Rb, letselschade, optreden van door verzekeraar geweigerde belangenbehartiger wegens opzettelijk dubbel schade claimen, partijen hebben finale regeling van de schade getroffen, deze regeling is niet aantastbaar.

Samenvatting:

Verzekeraars zijn een onderzoek gestart naar de belangenbehartiger en diens kantoor vanwege aanwijzingen van fraude in letselschadedossiers. Verzoeker is betrokken geweest bij een verkeersongeval in Groningen waarbij hij als bestuurder van een auto letselschade heeft opgelopen. Een andere auto is tegen de auto van verzoeker gebotst. Verzoeker heeft vervolgens aan een belangenbehartiger opdracht gegeven zijn belangen te behartigen. Nadat de verzekeraar aansprakelijkheid had erkend werd een voorschot van € 500,-aan verzoeker betaald. In het voorlopig standpunt heeft de verzekeraar aangegeven dat zij op basis van de beschikbare informatie tot de conclusie is gekomen dat de belangenbehartiger de schade bewust dubbel heeft geclaimd en bewijsstukken zoals schadestaten valselijk heeft opgemaakt. Volgens de verzekeraar heeft de belangenbehartiger zich schuldig gemaakt aan (poging tot) oplichting en valsheid in geschrifte. Vervolgens geeft de verzekeraar aan dat zij de samenwerking met de belangenbehartiger althans diens kantoor zal beëindigen en is voornemens aangifte bij de politie te doen vanwege (poging tot) oplichting en valsheid in geschrifte en de gegevens in verschillende registers te registreren. De belangenbehartiger ontkent en zegt dat er hoogstens sprake is van een civielrechtelijke tekortkoming. De belangenbehartiger laat de verzekeraar weten bereid te zijn om zijn cliënt te adviseren akkoord te gaan met totale regeling voor € 3.870,- (Incl. voorschot van € 500,-) De verzekeraar is akkoord met een slotbetaling van € 3.370,- middels een vso. De belangenbehartiger dient een BGK nota in van € 1.947,49 en een nota voor medische verschotten. De verzekeraar heeft de samenwerking met de belangenbehartiger beëindigd. De verzekeraar heeft aan verzoeker medegedeeld geen zaken meer te doen met de belangenbehartiger en heeft aangeraden een nieuwe belangenbehartiger te zoeken. De verzekeraar heeft verzoeker telefonisch gevraagd of hij akkoord kon gaan met de slotbetaling en dit vervolgens door de verzekeraar en verzoeker per mail bevestigd, waarna verzekeraar de slotbetaling € 3.370,- aan verzoeker heeft overgemaakt. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat voldoende vaststaat dat de belangenbehartiger opzettelijk schade dubbel heeft geclaimd, welke gedraging een bedreiging vormt of kan vormen voor de verzekeraar(s). De maatregel van de verzekeraars om de samenwerking (tijdelijk) stop te zetten gerechtvaardigd. In de deelgeschilprocedure is tussen partijen in essentie in geschil 1. of de letselschadezaak van verzoeker met de verzekeraar is afgewikkeld, 2. of de verzekeraar de samenwerking met de belangenbehartiger moet voortzetten en 3. of de verzekeraar gehouden is de BGK-nota’s en medische verschotten te voldoen. Het verzoek van verzoeker om de overeenkomst te vernietigen en de verzekeraar te veroordelen opnieuw met de belangenbehartiger in onderhandeling te gaan wordt dan ook afgewezen. De kantonrechter acht met de verzekeraar het uurtarief van € 185,- bovenmatig nu niet is onderbouwd over welke specifieke letselschade-expertise de belangenbehartiger beschikt. Dit is geen advocatenkantoor en hij beschikt ook niet over een NIVRE registratie. De kantonrechter acht het daarom redelijk het uurtarief naar beneden bij te stellen. Dit betekent dat verzekeraar niets meer hoeft te voldoen. Het verzoek wordt afgewezen. Alleen het verzoek tot betaling van medische verschotten is toewijsbaar. De kantonrechter wijst de overige verzoeken af.

ECLI:NL:RBNNE:2022:4278

Instantie                           Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak               28-10-2022

Datum publicatie              17-11-2022

Zaaknummer                    9901468

Rechtsgebieden               Civiel recht

Bijzondere kenmerken     Eerste aanleg- enkelvoudig, proceskostenveroordeling, schadevergoedingsuitspraak op tegenspraak

Inhoudsindicatie               Letselschade, deelgeschilprocedure. Optreden van door verzekeraar geweigerde belangenbehartiger. Zaak is deels niet geschikt om als deelgeschil te worden behandeld. Partijen hebben al een finale regeling van de schade getroffen. Die regeling is niet aantastbaar vanwege misbruik van omstandigheden.

Vindplaatsen                     Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

zaaknummer: 9901468 \ VZ VERZ 22-13

beschikking van de kantonrechter in een deelgeschilprocedure d.d. 28 oktober 2022

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

hierna te noemen: [verzoeker],

gemachtigde: mr. B. de Jong, voorheen werkzaam bij [naam] Letselschade te Gouda, thans werkzaam bij Adviesbureau Skandara te Gouda,

tegen

de naamloze vennootschap

NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Den Haag,

verweerster,

hierna te noemen: Nationale Nederlanden,

gemachtigden: mrs. Chr.H. van Dijk en T.W. Nelissen, advocaten te Amsterdam.

1De procedure

1.1.

[verzoeker] heeft op 25 mei 2022 een verzoekschrift op grond van artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) ingediend.

1.2.

Nationale Nederlanden heeft op 16 september 2022 een verweerschrift ingediend.

1.3.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft op 26 september 2022 plaatsgevonden. De gemachtigde van [verzoeker] heeft voorafgaand aan de zitting bij brief van 23 september 2022 laten weten dat hij verhinderd is om ter zitting te verschijnen. [verzoeker] is zelf wel ter zitting verschenen. Nationale Nederlanden is eveneens ter zitting verschenen, vertegenwoordigd door de heer [fraudecoördinator], fraudecoördinator, bijgestaan door mr. Nelissen voornoemd. Beide partijen hebben ter zitting een nadere toelichting gegeven. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken. Deze aantekeningen zijn aan het procesdossier toegevoegd.

1.4.

Hierna is uitspraak bepaald.

1.5.

Op 28 september 2022 is nog binnengekomen de nagezonden productie 13 van de zijde van Nationale Nederlanden, betreffende betalingsbevestigingen uit het betalingssysteem van Nationale Nederlanden.

  1. De feiten

2.1.

De heer [naam] h.o.d.n. [naam] Letselschade exploiteert een letselschadekantoor te Gouda.

2.2.

Nationale Nederlanden heeft in oktober 2020 (samen met Achmea Schadeverzekeringen) een onderzoek gestart naar [naam] en diens kantoor wegens aanwijzingen van fraude in letselschadedossiers.

2.3.

[verzoeker] is op 2 november 2020 betrokken geweest bij een verkeersongeval in Groningen, waarbij hij als bestuurder van een auto letselschade heeft opgelopen. Een auto waarvan de bestuurder bij Nationale Nederlanden verzekerd was is toen tegen de auto van [verzoeker] gebotst. [verzoeker] heeft [naam] Letselschade bij overeenkomst van 26 maart 2021 opdracht gegeven om zijn belangen in dezen te behartigen.

2.4.

[naam] Letselschade heeft Nationale Nederlanden bij brief van 2 april 2021 aansprakelijk gesteld voor de door [verzoeker] geleden schade. Nationale Nederlanden heeft bij brief aan [naam] Letselschade van 28 april 2021 aansprakelijkheid erkend.

2.5.

Nationale Nederlanden heeft een voorschotbedrag van € 500,00 aan [verzoeker] betaald.

2.6.

Nationale Nederlanden heeft [naam] bij brief van 7 september 2021 medegedeeld dat naar aanleiding van voornoemd onderzoek een redelijk vermoeden is ontstaan dat [naam] bepaalde bedragen bewust dubbel had geclaimd. Nationale Nederlanden heeft [naam] om een reactie hierop gevraagd.

2.7.

[naam] Letselschade heeft Nationale Nederlanden bij brief van 14 oktober 2021 een nota voor buitengerechtelijke kosten in verband met de werkzaamheden in de zaak van [verzoeker] toegezonden voor een bedrag van € 1.343,10 inclusief btw. Ook heeft [naam] Letselschade bij nota van gelijke datum aan Nationale Nederlanden een bedrag van € 163,99 ter zake van medische verschotten in rekening gebracht.

2.8.

Nationale Nederlanden heeft [naam] bij brief van 30 november 2021 geschreven:

“Tot nu toe hebben wij geen reactie van u mogen ontvangen op onze berichten van 7 september en

8 oktober 2021.

Voorlopig standpunt

Op basis van de beschikbare informatie komen wij tot de conclusie dat u schade bewust dubbel heeft geclaimd en bewijsstukken, zoals schadestaten, valselijk heeft opgemaakt. Hiermee heeft u zich schuldig gemaakt aan (een poging tot) oplichting en valsheid in geschrifte. Wij verwijzen u voor de volledigheid naar ons bericht van 7 september.

Maatregelen

Wij zijn voornemens om de samenwerking met u als belangenbehartiger, dan wel met uw belangenbehartigerskantoor, te beëindigen. Daarnaast zijn wij voornemens aangifte tegen u te doen bij de politie van (een poging) tot oplichting en valsheid in geschrifte. Tot slot zijn wij voornemens om uw (persoons)gegevens te registreren in verschillende registers.

Hoor en wederhoor

Wij stellen u nog éénmaal in de gelegenheid om te reageren op onze beschuldigingen. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling tijdens een gesprek. Graag ontvangen wij uw reactie binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief.”

2.9.

[naam] heeft bij e-mail van 17 december 2021 aan Nationale Nederlanden gereageerd. Hij ontkent in deze e-mail dat sprake is van de gestelde (poging tot) oplichting/valsheid in geschrifte. Hoogstens is volgens [naam] sprake van een civielrechtelijke tekortkoming zijnerzijds.

2.10.

[naam] Letselschade heeft Nationale Nederlanden bij brief van 19 januari 2022 bericht dat hij [verzoeker] adviseert om akkoord te gaan met een finale schaderegeling ten bedrage van € 3.870,00 (het betaalde voorschot inbegrepen) exclusief buitengerechtelijke kosten. Hiertoe schrijft [naam] Letselschade onder meer:

“(…) Tegen de achtergrond van het vorenstaande kan ik u namens cliënt het volgende schikkingsvoorstel doen ter afdoening van het onderhavige dossier. Gezien al het bovenstaande ben ik bereid mijn cliënt te adviseren akkoord te gaan met een totale regeling van zijn schade voor € 3.870,- (incl. voorschot ad

€ 500,-). Van dit bedrag maken geen deel uit de buitengerechtelijke kosten. Deze worden dan ook afzonderlijk in rekening gebracht. (….)”

2.11.

Nationale Nederlanden heeft hierop gereageerd bij e-mail van 1 februari 2022, waarin zij aangeeft akkoord te kunnen gaan met een slotbetaling van € 3.370,00 mits een en ander in een vaststellingsovereenkomst wordt verwerkt. Nationale Nederlanden verzoekt [naam] Letselschade hierbij ook om een opgave van de buitengerechtelijke kosten.

2.12.

[naam] Letselschade heeft Nationale Nederlanden bij brief van 1 februari 2022 aangegeven dat hij de vaststellingsovereenkomst van de zijde van Nationale Nederlanden graag tegemoet ziet. Bij deze brief is een nota gevoegd voor een bedrag van € 1.947,49 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten, alsmede een nota ter zake van medische verschotten ad € 504,61.

2.13.

Nationale Nederlanden heeft bij brief aan [naam] van 1 februari 2022 de samenwerking met [naam] en [naam] Letselschade beëindigd. Ook Achmea Schadeverzekeringen heeft de samenwerking met [naam] en [naam] Letselschade beëindigd.

2.14.

Nationale Nederlanden heeft [verzoeker] bij brief van 15 maart 2022 bericht dat zij geen zaken meer doet met [naam] Letselschade. Hiertoe schrijft Nationale Nederlanden onder meer:

“Op 23 december 2020 heeft u een letselschade bij ons gemeld. U laat zich bijstaan door de heer [naam] van belangenbehartigerskantoor [naam] Letselschade.

Wij doen geen zaken met [naam] Letselschade

In de afgelopen periode hebben er meerdere incidenten plaatsgevonden die ertoe hebben geleid dat wij de samenwerking met het belangenbehartigingskantoor [naam] Letselschade hebben beëindigd. Wij doen dus geen zaken meer met dit kantoor.

Hoe nu verder?

Wij adviseren u een andere belangenbehartiger in te schakelen, zodat wij samen met deze partij uw letselschade verder kunnen regelen. (…)”

2.15.

Naar aanleiding van deze brief heeft [naam] Letselschade Nationale Nederlanden bij brief van 17 maart 2022 bericht dat hij van [verzoeker] opdracht heeft gekregen om de behandeling van diens letselschadedossier voort te zetten.

2.16.

Op 30 maart 2022 heeft Nationale Nederlanden telefonisch contact met [verzoeker] opgenomen, waarin [verzoeker] heeft verklaard dat hij akkoord gaat met een slotbetaling van

€ 3.370,00 voor zijn letselschade. Naar aanleiding hiervan heeft Nationale Nederlanden [verzoeker] bij e-mail van dezelfde dag geschreven:

“Naar aanleiding van ons telefoongesprek van zojuist ontvangt u dit bericht.

U heeft aangegeven dat u uw claim wilt afwikkelen voor een slotbetaling van € 3.370,-. Wilt u dit bevestigen?

Vervolgens maken wij het bedrag naar u over. Naar welk rekeningnummer kunnen wij het bedrag overmaken? (…)”

2.17.

[verzoeker] heeft bij e-mail van 31 maart 2022 aan Nationale Nederlanden zijn schriftelijke instemming met genoemde slotbetaling gegeven. Hij schrijft daartoe:

“Met dit bericht, wil ik U laten weten dat ik akkoord ga, u kunt dezelfde bankrekening gebruiken waar het voorschot is overgemaakt. (…)”

2.18.

In aansluiting hierop heeft Nationale Nederlanden [verzoeker] bij e-mail van 1 april 2022 bericht dat zij de slotbetaling van € 3.370,00 aan hem heeft overgemaakt.

2.19.

[naam] Letselschade heeft Achmea Schadeverzekeringen en Nationale Nederlanden in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, in welke procedure hij onder meer heeft gevorderd dat het Achmea Schadeverzekeringen en Nationale Nederlanden verboden wordt om [naam] Letselschade als zaakbehandelaar van zijn cliënten te weigeren en om Achmea Schadeverzekeringen en Nationale Nederlanden te veroordelen om de door hen benaderde cliënten van [naam] te informeren dat de samenwerking met [naam] Letselschade wordt voortgezet en dat eerdere berichtgeving hierover wordt herroepen.

2.20.

Bij vonnis van 25 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter de hiervoor genoemde vorderingen van [naam] afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat voorshands voldoende vaststaat dat [naam] opzettelijk schade dubbel heeft geclaimd, welke gedraging een bedreiging vormt of kan vormen voor de verzekeraar(s). Volgens de voorzieningenrechter is daarom de maatregel van Achmea Schadeverzekeringen en Nationale Nederlanden om de samenwerking met [naam] (tijdelijk) stop te zetten gerechtvaardigd. [naam] heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof heeft nog geen uitspraak in het hoger beroep gedaan.

3Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter in deze deelgeschilprocedure om:

  1. voor recht te verklaren dat de zaak niet is afgewikkeld, nu de zaak niet is geëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst, dan wel (subsidiair) voor recht te verklaren dat de overeenkomst is vernietigd wegens misbruik van omstandigheden en dat de onderhandelingen moeten worden voortgezet;
  2. voor recht te verklaren dat de samenwerking tussen [naam] Letselschade en Nationale Nederlanden moet worden voortgezet;

III. te bepalen dat Nationale Nederlanden de (tussentijdse) nota buitengerechtelijke kosten van € 1.609,50, te vermeerderen met btw, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan [naam] Letselschade dient te voldoen;

  1. te bepalen dat Nationale Nederlanden de (tussentijdse) nota medische verschotten van

€ 504,61, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan [naam] Letselschade dient te voldoen;

  1. de kosten voor de deelgeschilprocedure te begroten op € 906,50, te vermeerderen met btw en Nationale Nederlanden veroordeelt tot betaling hiervan, althans van een in goede justitie te bepalen bedrag;
  2. het griffierecht voor de deelgeschilprocedure te begroten en Nationale Nederlanden tot betaling daarvan te veroordelen;

VII. te bepalen dat Nationale Nederlanden de onder III., IV., V. en VI. genoemde bedragen rechstreeks dient over te maken aan [naam] Letselschade op bankrekeningnummer NL07 INGB 0009 6013 42 t.n.v. [naam] Letselschade.

3.2.

Nationale Nederlanden voert verweer.

4De beoordeling

Inleiding

4.1.

In essentie is tussen partijen in deze procedure in geschil of de letselschadezaak van [verzoeker] reeds met Nationale Nederlanden is afgewikkeld, of Nationale Nederlanden de samenwerking met [naam] Letselschade moet voortzetten en of Nationale Nederlanden gehouden is om aan [naam] Letselschade openstaande nota’s van laatstgenoemde ter zake van buitengerechtelijke kosten en medische verschotten te voldoen.

Zijn de verzoeken geschikt om als deelgeschil te worden behandeld?

4.2.

De kantonrechter dient eerst te beoordelen of de voorliggende verzoeken van [verzoeker] geschikt zijn voor behandeling in een deelgeschilprocedure nu, indien dat niet het geval is, de verzoeken van [verzoeker] (in zoverre) moeten worden afgewezen (artikel 1019z Rv).

4.3.

Volgens [verzoeker] is zijn letselschadezaak in een impasse beland nadat Nationale Nederlanden de zaak ten onrechte als afgesloten beschouwde. Indien thans wordt vastgesteld dat de zaak nog niet is afgewikkeld en dat [naam] Letselschade weer als belangenbehartiger van [verzoeker] mag optreden, kunnen partijen verder gaan met hun onderhandelingen totdat de zaak definitief kan worden beëindigd. De in het deelgeschil verzochte beslissingen kunnen daarmee, zoals de wet vereist, bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aldus [verzoeker].

4.4.

Nationale Nederlanden meent dat de door [verzoeker] genoemde geschilpunten niet geschikt zijn om in een deelgeschilprocedure te worden behandeld. Nationale Nederlanden heeft de samenwerking met [naam] en [naam] Letselschade eerder dit jaar beëindigd. Met het onderhavige verzoek probeert [naam] Letselschade, zoals hij recent ook (tevergeefs) in een procedure bij de kantonrechter te Amsterdam heeft geprobeerd, het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag – waarin is geoordeeld dat Nationale Nederlanden niet gehouden is de samenwerking te hervatten – te omzeilen door Nationale Nederlanden langs deze weg weer tot samenwerking te dwingen. Die kwestie kan echter niet in een deelgeschilprocedure ter discussie worden gesteld.

4.5.

De kantonrechter stelt voorop dat de deelgeschilprocedure betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke fase een eenvoudige en snelle toegang biedt tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij door dood of letsel lijdt, dan kan hij op grond van artikel 1019w Rv de rechter verzoeken om te beslissen omtrent of in verband met hetgeen tussen hem en die ander rechtens geldt en waarvan de beslechting kan bijdragen aan het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.

4.6.

De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] om vast te stellen dat zijn letselschadezaak nog niet is afgewikkeld althans dat de tussen hem en Nationale Nederlanden gesloten regeling vernietigbaar is vanwege misbruik van omstandigheden zich leent voor behandeling in deze deelgeschilprocedure. [verzoeker] legt hieraan ten grondslag dat Nationale Nederlanden de onderhandelingen over een regeling ten onrechte als afgesloten beschouwt. Indien [verzoeker] in zijn standpunt zou worden gevolgd, dan ligt het speelveld weer open voor onderhandelingen over de afwikkeling van zijn letselschadezaak van [verzoeker]. Alsdan zou een beslissing op dit verzoek kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een finale regeling.

4.7.

Het verzoek van de zijde van [verzoeker] om vast te stellen dat Nationale Nederlanden de samenwerking met [naam] Letselschade moet hervatten leent zich echter niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Daarmee ligt dit verzoek voor afwijzing gereed. Het verzoek valt naar het oordeel van de kantonrechter buiten het bestek van de deelgeschilprocedure, aangezien het niet, zoals de wet voorschrijft, ziet op de vraag wat rechtens geldt tussen de schadelijdende en de aansprakelijke partij om de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen deze partijen dichterbij te brengen, maar op een vraag van andere aard, namelijk of de aansprakelijkheidsverzekeraar de samenwerking met de belangenbehartiger terecht heeft beëindigd. De kantonrechter voegt hier, ten overvloede, nog aan toe dat laatstgenoemde vraag inmiddels reeds (bevestigend) is beantwoord door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in het vonnis van 25 mei 2022. Omdat er nog geen uitspraak in het hoger beroep tegen dit vonnis is gedaan, dient er vooralsnog in rechte vanuit te worden gegaan dat Nationale Nederlanden de samenwerking met [naam] en [naam] Letselschade terecht heeft beëindigd.

Finale regeling

4.8.

[verzoeker] stelt dat hij met Nationale Nederlanden niet tot een afwikkeling van zijn letselschadezaak is gekomen, aangezien partijen nog geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten.

4.9.

Nationale Nederlanden meent dat de letselschadezaak van [verzoeker] wél is afgewikkeld, omdat partijen in hun onderlinge telefoongesprek van 30 maart 2022 overeenstemming hebben bereikt over afwikkeling van de letselschadekwestie tegen betaling van een bedrag van € 3.370,00. Beide partijen hebben dit vervolgens schriftelijk aan elkaar bevestigd. [verzoeker] heeft niet als voorwaarde voor een regeling gesteld dat deze schriftelijk moest worden vastgelegd. Op 1 april 2022 heeft Nationale Nederlanden het overeengekomen bedrag aan [verzoeker] betaald. Daarmee was de zaak geheel afgewikkeld, aldus Nationale Nederlanden.

4.10.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 6:217 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. De betrokken partijen moeten daarbij hun wil uiten om de overeenkomst aan te gaan (artikel 3:33 BW). Indien die wil bij één van partijen ontbreekt, komt in beginsel geen overeenkomst tot stand. Aanbod en aanvaarding kunnen in beginsel in iedere vorm geschieden.

4.11.

[verzoeker] betwist niet dat hij in het telefoongesprek met Nationale Nederlanden op 30 maart 2022 heeft aangegeven dat hij zijn letselschadezaak wil afwikkelen tegen finale betaling van een bedrag van € 3.370,00 en dat ook Nationale Nederlanden daarmee akkoord was. Nationale Nederlanden heeft deze afspraak vervolgens bij e-mail van diezelfde dag bevestigd, met het verzoek aan [verzoeker] om het bereikte akkoord schriftelijk te bevestigen. Dat heeft [verzoeker] bij e-mail van 31 maart 2022 gedaan. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen inzake de afwikkeling van de letselschadezaak van [verzoeker]. Niet gebleken is dat [verzoeker] als voorwaarde voor de totstandkoming van een overeenkomst ter zake heeft aangegeven dat de bereikte overeenstemming in een vaststellingsovereenkomst moest worden vastgelegd. Anders dan [verzoeker] betoogt, betekent het enkele feit dat partijen geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, dus niet dat er geen finale regeling van de letselschadezaak is bereikt.

Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht dat zijn letselschadezaak niet is afgewikkeld af.

Is de bereikte regeling aantastbaar wegens misbruik van omstandigheden?

4.12.

[verzoeker] stelt zich voor het geval geoordeeld wordt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over afwikkeling van zijn letselschadezaak op het standpunt dat het niet zijn bedoeling was om met deze afwikkeling akkoord te gaan. Zijn wil en verklaring kwamen namelijk niet overeen bij het geven van zijn akkoord. [verzoeker] wijst er in dit verband op dat hij in een vechtscheiding zit, zijn kind (daardoor) niet meer ziet en ernstige psychische problemen heeft. Hij was eind maart 2022 ook nog niet hersteld van het ongeval. Bovendien werd hij bij het geven van zijn akkoord niet bijgestaan door een professioneel gemachtigde. Nationale Nederlanden heeft misbruik gemaakt van de situatie dat [verzoeker] zonder bijstand van een belangenbehartiger opereerde door de zaak met hem zelf af te wikkelen achter de rug van [naam] Letselschade om, terwijl [verzoeker] daartoe niet voldoende in staat was. De bereikte regeling is daarmee vernietigbaar wegens een wilsgebrek en [verzoeker] kan niet aan het gegeven akkoord met de afwikkeling worden gehouden.

4.13.

Nationale Nederlanden betwist dat zij misbruik van omstandigheden heeft gemaakt bij het sluiten van de overeenkomst met [verzoeker] over de afwikkeling van diens letselschade. [verzoeker] heeft niet onderbouwd dat hij destijds met ernstige psychische problemen te maken had. Voor zover daarvan sprake was, geldt dat [verzoeker] Nationale Nederlanden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst daarover niet heeft ingelicht, waardoor die omstandigheden voor Nationale Nederlanden niet kenbaar waren. Zij had ook geen enkel vermoeden daaromtrent. Ook de omstandigheid dat [verzoeker] de overeenkomst zonder bijstand van een belangenbehartiger sloot, is onvoldoende om misbruik van omstandigheden aan de zijde van Nationale Nederlanden aan te kunnen nemen. [verzoeker] heeft er zelf voor gekozen om zonder dergelijke bijstand de overeenkomst aan te gaan, dit terwijl Nationale Nederlanden hem meermaals had geadviseerd om een belangenbehartiger te zoeken na het verbreken van de samenwerking tussen Nationale Nederlanden en [naam] Letselschade. Overigens heeft Nationale Nederlanden ook geen onredelijke prestatie (het verlenen van kwijting tegenover een slotbetaling) aan [verzoeker] van [verzoeker] bedongen. De schade was overzichtelijk en het ter zake overeengekomen slotbedrag is qua aard en omvang gebruikelijk. [verzoeker] heeft ook niet onderbouwd dat hij meer of andere schade heeft geleden.

4.14.

De kantonrechter overweegt dat een overeenkomst krachtens artikel 3:44 lid 1 BW vernietigbaar is, wanneer zij door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Volgens het vierde lid van dit artikel is misbruik van omstandigheden aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.

4.15.

Het beroep van [verzoeker] op misbruik van omstandigheden gaat naar het oordeel van de kantonrechter om meerdere redenen niet op. Allereerst is van belang dat [verzoeker] niet heeft onderbouwd dat bij hem ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met Nationale Nederlanden sprake was van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. De door hem genoemde psychische problematiek is niet nader, aan de hand van concrete feitelijke gegevens daarover, door hem toegelicht, zodat in deze procedure niet van het bestaan daarvan kan worden uitgegaan. Het enkele feit dat [verzoeker] in een lastige echtscheiding zit is zonder verdere toelichting daarop, die ontbreekt, ook onvoldoende om de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld aan te kunnen nemen. Niet gesteld is dat [verzoeker] daardoor zijn wil onvoldoende kon bepalen. Verder acht de kantonrechter van belang dat [verzoeker] niet gemotiveerd heeft gesteld dat de door hem genoemde omstandigheden bij het sluiten van de overeenkomst voor Nationale Nederlanden kenbaar waren althans kenbaar hadden moeten zijn. Ook weegt de kantonrechter mee dat, zoals Nationale Nederlanden terecht aanvoert, [verzoeker] er na het beëindigen van de samenwerking tussen Nationale Nederlanden en [naam] Letselschade, er zelf voor gekozen heeft om geen nieuwe belangenbehartiger in te schakelen, hoewel Nationale Nederlanden hem nog vóór het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk op die optie heeft gewezen. Van enige druk van de zijde van Nationale Nederlanden op [verzoeker] om een regeling te treffen is niet gebleken. Het gaat bovendien om een verhoudingsgewijs gering schadebedrag in een overzichtelijke letselschadekwestie. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden hoefde Nationale Nederlanden er naar het oordeel van de kantonrechter niet van af te zien om met [verzoeker] zelf een finale schaderegeling te treffen.

4.16.

De conclusie is dan ook dat de overeenkomst over de afwikkeling van de letselschade van [verzoeker] niet vernietigbaar is en partijen nog steeds bindt. Het verzoek van [verzoeker] om de overeenkomst te vernietigen en om Nationale Nederlanden te veroordelen om opnieuw met hem in onderhandeling te treden wordt dan ook afgewezen.

Vergoeding van buitengerechtelijke kosten

4.17.

[verzoeker] verzoekt voorts om te bepalen dat aan [naam] Letselschade een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.609,50 te vermeerderen met de btw daarover wordt betaald, conform de daartoe strekkende nota van [naam] Letselschade aan Nationale Nederlanden van 1 februari 2022.

4.18.

Nationale Nederlanden voert aan dat zij reeds een vergoeding van € 1.343,10 ter zake van buitengerechtelijke kosten aan [naam] Letselschade als (toenmalig) belangenbehartiger van [verzoeker] heeft voldaan. Tot betaling van meer dan dat bedrag acht zij zich niet gehouden gelet op het verwijtbare handelen van [naam] Letselschade tegenover Nationale Nederlanden, waardoor toekenning van een verdere vergoeding niet redelijk is. Nationale Nederlanden wijst er ook op dat het door [naam] Letselschade gehanteerde uurtarief van € 185,00 te hoog is tegen de achtergrond van de (beperkte) expertise van [naam] Letselschade.

4.19.

De kantonrechter stelt voorop dat de vergoeding ter zake buitengerechtelijke kosten die wordt gevorderd in totaal € 1.947,50 bedraagt (€ 1.609,50 + 21% btw over dit bedrag). Niet in geschil is dat Nationale Nederlanden inmiddels een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 1.343,10 aan [naam] Letselschade heeft voldaan. Daarmee ligt nog slechts de vraag voor of Nationale Nederlanden gehouden is om het verschil tussen het bedrag van € 1.947,50 en de gedane betaling, zijnde een bedrag van € 604,40, te voldoen.

4.20.

Uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid voor de geleden schade te bepalen, worden vergoed door (de verzekeraar van) de aansprakelijke partij, voor zover het redelijk en noodzakelijk was om daarvoor deskundige bijstand in te roepen en de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets). Aan de eerste voorwaarde is voldaan. Bij letselschade is het in het algemeen redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Dat is ook niet in geschil.

4.21.

[naam] Letselschade heeft blijkens de bij de nota van 1 februari 2022 ad € 1.609,50 gevoegde urenspecificatie 8,7 uren tegen een uurtarief van € 185,00 in rekening gebracht, te vermeerderen met btw. Nationale Nederlanden heeft de genoemde 8,7 uren niet gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid hiervan zal worden uitgegaan. De kantonrechter acht met Nationale Nederlanden het gehanteerde uurtarief van € 185,00 echter bovenmatig, nu gesteld laat staan is onderbouwd over welke specifieke letselschade-expertise [naam] Letselschade beschikt. [naam] Letselschade is geen advocatenkantoor en beschikt niet over een NIVRE registratie. Tegen deze achtergrond acht de kantonrechter het redelijk om het in aanmerking te nemen uurtarief naar beneden bij te stellen en wel in die zin dat het toe te kennen bedrag wordt begroot op het door Nationale Nederlanden reeds betaalde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 1.343,10. Dat betekent dat Nationale Nederlanden op dit punt per saldo niets meer hoeft te voldoen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

Medische verschotten

4.22.

[verzoeker] verzoekt om te bepalen dat Nationale Nederlanden ter zake van medische verschotten een bedrag van € 504,61 aan [naam] Letselschade moet voldoen. Nationale Nederlanden erkent de verschuldigdheid van dit bedrag als zodanig. Nationale Nederlanden verzoekt echter om dit bedrag rechtstreeks aan [verzoeker] toe te kennen, aangezien zij de samenwerking met [naam] Letselschade heeft stopgezet.

4.23.

De kantonrechter overweegt het volgende. Nationale Nederlanden heeft de verschuldigdheid van het genoemde bedrag aan medische verschotten als zodanig erkend, waarmee nog slechts de vraag resteert aan wie – [verzoeker] of [naam] Letselschade – Nationale Nederlanden de betaling van de medische verschotten moet verrichten. [naam] Letselschade is geen partij in deze procedure. Het betreft hier bovendien kosten die uiteindelijk voor rekening van [verzoeker] komen, hoewel de nota’s (in eerste instantie) aan [naam] Letselschade zijn gericht. Daarom zal Nationale Nederlanden worden veroordeeld om deze kosten rechtstreeks aan [verzoeker] te voldoen. Nationale Nederlanden heeft zich hiertoe ook bereid verklaard.

Slotsom

4.24.

Alleen het verzoek tot betaling van medische verschotten is toewijsbaar, zoals hiervoor weergegeven. De overige verzoeken worden afgewezen.

Kosten van de deelgeschilprocedure

4.25.

[verzoeker] verzoekt om de kosten van de deelgeschilprocedure (inclusief het in rekening gebrachte griffierecht) te begroten en Nationale Nederlanden tot betaling van deze kosten te veroordelen.

4.26.

Nationale Nederlanden betwist dit verzoek. Voor een kostenbegroting/-veroordeling bestaat in het onderhavige geval geen grond omdat de procedure volledig onnodig en onterecht door [verzoeker] is ingesteld. De gemaakte kosten kunnen daarmee de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan en komen niet voor vergoeding in aanmerking.

4.27.

De kantonrechter overweegt dat ingevolge artikel 1019aa Rv de rechter in zijn beslissing de kosten dient te begroten die bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die door dood of letsel schade lijdt gemaakt zijn. Ook die kosten moet aan de hiervoor genoemde dubbele redelijkheidstoets voldoen. Dit betekent dat indien een procedure volledig onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.

4.28.

De kantonrechter is met Nationale Nederlanden van oordeel dat de kosten van de deelgeschilprocedure niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat per saldo sprake is van een kennelijk ten onrechte aanhangig gemaakte procedure. De letselschadezaak van [verzoeker] is al afgewikkeld met Nationale Nederlanden en de deelgeschilprocedure is niet bedoeld om een geschil over de samenwerking tussen een verzekeraar en een belangenbehartiger te beslechten. Begroting van de gemaakte kosten kan daarmee naar het oordeel van de kantonrechter achterwege blijven.

Proceskostenveroordeling

4.29.

Nationale Nederlanden heeft verzocht om [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen. Dat verzoek wordt afgewezen. Artikel 1019aa lid 3 Rv bepaalt namelijk dat artikel 289 Rv

– waarin de proceskostenveroordeling in verzoekschriftprocedures wordt geregeld – in een deelgeschilprocedure niet van toepassing is. De proceskosten die een verwerende partij in deze procedure maakt, komen om die reden niet voor vergoeding in aanmerking. Dit zou anders kunnen zijn indien het aanhangig maken van de deelgeschilprocedure als onrechtmatig handelen of kennelijk misbruik van recht van de zijde van de verzoeker moet worden aangemerkt, maar daarvan is hier naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. De proceskosten worden daarom tussen partijen gecompenseerd als hierna te melden.

5BESLISSING

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt Nationale Nederlanden om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van

€ 504,61 ter zake van medische verschotten;

5.2.

wijst de verzoeken van [verzoeker] voor het overige af;

5.3.

compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. L.T. de Jonge en in het openbaar uitgesproken op

28 oktober 2022.

520 (MP)

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey