Rb, geen dekking voor schade die onder invloed is veroorzaakt
Gedaagde heeft een WAM-verzekering afgesloten voor zijn auto. Op de verzekering zijn de algemene voorwaarden van toepassing waarin is bepaald dat schade door de auto niet is verzekerd indien: – de bestuurder alcohol of drugs heeft gebruikt – indien hij meer alcohol in het bloed of adem heeft dan wettelijk mag. Gedaagde heeft een dodelijk ongeval veroorzaakt waarvoor hij aansprakelijk is. De verzekeraar heeft de benadeelde tegenpartij schadeloos gesteld, en heeft een bedrag van € 30.657,35 uitbetaald. Achteraf is door de politie vastgesteld dat gedaagde op het moment van het ongeval onder indruk van alcohol was. In het eerder gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken staat samengevat dat de verdachte onder invloed van alcohol was en met een te hoge snelheid een 70-jarige voetganger heeft aangereden die aan de gevolgen van dit ongeval ter plaatse is overleden. De verdachte heeft ernstige schuld aan dit ongeval. De verzekeraar eist gedaagde te veroordelen aan haar € 25.000,- te betalen te vermeerderen met wettelijke rente over € 30.657,35 gerekend van de dagvaarding. De kantonrechter oordeelt dat 1. de algemene voorwaarden van de verzekeraar geen oneerlijke bepalingen zijn 2. deze bevatten een specifieke alcoholclausule waarin staat dat schade door de auto niet is verzekerd indien de bestuurder alcohol heeft gebruikt 3. meer specifiek indien de bestuurder meer alcohol in het bloed heeft dan wettelijk mag 4. voor gedaagde had het duidelijk moeten zijn dat het door hem veroorzaakte ongeval niet verzekerd zou zijn omdat hij veel meer alcohol had gehad dan toegestaan. Op grond van de voorwaarden heeft de verzekeraar het recht geen dekking te geven en is gerechtigd het uitbetaalde bedrag van gedaagde terug te vorderen. De kantonrechter veroordeelt gedaagde om aan de verzekeraar tegen kwijting € 25.000,- te betalen, met de wettelijke rente over € 30.657,35 en veroordeelt gedaagde in de proceskosten
ECLI:NL:RBROT:2022:9950
Instantie Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak 18-11-2022
Datum publicatie 21-11-2022
Zaaknummer 9871053
Rechtsgebieden Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg- enkelvoudig
Inhoudsindicatie Geen dekking voor schade die onder invloed van alcohol is veroorzaakt – vordering toewijsbaar
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 9871053 \ CV EXPL 22-14428
datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Achmea Schadeverzekeringen N.V. ,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. V.T.E. Kuijpers.
De partijen worden hierna ‘Achmea’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- –
de dagvaarding van 29 april 2022, met producties;
- –
de conclusie van antwoord.
1.2.
Op 12 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig: de heer [naam01] namens Achmea en [gedaagde01] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2.De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Op 1 januari 2019 heeft [gedaagde01] bij Achmea een schadeverzekering afgesloten, een autoverzekering voor de door hem gereden Audi.
2.2
Op de verzekering zijn de algemene voorwaarden van Achmea van toepassing. Hierin is onder meer het volgende bepaald:
“(…)
- Wanneer is schade door de auto niet verzekerd?
(…)
De bestuurder heeft alcohol of drugs gebruikt
o Hij heeft meer alcohol in het bloed of de adem dan wettelijk mag.
(…)
- Wanneer moet een verzekerde schade en kosten aan ons terugbetalen?
Als wij een schade moeten betalen terwijl de verzekerde niet voldoet aan de voorwaarden.
(…)
2.3
[gedaagde01] heeft op 22 juli 2019 een ongeval veroorzaakt waarvoor hij aansprakelijk is.
2.4
Achmea heeft als WAM-verzekeraar de benadeelde (tegenpartij) schadeloos gesteld. Aan de benadeelde is een bedrag van € 30.657,35 uitbetaald.
2.5
Achteraf is door de politie vastgesteld dat [gedaagde01] op het moment van het ongeval onder invloed was van alcohol.
2.6
In het op 29 juli 2021 door de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, tegen [gedaagde01] gewezen vonnis (ECLI:NL:RBROT:2021:7188) staat – samengevat – het volgende:
“De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto door zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam te rijden, te weten onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol (775 microgram/l) en met een snelheid die hoger was dan ter plaatse verantwoord was, een voetganger aangereden die met haar hond de rijbaan overstak. De voetganger, een 70-jarige mevrouw, is aan de gevolgen van dit ongeval ter plaatse overleden. De verdachte heeft ernstige schuld aan dit ongeval. (…)”
2.7
Aan [gedaagde01] is meerdere keren gevraagd om het uitgekeerde bedrag van
€ 30.657,35 aan Achmea terug te betalen. Tot op heden heeft [gedaagde01] niet terugbetaald.
3.Het geschil
3.1.
Achmea eist samengevat:
- –
[gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 25.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente over € 30.657,35 gerekend vanaf de dag van de dagvaarding tot alles is betaald;
- –
[gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
- –
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 30.657,35, de tot de dagvaarding verschenen rente van € 1.323,46 en buitengerechtelijke kosten van € 1.308,70. Achmea beperkt om haar moverende redenen haar vordering op [gedaagde01] tot een bedrag van € 25.000,-. Zij reserveert uitdrukkelijk al haar rechten met betrekking tot de invordering van het nog resterende deel van de totale vordering.
3.2.
Achmea baseert de eis op de vaststaande feiten en het volgende. Op grond van de algemene voorwaarden van Achmea (artikel 14) is er geen dekking voor schade die onder invloed van alcohol is veroorzaakt. Achmea vordert op grond van artikel 20 van haar algemene voorwaarden betaling door [gedaagde01] van het door Achmea aan de benadeelde uitbetaalde bedrag.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] betwist dat hij opzettelijk heeft gehandeld (hij heeft nooit de opzet gehad om een ongeval te veroorzaken, laat staan een ongeval met dodelijk afloop), dan wel het verwijt kan worden gemaakt dat hij roekeloos is geweest in het verkeer. In de strafprocedure – die op dit moment bij het Gerechtshof loopt – is nog niet onherroepelijk komen vast te staan dat sprake is geweest van roekeloos handelen door [gedaagde01] . Daarom betwist [gedaagde01] in deze civiele procedure dat sprake is geweest van roekeloos handelen door [gedaagde01] in het verkeer.
Verder is van belang de eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer van het dodelijke ongeval. Volgens [gedaagde01] is vast komen te staan dat het slachtoffer ervoor heeft gekozen om ter plaatse de straat over te steken waardoor het voor [gedaagde01] nagenoeg onmogelijk was om haar te zien en daarmee een ongeval te voorkomen. Dit heeft invloed op de omvang van de vergoedingsplicht van de aansprakelijke partij.
Aangezien bovengenoemde punten nog niet onherroepelijk vaststaan, verzoekt [gedaagde01] de kantonrechter om de procedure aan te houden tot de uitkomst in de strafprocedure bij het Hof bekend is.
4.De beoordeling
4.1
[gedaagde01] is de verzekeringsovereenkomst aangegaan als consument, zodat de eis geldt dat voor hem bij de totstandkoming van de overeenkomst in de omstandigheden van het geval duidelijk en begrijpelijk moet zijn geweest dat een schadevoorval zoals het onderhavige met dit beding van dekking zou zijn uitgesloten en prevaleert bij twijfel over de betekenis van het beding de voor hem gunstigste uitleg (artikel 6:238 lid 2 BW). De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de algemene voorwaarden van Achmea oneerlijke bepalingen bevatten zoals bedoeld in Richtlijn 93 /13 EG. De rechter moet oneerlijke bepalingen vernietigen. Achmea mag die bepaling dan niet gebruiken en ook geen beroep meer doen op aanvullend recht. 1
4.2
De kantonrechter is van oordeel dat de algemene voorwaarden waar Achmea zich op beroept geen oneerlijke bepalingen zijn. Artikel 14 van de algemene voorwaarden bevat een specifieke alcoholclausule waarin duidelijk en begrijpelijk staat vermeld dat schade door de auto niet is verzekerd indien de bestuurder alcohol heeft gebruikt, meer specifiek indien de bestuurder meer alcohol in het bloed of de adem heeft dan wettelijk mag. Het had voor [gedaagde01] dan ook redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat hij voor het door hem veroorzaakte ongeval op 22 juli 2019 niet verzekerd zou zijn, omdat hij (veel) meer 2 alcohol had genuttigd dan wettelijk is toegestaan. Ook anderszins is niet gebleken dat een algemene voorwaarde onredelijk zou zijn.
4.3
Achmea heeft haar vordering gebaseerd op de alcoholclausule in haar algemene voorwaarden en niet op artikel 7:952 BW waarin staat dat de verzekeraar geen schade vergoedt aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt. In de alcoholclausule wordt het vereiste van opzet of roekeloosheid niet gesteld, zodat het standpunt van [gedaagde01] dat daarvan geen sprake is niet van belang is en niet behoeft te worden beoordeeld. Het verweer van [gedaagde01] wordt verworpen.
4.4
Nu onweersproken vaststaat dat [gedaagde01] op 22 juli 2019 een ongeval heeft veroorzaakt en hij op het moment van het ongeval onder invloed was van – meer dan de wettelijke toegestane hoeveelheid – alcohol, heeft Achmea op grond van haar algemene voorwaarden het recht om geen dekking te geven en is zij gerechtigd om het uitbetaalde bedrag van [gedaagde01] terug te vorderen.
4.5
De stelling van [gedaagde01] dat sprake was van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer van het dodelijke ongeval, is door Achmea gemotiveerd betwist. Het standpunt is door [gedaagde01] ook niet nader onderbouwd, komt in het strafvonnis van de rechtbank te Rotterdam van 29 juli 2021 in het geheel niet naar voren en lijkt ook moeilijk te rijmen met de eigen stelling van [gedaagde01] dat hij zich als gevolg van black-outs in het geheel niets meer kan herinneren van (de uren voor en na) het ongeval. Dit verweer gaat dan ook niet op.
4.6
De kantonrechter ziet gezien het voorgaande geen aanleiding om het verzoek tot aanhouding van de procedure in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep in de strafzaak, zonder nadere concretisering en invulling van het verweer, te honoreren.
4.7
Dit betekent dat de vordering van Achmea tot betaling van een bedrag van
€ 25.000,- zal worden toegewezen.
4.8
[gedaagde01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Achmea tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 1.384,00 aan griffierecht en € 996,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 2.509,74. Voor kosten die Achmea maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.9
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5.De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde01] om aan Achmea tegen kwijting te betalen € 25.000,00, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 30.657,35 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Achmea tot vandaag vastgesteld op € 2.509,74;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
821
1Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68
2775 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht terwijl de wettelijk toegestane hoeveelheid 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht is