Rb: verzoek om schaderegeling voort te zetten en voorlopig deskundigenbericht afgewezen, verzekeraar had gegronde twijfels en mocht onderhandelingen beëindigen (1)
Deelgeschil en verzoek voorlopig deskundigenbericht; whiplash, ongeval 2017, ZZP-er kraanmachinist, bestuurder. 1. Deelgeschil. De rechtbank wijst het verzoek om voor recht te verklaren dat het staken van de schadebehandeling door verzekeraar onrechtmatig is en om verzekeraar te gelasten de onderhandelingen voort te zetten af. Verzekeraar stelt dat vertrouwensbasis voor het voortzetten van de onderhandelingen ontbreekt; er is sprake van een opeenstapeling van twijfels over de juistheid van diverse verklaringen van verzoeker. Deze twijfels komen de rechtbank niet ongegrond voor. De rechtbank acht onder meer van belang dat verzoeker heeft verklaard dat hij voor het ongeval volledig gezond was, terwijl later bleek dat er wel degelijk sprake is van een belaste medische voorgeschiedenis, zowel op lichamelijk als op psychisch gebied. Verzekeraar heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zij geen heil meer ziet in minnelijk overleg. In beginsel staat het verzekeraar vrij de onderhandelingen te beëindigen (r.o. 4.8). 2. BGK afgewezen. 3. Deelgeschil onnodig ingesteld, kosten afgewezen. 4. Voorlopig deskundigenbericht afgewezen. Verzoek is prematuur en daarmee in strijd met de goede procesorde. Eerst dient verzoeker nadere medische en feitelijke informatie te verschaffen.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
06-04-2020
Datum publicatie
11-05-2020
Zaaknummer
C/09/580496 / HA RK 19-556
Rechtsgebieden
Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Rekestprocedure
Inhoudsindicatie
Deelgeschil en voorlopig deskundigenbericht: onvoldoende vertrouwensbasis om verzekeraar te verplichten het buitengerechtelijk traject door te zetten, geen verdere vergoeding buitengerechtelijke kosten, verzoek VDO is prematuur, meer info nodig.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaak- / rekestnummer (deelgeschil): C/09/580496 / HA RK 19-556
zaak- / rekestnummer (voorlopige deskundigenberichten): C/09/582024 / HA RK 19-608
Beschikking van 6 april 2020
in de zaak van
[verzoeker] te [plaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. O. Arslan te Den Haag,
tegen
UNIGARANT N.V. te Hoogeveen,
verweerster,
advocaat: mr. D.D. Markvoort te Hoogeveen.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Unigarant genoemd.
1
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
twee verzoekschriften, ter griffie ingekomen op 23 september 2019 (deelgeschil) respectievelijk 22 oktober 2019 (voorlopige deskundigenberichten), beide met producties;
–
het verweerschrift op de twee verzoekschriften, met producties;
–
de reactie op het verweerschrift.
1.2.
Op 18 februari 2020 heeft de mondeling behandeling van beide verzoeken plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
–
[verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. Arslan voornoemd;
–
namens Unigarant: mevrouw [letselschade-expert] (letselschade-expert), bijgestaan door mr. Markvoort voornoemd.
1.3.
Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.
2
De feiten
2.1.
[verzoeker] is in de vooravond van 8 mei 2017 als bestuurder van een personenauto betrokken geraakt bij een kop-staartbotsing (verder: het ongeval). De personenauto die [verzoeker] bestuurde werd van achteren aangereden door een bij Unigarant verzekerd voertuig, waarna [verzoeker] achterop de auto voor hem is gebotst.
2.2.
Unigarant heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid jegens [verzoeker] erkend voor de gevolgen van het ongeval.
2.3.
Direct na het ongeval is [verzoeker] gezien op de Spoedeisende Hulp (SEH) van het MHC Westeinde Ziekenhuis in Den Haag. Bij het onderzoek werden geen lichamelijke afwijkingen geconstateerd en [verzoeker] is na het onderzoek naar huis gestuurd.
2.4.
Op 26 mei 2017 heeft [verzoeker] voor het eerst na het ongeval zijn huisarts bezocht.
2.5.
Op 17 mei 2017 heeft [verzoeker] een claim ingediend bij AllSecur/Allianz onder de door hem afgesloten schadeverzekering voor inzittenden (SVI). Allianz heeft begin juli 2017 een voorschot van € 1.500,– aan [verzoeker] overgemaakt. Op 8 januari 2018 heeft mr. Arslan het schaderegelingstraject bij AllSecur/Allianz gestaakt.
2.6.
[verzoeker] was voor het ongeval werkzaam als kraanmachinist en hulpmonteur. Hij werd als zelfstandige zonder personeel ingehuurd door [X] B.V. te [plaats 2].
2.7.
[verzoeker] en Unigarant hebben aanvankelijk getracht een pragmatische regeling te bereiken. Toen dat niet mogelijk bleek, heeft Unigarant in april 2018 een multidisciplinair revalidatietraject, een arbeidsdeskundig traject en een bedrijfsanalyse door Athenos voorgesteld.
2.8.
Het revalidatietraject is begeleid door OCA Den Haag. Dit heeft niet geleid tot werkhervatting.
2.9.
Het arbeidsdeskundig onderzoek is uitgevoerd door de heer [registerarbeidsdeskundige] , registerarbeidsdeskundige bij Bureau Terzet, die op 1 augustus 2018 zijn rapport heeft uitgebracht.
2.10.
De bedrijfsanalyse door Athenos is begeleid door de heer [A] . De conceptrapportage in het bedrijfskundig onderzoek is verzonden op 20 februari 2019.
2.11.
Unigarant heeft in totaal € 49.000,– aan voorschotten aan [verzoeker] verstrekt. Daarnaast heeft zij € 7.416,52 voldaan als voorschot op de buitengerechtelijke kosten.
2.12.
Bij brief van 10 juli 2019 heeft Unigarant te kennen gegeven de actieve behandeling van de zaak te staken.
3
Het geschil
Deelgeschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat het staken van de actieve behandeling van de zaak van [verzoeker] door Unigarant onredelijk c.q. onrechtmatig is;
- Unigarant te gelasten om de onderhandelingen met [verzoeker] voort te zetten;
III. Unigarant te veroordelen om € 9.505,66 aan buitengerechtelijke kosten te betalen;
- de kosten van de deelgeschil te begroten op € 7.612,84 en Unigarant te veroordelen tot betaling daarvan.
3.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij met betaling van voorschotten van € 49.000,– bij lange na niet schadeloos is gesteld, mede gezien zijn nog altijd voortdurende arbeidsongeschiktheid. Daar komt bij dat de door Unigarant geuite verwijten aan zijn adres niet terecht zijn. Onder deze omstandigheden acht [verzoeker] het besluit van Unigarant om de actieve behandeling van het dossier te staken niet gerechtvaardigd.
3.3.
Unigarant voert gemotiveerd verweer. Zij stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat een vertrouwensbasis om de onderhandelingen voort te zetten ontbreekt.
Voorlopige deskundigenberichten
3.4.
Het tweede verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
twee voorlopige deskundigenberichten, te weten een neurologische expertise en een psychiatrische expertise, beveelt en als neuroloog benoemt de heer [neuroloog 1] of de heer dr. [neuroloog 2] en als psychiater de heer [psychiater 1] of de heer dr. [psychiater 2] ;
aan de deskundigen opdraagt de vragen overeenkomstig de IWMD-vraagstelling te beantwoorden en daarover schriftelijk verslag uit te brengen;
de deskundigen vraagt de kosten te begroten en Unigarant aan te wijzen als de partij die het voorschot op die kosten dient te dragen.
3.5.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat na het ongeval invaliderende en persisterende pijnklachten zijn ontstaan. Omdat Unigarant het causaal verband tussen deze klachten en het ongeval betwist, is onafhankelijk medisch onderzoek noodzakelijk om de medische gevolgen van het ongeval vast te stellen.
3.6.
Unigarant verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Zij voert daartoe aan dat een neurologische expertise geen meerwaarde heeft omdat geen medisch objectiveerbare ongevalsgerelateerde neurologische afwijkingen geconstateerd zijn die de gestelde aanhoudende klachten van [verzoeker] kunnen verklaren. Voor de psychiatrische expertise geldt dat deze zonder (volledige) informatie over de medische voorgeschiedenis van [verzoeker] evenmin meerwaarde heeft.
4
De beoordeling
4.1.
De rechtbank zal in het navolgende eerst een beslissing nemen in de deelgeschilprocedure en daarna het verzoek om twee voorlopige deskundigenberichten te bevelen beoordelen.
Deelgeschilprocedure
4.2.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de verzoeken van [verzoeker] zich lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w Rv. Deze procedure biedt betrokkenen bij een geschil over letselschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase op een eenvoudige en snelle wijze toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Gelet op dit doel moet de rechtbank allereerst beoordelen of de verzochte beslissingen kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Als dit niet het geval is, moeten de verzoeken worden afgewezen (artikel 1019z Rv).
4.3.
Het verzoek van [verzoeker] strekt enerzijds tot het heropenen van de buitengerechtelijke onderhandeldingen en anderzijds tot betaling van de buitengerechtelijke kosten. Beide geschilpunten vallen in beginsel binnen de reikwijdte van artikel 1019w Rv.
Heropenen buitengerechtelijke onderhandelingen
4.4.
Unigarant heeft expliciet aangegeven dat zij niet meer bereid is om buiten rechte nog iets voor [verzoeker] te betekenen. Daartoe heeft Unigarant – kort samengevat – aangevoerd dat [verzoeker] zich onbetrouwbaar heeft getoond. Daar komt bij dat Unigarant ervan uitgaat dat zij inmiddels meer aan voorschotten heeft betaald dan er aan schade is geleden. [verzoeker] moet een bodemprocedure starten als hij hier anders over denkt, aldus Unigarant.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat het verweer van een verzekeraar dat zij ongeacht de uitkomst van de deelgeschilprocedure de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst uitsluit, in zijn algemeenheid geen grond vormt om een verzoek tot behandeling van een deelgeschil af te wijzen. Dit zou immers leiden tot het onaanvaardbare gevolg dat eenvoudig aan de behandeling van een deelgeschil kan worden ontkomen door geen buitengerechtelijke onderhandelingen aan te gaan. Hierop geldt een uitzondering indien aannemelijk is dat de uitspraak van de rechter in de deelgeschilprocedure niet (meer) zal dienen als impuls voor heropening van vastgelopen onderhandelingen. Immers, de deelgeschilprocedure is naar haar aard niet bedoeld om partijen die niet (langer) met elkaar in onderhandeling zijn aan de onderhandelingstafel te dwingen.
4.6.
De rechtbank stelt op basis van de onder 2.7 tot en met 2.11 vermelde feiten vast dat Unigarant het schaderegelingstraject voortvarend heeft opgepakt. Dit heeft geresulteerd in diverse voorschotbetalingen, een schikkingsvoorstel in het voorjaar van 2018 en het faciliteren van een multidisciplinair revalidatietraject, een arbeidsdeskundig traject en een bedrijfskundig onderzoek.
4.7.
In juli 2019 zijn de buitengerechtelijke onderhandelingen door Unigarant afgebroken. Unigarant stelt zich op het standpunt dat de vertrouwensbasis voor het voortzetten van de onderhandelingen ontbreekt omdat [verzoeker] :
–
de behandeling van zijn claim bij een andere verzekeraar heeft verzwegen;
–
oneerlijk is geweest, onder meer over zijn medische voorgeschiedenis en zijn arbeidsverleden;
–
bewust informatie heeft achtergehouden;
–
het onderzoek heeft gemanipuleerd en gefrustreerd.
Volgens Unigarant is er bovendien geen onderbouwing voor het causaal verband tussen het ongeval en de voortdurende klachten en de arbeidsongeschiktheid die [verzoeker] stelt en al helemaal niet voor de schade die dit zou opleveren. Daar komt nog bij dat de zaak steeds onnodig wordt gerekt en het innen van buitengerechtelijke kosten een doel op zich lijkt te zijn geworden.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat met de verzochte beslissing niet zal kunnen worden bereikt dat de onderhandelingen tussen partijen worden vlot getrokken. Uit het voorgaande blijkt dat Unigarant zich ter onderbouwing van haar weigering om de schaderegeling te hervatten zich erop beroept dat er inmiddels sprake is van een opeenstapeling van twijfels over de juistheid van diverse verklaringen van [verzoeker] zonder dat deze twijfels door hem worden weggenomen. Deze twijfels komen de rechtbank niet ongegrond voor. De rechtbank acht onder meer van belang dat [verzoeker] eerst heeft verklaard dat hij voor het ongeval volledig gezond was. Pas na het staken van de actieve behandeling van de zaak, blijkt uit het advies van zijn medisch adviseur van 18 oktober 2019 dat er wel degelijk sprake is van een belaste medische voorgeschiedenis, zowel op lichamelijk als op psychisch gebied. [verzoeker] heeft verzuimd daarvan melding te maken bij Unigarant en hij heeft tot op heden ook onvoldoende duidelijkheid over zijn medische voorgeschiedenis verschaft. Daar komt bij dat [verzoeker] richting Unigarant onjuist dan wel onvolledig dan wel onvoldoende transparant heeft verklaard over zijn over arbeidsverleden en ziekteverzuimverleden.
4.9.
In het licht van het vorenstaande heeft Unigarant zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zij geen heil meer ziet in minnelijk overleg. In beginsel staat het Unigarant vrij om op grond daarvan en haar standpunt dat de reeds gedane uitkeringen een passende schadevergoeding opleveren de buitengerechtelijke onderhandelingen met [verzoeker] te beëindigen. Feiten of omstandigheden die tot het oordeel zouden moeten leiden dat dit in de onderhavige situatie onrechtmatig zou zijn, zijn gesteld noch gebleken.
4.10.
Op grond van het vorenstaande is aannemelijk dat een beslissing van de rechtbank in deze kwestie niet zal dienen als impuls voor heropening van vastgelopen onderhandelingen. Dit leidt tot afwijzing van het verzochte onder I en II.
Vergoeding buitengerechtelijke kosten
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat Unigarant mr. Arslan tot op heden een adequate vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten heeft voldaan, te weten een bedrag van € 7.416,52. Weliswaar staat niet vast dat er geen schade is, maar er zijn vooralsnog geen aanwijzingen die duiden op een schadeomvang van ruim € 140.000,– (het afwikkelingsvoorstel van [verzoeker] ). Onder de gegeven omstandigheden is er veeleer aanleiding om te veronderstellen dat de schade lager zal zijn. Verder weegt de rechtbank mee dat Unigarant aan [verzoeker] reeds een schadebedrag heeft uitgekeerd van € 49.000,–, waarvan de buitengerechtelijke kosten geen onderdeel uitmaken. Bij de toets of de buitengerechtelijke kosten redelijk zijn, speelt de schadeomvang een rol. Tot slot blijkt uit de urenspecificaties dat veel uren zijn gemaakt zonder dat daarvoor een gefundeerde verklaring of rechtvaardiging is gegeven en zonder dat deze noodzakelijk zijn gebleken. Het voorgaande betekent dat ook het verzoek tot nadere vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.12.
De rechtbank zal in de gegeven omstandigheden ook niet overgaan tot begroting van de kosten van het deelgeschil. De rechtbank is van oordeel dat deze deelgeschilprocedure onnodig is ingesteld, ook wat betreft het verzoek tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank is van oordeel dat mr. Arslan, in aanmerking genomen zijn deskundigheid en ervaring in letselschadeprocedures, in redelijkheid niet heeft kunnen verwachten dat het verzoek in de gegeven omstandigheden (deels) zou worden toegewezen. Een begroting van de proceskosten blijft dan ook achterwege.
Voorlopige deskundigenberichten
4.13.
Voorop staat dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen mits het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is slechts anders de rechtbank oordeelt dat verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW), of indien sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Aan de rechter die moet oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe.
4.14.
[verzoeker] heeft te kennen gegeven dat hij met de medische expertises beoogt duidelijkheid te krijgen over het causaal verband tussen zijn klachten en het ongeval. Dat is in overeenstemming met het doel waarvoor het voorlopig deskundigenbericht is beoogd.
4.15.
In deze kwestie is echter tussen partijen in geschil of [verzoeker] voldoende (medische en feitelijke) informatie heeft verstrekt om de gevraagde medische expertises op een zinvolle wijze te laten plaatsvinden. Daarnaast twijfelt Unigarant eraan of de inmiddels wel beschikbare informatie juist is. De rechtbank acht het verzoek van [verzoeker] tegen deze achtergrond prematuur en daarmee in strijd met de goede procesorde. Eerst dient [verzoeker] nadere medische en feitelijke informatie te verschaffen zoals Unigarant heeft verzocht. Bij gebrek aan die informatie kan op dit moment niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat het gewenste onderzoek kan bijdragen aan de vaststelling van de omvang van de schade. Daar komt bij dat [verzoeker] tegenover het gemotiveerde verweer van Unigarant dat zij met de reeds verstrekte voorschotten ruimschoots aan haar plicht tot vergoeding van de geleden schade heeft voldaan, onvoldoende concreet heeft onderbouwd welk recht en belang hij heeft bij de verzochte medische expertises.
4.16.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de verzoeken zal afwijzen.
5
De beslissing
De rechtbank:
in de zaak met zaak- en rekestnummer C/09/580496 / HA RK 19-556 (deelgeschil):
5.1.
wijst de verzoeken af;
in de zaak met zaak- en rekestnummer C/09/582024 / HA RK 19-608 (voorlopige deskundigenberichten):
5.2.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel op 6 april 2020.1
1
type: 1366