiotherapie is geïndiceerd en ik zou het effect hiervan willen afwachten.

Graag ontvang ik informatie van de fysiotherapeut. Indien fysiotherapie niet blijkt te helpen, acht ik een neurologische expertise geïndiceerd vanwege de geconstateerde afwijkingen in de nek; of de geconstateerde uitpuilende tussenwervelschijf als ongevalsgevolg moet warden beschouwd, is onzeker. Indien bij expertise sprake zou zijn van neurologische afwijkingen kan uitgegaan warden van een WAD graad 3, wat mogelijk een operatie-indicatie inhoudt. Dit impliceert daarmee ook een onzekerder beloop van de klachten. (…) ” 2.22. Op 31 maart 2021 bericht de neuroloog (zie 2.12.) dat het hem logisch lijkt dat [eiser], die zich opnieuw meldde met plots toegenomen klachten, op deze manier niet kan werken en dat oefentherapie geïndiceerd is.

2.23.

en een voorschot van € 5.000,00 uitgekeerd, om wat rust te creëren voor [eiser], en niet “omdat hiervoor op basis van de huidige informatie aanleiding toe is”.

Bij brief van 31 mei 2021 deelt mr. Kragt aan mr. Arslan mee dat Allianz bereid is om vooruitlopend op een neurologische expertise en ter afwenteling van een kort geding een voorschot van € 15.000,00 betaalbaar te stellen onder de voorwaarde dat op korte termijn een neurologische expertise wordt aangevraagd.

2.25.

advies uit. Hierin plaatst hij kanttekeningen bij het in 2.21. genoemde advies, meer in het bijzonder bij de diagnose whiplash associated disorder, welke diagnose door geen van de behandelaars is genoemd of overwogen. Om te kunnen beoordelen of de nekhernia al eerder verantwoordelijk kan zijn geweest voor specifieke klachten, wordt inzage gevraagd in het journaal van de huisarts vanaf circa 5 jaar voorafgaand aan het ongeval. [eiser] heeft naar aanleiding hiervan medewerking toegezegd onder de voorwaarde dat hij een vergoeding voor schending van zijn privacy ontvangt.

2.26.

[eiser] bij de fysiotherapeut zijn gestopt en dat [eiser] is doorverwezen voor een multidisciplinair traject bij OCA ten Den Haag.

2.27.

om een voorschot en gemeld dat als Allianz daartoe niet bereid is, hij graag de verhinderdata ontvangt. In antwoord hierop is door Allianz nog een voorschot van € 5.000,00 uitgekeerd.

In overleg met partijen heeft op 7 September 2021 opnieuw een huisbezoek plaatsgevonden door een schaderegelaar, W.A. Groote. Tijdens dit bezoek heeft [eiser] te kennen gegeven een trekkend gevoel in de nekregio te ervaren en dat hij last heeft van hoofdpijnklachten, spanning van de spieren in de nek- en schouderregio en psychische klachten. Aan [eiser] is gemeld dat eerst door een onafhankelijke deskundige moet worden vastgesteld of er sprake is van ongeval gerelateerde beperkingen en zo ja, wat de vertaling daarvan is en dat zolang dat onduidelijk is het verder verstrekken van voorschotbetalingen is uitgesloten.

2.29.

ingestemd met dr. Verrips als onafhankelijk expertiserend arts en dat eerst het medische dossier moet worden gecompleteerd.

Allianz heeft voor het laatst in juli 2021 een voorschot van € 5.000,00 uitgekeerd, waarmee in totaal € 66.500,00 is bevoorschot. De overeengekomen neurologische expertise heeft nog niet plaatsgevonden.

Het geschil

[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  1. Allianz te veroordelen om binnen drie dagen na het wijzen van dit vonnis aan [eiser] een bedrag van € 10.000,00 te voldoen, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, ter zake aan [eiser] verschuldigde schadevergoeding;
  2. Allianz te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na betekening van het vonnis dat Allianz hier niet aan voldoet;
  1. Allianz te veroordelen maandelijks de som van € 5.103,36 te betalen aan [eiser] tot 3 maanden na beëindiging van de expertise;
  2. Allianz te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het onder 1. genoemde bedrag vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag der algehele voldoening;
  3. Allianz te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Allianz voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen, dan wel tot afwijzing van bet gevorderde, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en de nakosten.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Vooropgesteld wordt dat met betrekking tot een geldvordering in kort geding terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats is. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.

[eiser] vordert dat Allianz aan hem een bedrag van € 10.000,00, als voorschot, en maandelijks € 5.103,36 voldoet, dit laatste tot drie maanden na beëindiging van de neurologische expertise. Deze vorderingen kunnen alleen worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat Allianz aansprakelijk is voor de door [eiser] gestelde schade en dat deze schade, nu al of in de komende maanden, meer beloopt of gaat belopen dan het tot op heden door Allianz uitgekeerde voorschot van € 66.500,00. De discussie tussen partijen spitst zich toe op bet causaal verband tussen het ongeval en de klachten en op de (onderbouwing van de) hoogte van de schade.

4.3.

stelplicht en – in voorkomend geval – de bewijslast met betrekking tot bet causaal verband tussen bet ongeval, de klachten en de schade in beginsel op [eiser] rust. Voor bet aanwezig zijn van bet juridisch causaal verband gaat bet erom of de klachten als zodanig daadwerkelijk bestaan en dat die klachten mede gelet op de toedracht van bet ongeval daaraan redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven. Indien komt vast te staan dat bet slachtoffer voor bet ongeval deze klachten niet had, de klachten op zich door bet ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, zal bet bewijs van bet oorzakelijk verband veelal geleverd zijn. Enige objectivering van de (subjectieve) klachten is echter wel vereist. Daarvoor is noodzakelijk en voldoende dat bij zorgvuldige beoordeling van alle (medische) informatie kan worden vastgesteld dat aannemelijk is dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en of overdreven zijn.

4.4.

lichamelijke en psychische klachten en is daardoor arbeidsongeschikt. Hierdoor loopt [eiser] inkomsten mis. Voor het ongeval was [eiser] geheel klachtenvrij en zijn medisch adviseur bevestigt dat zijn klachten zijn veroorzaakt door het ongeval. Daarnaast heeft de neuroloog bevestigd dat [eiser] niet meer in de bouw kan werken. Allianz heeft tot januari 2021 soepel voorschotbetalingen uitgekeerd, en daarmee bepaalde verwachtingen bij [eiser] gewekt, maar inmiddels wordt de medische causaliteit door Allianz betwist en weigert zij thans over te

gaan tot verdere bevoorschotting. Gelet op de door [eiser] overgelegde schadestaat is sprake van een schade surplus van in ieder geval € 36.834,60. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering omdat hij door bet uitblijven van verdere bevoorschotting in financiële problemen is geraakt. Daarnaast worden zijn klachten verergerd door de trage afhandeling door Allianz.

Allianz heeft gemotiveerd betwist dat [eiser] klachten heeft die het gevolg zouden kunnen zijn van het bedrijfsongeval. Zij wijst hierbij onder meer op het ontbreken van objectivering van de klachten van [eiser]. Medisch objectiveerbaar letsel en neurologische afwijkingen ontbreken, waardoor niet kan worden vastgesteld of de vermeende klachten en gestelde beperkingen daadwerkelijk door het ongeval zijn ontstaan of mogelijk door andere oorzaken. Dat geldt des te meer nu sprake is van een mogelijke alternatieve oorzaak in de vorm van een (kleine) hernia. Dat de (kleine) hernia is ontstaan door het ongeval staat niet vast. Op basis van de thans voorhanden zijnde informatie kan volgens Allianz geen causaal verband tussen het ongeval en de door [eiser] gestelde ongeval gerelateerde klachten worden aangenomen. Daarnaast betwist Allianz dat de gestelde klachten leiden tot schade en (volledig) verlies van arbeidsvermogen en de hoogte van verschillende opgevoerde schadeposten gemotiveerd betwist. Allianz plaatst vraagtekens bij het door [eiser] gestelde verlies aan verdienvermogen. Zo gaat [eiser] er in zijn berekening van uit dat hij 52 weken 40 uur per week werkt – terwijl de arbeidsdeskundige uitgaat van 37 uur – en wordt zonder enige onderbouwing uitgegaan van een stijging van het uurtarief. Allianz meent dat met de jaaromzet over 2019 moet worden gerekend, wat neerkomt op een maandelijks verlies van € 2.518,06 in welk geval Allianz [eiser] ruimschoots bevoorschot heeft. Daarnaast zijn de medische kosten, de kosten van de huishoudelijke hulp, de reiskosten, smartengeld, de overige kosten en het spoedeisend belang niet door [eiser] onderbouwd.

Hoewel de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de door [eiser] ervaren klachten, is tot op heden niet zonder meer aannemelijk dat deze klachten, uitsluitend, te herleiden zijn tot het bedrijfsongeval. Uit de medische adviezen van beide partijen kan vooralsnog in onvoldoende mate worden afgeleid of en welke klachten door het ongeval zijn veroorzaakt. Uitgaande van die stukken is ook een alternatieve . oorzaak in de vorm van een (kleine) hernia mogelijk of wellicht een samenloop van meerdere oorzaken.

De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat [eiser] er niet zonder meer op mocht vertrouwen dat Allianz de causaliteit niet (op enig moment) zou gaan betwisten en , hem zou blijven bevoorschotten. Uit de overgelegde correspondentie blijkt immers dat Allianz keer op keer om nadere informatie heeft gevraagd met het oog op vaststelling van causaliteit en de omvang van de schade.

Allianz heeft de door [eiser] opgevoerde schade uitvoerig en tot in detail betwist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter stelt Allianz terecht vragen bij de verschillende opgevoerde schadeposten, de omvang daarvan – waarbij nog opvalt dat op de gestelde omzet nagenoeg geen kosten in rekening worden gebracht, niet eens kosten van vervoer – en het gestelde spoedeisend belang bij de vorderingen. In het licht van de uitvoerige betwisting door Allianz heeft [eiser] de omvang van de door hem gestelde schade, maar ook zijn spoedeisend belang bij het gevorderde, onvoldoende onderbouwd. Op het punt van de omvang van de schade is het nodige af te dingen waardoor er niet van uit kan worden gegaan dat de daadwerkelijk geleden inkomensschade op dit moment al (veel) hoger is dan het bedrag waarmee [eiser] bevoorschot is. Over het spoedeisend belang wordt overwogen dat

 
 
 

niet aannemelijk is dat [eiser] op dit moment voor zijn dagelijkse levensonderhoud (al) afhankelijk is van de betaling van een nader voorschot. Dat hij in acute financiële moeilijkheden raakt als hij niet op korte termijn een voorschot krijgt, blijkt vooralsnog nergens uit. Dit leidt ertoe dat de vorderingen – die op het punt van de gevorderde dwangsom, gelet op artikel 61 la lid 1 Rv in ieder geval niet toewijsbaar was – worden afgewezen.

4.8.      Hoewel partijen sinds maart 2021 discussie hebben over de causaliteit en zij het

over een deskundig onderzoek in beginsel eens zijn, is dit nog niet in gang gezet. Dat onderzoek is noodzakelijk om de huidige impasse te doorbreken. Pas wanneer duidelijkheid bestaat over het causaal verband, kan afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek en met inachtneming van het hiervoor overwogene (verdere) bevoorschotting aan de orde komen. Dat betekent dat partijen er goed aan doen om het onderzoek zo snel mogelijk in gang te

            .

salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,                  \

5.2.

etten.

De griffier,

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey