Rechtbank: Vaststellen verlies aan verdienvermogen. Hypothetische doorgroeimogelijkheden.

Samenvatting:

Verzoeker is als motorrijder samen met een automobilist betrokken geraakt bij een verkeersongeluk. Verzoeker heeft onder meer ernstig schedel- en hersenletsel opgelopen met blijvende beperkingen tot gevolg. De verzekeraar heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Daarnaast staat vast dat verzoeker als gevolg van het ongeval blijvend arbeidsongeschikt is geworden. Onderliggend geschil betreft het vaststellen van verzoekers verdienvermogen in de hypothetische situatie zonder ongeval.

Uit het rapport van de deskundige kan worden afgeleid dat het vanuit de functie die verzoeker voor het ongeval had wel mogelijk was geweest om door te groeien naar de functie van assistent luchtverkeersleider. De rechtbank is met verzoeker van oordeel dat uit het deskundige rapport volgt dat in de hypothetische situatie zonder ongeval van assistent luchtverkeersleider als externe maatman kan worden uitgegaan.

De rechtbank verklaart dan ook voor recht dat het verdienvermogen van verzoeker in de hypothetische situatie zonder ongeval gelijk kan worden gesteld aan dat van een assistent luchtverkeersleider.

ECLI:NL:RBAMS:2023:4224

Instantie Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak 06-07-2023
Datum publicatie 13-07-2023
Zaaknummer C/13/723421 / HA RK 22-335
Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere kenmerken

Inhoudsindicatie

Eerste aanleg – enkelvoudig

letselschade, deelgeschil, Interpretatie rapport gezamenlijke deskundige tbv uitgangspunten vaststellen hypothetische situatie zonder ongeval tav het carrièreverloop van verzoeker

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/723421 / HA RK 22-335 Beschikking van 6 juli 2023

in de zaak van

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , verzoeker, advocaat mr. S.W. Polak te Wognum, tegen

de naamloze vennootschap

ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Apeldoorn, verweerster, advocaat mr. M.T. Spronck te Arnhem.

Partijen worden hierna [verzoeker] en Achmea genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift, met producties,
  • de tussenbeschikking van 27 oktober 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald, – het verweerschrift, met producties,
  • het proces-verbaal van de op 19 januari 2023 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin vermelde stukken,
  • de akte uitlaten van [verzoeker] van 4 mei 2023, tevens wijziging verzoeken, met één productie,
  • de akte van Achmea van 4 mei 2023, – de antwoordakte van Achmea van 1 juni 2023.

De beschikking is vervolgens bepaald op heden.

  • De feiten
    • Op 26 juli 2012 is [verzoeker] als motorrijder, samen met een bij Achmea verzekerde automobilist, betrokken geraakt bij een verkeersongeluk (hierna het ongeluk).
    • Als gevolg van het ongeluk heeft [verzoeker] onder meer ernstig schedel- en hersenletsel opgelopen met blijvende beperkingen tot gevolg. Het UVW heeft [verzoeker] volledig arbeidsongeschikt verklaard.
    • Achmea heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
    • Ter vaststelling van het verlies aan verdienvermogen (VAV) heeft [verzoeker] in 2019 een deelgeschilprocedure opgestart (hierna: de eerdere deelgeschilprocedure). Deze procedure heeft geleid tot een schikking. Partijen zijn het eens geworden over de inschakeling van (arbeids)deskundige Hoijtink.
    • Nadat partijen Hoijtink hadden ingeschakeld zag Hoijtink zich genoodzaakt de opdracht terug te geven. Daarop hebben partijen in oktober 2019 gezamenlijk register-arbeidsdeskundige R.H.M.

van der Leijgraaf als deskundige ingeschakeld (hierna: de deskundige). Het rapport van de deskundige gedateerd 22 oktober 2019 luidt, voor zover hier relevant:

“[…] VIII Beschouwing […]

Uitgaande van de door betrokkene aangeleverde mondelinge en schriftelijke informatie, alsmede de informatie uit overige bronnen, constateer ik het navolgende:

Betrokkene heeft een afgeronde VMBO opleiding (theoretische leerweg), diploma behaald, Betrokkene heeft een -geheel gevolgde- MBO-4 opleiding luchthavenlogistiek, geen diploma behaald.

Hierbij hoort een opleidingsniveau 4

Het werk en denkniveau van betrokkene is nooit onderzocht.

Tijdens het dienstverband bij Aviapartner BV. behaalde betrokkene diverse vakgerichte certificaten (bijlagen). […]

Deze situatie als vertrekpunt nemend, zou het behaalde opleidingsniveau 4 naar verwachting niet binnen enkele jaren naar opleidingsniveau 6 te tillen zijn, mede gelet op de resultaten in de vooropleiding.

Hierdoor zou niet (tijdig) kunnen worden voldaan aan de toelatingseisen van de opleiding LVL.

Op basis hiervan zou het voornemen om luchtvaartleider te worden niet haalbaar zijn. […]

Maatman […]

Voor wat betreft de externe maatman zou de functie van Assistent Luchtverkeersleider in aanmerking kunnen worden genomen.

Voor deze functie bij de LVNL is geen specifieke opleiding vereist. Wel minimaal HAVO of diploma MBO-4.

Het salaris van Assistent Luchtverkeersleider ligt op circa € 3.000,- bruto per maand, uitloop naar circa € 4.200,- bruto per maand.

Dit alles onder de voorwaarde dat betrokkene het vereiste (opleidings)niveau zou kunnen aantonen en door de selectie zou zijn gekomen. […] IX Beantwoording vraagstelling […]

Vraag 5 :

  1. Een mogelijke maatman “buiten” de eigen werkgever, dit onderbouwd met bruto jaarsalarissen met vermelding van periodes; Antwoord:
  • Assistent Luchtverkeersleider
  • Zie onder VIII Beschouwing […]”
    • De voormalig advocaat van [verzoeker] heeft per e-mail op 22 februari 2020 voor zover hier relevant als volgt op het rapport van de deskundige gereageerd:

“Voorts lijkt de externe maatman wat zuinig gemotiveerd terwijl toch wel duidelijk is dat cliënt de opleiding tot assistent luchtverkeersleider gemakkelijk aan zou hebben gekund; dit mede gelet op zijn citotoets en schooladvies en het feit dat een vroegere collega dit pad momenteel ook volgt.”

  • De deskundige heeft vervolgens per e-mail van 4 maart 2020 als volgt gereageerd:

“Tot slot; voor de externe maatmanfunctie (functie Assistent Luchtverkeersleider) geldt een vooropleidingseis van HAVO met diploma of diploma MBO-4.

Het feit dat een vroegere collega thans het pad richting assistent luchtverkeersleider volgt, heeft naar mijn inschatting zeer waarschijnlijk te maken met het feit dat genoemde collega de opleiding HAVO met diploma heeft afgerond.”

  • Omdat [verzoeker] geen toestemming had gegeven aan Achmea om zijn beoordelings- en functioneringsformulieren/verslagen in te zien, heeft Achmea ter beoordeling van het rapport van de deskundige een eigen deskundige, J.P.H.M. Verhoeven, geraadpleegd. De op verzoek van Achmea opgestelde reactie van Verhoeven, gedateerd 18 maart 2020, luidt, voor zover hier relevant:

“Ik deel uw mening dat betrokkene zonder ongeval zeer waarschijnlijk niet doorgegroeid zou zijn tot verkeersleider en evenmin tot assistent- verkeersleider […]

Opvallend in het rapport van de heer Van de Leijgraaf vind ik dat hij in zijn beschouwing op pagina 9, waar hij spreekt over (externe) Maatman”, aangeeft dat de functie van assistent luchtverkeersleider in aanmerking zou kunnen worden genomen. Echter, ook de opleiding om deze functie uit te kunnen gaan voeren vereist een havo of mbo 4-diploma. De heer van de Leijgraaf geeft dit ook aan in zijn rapport. Betrokkene bezit die diploma’s niet en hoe betrokkene dit niveau zou moeten aantonen onderbouwt hij evenmin. Daarbij blijft voor mij overeind dat er geen reden is om aan te nemen dat betrokkene een havo-niveau bezit.”

  • Een op eenzijdig verzoek van [verzoeker] opgesteld rapport van B. Hagoort, arbeidsdeskundige, van 17 maart 2022 luidt verder, voor zover hier relevant:

“De kans dat betrokkene assistent-luchtverkeersleider zou worden acht ik hoog. Dat baseer ik op de aan de functie gestelde eisen (HAVO of MBO-4 diploma) in relatie tot wat betrokkene op het moment van het ongeval aan opleiding en ervaring in huis had. Dat in combinatie met de getuigenissen van betrokkene ’s leidinggevenden.”

  • [verzoeker] heeft een Erkenning van Verworven Competenties (EVC) opgevraagd bij Vigor EVC Centrum. Vigor heeft op 14 februari 2023 een EVC rapport uitgebracht dat voor zover hier relevant het volgende vermeldt:

“[…] Zijn competentieontwikkeling in de periode 2008-2012 en de resultaten die hij tot tevredenheid van zijn belanghebbenden behaalde, rechtvaardigen de conclusie dat de heer [verzoeker] in 2012 vóór het motorongeluk functioneerde op beroepsoverstijgende competentieniveau 4 (mbo-4).”

  • Het geschil
    • [verzoeker] verzoekt bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, na wijziging van zijn verzoeken:
  1. voor recht te verklaren dat zijn verdienvermogen in de hypothetische situatie zonder ongeval gelijk wordt gesteld aan dat van een assistent luchtverkeersleider, althans te bepalen welke functie [verzoeker] in zijn hypothetische carrière zonder ongeval zou zijn gaan vervullen; II. Achmea te veroordelen tot betaling van de kosten van de arbeidsdeskundige van € 2.935,62;

III. de kosten van het deelgeschil te begroten, met veroordeling van Achmea tot betaling van die kosten aan [verzoeker] .

  • [verzoeker] stelt hiertoe dat uit het rapport van de deskundige, in samenhang beschouwd met het rapport van Hagoort, volgt dat zijn verdienvermogen in de hypothetische situatie zonder ongeval gelijk gesteld kan worden aan dat van een assistent luchtverkeersleider. [verzoeker] meent dat hij, mede gelet op zijn opgedane werkervaring, over het vereiste opleidingsniveau beschikt en dat de deskundige daarom terecht als externe maatman de functie van assistent luchtverkeersleider noemt.

Voor zover de te hanteren externe maatmanfunctie van assistent luchtverkeersleider niet al duidelijk uit het rapport van de deskundige volgt verzoekt [verzoeker] de rechtbank om aan de deskundige de nadere vraag “bent u van mening dat de heer [verzoeker] in de hypothetische situatie zonder ongeval assistent luchtverkeersleider had kunnen worden?” voor te leggen.

Mocht het antwoord van de deskundige op deze vraag ontkennend zijn, waarmee de functie van assistent luchtverkeersleider als externe maatman afvalt, zou de oorspronkelijke vraag aan de deskundige naar de externe maatman onbeantwoord blijven. Nu het echter van belang is dat [verzoeker] elf jaar na het ongeval duidelijkheid verkrijgt over zijn in acht te nemen hypothetische carrière zonder ongeval, verzoekt [verzoeker] , ter voorkoming van verdere vertraging, om eveneens de volgende aanvullende vraag aan de deskundige voor te leggen: “zo nee, wat is een externe maatmanfunctie die de heer [verzoeker] in de hypothetische situatie zonder ongeval wel zou hebben kunnen bereiken?”

[verzoeker] acht het verder van belang dat de deskundige bij het beantwoorden van beide aanvullende vragen kennis neemt van de informatie die na het rapport van de deskundige beschikbaar is geworden, te weten het rapport van Verhoeven, het rapport van Hagoort alsmede van het door Vigor EVC Centrum opgestelde document genaamd ‘Erkenning van Verworven Competentie (EVC)’ en deze stukken te betrekken bij het beantwoorden van de vragen.

  • Achmea voert verweer. Zij voert aan dat uit het rapport van de deskundige niet volgt dat [verzoeker] in de hypothetische situatie zonder ongeval assistent luchtverkeersleider zou zijn geworden. [verzoeker] voldoet niet aan de diploma-eisen die bij deze functie horen. Daarmee heeft hij niet voldaan aan de door de deskundige gestelde voorwaarden om van deze functie te kunnen uitgaan. Achmea verwijst daarbij naar het antwoord van de deskundige op de naar aanleiding van zijn rapport nog gestelde vragen (zie hiervoor onder 2.7). Het rapport van de deskundige is hierin voldoende duidelijk, het stellen van aanvullende vragen aan de deskundige is niet nodig. Daarnaast heeft [verzoeker] evenmin al voldoende aangetoond over het opleidingsniveau havo/mbo-4 te beschikken en maakt hij niet aannemelijk dat hij door de selectieprocedure zou zijn gekomen.

Achmea maakt verder bezwaar tegen de wijziging van de verzoeken van [verzoeker] , voor zover deze een uitbreiding van de verzoeken inhouden. Nader deskundigenonderzoek leent zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Het stellen van nadere vragen aan de deskundige zou een uitbreiding van het deskundigenonderzoek met zich brengen waarvoor de deelgeschilprocedure geen ruimte biedt. Ook verzet Achmea zich tegen het verzoek om de deskundige aanvullende stukken ter beschikking te stellen en hem deze te laten betrekken bij zijn onderzoek. Achmea maakt tenslotte bezwaar tegen gebruik van het EVC-rapport van Vigor bij de beoordeling van deze zaak. Er lijken geen ervaringscertificaten van [verzoeker] te zijn geregistreerd, de echtheid van het overgelegde EVC- certificaat kan niet worden vastgesteld en wordt uitdrukkelijk betwist. Ook blijkt daaruit niet welke stukken aan Vigor ter beschikking zijn gesteld en worden conclusies onvoldoende onderbouwd.

  • De beoordeling

Ten aanzien van het wijzigen door [verzoeker] van zijn verzoeken

  • De rechtbank stelt voorop dat [verzoeker] bevoegd is om in dit stadium van de procedure zijn verzoeken te wijzigen (artikel 283 Rv). De zaak stond nog niet voor beschikking en Achmea is in de gelegenheid gesteld om inhoudelijk te reageren. Van handelen in strijd met de goede procesorde is geen sprake. Het formele bezwaar van Achmea wordt verworpen. Uit het hiernavolgende blijkt dat het oorspronkelijke verzoek van [verzoeker] toewijsbaar is, zodat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beslissing over de toewijsbaarheid van de nieuwe, subsidiaire verzoeken.

Ten aanzien van het rapport van Van der Leijgraaf

  • Vast staat dat Achmea de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend en dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval blijvend arbeidsongeschikt is geworden.

Partijen zijn het niet eens over de uitgangspunten voor de berekening van het door [verzoeker] geleden en te lijden verlies aan verdienvermogen (VAV). Meer specifiek verschillen partijen van mening over de vraag hoe de carrière van [verzoeker] zou zijn verlopen in de hypothetische situatie zonder ongeval en of [verzoeker] had kunnen doorgroeien naar de functie van assistent luchtverkeersleider.

  • Naar aanleiding van de eerdere deelgeschilprocedure en de daarin bereikte schikking, hebben partijen (in tweede instantie) de gezamenlijke deskundige Van der Leijgraaf ingeschakeld. Aan de uitkomsten van een dergelijk gezamenlijk deskundigenonderzoek zijn partijen in beginsel gebonden.

De rechtbank constateert dat partijen het rapport van de deskundige, ten aanzien van de vraag of de functie van assistent luchtverkeersleider als externe maatmanfunctie kan worden aangenomen, verschillend interpreteren, met name ten aanzien van de vraag of de deskundige als voorwaarde stelt dat [verzoeker] ook dient aan te tonen dat hij over de vereiste diploma’s beschikt en niet enkel over het vereiste opleidingsniveau, en daarnaast dat hij door de selectie zou zijn gekomen.

  • De rechtbank acht het rapport van de deskundige voldoende duidelijk op dit punt. Uit (de hiervoor weergegeven citaten uit) dit rapport volgt dat de deskundige wist dat voor de functie assistent verkeersleider een havo of mbo-4 diploma is vereist en ook dat [verzoeker] (nog) niet in het bezit was van een dergelijke diploma. Desondanks beantwoordt de deskundige vraag 5, waarin uitdrukkelijk wordt gevraagd naar de mogelijke maatman buiten de eigen werkgever, met ‘assistent luchtverkeersleider’. Dit antwoord is gegeven in de wetenschap dat [verzoeker] geen diploma had gehaald na het geheel volgen van zijn mbo opleiding (op niveau 4).

De zinsnede in het rapport ‘Dit alles onder de voorwaarde dat betrokkene het vereiste

(opleidings)niveau zou kunnen aantonen en door de selectie zou zijn gekomen’ is gelet op wat de deskundige verder nog heeft geschreven onder het kopje beschouwingen, niet anders te lezen dan dat de deskundige als voorwaarden stelt dat [verzoeker] enerzijds opleidingsniveau havo of mbo4 heeft of bereikt en anderzijds door de selectie zou zijn gekomen.

Het antwoord van de deskundige op een door de voormalig advocaat van [verzoeker] gestelde vraag naar aanleiding van het rapport, zoals hiervoor onder 2.7 weergegeven, maakt dit niet anders. De deskundige zag zich immers niet genoodzaakt zijn rapport aan te passen, waaronder zijn antwoord op vraag 5 naar de externe maatman.

  • De rechtbank is dan ook met [verzoeker] van oordeel dat uit het rapport van de deskundige volgt dat in de hypothetische situatie zonder ongeval van assistent luchtverkeersleider als externe maatman kan worden uitgegaan, indien is voldaan aan het opleidingsniveau havo dan wel mbo-4 en aannemelijk is dat [verzoeker] door de selectie zou zijn gekomen.
  • Nu het rapport van de deskundige op dit punt duidelijk is, hoeft aan de deskundige niet om een nadere toelichting te worden gevraagd of om antwoord op aanvullende vragen.

Voldaan aan de door de deskundige gestelde voorwaarden?

  • Vervolgens is in geschil of [verzoeker] voldoende heeft aangetoond dat hij over het juiste opleidingsniveau beschikte (of zou gaan beschikken) om de functie van assistent luchtverkeersleider te kunnen (gaan) uitoefenen en of hij door de selectieprocedure zou zijn gekomen.

De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] dit voldoende heeft aangetoond en overweegt daartoe als volgt.

  • Uit het rapport van de deskundige zelf, in combinatie met het feit dat [verzoeker] een volledige mbo-4 opleiding heeft doorlopen plus daarna nog relevante werkervaring heeft opgedaan en certificaten heeft behaald, volgt al afdoende dat [verzoeker] ten tijde van het ongeval beschikte over een opleidingsniveau dat gelijk kan worden gesteld aan havo / mbo-4 niveau. Bovendien heeft [verzoeker] onbetwist gesteld dat hij slechts één onvoldoende (een 5.4) teveel had om het diploma van zijn mbo-4 opleiding te behalen. De deskundige gaat er in zijn rapport eigenlijk zelf ook al vanuit dat [verzoeker] opleidingsniveau 4 bezit, nu hij in zijn rapport schrijft dat het behaalde opleidingsniveau 4 naar zijn verwachting niet binnen enkele jaren naar opleidingsniveau 6 zou zijn getild. Dat Verhoeven een andere mening is toegedaan, legt onvoldoende gewicht in te schaal, temeer nu de bevindingen van de gezamenlijk ingeschakelde deskundige voor partijen in beginsel leidend zijn.

Het rapport van Vigro en de opmerkingen van Achmea daarbij kunnen bij deze stand van zaken verder buiten beschouwing blijven.

  • Uit het rapport van de deskundige kan worden afgeleid verder dat het vanuit de functie die [verzoeker] voor het ongeval had wel mogelijk was om door te groeien naar de functie van assistent luchtverkeersleider, en dat een vroegere collega dit pad thans ook volgt. Hiermee heeft [verzoeker] voldoende aangetoond dat er een mogelijkheid was om vanuit zijn functie door te groeien naar de functie van assistent luchtverkeersleider en daarmee ook dat het door de selectie komen tot de mogelijkheden behoorde. Dat is wat de rechtbank betreft voldoende. Daarbij heeft te gelden dat over het vaststellen van een hypothetische situatie die zich zonder ongeval zou hebben voorgedaan geen zekerheid kan worden gegeven en dat er volgens vaste rechtspraak aan de bewijslast van een benadeelde bij het begroten van de schade geen strenge eisen mogen worden gesteld. Het is de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen over wat in die hypothetische situatie zou zijn gebeurd.

Slotsom ten aanzien van de verzochte verklaring voor recht

  • Het voorgaande betekent dat het verzoek zoals vermeld onder 3.1 sub I eerste deel toewijsbaar is.

De kosten van de arbeidsdeskundige Hagoort

  • [verzoeker] verzoekt daarnaast vergoeding van de door hem gemaakte kosten van € 2.935,62 in verband met de inschakeling van Hagoort.
  • Achmea meent dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen nu [verzoeker] Hagoort onnodig heeft ingeschakeld. Partijen hadden al op gezamenlijke basis Van der Leijgraaf ingeschakeld en Verhoeven was vervolgens enkel benaderd omdat Achmea geen inzage had in de beoordelings/functioneringsverslagen. Subsidiair meent Achmea dat deze kosten dienen te worden gematigd tot €1.000 nu het rapport van Hagoort, ten opzichte van het rapport van de deskundige, onnodig uitgebreid is en Hagoort had kunnen volstaan met een beperktere reactie op het rapport van de deskundige Van der Leijgraaf.
  • De rechtbank stelt voorop dat kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in beginsel ook door de aansprakelijke schadeveroorzakende partij dienen te worden vergoed. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd; het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dienen eveneens redelijk te zijn.
  • Nu Achmea zich niet heeft neergelegd bij de uitkomst van het onderzoek van de gezamenlijke deskundige, acht de rechtbank het redelijk dat [verzoeker] nadere kosten ter vaststelling van zijn schade heeft gemaakt. De overgelegde factuur van Hagoort, met de daarin opgegeven toelichting/urenvermelding, wordt niet (inhoudelijk) door Achmea betwist. Aan het verweer van Achmea dat het rapport van Hagoort onnodig uitgebreid is, gaat de rechtbank voorbij. Gesteld noch gebleken is welke pagina’s uit dat rapport overbodig zijn.

De rechtbank acht daarmee het verzochte ten aanzien van de kosten van Hagoort toewijsbaar.

De kosten van het deelgeschil

  • [verzoeker] verzoekt verder begroting van de kosten van het deelgeschil alsmede de veroordeling van Achmea tot vergoeding van deze kosten. Volgens [verzoeker] zijn er in totaal

15,4 uur aan het deelgeschil besteed, waaronder 6,4 uur voor het opstellen van het verzoekschrift, 0,7 uur aan reistijd, zijnde de helft van de werkelijke reistijd, en 1,5 uur voor de mondelinge behandeling inclusief voorbespreking, tegen een gehanteerd uurtarief van

€ 265 exclusief btw. Daarnaast heeft [verzoeker] € 314 aan griffierecht betaald. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] een urenspecificatie overgelegd.

  • Achmea heeft tegen de kostenbegroting geen bezwaar gemaakt.
  • Op grond van artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, waarbij alle kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking dienen te worden genomen. Ook deze kosten dienen te voldoen aan de hiervoor al genoemde dubbele redelijkheidstoets. Aan deze toets is voldaan. De rechtbank zal de kosten begroten op een bedrag van € 4.081 exclusief btw, te vermeerderen met btw en het door [verzoeker] betaalde griffierecht (€ 314) zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 5.252,01 inclusief btw.
  • De beslissing

De rechtbank

  • verklaart voor recht dat het verdienvermogen van [verzoeker] in de hypothetische situatie zonder ongeval gelijk kan worden gesteld aan dat van een assistent luchtverkeersleider;
  • veroordeelt Achmea tot betaling aan [verzoeker] van de kosten van de arbeidsdeskundige van €

2.935,62;

  • begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op een bedrag van € 5.252,01 inclusief btw en veroordeelt Achmea tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker] ; 4. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

5.5. wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Bockwinkel, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2023.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey