Rb, ongeval dagbesteding detentievervangende behandeling, activiteit valt niet onder art. 7:658 BW, ook geen onrechtmatige daad, organisatie niet aansprakelijk
Tijdens een activiteit van een maatschappelijk organisatie inzake detentie vervangende behandeling heeft een cliënt van bewindvoerder letsel opgelopen. De maatschappelijke organisatie verzorgt de begeleiding van (ex)- gedetineerden bij hun terugkeer in de maatschappij. Tijdens het zoeken van appels beklom cliënt een huishoudtrap om appels uit de boom te plukken, viel van de derde trede en liep een enkelfractuur op. Cliënt stelt de organisatie aansprakelijk voor zijn letselschade primair op grond van art. 7:658 lid 4 BW, subsidiair op grond van art. 6:162 BW. De rechtbank oordeelt dat de cliënt geen arbeidsovereenkomst had. Vereist voor art. 7:658 lid 4 BW is dat de werkzaamheden moeten hebben plaatsgevonden ‘in de uitoefening van het beroep of bedrijf’ van degene in wiens opdracht de arbeid is verricht. Aan dit vereiste is niet voldaan. Tussen client en de organisatie is geen werkrelatie zodat de organisatie niet aansprakelijk is op grond van art. 7:658 BW. Ten aanzien van de vordering op grond van art. 6:162 BW concludeert de rechtbank dat de organisatie geen gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen of het risico op een valpartij heeft vergroot. De organisatie heeft niet onrechtmatig jegens cliënt heeft gehandeld. De organisatie is niet aansprakelijk voor de schade die de cliënt door het ongeval heeft geleden. De vorderingen worden afgewezen.
ECLI:NL:RBAMS:2022:4259
Instantie rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak 27-07-2022
Datum publicatie 02-08-2022
Zaaknummer C/13/708147 / HA ZA 21-886
Rechtsgebieden Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Ongeval tijdens activiteit dagbesteding bij detentievervangende behandeling. De organisatie is niet aansprakelijk voor de letselschade ten gevolge van het ongeval. Activiteit valt niet onder artikel 7:658 lid 4 BW, ook geen sprake van onrechtmatige daad.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/708147 / HA ZA 21-886
Vonnis van 27 juli 2022
in de zaak van
[bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [cliënt],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. N.J. Moens te Goes,
tegen
- de stichting
STICHTING TRAGEL,
gevestigd te Clinge, gemeente Hulst,
- de naamloze vennootschap
MS AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Brussel,
gedaagden,
advocaat mr. D.M. Gouweloos te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna aangeduid als [bewindvoerder] , haar cliënt als [cliënt] en gedaagden als Tragel en Amlin. Gedaagden worden gezamenlijk Stichting Tragel c.s. genoemd.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- –
de dagvaarding van 24 augustus 2021 met producties 1 tot en met 9,
- –
de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4,
- –
de producties 9, 10 en 11 van [cliënt] ,
- –
de akte overname procedure waarbij [bewindvoerder] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [cliënt] te kennen geeft de zaak voort te zetten.
In gevolge het tussenvonnis van 16 maart 2022 heeft op 25 april 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De aantekeningen van de mondelinge behandeling bevinden zich in het dossier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
2.1.
Tragel (voorheen Stichting Door) is een maatschappelijke organisatie die zich richt op de begeleiding van (ex-)gedetineerden bij hun terugkeer in de maatschappij. Voorwaarde voor verblijf bij Tragel is deelname aan dagbesteding voor 26 uur per week. [cliënt] verbleef vanaf 26 maart 2018 in een wooncomplex van Tragel voor detentievervangende behandeling. Hij werkte in het kader van zijn resocialisatie van 26 april 2018 tot 20 juli 2018 in de steigerbouw.
2.2.
Op 20 juli 2018 is [cliënt] arbeidsongeschikt geraakt ten gevolge van psychische klachten. In verband met die klachten gebruikt(e) [cliënt] medicatie (Zyprexa). Sindsdien voerde [cliënt] als dagbesteding alleen nog verschillende werkzaamheden op het terrein van Tragel uit, zoals koken en bakken. [cliënt] is op 20 september 2018 bij het plukken van appels op het terrein van Tragel van een huishoudtrap gevallen. Hij heeft daarbij een enkelfractuur opgelopen. [cliënt] is gediagnostiseerd met posttraumatische artrose en heeft nog steeds pijnklachten. Het ongeval vond plaats in aanwezigheid van [begeleider] , begeleider in dienst van Tragel.
2.3.
[cliënt] is voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt daarom sinds 17 juli 2020 een WGA- uitkering.
3Het geschil
3.1.
[bewindvoerder] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een verklaring voor recht afgeeft dat Tragel aansprakelijk is voor de door [cliënt] ten
gevolge van het ongeval van 20 september 2018 geleden en nog te lijden materiële
en immateriële schade, waaronder ook de buitengerechtelijke kosten;
- de hoogte van de door [cliënt] ten gevolge van het ongeval van 20 september 2018
geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade inclusief buitengerechtelijke kosten bepaalt op totaal € 101.981,65, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank in goede Justitie juist acht, te verrneerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag dat de schade is ontstaan, dan wel de dag van de dagvaarding, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag van volledige betaling,
III. Amlin op grond van artikel 7:954 BW wegens de aansprakelijkheid van haar
verzekerde Tragel veroordeelt tot vergoeding van de schade middels rechtstreekse betaling aan [cliënt] .
3.2.
[cliënt] stelt dat Tragel aansprakelijk is voor zijn letselschade, primair op grond van 7:658 BW en subsidiair op grond van artikel 6:162 BW. [cliënt] werd door Tragel verplicht om dagelijks werkzaamheden te verrichten. Letselschade geleden door cliënten van Tragel, zoals [cliënt] , vallen daarom binnen de normale bedrijfsrisico’s van Tragel. Tijdens het verrichten van werkzaamheden in opdracht van Tragel heeft [cliënt] blijvend letsel opgelopen en dus is Tragel aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden.
Verder is Tragel tekortgeschoten in de zorg voor [cliënt] . Tragel is verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van [cliënt] . Dat heeft zij onvoldoende gedaan. Tragel heeft in strijd gehandeld met regels van ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer door [cliënt] niet te behoeden voor het ongeval. Zo heeft de begeleidster van [cliënt] hem een trap laten gebruiken terwijl hij niet het juiste schoeisel aan had en de ondergrond zacht was waardoor de trap scheef kon zakken. Zij had [cliënt] er van moeten weerhouden op die manier appels te plukken.
3.3.
Stichting Tragel c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
De kern van het geschil tussen partijen is de vraag of Tragel verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ongeval van [cliënt] en aansprakelijk is voor de schade die [cliënt] daardoor heeft geleden en nog steeds lijdt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de precieze toedracht van het ongeval, maar zijn het in hoofdlijnen met elkaar eens, zodat in elk geval het volgende vaststaat.
[begeleider] begeleidde [cliënt] op 20 september 2018 bij zijn activiteiten. Die dag hadden zij eerst courgettesoep gemaakt. Daarna gingen ze appels halen om appelmoes mee te maken. Daarvoor namen zij een emmer en een huishoudtrap mee. Ze raapten appels op van de grond en [cliënt] beklom de trap om ook nog appels uit de boom te plukken. Hij viel vanaf de derde trede van de trap op de grond. Daarbij kwam [cliënt] zodanig terecht dat hij een enkelfractuur opliep. Tijdens het ongeval droeg hij geen werkschoenen.
4.3.
Volgens [cliënt] vallen de door hem verrichte werkzaamheden bij Tragel onder de reikwijdte van artikel 7:658 BW omdat Tragel functioneert als een bedrijf waarvoor cliënten werkzaamheden moeten verrichten. Stichting Tragel c.s. betwist dit gemotiveerd.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat [cliënt] geen arbeidsovereenkomst had met Tragel zodat de vraag is of sprake is van een werkrelatie als bedoeld in artikel 7:658 lid 4 BW. Die bepaling houdt in dat degene die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, net als een werkgever aansprakelijk is voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.
4.5.
Vereiste voor toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW is dus dat de werkzaamheden moeten hebben plaatsgevonden “in de uitoefening van het beroep of bedrijf” van degene in wiens opdracht de arbeid is verricht. Met Stichting Tragel c.s. is de rechtbank van oordeel dat aan dit vereiste niet is voldaan. De activiteiten die [cliënt] die dag verrichtte, zijn namelijk speciaal bedoeld als dagbesteding en om hem voor te bereiden op zijn terugkeer in de samenleving. Verder is het plukken van appels geen onderdeel van de werkzaamheden die door de werknemers van Tragel zouden worden verricht als de cliënten het niet zouden doen. De werknemers van Tragel hebben als taak de begeleiding van cliënten zoals [cliënt] bij hun resocialisatie, en niet het produceren van appelmoes.
Er is dus geen sprake van een werkrelatie tussen [cliënt] en Tragel, zodat Tragel niet aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW. Dat het voor [cliënt] als een verplichting voelde om mee te doen aan de dagbesteding, aangezien hij bij weigering weer in detentie zou worden genomen, maakt dat niet anders.
Onrechtmatige daad?
4.6.
[cliënt] stelt dat Tragel als professionele maatschappelijke instelling een zorgplicht heeft die inhoudt dat zij de veiligheid van haar cliënten dient te waarborgen. Tragel heeft in strijd met deze zorgplicht gehandeld, althans in strijd met wat volgens ongeschreven regels in het maatschappelijk verkeer betaamt. Dat is onrechtmatig, aldus [cliënt] . Bearends had niet de opdracht mogen geven appels te gaan plukken. Verder had zij moeten voorkomen dat [cliënt] daarvoor een trap gebruikte, met name omdat hij geen werkschoenen droeg, de grond onder de boom erg zacht was en hij medicatie gebruikte. [begeleider] heeft daardoor niet gezorgd voor een veilige situatie, terwijl zij dat wel had moeten doen.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat het beklimmen van een (enkele treden hoge) huishoudtrap om appels uit een boom te plukken op zichzelf niet een bijzonder risicovolle activiteit is voor een volwassen man als [cliënt] . Wel is het een activiteit waarbij enig risico bestaat om te vallen en daarbij gewond te raken. Van [cliënt] mag worden verwacht dit risico te onderkennen, een juiste inschatting daarvan te maken en zijn gedrag daaraan aan te passen. Niet is gebleken dat zijn medicatie invloed heeft gehad op zijn mentale of lichamelijke capaciteiten die hiervoor nodig zijn. Daarbij komt dat tegenover de betwisting door Stichting Tragel c.s. niet is gebleken dat [cliënt] gedwongen is op de trap te klimmen. [begeleider] heeft juist verklaard dat zij gezegd heeft dat het niet nodig was de trap te gebruiken, omdat er genoeg appels op de grond lagen om appelmoes van te kunnen maken, en dat zij [cliënt] niet kon tegenhouden toen hij toch de trap opklom. Daarmee kan niet gezegd worden dat [begeleider] (en dus Tragel) – voor zover het beklimmen van een huishoudtrap gevaarlijk is – een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen of het risico op een valpartij heeft vergroot.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat er geen sprake van is dat Tragel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [cliënt] . Tragel is dus niet aansprakelijk voor enige schade die [cliënt] door het ongeval heeft geleden. Dit betekent dat de vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.8.
Bij deze uitkomst van de procedure zal [cliënt] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Tragel c.s. worden begroot op:
griffierecht € 4.200,00
salaris advocaat € 1.496,00 (2 punten × tarief € 748,00)
totaal € 5.696,00
4.9.
Ook zal [cliënt] worden veroordeeld in de nakosten voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot, op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.10.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
- De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [cliënt] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Tragel c.s. tot op heden begroot op € 5.696,00 inclusief eventueel verschuldigde btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [cliënt] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [cliënt] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, rechter, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.